De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 3 juli pagina 1

3 juli 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K'. 1410 DE AMSTERDAMMER . 1904 WEEKBLAD NEDE AND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heereneracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1181 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, f r. p post f 1.65 Voor Indiëper jaar » mail 10. Afxonderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar U.121/» Ht blad u Ttrkrygbur Kioik 10 Boulevard des Capuciues tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 3 Juli. Advertenlié'n van l?5 regels / 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland «orden uitsluit* nd aangenomen door de filmt RUDOI.F .WOSsE te Keulen en door alle filialen (lezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. I K H O V D VAN YEBRE EN VAN NABIJ: Het einde van den stiVJd Onbeschermde kinderen boven de 14 jaar. Kiesdwang, I, door mr S J. Visser. Een «auval ve> fldeld door P. B leven nit utrecht, door Jan van 't Sticht. KUNST EN LETTEBEN:'Muziekfeest Topnknnst" Utrecht_ door Ant. Aveikamp Tentoonstelling van Duitsche, Italiaansche en Fransche ornamentprenten in het B\jks Prentenkabinet te Amsterdam, door N. Beets Jr. Een Wouwerman, door J. W.N. Van der Weele (by Peyer, den Haag), door Plasschaert. Groote Meesters, door Ed. T hor Prikker, beoord. door J. Tersteeg. In't Wonderland, door Bern t Lie, beoord. door J. ten Cate. De huilende Derwischen, door dr N. J. Singels.?FEUILLETON: Dézwaite sokken, I. VOOB DAMES: Een onecht kind, door Vrouwke Twaalfjarige knappertjes, door P. J. van UilJriks Allerlei, door Caprice. Ingezonden. Edelsmeedkunst, I door Pastoor Kaag. Fen nieuwe Partfsche schrijfster UIT DE NATUUR : door E. Heimans. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO NIEK door D. Stigter. Het kazerneleven door Soldenier. INGEZONDEN. - DAMRÜBRIEK SCHAAKSPEL - PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVEBTENTIEN. Het einde van den strijd. Hoe de politiek iets onbeteekenends tot een zaak van gewicht kan maken! "Wie dacht er vroeger aan de verkiezing voor het lidmaatschap van de Pro v. Staten Tan Noord-Holland, ala een gebeurtenis, die eenige belangstelling verdiende, op te vatten? Zeker, 'de kandidaten werden welstaanshalve gekeurd" en, van de noodige testimonia voorzien, den volke yoorgesteld; maar ieder wist wel, dat het er heelemaal niets, op aan kwam, of zij inderdaad dat aantal voortreffelijke eigen schappen, die hun werden toegeschre ven, bezaten; de verkiezing was in het wezen der zaak niet veel anders dan het uitreiken van een bewijs van goed ge drag", waarmee het een of ander clubje of familiekringetje een vriendje of bloed verwant het leven meende te moeten veraangenamen. Maar daar is de politiek gekomen, en heel het aanzien van dit verkiezings getijde werd veranderd. Wie spreekt er nog, gelijk wij vroeger ons wel veroor loofden, van een bewijs van goed gedrag? Daar komt zoowaar de nog maar vóór korten tijd uit de gevangenis ontslagen v. d. Groes met 2258 van de 5117 stemmen uit de bus, en een zoo fatsoenlijk, braaf, in elk opzicht onberispelijk man, als Kalff, aftredend lid, haalt ternauwernood 200 stemmen meer dan die losgelaten boef was het niet een soort van landver rader?! ? en ziet zich van zijn zetel gestooten, door een man als Tak, voor wiens oppassendheid wij al evenmin zou den durven instaan. Het is dit politiek karakter van de Statenverkiezingen, hetwelk in de laatste jaren alom in den lande tot sterker uit drukking is gekomen, dat door sommigen wordt betreurd. Dientengevolge, heet het dan, kunnen de eischen van bekwaamheid voor het provinciaal bestuur bij de candidaatstelling niet genoeg worden in 't oog gehouden. Naar onze meening een denkbeeldig bezwaar. Wij betwijfelen het, of het in eenige provincie mogelijk zou zijn van 45 tot 82 Statenleden te verkiezen, die te samen niet in staat zouden zijn met de noodige mate van kennis het provinciaal belang te behartigen. Daarvoor is de werkzaamheid, die van hen gevorderd wordt, veel te eenvoudig. Politiseer er bij die verkiezingen gerust op los, zouden wij zeggen; aan de provincie bederft gij daarmee niets! Toch behoort o. i. aan het tweeslachtig karakter van de Prov. Staten-verkiezingen een eind te komen. Een onlogischer manier om een Eerste Kamer samen te stellen, dan onze prov. Staten daartoe als een kies college te doen fungeeren, is moeilijk denkbaar. Zal men een instelling als de Eerste Kamer kunnen verdedigen, dan moet "in haar het een of ander element tot recht gebracht worden, wat bij de samenstelling van de Tweede Kamer zich niet heeft kunnan doen gelden, of te zeer verwaarloosd is. Thans is het eenig onder scheid tusschen de verkiezing voor Tweede en Eerste Kamer, dat deze getrapt" is en gene rechtstreeks, terwijl de districtsindeeling en de verkiesbaarheid ver schillen. Daar het kiezerseorps voor de Prov. Staten en voor de Tweede Kamer geheel gelijk is, en de politieke richting tegenwoordig de gansche verkiezing beheerscht, zouden dus, waren ook de zittingsperioden voor beide kamers gelijk, de Eerste en de Tweede Kamer dezelfde politieke physionomie vertoonen alleen de Eerste Kamer met een iets deftiger tronie dan haar zuster, de Tweede. Waartoe onder ons flegmatisch volk, toch reeds zoo uiterst langzaam van bewe ging, een Eerste Kamer dient, is ons nooit recht duidelijk kunnen worden; en nog minder, waarom juist de deftigheid tot het uitoefenen van controle zal moeten worden geroepen. Wij zouden, indien men zulk een controle onmisbaar acht, de voor keur geven aan de frischheid, den levensen de arbeidslust en -kracht. Maar wat wij zeker niet begrijpen is, welk nut er in kan steken dezelfde kiezers die uit sluitend op politieke richting letten, twee colleges te doen samenstellen, die, zal alles gaan zooals het behoort, precies gelijk van politieke richting zijn. Stel dat men?-indien controle gewenscht wordt naast of boven een Tweede Kamer, samengesteld naar beperkt kies recht, een Eerste Kamer plaatst, naar algemeen kiesrecht gekozen zoodat men kan zeggen, dat die Eerste, het vertegen woordigend lichaam der geheele natie, op de Tweede, die slechts een deel der natie representeert, toezicht houdt ??daar zou eenige zin in zijn. Of neem aan, dat een Tweede Kamer uit algemeen stemrecht gesproten, onder controle van een Eerste Kamer wordt gesteld, welke een vertegenwoordiging van een reeks bepaalde belangen, stan den enz., kan zijn wij bevelen het niet aan, maar we zouden toch kunnen toegeven, daar zit een denkbeeld in, een bedoelen bij voor. Edoch, dezelfde kiezers, eerst direct en dan nog eens indirect, hun vertegenwoordigers voor Tweede en Eerste Kamer, te doen afvaardigen het schijnt ons wat zot. Leeft de Regeering echter onder zulk een stelsel van vertegenwoordiging, en dan bovendien onder de gevolgen van het districtenstelsel *voor Prov.-Staten en van den duur der zittingsperiode voor de Eerste Kamer, beide afwijkende van die voor de Tweede Kamer, zoodat de meerderheid van deze in politieke richting tegenover gene staat, dan kan de eenige weg tot zuivering van den toestand slechts ontbinding dier Eerste Kamer zijn. Een principieele Regeering, die zich voorstelt een Christelijke" politiek tegenover de paganistische" door te voeren, mocht, meenen wij, haar taak niet aanvaarden, met de Eerste Kamer in heidensche" handen te laten, nu de Christenen", naar zij zelf verklaarde, haar tot handelen ge roepen had! Deze ontbinding uitgesteld te hebben, uit licht te bevroeden taktische overwegin gen, was een fout van het kabinet, dat reeds daardoor de wissel van het Chris tenvolk" op haar getrokken, niet ten volle honoreerde, en zich in een positie plaatste, die niet alleen van zwakheid getuigde, maar haar in haar vrijheid van beweging belemmerde, en haar van kloek optreden weerhouden moest. Nu hebben deze verkiezingen het Ka binet meer lucht gegeven; de overeen stemming in politieke richting, wat eerste eisch is, waar men twee vertegenwoor digende lichamen heeft, uit gelijk kiesrecht geboren, is nog meer verzekerd. En daar behooren niet alleen de kerkelijken, maar alle partijen dankbaar voor te zijn. Want al mogen de liberalen het een voordeel hebben geacht, indien, door behoud van de liberale meerderheid in de Eerste Kamer, Kuyper een weinig in zijn willen en werken ware geknot, het valt niet te loochenen, dat het rogeeren met een kerkelijke Tweede en een anti-kerkelijke Eerste Kamer, of omgekeerd, met een anti-kerkelijke Tweede en oen kerkelijke Eerste Kamer, geheel in strijd verkeert met ons constitutioneel staatsleven, dat maar n kiezerscorps kent. Doch waar wij hier van dankbaarheid spreken, mogen wij niet verzwijgen, dat o. i. deze zuivering gevaarlijker voor Kuyper c. s. dan voor zijn tegenstanders zal zijn, zoodat hij alle reden heeft zijn erkentelijkheid met vreeze en beving uit te spreken. Van nu af ligt de weg eerst toed voor hem open, het hek is van den am. Wie zal hem intoomen, als hij bij zijn groote karakterzwakheden den lust voelt opkomen zijn kracht te richten op minder edel doel ? Ons op het standpunt der kerkelijken plaatsende, vragen wij: waar vindt de coalitie na een strijd, onder zulke onware leuzen en met zulk een uitslag voor den premier gevoerd, tegen dezen leider tegen weer? Onbeschermde kinderen boven de 14 jaar. Mevrouw Gr. C. Stellingwerf-Jentink heeft in ons nummer van 29 Mei, een uitvoerig verslag gegeven van de wijze waarop een 15-jarige knaap, die ontt-lag bij de Marine had gekregen, naar huis werd gezonden; dat is, ongewasschen van 't kolen dragen zoo zwart als een moor" zonder geld, zonder aanbeveling, als een misdadiger van 't eene_politiebureau naar het andere enz. Blijkbaar heeft de gedocumenteerde beschrijving indruk op den Minister van Marine gemaakt. Het Anker althans doelt de volgende circulaire, uitgevaardigd aan ile scheepscommandanten, mee. Ik heb de eer UHEG. uit te noodigen om voortaan de volgende regelen te doen in acht neinen bij ontslag van lichtmatrozen en jon gens in opleiding. Wanneer iichtmatrozen en jongens van opleidingen tot ontslag worden voorgedragen, wordt door den commandant van het wachtschip aan hunne ouders of voogden hiervan mededeeling gedaan. Ia de machtiging tot ontslag aan boord ontvangen, waarbij dezerzijds zal worden gelet op een behoorlijke tusschenruimte tu-schen den datuia van ontvangst der beschikking en dien van ontslag, dan zal de commandant van het wachtsehip bedoelde ouders en voog den met den datum van het ontslag in kennis atellen en hun afvragen of zij den daaraan voorafgaanden dag voor afhaling van den jongen schepeling wenscben zorg te dragen. Verklaren deze zich daartoe niet bereid of niet bij machte, zoo behoort de schepeling, indien jonger dan 18 jaar, den dag voor het ontslag, onder geleide naar zjjne ouders te worden teruggebracht, als wanneer hij nog van het militair tarief gebruik zal kunnen maken. Zijn ontslagbrief wordt den onderofficier medegegeven en hem in zijne woonplaats uit gereikt. De reiskosten van den schepeling en c. q. van. zijn geleider-onderorlicier worden door het Kijk betaald, niet evenwel van de per sonen die hem afhalen. Is de tijdruimte te kort om den ouders of voogden vooraf mededeeling te doen van den datum van ontslag, dan zal op dezelfde wijze worden gehandeld". Eere den Minister, die zoo spoedig en krachtig gehandeld heeft; en niet min der eere de schrijfstc?, die voo: wie weet hoe vele ouders en knapen zich ver dienstelijk heeft gemaakt. Kiesdwang. I. Van kiesdwang kan men eigentlijk moeielijk spreken. Want iemand dwingen een keuze te doen, gaat niet. Wel natuurlijk kan men den als kiezer ingeschreven burger verplichten de uiter lijke handeling der verkiezing te ver richten. Zoodat meu beter doet te spreken van verplichte deelneming aan de ver kiezing, Belgiëkent naast de proportionneole vertegenwoordiging en het meervoudig kiesrecht nog een dorde bizonderhoid, die in de kiesstelsels van andere landen nagenoeg ontbreekt. Het is de z. g. vote obligatoire. Alle als kiezers ingeschreven burgers zijn ver plicht aan de verkiezing deel te nemen. We zullen achtereenvolgens een paar hoofdpunten nagaan. Vooreerst de rechtsgrond. Men heeft gevraagd : heeft de Staat wel het recht d ?» burgers de/en plicht op te leggen P De oud-minister Becniaert heeft dezen plicht alsvolgt gerechtvaardigd : Hot parlementair stelsel berust op den nationalen wil, uitgedrukt door hen die geroepen zijn dit recht uit te oefenen. Maar opdat de wot inderdaad de uit drukking /.ij van dien wil, opdat allen die hem uitdrukken zulks juist doen, is het noodig, dat hij duidelijk worde uit gesproken, en hij is niet duidelijk uit gesproken, indien de kiezers nalatig blijven om zich ter stembus te begeven. Niet alleen blijft dan de nationale wil onbekend, maar hetgeen erger is de talrijke onthoudingen kunnen zijne uitdrukking vervalschen en de meerder heid verplaatsen. (Annales parlementaires Nu kan men tegenover deze meening van Beernaert een andere plaatsen. Men kan ook de onverschilligheid in politieke aangelegenheden als een uiting van staat kundige overtuiging beschouwen. Maar er is toch verschil tusschen den afwe zigen en den blanco-kiezer. Iemand die gekomen in het kie^lokaal na ontvangst van het biljet geen keuze doet en zijn biljet oningevuld in de bus werpt mani festeert op zeer duidelijke zij het ook op negatieve wijze zijne overtuiging. Veronderstel op duizend kiezers blijven 250 afwezig; 35Üstemmen voor A; 400 voor B ; B. is gekozen. Toch is de ver kiezing niet de zuivere uitdrukking van den volkswil. Geheel anders is het volgende geval: op duizend kiezers zijn bij verplichte deelneming 50 afwezig wegens ziekte enz.; blijven dus 950. Van deze 950 stemmen 50 blanco, terwijl voor A 590 en voor B 400 stemmen worden afgegeven. Men zal dan moeten toegeven, dat in het tweede geval de volkswil zich, zij het ook nog steeds onvolkomen, toch op veel duidelijker wijze geopenbaard heeft dan in het eerste geval. Het weigeren een keuze te doen door den kiezer die op het stembureau aan wezig, draagt een veel positiever karakter draagt dan de afwezigheid. Men kan zeggen dat in alle landen waar geen kiesplicht bestaat, dus ook ten onzent, bij ieder algemeene verkiezing duizenden afwezig blijven. Er zijn hiervoor verschillende oorzaken. In de eerste plaats: Algemeene onver schilligheid. Menschen die slechts leven voor hetgeen hun kleinen kring betreft en die volkomen koud blijven voor hetgeen rondom hen geschiedt. Er is echter ook een onverschilligheid, die niet het uitvloeisel is van het karakter maar van de omstandigheden. B. v. een partij is in een bepaald district zoo sterk in de minderheid dat ook met de grootste krachtsinspanning toch geen zege behaald kan worden. Hier ontstaat na jarenlangen vergeefschen strijd een zeer begrijpelijke onver schilligheid. Ieder inenseh wil ten slotte eenige vrucht van zijnen arbeid zien en de volkomen zekerheid reeds vóóraf dat alles tevergeefs geschiedt, doet het poli tieke leven verflauwen. Wat men ook vaak terecht tegen de Evenr. Vertegenwoordiging moge'in brengen, hethier gesignaleerde nadeel is zeker een belangrijk pleit tegen het thans bestaande meerderheidstelsel. Men heeft de vote obligatoire genoemd een anti-democratischen maatregel. De kiezers die thuis blijven, zoo zeide men, zijn moest conservatief van huis uit want het is een opmerkelijk verschijnsel dat de vooruitstrevende groepen gewoon lijk meer ijver aan den dag leggen dan de conservatieve richtingen. Dit is slechts ten deele juist. Maar al ware het zoo, dan nog zoude het welbegrepen belang der demokrafcie niet gebaat zijn door deze kiezers te laten zwijgen in hunne onverschilligheid. Want deze zwijgende massa kan eenmaal spre ken. En daar ligt zoo al niet een gevaar, dan toch een niet gering beletsel voor de rustige ontwikkeling in demokratische ontwikkeling. Men heeft gezegd of het waar is weet ik niet dat bij de algemeene verkiezingen 19131 vele kiezers aan de candidaten der rechterzijde hun stem hebben gegeven juist omdat het ministerie Pierson te voortvarend was. Men zocht niet zoozeer een anti-liberale maar veel eer een anti-vooruitstrevende meerderheid. Hopen we dat het kabinetKuyper hen op dit punt desillusioneert. Welke ook de politieke kleur dezer thuis blijvers moge zijn, telkens kunnen zij, gesteld dat zij doorgaans tot de conser vatieve richting behooren, na een vier jarige periode van democratische ont wikkeling ten tooneele verschijnen om te getuigen: Wij zijn er nog. Met andere woorden: hoe vollediger het geheele kiczerseorps aan de verkiezin gen deelneemt hoe meer stabiliteit, hoe minder gevaar er bestaat voor het ruw afbreken van een eenmaal opgevatte zaak. Wat wij bij een uitspraak van het geheele kiezerskorps weten, weten we thans niet: n.l. hoe de overtuiging der irerkclijke meerderheid is. En voor tal van hervor mingen is een langere periode noodig dan een tijdvak van vier jaren. Eigenlijk is zulk een tijdvak bedroe vend kort, wanneer men bedenkt hoeveel tijd het voorbereiden van belangrijke wetsontwerpen vordert. Moreau noemt het bestaan van een obscure kiezersgroep een gevaar voor de staatkundige ontwikkeling des lands. Deze onthouders vormen een onbekend gezag, aldus zegt hij, waaromtrent de staatkunde, die in de eerste plaats een kunst van vooruitzien is,. geenerlei pro gnose kan | stellen. Deze massa kan plotseling te voorschijn treden, onder den invloed van een opwin ding welke deze ook zij, de meerderheid omverwerpen, de regeering verslaan, in n woord, werken als een onweder en een katastrophe, om terstond daarna weer te vervallen in onverschilligheid en wer keloosheid. Een goede en nationale regee ring moet behoed blijven voor dergelijke toevalligheden. Deze waarborg kan slechts komen door een regelmatige uitoefening van het kies recht door alle kiezers. De verplaatsing der meerderheid in dat geval, zal dan zijn voorzien, aange kondigd, voorbereid; de overgang van het gezag zal zich vreedzaam voltrekken ; er zal een geregelde evolutie plaatsheb ben, geen revolutie. ') (Slot volgt). Mr. S. J. VISSEF. l) Revue politique et parlementaire 1896, VII. p. 4 d. Een aanval verijdeld. (Naar aanleiding van het Congres der Maatschappij van Nijverheid"). Zonderlinge samenloop van ongewilde dingen! Zonderlinge contradictie! Dezelfde week, dat te Rotterdam de liberalen stamp volle vergaderingen hielden in het Nut", en daar door mr. Goeman Borgesius en prof. Van der Vlugt de nadruk er op werd gelegd, dat de sociale wetgeving het best is toever trouwd aan de liberale staatslieden en wetgevers, die den werkman willen steunen in zijn strijd om het bestaan, hield de Maatschappij van Nijverheid" in de Doelen" aldaar zijn 127ste jaarvergadering, wier agenda voornamelijk bedoelde te ver krijgen : een protest van de oud-liberale grootindustrieelen zelfs tegen het karig beetje sociale wetgeving, wat deze regeering van plan is in te voeren. Wie de verslagen van dit congres leest, heeft een gevoel, als hoorde hij de stemmen onzer industrieelen uit de 80er jaren, toen de ministers Modderman cnE uTour meerdere be scherming van den kinderarbeid voorstelden. Toen als nu: de groot-industrieelen, die de vrijheid" van den werkman in bescherming nemen tegenover den snooden wetgever, die hen belaagt en wil verbieden, die kinderen reeds op zoo jeugdigen leeftijd in de fabriek te zenden. Het eenige, wat ons er aan herinnerde, dat we hier te doen hebben met stemmen uit het heden, was, dat men sprak over het ontwerp-Arbeidswet van dr. Kuyper, en dat ontwerp is nog heel jong. Maar overigens klanken uit vroegeren tijd, die thans geen weerklank meer vinden, die geen symphatie en instemming meer wekken, die strak zelfss in de Tweede Kamer slechts zwakke, spaar zame vertolking zullen ondervinden ! Stem men van de rest der liberalistische grootindustrieelen, die innaam opkomen voor de vrijheid der werklieden, maar inderdaad voor hun eigen onbelemjnerde vrijheid", om der industrie de gelegenheid te verschaffen, naar welgevallen met de arbeiders en met vrouwen en kinderen te handelen! De zaak was goed overlegd. De Maat schappij van Nijverheid", het parlement onzer industrieelen, van wier ondernemingen de welvaart van een zoo groot deel onzes volks afhankelijk is, zou zich gemotiveerd en eenstemmig verzetten tegen de poging van dr. Kuyper om nog mér" de arbeiders en arbeidsters en hunne kinderen te be schermen" tegen overmatigen arbeidstijd en de schadelijke invloeden der industrie. Bij de opening begon het al. De rede, die de heer Van de Poll daarbij hield, was oen introductie van de voorstellen, die dot-r de Directeuren der Maatschappij, in zake de Arbeidswet, aan de vergadering waren voorgelegd; en eene aanbeveling tevens. De vrijheid mag niet benadeeld worden. En minister Kuyper heeft den gulden regel uit het oog verloren, dat de kracht van een volk ligt in zijn eigen onafhankelijkheid". Het systeem van wetgeven deugt niet, zei de heer V. d. Poll. Waarom niet r* Om het ongehoorde feit, dat het ontwerp zelfs den werkgever met hechtenis bedreigt, wanneer zijn arbeider langer werkt dan de wet toelaat.... enz. enz. Men kent het lied, reeds een eeuw oud, en ook het wijsjo verschilt niet veel! Later, bij de gezellige behandeling der agenda, na een geanimeerden boottocht, kreeg men de inleiding van den voorzitter in den vorm van voorstellen terug. De maat schappij aldus stelden hare directeuren voor zou zich met een adres richten tot de Staten-Generaal en daarin de groote gevaren, waarmee de industrie, en daarmee heel het vaderland, bedreigd wordt door de indiening van het ontwerp-Arbeidswet, aantoonen. Eerstens: die nachtarbeid. Wat stelt de minister voor? Wel het geringste wat van dozen minister verwacht mocht worden: verbod van nachtarbeid voor de bakkers gezellen, en dan eventueel verbod in die bedrijven, waar de arbeid schadelijk is voor de gezondheid. Tal van bedrijven waar ook ontzettend lang gewerkt wordt, en de lichamelijke toestand der arbeiders treurig is, blijven hun volledige vrijheid" nog be houden. Maar de nachtarbeid is door alle deskundigen, hygiënisten en geneesheeren verklaard als schadelijk; door de patroons zelf als onnoodig, door de werklieden als een vernietiging van hun gezinsleven. Toch meenden de Directeuren dat men waarlijk niet kan zeggen, dat er voor den wetgever aanleiding bestaat, hier in te grijpen". Vooral dat waarlijk" staat daar overtui gend, nietwaar ? Dat zal moeten slaan op eene uitvoerige motiveering, op bewijsma teriaal, tegenover het overvloedige wat de werklieden hebben aangevoerd, en waaraan de minister het een en ander ontleent Helaas die toelichting ontbreekt! Er staat allén vóór, als toelichting" dat er door zoovele persoaen in allerlei betrek king thans nachtarbeid wordt verricht, zon der dat eenig nadeel voor hunne~gezondheid daarvan gebleken is. Dat is alles! Welke die vele betrekkingen" zijn, en hoe men

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl