De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 3 juli pagina 2

3 juli 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE 11 "" ""? '" Lw-V-?.-?>?». ' !l"i AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.,1410 komt tot het verbazend aanmatigende oor?deel, dat daarvan geen nadeel is gebleken, dat jnogen we niet vernemen. Op déze toelichtiqg allén zou de alg. vergadering zulk een, tegen heel de moderne opvatting der -sociale politiek indruischende, beslissing moeten ^nemen. Zelfs wat het ontwerp Arbeidswet geeft aan kinderbescherming, is in n opzicht voor de Directeuren der Mij. nog te veel. Ze willen wel eenige meerdere bescherming voor de kinderen van 12, 13 en 14 jaren, maar daartegenover meenen ze, dat voor e kinderen van 15 en 16 jaren een werk dag van 11 uren kunnen bepaald blijven". Ik beveel den heeren aan eens te lezen wat de jongste verslagen onzer Arbeids inspectie mededeelen over den kinderarbeid in de koekfabrieken aan de Zaan (de heer Laan, een der Directeuren, woont daar immers in de buurt F) en over den arbeid der kinderen in de glasblazerijen! Indien dan den heeren zooals de voorzitter reeds bij de opening constateerde rhet ?hact o,p de rechte plaats zit", zullen «e misschien nog wel van hun standpunt .terugkomen. .En bovenal het systeem" van wetgeving. Zoolang de Arbeidswet bestaat, heeft de inspectie, met de controle belast, het als een leemte ondervonden, d«t slechts dan de werkgever strafbaar is, als bewezen is, dat hij den arbeid in verboden nren heeft doen" vervullen. De minister wil thans in die leemte voorzien, door in alle gevallen den werkgever aansprakelijk te stellen. Wat wil nu de Maatschappij ? Geen ander dan de arbeider zelf behoort voor de door hem begane overtreding aansprakelijk te ajjn !" Alsof niet de arbeider de overtreding begaat, omdat hem die arbeid wordt opgelqgd,uit vrees zijn arbeid te verliezen wegens .ongehoorzaamheid", de arbeid ook in ver boden uren verricht. Enfin de voorstellen van de Directeuren der Maatschappij, reactionair in merg en been, :hebben een debacle geledan. Een krachtige aanval vanden eminente n vertegenwoordiger der jongere richting, den heer mr. E. Fokker, -was voldoende, in het kamp der voorstellers en verdedigers verwarring te stichten, en hen naar aohter een zwak door den heer Van Rossuro verdedigde stelling te doen retireeren. Het was een debacle, ten minste voor de overgroote meerderheid der H.H. Directeuren". Er werd namelijk een motie .aangenomen van het Dep. Rotterdam, waarbij het Hoofdbestuur werd uitge. neodigd% zijn voorstellen maar liever .terug te nemen. Men zal er nu in dedepartementen nog wel eens over spreken, en als mon niet tot overeenstemming kan komen, zal men zich van adresseeren ont houden".. Dat laatste is het meest waarschijnlijk, en is, dunkt mij, ook het meest weaschelijk. Men zou in de kamer de taak van de liberalen, die toch een naam als sociale wetgevers" hebben op te houden, en die tegenover Kuyper tal van arbeiders-eischen mee te verdedigen zullen hebben, maar .onnoodig verzwaren. Daarom mag de vrijzinnige fractie in de ? Kamer, die bij bij de behandeling der Arbeidswet in de Kamer een dankbare taak .zal hebben, den heer Fokker dankbaar zyn, dat hij reactionaire \oovsttlleu van het Hoofdbestuur heeft omver gekegeld. Rotterdam. P. MTGB uit Door JAS VAN 'T STICHT. Dat oprichten van standbeelden voor den een of anderen naüonalen held uit vroeger eeuwen, is toch eigenlek een dwaze geschie denis. Als 't er alleen om te doen is om zoo iemand en daarmede ons zelven eer te bawijzen, dan zou dat veel goedkooper eu doeltreffender kunnen geschieden door het planten van een lindeboom, die gedoopt wordt naar den te huldigen persoon, of door diens naam aan een straat o' gracht of wandelpark te geven. Dit laatste gebruik is dau ook vrij algemeen en heeft het voordeel, dat d,e geheele natie, zoowel de bewoners van de groote steden als die van de kleinste dorpen, aan vroegere grootheid of edelmoedigheid her innerd wordt. In onze gemeente heeft men zich eeuwen lang van dat oprichten van standbeelden ont houden, vandaar de betrekkelijke schaarschte aan monumenten die hier heerscht. Behalve e»n monumentale pomp op de Neude die eigenlijk nog meer een advertentie schijnt te bedoelen van de ziukpletterslirma, die haar ten geschenke aanbood w a's hier dan ook vroeger weinig anders aan te wijzen dan de Domtoren, totdat men voor een aantal jaren, na het gereedkomen van het universiteits gebouw op liet Munsterkerkhof een ge schenk van gewest en stad aan de academie den boozen lust niet kon bedwingen zich ook aan een standbeeld te bezondigen. Graaf Jan van Nassau, de man van de Unie vau Utrecht, zou daar in bron-i verrijzen vóór het gebouw met den rug er naar toe waar die Unie in 1.579 gesloten werd.' Wijlen professor De Geer had, als lid van den ge meenteraad niet veel fiducie in da, stand beeld op die plaats, vlak bij den Domtoren. Het beeld -zou daar staan, betoogde hij steeds met voorliefde, als de or richting ter sprake kwam, als een maatstok om te meten hoe veel grooter die toren nog wel was dan Graaf Jan. Maai zijn verzet baatte niet. Tot de op richting werd besloten, het beeld kwam er en wij bewonderen nu al jarenlang, die forsche kriigshafte .gestalte; zijn« energieke gelaats nit iruK<king zoo'u echte Utrechtsche-l'nieuitdriiKking ; zijne onwankelbare beeaeu ??stei n voor dat een beeldhouwer een graaf van 12 voet ontwerpt op wankelbare beenen en we waren trotsch op zoo'n tieren .voorvader van ons vorstenhuis. En uu, lang vóórdat we uitgekeken en nitbewonderd xijn, hooren we opeens, dat die bronzen meneer, Jan van Nassau niet ia. iVleti moet zich indertijd vergist hebben met het portret dat aan den beeldcnsmid ter nabootsing is gegeven! Nu, heel erg vind ik het niet en de heeren hebben gi-lijk gehad, flat zij, toen zij tot de ontdekking hunner vergissing kwamen er maar geen woord over gesproken hebben. Maar het geval bewijst dat we onze groote dooden even goed door .een boonenstaak kunnen eercn, als dooreen welgeiykend kostbaar standbeeld, dat lateiWijkt naar het portret van een of' anderen wafelbakker op z'n Zondagsch te zijn ge boetseerd. Neen, standbeelden van groote mannen vrouwen zullen nog wel een poosje van die eerbewijzen uitgesloten blijven behooren opgericht te worden tijdens hun leven of heel kort daarna, zooals van Thorbeoke bij voorbeeld. Dan heeft het nageslacht ten minste een waarborg dat het niet den ver keerde met zijn vereering lastig valt. Zóó hebben er blijkbaar ook over gedacht de beide directeuren der Utrechtsche Hypo theekbank. Die hebben hun inderdaad fraai kantoorgebouw op de Drift tot voor weinig jaren een somber, vrij leelijk gebouw geheel in den ouden toestand hersteld,'7 wat op den voorgevel wordt uitgedrukt door de spreuk in integrum restitula," wat ter eere van die bank ook vrij zou kunnen ver taald worden met: het geld wat je ons toe vertrouwt wordt in ongeschonden staat ge restitueerd. En boven die spreuk prijken het is jamuier dat ze er niet onderstaan dan was het zooveel als een wissel en daar boven prijken, een weinig veroudhollandscht, de welgeslaagde af beeldingen-medaillonportretten der beide directeuren uit zandsteen gehouwen: de schalksche gelaatstrekken vun onzen altijd wélgehumeurden wethouder Mr. L. van Lier, nevens den meer ernstigen kop van zijn mededirecteur Mr. van Aseh vau Wijck. Ik tart het nageslacht om nu, over een eeuw of drie, vier te beweren dat de por tretten in den gevel van dit huis niet die zijn van de directeuren Van Lier en Van Asch van Wijck, zooals het ondankbare geslacht van den tegenwoordige» lijd het durft wagen met G-iaaf Jan van Nassau's beeld achter den Dom. Meitet " DW1. De Maatschappij tot bevordering der Toon kunst heeft in de afgeloopen week baar vijf en zeventigsten verjaardag gevierd. Volkomen terecht heeft de voorzitter, bij de opening der algemeene vergadering, er op gewezen dat vijf en zeventig jaar ook voor een Maatschappij een hooge leeftijd is on dat men zich wel mag afvragen niet alleen of de oude van dagen kras is gebleven, maar ook of zij haar leven goed heeft besteed. Vervolgens wees de voorzitter er op dat Toonkunst niet in de eerste plaats een concert- vereenigiiig is, maar dat zij zich steeds op bij/.ondere wijze heeft belast met de zorg voor liet uiu.iekonderwijs, dat zij er naar gestreefd heeft een belangrijke miiziek-blbliotheek samen te stel len en dat zij door het in stand houden van verschillende fondsen, finantieeleu steun kan verschaffen, waar dit haar noodig zal blijken. Ik zou bier nog kunnen bijvoegen dat zij in het leven heeft geroepen de Vereeniging voor Noord-Nederlands Muziekge schiedenis" en de Nederland-sche Koorvereeniging." In den regel gingen grootere of kleinere muziekfeesten gepaard aan dejaarlijkschealgemeene vergaderingen. Zeer vaak hebben die muziekfeesten een groote beteekenis gehad en wel omdat herhaaldelijk belangrijke nieuwe of weinig bekende werken daarop werden uit gevoerd, of wel omdat de wijxe van uitvoering een buitengewone was en wel in een tijd, toen bet muziekleven in ons vaderland nog niet op de hooge trap van ontwikkeling stond, als thans gelukkig het geval ia. Utrecht heeft herhaaldelijk de Uden en gasten van Toonkun-t ontvangen. Be Utrechtsche muziekfeesten hebben steeds een aroote beroemdheid gehad. Mannen als van Riems dijk, maar vooral Kichard Hol wisten steeds het muzikale peil dier feesten hoog te houden velen zullen dan ook met vreugde de dagen tegemoet gezien hebben, waarop de Afdeeling Utrecht het muzikale Nederland bij zich ten hoogtij noodde. Dat de man, die vroeger de groote aan trekkelijkheid uitmaakte der Utrechtsche feesten, dat Kichard Hol niet meer daar was, zal veleu met weemoed vervuld hebben. Toen dan ook de tweede avond geoptnd werd met HoI's concertstuk Krklarung", hebben de gedachten der meeste aanwezigen zich onge twijfeld eenige oogenblikken met den ont slapene bezig gehouden. lichter in Johan Wagenaar heeft de Utrecht sche afdeeling een dirigent gevonden, die zeker met veel talent de open gevallen plaats zal vervuilen. Reeds in zijn leiding van lliindel's Mes sias ' in de Buurkerk, kon men bespeuren dat Wagenaar met veel levendigheid den ouden meester van het oratorium voor de toehoorders w i 4 te herscheppen. De koren klonken mooi en waren vast van rhythmus: de tempi waren ilink en kernachtig en vol afwisseling en waar dit pas had waren ook zeer schoone dynamische.' muuieeeringeii aan gebracht. De vertolking van bet koorgedcelle was een zeer schoon succes voor Wagenaar. Toch heeft mij de uitvoering van de ..Mes sias" een teleuistellim; verschaft. Ik had levendig gehuopt ditmaal kennis te kunnen l maken met de bewerking van < 'hrvsander. Ju Duitschlaml worden thans meestal de oratoriëii van Handel in (Jhrysander's bewer king uitgevoerd. JJij ons te lande is zulks l nog slechts eenmaal, onlangs te Leeuwarden l geschied. N'u leest men wel in <le voorrede van het tekstboek dat er veel bezwaren ver bonden waren aan een dergelijke uitvoering en ook dat alle verandering nog geen ver betering is, maar ik meen toch dat men de j bezwaren uit den weg had moeten ruimen. Juist een muziekfeest, waar verschillende ; kunstenaars bijeenkomen, waar de muzikale j pers uit het gebeele land vertegenwoordigd is, kan men bij uitstek als de gelegenheid beschouwen om bedoelde bewerking te onder werpen aan het oordeel van bevoegden. Door Chrysander's bewerking zou de uitvoering van de Messias een buitengewone beteekenis gekregen hebben, thans onderscheidde zij zich in niets van de vele uitvoeringen die wij b. v. hier te Amsterdam van dit werk ge hoord hebben. Behalve het koor kweet zich ook het orehest op voortreffelijke wijze van zijn taak. Men weet het hoeveel moeilijkheden zangsolisten kunnen berokkenen aan een concertbestuur. Op liet oorspronkelijke lijstje vond men de namen Oldenboom, v. d. Harst, Tijsseii (later Urlus) en Messchaert. In waar heid waren het de solisten Anna Kappel, Harry van der Harst, Ludwig Hess en Hen drik van Oort, die de soli vervulden. Mejuffrouw Anna Kappel handhaafde ten volle haar roem als voortreffelijk zangeres. Met schoone stern en zuiveren stijl zong zij, zoowel hare aria's als de recitatieren. Mej. v. d. Harst kon mij niet geheel bevredigen. Door haar vlakke wijze van zingen in de lage en middentonen deed zij het gemis aan adel al te zeer gevoelen en adel mag men in een oratorium van Handel allerminst ontberen. De heer Ludwig Hess is een intelligent zanger met expressieve stem; doch juist daarmede wil hij te veel doen en dan ver valt hij in gemaiiiereerdheden die uit den stijl vallen. De heer Van Oort heeft een schoon, manlijk orgaan en zingt hoogst ra izikaal. Toch vrees ik dat zij u orgaan vroegtijdig zal verwoest worden, indien hij zich niet meer toelegt op het te juister plaatse dekken van de verschillende vocalen en indien hij den toon niet wat rustiger leert prodnceeren ; men herinnere zich zijn schouderschokkende bewegingen. De heer Oosterbaari had de door den heer Wagenaar bewerkte orgelpartij voor zijn rekening genomen en deze was dus in de beste handen. Slechts- was de heer Oosterbaan af en toe ietwat haastig met liet spelen der accoorden in enkele recitatieven. Over la Vita Nuova" van Wolf-Ferrari, kan ik na mijn uitvoerige bespreking van het werk in het vorige weekblad, thans kort zijn. Ik vond niij.n eersten indruk bij deze uitvoering geheel bevestigd. In de soli vooral bad de duitsche taal niet die melodieuse uitwerking als te Naarden de italiaansche. Mejuffrouw Mina Smits zong de Beatricepartij zeer mooi en de heer Zalsman was wederom een goede Dante, hoewel zooals ik zeide, liet italiaansch hem gunstiger ligt. De hoer Wagenaar nam enkele tempi elas tischer dan de lieer Sehoonderbeek, niet zoo doorgaans langzaam en dat kwam aan het werk ten goede. Het koor was ook hier zeer schoon van klank ; het zong met rnooie schakeeringen en het kuapenkoor was zoo beschaafd als men slechts zeiden een jongens koor hoort. Prof. Hugo Heermann speelde vóór de pauze Beethoven's Vioolconcert met dien ernst en waardigheid waarmede hij dit steeds doet. Toch kon hij mij niet de voordracht van Flesch en Eldering doen vergeten. Deze heeren leggen meer innigheid aan den dag. Ook heeft Trof. Heermann hier en daar wat al te heftig geaccentueerd. Volop heeft hij mij doen genieten van zijn Bach-solo's op het Zondag-concert. Dat was eenvoudig en veiheven mooi. Het Zondag-concert was voor den musicus wel het belangrijkste en wel o mdat daar een paar nieuwe werken van Nederlanders voor het eerst werden uitgevoerd. Jammer was het dat Lioba" van Dan. de Lange van het programma moest worden afgenomen, daar geen Nedêilandsche drama tische zangeres kon gevonden worden in staat de titelpartij naar 's componisten zin te vertolken. Thans bestonden de noviteiten uit Klainens Tod" voor soli en orehest van K. von Brurken Fock, orchestfragmenten uit liet geilramati Beerde sprookje das kaltc lier/;" van P. van Anrooy en voor de meeste aanwezigen zal Levenszomer" fantaisie voor orehest vau Joh. Wagenaar ook wel een noviteit geweest zijn. Klaus Laimun-1 heeft vermoedelijk aan Tennyson's Konings-idyllen de stof ontleend voor zijn Musikalisches Biïhiienspiel" waaruit Lancelots Abschied von Elaine, deren Tod und Leiehenfahrt", getoonzet door Emile von Brucken Fock thans ten gehoore gebracht werden. Men weet het uit Seleneia" dat Kmile von Brucken Koek zich de taal van Riehard Waguer geheel heeft eigen gemaakt. In de vinding der motieven kan men wel is waar iets persoonlijk» ontdekken, de bewerking dier motieven, het orchest-coloriet en de aanwending van harmonie en modulatie dtaau geheel op Wagnurschen bodem. En de com ponist behandelt dit alles met groot mees'erschap. L\TU moge het waar zijn dat het hoogste streven van een toondichter behoort gericht te zijn op oorspronkelijkheid, in dezen epigonentijd acht ik het zeer wel mogelijk dat de gewichtige eclectische arbeid van een hoogst begaafd man meer belang kan in boezemen, dan de weinig /.eggende uitingen van iemand die er naar streeft zich zei ven te zijn, die zich schuwt in Wagnerismen te vervallen, maar wiens taal toch met dat alles niet in staat is te iiiteresseeren. Van het begin tot het einde heeft v. Brucken Fock mijn aandacht in hooge mate gevangen ge houden en zeer hel) ik genoten van zijn verheven muziek, fn ieder geval heeft de componist gevoeld wat hij wrocht en dat gevoel op de voor In-m meest natuurlijke wijze geuit. J n hooge mate dus waarderende wat ons v. Brucken Koek heelt geschonken en alle eer bewijzende aan het stemmins;svolle zijner motieven heb ik twee bedenkingen tegen zijn werk. Ten eerste vind ik, in het lang zame tempo waarin de componist dirigent zijn werk liet spelen, de declamatie te ge rekt ; de woorden volgen elkaar te langzaam op en ten gevolge daarvan kunnen zij de aan dacht niet genoegzaam op zich gcvestiud houden. Men verkrijat den indruk dat zij dienen ter verklaring van de stemming van het orchest en dat zal toch wol niet door den componist bedoeld zijn. Mijn tweede bedenking is tegen het nu<pei, de ..Leichenfabrt." De motieven zijn zeer mooi gevonden, maar de kleur van het orehest is hier naar mijne meening ietwat te heroïsch gehouden. Zulke klare, statige klanken van het koper passen m.i. voortref felijk bij den gniftocht van een held; bij de Leicheni'ahrt" van FSaïne die litienzarte JVIaid von Aslalol" had ik mij de instrumen tatie doorzichtige!' ..dufiiger" gedacht. Mevrouw Viotta-Wilson zong de titelpartij geheel in tien stijl der groote Wagner-rollen; voortreü'elijk van dictie en met een edel pathos, maakte haar voordracht een impo neerend eii'eet. De heeren J loss en van Oort zongen de kleinere munnenrollen uitmuntend. De Fantaisie voor Orchest Levenszomer" van Wagenaar is een frisch gedacht muziek stuk, met liinke kernachtige motieven en een interessante bewerking. Ik kon mij na de uitvoering het vers van Jnlius Otto Bierbaum, <lat tot motief heeft gestrekt van 's componisten Fantaisie. nog eens herlezende best vereeuigen met de wijze waarop Wage naar den grondtoon van het gedicht heefs weergegeven. Van Anrooy's compositie is van geheel anderen aard. ,,D:is kalte llüi-z" is een Kerst sprookje, voor het tooneel bewerkt naar Wild. HaufFs Mahrchen." De muziek van Das kalte Herz" bevat weinig zang, doch in hoofdzaak tusschenspelen, illustreerende muziek, balletmuziek en melodrama, zoo leest men in de beschrijving van het tekstboek. Drie dezer oreheststiikken werden hier uit gevoerd en getuigden opnieuw van de natuur lijke wijze waarop Van Anrooy zijn talent gebruikt. Pittig vooral is het tweede stuk Pilzentanz" gwiaamd, opgevat. Daar spreekt de componist van de Pirt-Hein-Khapsadie tot ons; maar ook het eers-te en derde deel boeiden door hunne themü's- en voortreffe lijke orchestbewerking. Thans rest mij nog te spreken over de Zigeunerweisen" van Brahn», welke door de dames Anna Kappel en Harry v. d. Harst en de heeren Ludwig Hess en Hendrik van Oort gezongen weiden op een wij/.e, zoo mees terlijk, als men zelden zal hooren van solisten, die niet gewend zijn steeds samen te zingen, maar slechts door het toeval bij elkaar wer den gebracht. Technisch zoowel als spiritueel liet de uitvoering niets te wenschen over. .Zeer terecbt liet men den heer Oosterbstan, die de pianopartij uitstekend vervuld had. dcelen in de huidebetuigingen van het publiek. En toen besteeg Wagenaar voor het laatst het podium om met een magistrale uitvoering van het koraal Wach auf' uit Wagner's Meistersinger" het muziekfeest te besluiten. Een waardiger slot had men niet kunnen uitdenken. Dat was muziek dr« tot geestdrift stemde eu die ook met geestdrift werd uit gevoerd. Wagenaar heeft met de leiding van dit muziekfeest zich aanstonds gedocumenteerd als een voortreffelijk dirigent, die zeer zeker den ouden roem der Stichtsche hoofdstad met glans in eere zal houden. Vat men nu den algemeenen indruk te samen, door dit feest van Toonkunst te weeg gebracht, dan kan men volmondig verklaren dat er veel schouns te, genieten viel. Heeft men eclHer het voornemen gehad ditmaal het feest op bijzonder luisterrijke wipse te vieren, dan meen ik te moeten in bet midden brengen dat het zich iu niets heeft onder scheiden van de vroegere driedaagsohe mu ziekfeesten. Dat Hiindel's Messias'' niet in Chrysander's bewerking werd uitgevoerd en dat het tweede groote werk la Vita Nuova" juist acht dagen van te voren te Naarden zijn intocht deed in ons land en buitendien niet van verdra gende beteekenis bleek te zijn, mag hiervan wel als hoofdoorzaak beschouwd worden. De derde dag echter met compositiën- van Ne derlanders was in elk opziclit goed geslaagd. Daarmede en met de opvoering van Hol's Erklürung" heeft de Maatschappij tot be vordering der Toonkunst haar naam eer aan gedaan. Naar ik vermeen wacht ons van den algemeenen secretaris Dan. de Lange een over zicht van de werkzaamheden dezer mjichtige inrichting: op muzikaal gebied, gedurende de driekwart eeuw van haar bestaan. Ik wil hierbij den wensch uitspreken dat de schrijver aan dit overzicht enkele beschouwingen moge vastknoopon over den weg dien de Maat schappij /al hebben in to slaan, om de vol gende kwarteeuw ook aan hare roeping te beantwoorden. De in menig opzicht veran derde toestand van ons muziekleven, verge leken bij de jaren toen Toonkunst opper machtig was hier te lande, doet het, dunkt me, wenschelijk voorkomen dat Toonkunst niet aan het oude blijft vasthouden. Dan alleen zal <le bejaarde Maatschappij een eeuwige jeugd kunnen bewaren. ANT. AVKKKAMI'. <*MMimUimUl>l"J"Jllltl>lltlJnll)iJ>tMJMIItltJJlllllJlllJJ)UIMIUJ>UlllUIJMt ffl»iitpreiiteii in Het Ruis Prenteöinet te Austn. (M?S II. De Fmnsche ornament gravure is evenals de geheele, Fransche prentkunst, jongor dan de Italiartiisehe en Duitsche. Vau den vroeg.-sten ornamentgraveur, den Gothieker Noël ( iaruier, die trouwens veel i aan de Duitschors ontleende, is op deze ten toonstelling niets. De, tengevolge der Italiaansche veldtochten | van Karet VIII en Lodewijk XII, in de laatste jaren der l (ie eeuw instroomende renaissance-vormen dringen de gotliisciie spoedig op den achtergrond. En Frans! (151.5 1547j zooals vau hem voorspeld, was een renaissanee-vorst bij uitiieinendhei l, deed in zijn slot te Eontainebleau door de naar Frankrijk gelokte Italianen Primaticcio, Kosso e. a., den bijna overdadigen rijkdom der Italiaausche vormen zegevieren. De oudste prenten der Fransche renaissance, i hier tentoongeste.d, zijn de in 1550 voor het j eerst gedrukte, zoogenaamde kleine arabesken van Du C'erceau (N o. 1-tJS ](>',}). Het zijn j slechts cijpieën die fcibmaeher iu i~>(>4, omdat de origiueelcn zoo lastig meer te vinden j waren, ten behoeve van goudsmeden en kunstenaars maakte. , Maar als men No 151. met zijn Italiaansch model van Agostino Vonetiano, No. '21 ver; gelijkt, kan men toch de grootere gevoelig heid van den Fransehman waanleereii. Het zijn zeer speelsch geëiste grotesken, welke nauwelijks' bijeen worden gehouden doorlicht opgebouwde bogen, soms voorzien van han gende doeken en so:ns reeds van het latwerk dut later in de bereeaux van Le Notre zulk l een belangrijke rol zal spelen. Fijner dan dit werk van den arehitekt, zijn de wit op zwarte prentjes vau den goudsmid \ Etiemie Deiaulne, <lie ook mooie ontwerpen voor gebruiksvoorwerpen mankte. l Wal zwaar en druk, maar merkwaardig l om zijn rolversiering is het taielgerij van j Boyvin (1S4 .88). De servethoiiiler. in den vorm van een schip, in welks achtersteven men twee kleine servetten ziet steken, doet door zijn geheele oniamentatie sterk aan somi mige prenten van ('orneilie Bos denken. De lichte vormen der Fransche renaissance wijzigen en verzwaren zich, ook onder den invloed der Nederlanders, Rubens en zijn school, tot wat men den Lodewijk XHI-stijl pleegt ttó noemen, ^imon Vou^t, Francois Collignon en zijn leerling, de I(i40 JOöO in Parijs werkende Italiaan Stefauo della Bella geven van dien stijl hier goede voorbeelden ( j'.)4_ U)S, 2 L 5?l'-JO). De cartouche begint in deze ornameutatie een grootere plaats in te nemen dan tot nu toe, en ook guirlanden van natuurlijke bloei men en vruchten zijn typeerend. Mooi en ;racieus zijn nog de dooi- Doriguy gegra veerde paneelvullingen van Vouet uit zijn Livre de diverses grotesques peintes dans Ie oabinet et'bain de la Reine-régente au Palais Koyale (104?197). Licht en aan de Collaerts herinnerend, blijven de voorbeelden van goudsmidswerk, waarvan het prentje van Toutin (No. 193) met zijn afbeelding van een smeltoven onder het eigenlijke ornament, een aardig voorbeeld geeft. Tegen het midden der I7o eeuw begint de invloed van het Noorden te tanen. liichelieu, maakt in 1042 p'aats voor Mazarin ; en als in 1543, bij den dood vau Lodewijk XIII, Maria de Medici voogdes wordt over Lodewijk XIV, breekt het tijdvak aan van den stijl, welke het realisme der Nederlanders moest ver werpen en nogmaals zich schikken naar de strenge regelen der klassieken. Het is dan ook niet een persoonlijke uitval, maar wel degelijk een woord van den tijd, waarmee Lodewijk XIV de Ostade's enTenierseii wilde bannen. Otes-moi ces magots" De statig vloeiend Alexandrijnen van Corneüle's tragediün en de in groote, steeds ge lijke bewegingen zich voortgolveude acanthus van Le Parure (No. 24ü) pasten beter in den tijd van den koning, die alle leven van den. staat in zijn ne persoon moes-t vereenigen. Het colbertisrne vond op kunstgebied in de heerschappij vaa- Lebrun zijn tegenhanger. Toch is voor het strakke Classicisme nooit een lange tijd weggelegd. Het wilde leven breekt altijd weer aan alle kanten uit. De oorspronkelijk auiver classieke acauthu-s van Le Pantre neemt al spoedig vrijere vormen aan 1), en naast Le Pantre is het Beraiii die in het laatst der 17e eeuw zijn- stempel op den Lodewyk XIV-st\jl drukt. Bij dezen, die waarschijnlijk in tegenstelling met Le Pantre onder invloed uit het Noorden staat, moet de acanthus pkats maken voor die andere oude motieven, waarselujulijk aan het Oosten ontleend : de baodversiering en de iloreske 2). Zeer eigenaardig is de rand om de paneel vulling (No.25Üj waar als het ware een moreske gevormd wordt door een bandver siering met het acanthusblad als plantaar dig element. Een begin voor vrijere ontwikkeling der vormen is gegeven. De Chineesche mode, die in het laatst der regeering van Lodewijk XIV aan diens hof heerschte, en. waarschijn lijk ook de natuurvereering, die het gevolg was van de leeringen van Rousseau, zullen haar in den loop der 18e eeuw zeer ten goede k omen. Deftigheid maakt voor speelschheid plaats; die goede Pierrot is eindelijk weer eens van de partij (259). Bij Watteau en in de. eerste jaren van Lodewijk XV, (1715?1774) in den regencestijl, zijn de vormen wel veel luchtiger en vrijer, maar de geheele samenstelling van het ornament blijft, met enkele uitzonderin gen (2ö7j symmetrisch. Toch moet een voortgaan op den weg van vrijheid voeren tot de volkomen asymmetrie; de rococostijl was te verwachten. Het is jammer dat prenten van Meissonier hier ontbreken ; het eigenlijke rococo vinden wij slechts bij den Duitscher Nilson (No. 2(J9, '270) en den Italiaan Brunetli (2ü, 2ó7). Kenmerkend voor den tijd zijn ook de luchtig opgebouwde Chineesche fantasieën van Piilement, (201, '2C>2) die trouwens tot in de UJe eeuw werkte. Kn van deze grilligheid weer de tegenstel ling. Reeds in 174J-» deden de opgravingen in Pompejïde oudheid nogmaals herleven. Wmckehuan iu Duitschland, Gay lus in Frankrijk predikten haar. Kii nog bij liet leven van Lodewijk XV %tond tegenover de wufte gracieusheid van het rococo de starre soberheid van wat gewoonlijk de Lodewijk X V'I-stijl genoemd wordt (Ü74). Het zijn bijna de twee levensopvattingen: de Fransche revolutionairen riepen om de oude Romeiiusche republiek ;!). N. BKKTS J-r. 1) W. Janecke: Ueber die Entwickelung der Akanthusranke im französisclien Ro coco, dargestellt an Htielie französischer Meister in der zeit von 1050?1750. '2') Zie het eerste gedeelte. l!) Van Lodewijk XIV at', zijn d^ Fransche vormen overheerscheud in Europa. Wij heb ben het dan ook niet noodig geacht wat er aan werk van Duilschers en Italianen na dien tijd hier nog is,afzonderlijk te bespreken. WonweraaB. In tegenstelling met de vele kunstwerken van de besten onzer oude meesters, die we over de grenzen zagen gaan, is nu een be langrijk schilderij, althans voorloopig, in ons land teruggekeerd. De heer (ïoiidstikker, antiquair, Kalverstraat alhier, werd door aankoop op de auctie der verzameling van de baronesse v. Kirsch te Parijs, eigenaar van zeer goed werk van Philip Wouwerman en stelt dit gaarne aan belangstellenden ter bezichtiging. 't Is een voor de/.en meester kapitaal stuk, dat hem weer van een anderen kant doet kennen dan de vele stalen van zijn kunst, die liet Rijksmuseum bezit. Trekt op deze de smaakvolle, kundige paardenschilder het eerst de aandacht, dit groote doek verrast ons het meest door de meesterlijke behandeling van het landschap, terwijl paarden en figuren hier meer ondergeschikte stoll'age blijven. Het stelt voor het uittrekken van een jachtstoet. Op den voorgrond een poort, die toegang tot een park verleent; op den middengrond een lustslot en daarachter strekt zich een panorama uit, een glooiend terrein, dat een heuvelrij van de lucht afsluit. ! De voorgrond moge wat bont zijn, wat sterk in den bruine, het blauw der amazone [ op het sierlijk uitgedoste bonte paard wat hard de midden- en achtergrond vormen , met de mooi gebouwde lucht een landschap, dat voor de lieste uit dien tijd niet behoeft i onder te doen. Het is geheel gehouden in i dien zilverblanken toon van een helderen | dag, die de lichte, lijne nevelen nog niet ten j volle heeft opgeklaard en geeft prachtig de \ wijde ruimte weer. Iu dat overgroote deel j van 't schilderij vinden we niet die lletslieid i iu de kleur, die de school, waartoe met Wouverman, Wijnants, Lingelbach, Romeyn en Adr. v. d. Velde behooren, onderscheidt van bet briljantere coloriet hunner tijdgenooteji een flelsheid, die vooral in't werk van den laatste wel eens iets weeks krijgt en kiemen van verval in zich draagt. Het trof ons daarom, dat de kleuren hier zoo transparant en schitterend waren en en gaarne misten we het penetraiite i licht blauw, dat bij Wouverimui eu enkele der j genoemden soms zoo weinig saiuensieint met j de dof-koele tonen vau 't overige.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl