Historisch Archief 1877-1940
DE
11 "" ""? '" Lw-V-?.-?>?». ' !l"i
AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.,1410
komt tot het verbazend aanmatigende
oor?deel, dat daarvan geen nadeel is gebleken,
dat jnogen we niet vernemen. Op déze
toelichtiqg allén zou de alg. vergadering
zulk een, tegen heel de moderne opvatting
der -sociale politiek indruischende, beslissing
moeten ^nemen.
Zelfs wat het ontwerp Arbeidswet geeft
aan kinderbescherming, is in n opzicht
voor de Directeuren der Mij. nog te veel.
Ze willen wel eenige meerdere bescherming
voor de kinderen van 12, 13 en 14 jaren,
maar daartegenover meenen ze, dat voor
e kinderen van 15 en 16 jaren een werk
dag van 11 uren kunnen bepaald blijven".
Ik beveel den heeren aan eens te lezen
wat de jongste verslagen onzer Arbeids
inspectie mededeelen over den kinderarbeid
in de koekfabrieken aan de Zaan (de heer
Laan, een der Directeuren, woont daar
immers in de buurt F) en over den arbeid
der kinderen in de glasblazerijen! Indien
dan den heeren zooals de voorzitter
reeds bij de opening constateerde rhet
?hact o,p de rechte plaats zit", zullen
«e misschien nog wel van hun standpunt
.terugkomen.
.En bovenal het systeem" van wetgeving.
Zoolang de Arbeidswet bestaat, heeft de
inspectie, met de controle belast, het als
een leemte ondervonden, d«t slechts dan
de werkgever strafbaar is, als bewezen is,
dat hij den arbeid in verboden nren heeft
doen" vervullen. De minister wil thans in
die leemte voorzien, door in alle gevallen
den werkgever aansprakelijk te stellen.
Wat wil nu de Maatschappij ? Geen ander
dan de arbeider zelf behoort voor de door
hem begane overtreding aansprakelijk te
ajjn !" Alsof niet de arbeider de overtreding
begaat, omdat hem die arbeid wordt
opgelqgd,uit vrees zijn arbeid te verliezen wegens
.ongehoorzaamheid", de arbeid ook in ver
boden uren verricht.
Enfin de voorstellen van de Directeuren
der Maatschappij, reactionair in merg en been,
:hebben een debacle geledan. Een krachtige
aanval vanden eminente n vertegenwoordiger
der jongere richting, den heer mr. E. Fokker,
-was voldoende, in het kamp der voorstellers
en verdedigers verwarring te stichten, en hen
naar aohter een zwak door den heer Van
Rossuro verdedigde stelling te doen retireeren.
Het was een debacle, ten minste voor
de overgroote meerderheid der H.H.
Directeuren". Er werd namelijk een motie
.aangenomen van het Dep. Rotterdam,
waarbij het Hoofdbestuur werd
uitge. neodigd% zijn voorstellen maar liever
.terug te nemen. Men zal er nu in
dedepartementen nog wel eens over spreken,
en als mon niet tot overeenstemming kan
komen, zal men zich van adresseeren ont
houden"..
Dat laatste is het meest waarschijnlijk,
en is, dunkt mij, ook het meest weaschelijk.
Men zou in de kamer de taak van de
liberalen, die toch een naam als sociale
wetgevers" hebben op te houden, en die
tegenover Kuyper tal van arbeiders-eischen
mee te verdedigen zullen hebben, maar
.onnoodig verzwaren.
Daarom mag de vrijzinnige fractie in de
? Kamer, die bij bij de behandeling der
Arbeidswet in de Kamer een dankbare taak
.zal hebben, den heer Fokker dankbaar
zyn, dat hij reactionaire \oovsttlleu van het
Hoofdbestuur heeft omver gekegeld.
Rotterdam. P.
MTGB uit
Door JAS VAN 'T STICHT.
Dat oprichten van standbeelden voor den
een of anderen naüonalen held uit vroeger
eeuwen, is toch eigenlek een dwaze geschie
denis. Als 't er alleen om te doen is om zoo
iemand en daarmede ons zelven eer te
bawijzen, dan zou dat veel goedkooper eu
doeltreffender kunnen geschieden door het
planten van een lindeboom, die gedoopt wordt
naar den te huldigen persoon, of door diens
naam aan een straat o' gracht of wandelpark
te geven. Dit laatste gebruik is dau ook vrij
algemeen en heeft het voordeel, dat d,e geheele
natie, zoowel de bewoners van de groote
steden als die van de kleinste dorpen, aan
vroegere grootheid of edelmoedigheid her
innerd wordt.
In onze gemeente heeft men zich eeuwen
lang van dat oprichten van standbeelden ont
houden, vandaar de betrekkelijke schaarschte
aan monumenten die hier heerscht. Behalve
e»n monumentale pomp op de Neude die
eigenlijk nog meer een advertentie schijnt te
bedoelen van de ziukpletterslirma, die haar
ten geschenke aanbood w a's hier dan ook
vroeger weinig anders aan te wijzen dan de
Domtoren, totdat men voor een aantal jaren,
na het gereedkomen van het universiteits
gebouw op liet Munsterkerkhof een ge
schenk van gewest en stad aan de academie
den boozen lust niet kon bedwingen zich
ook aan een standbeeld te bezondigen.
Graaf Jan van Nassau, de man van de Unie
vau Utrecht, zou daar in bron-i verrijzen vóór
het gebouw met den rug er naar toe
waar die Unie in 1.579 gesloten werd.' Wijlen
professor De Geer had, als lid van den ge
meenteraad niet veel fiducie in da, stand
beeld op die plaats, vlak bij den Domtoren.
Het beeld -zou daar staan, betoogde hij steeds
met voorliefde, als de or richting ter sprake
kwam, als een maatstok om te meten hoe
veel grooter die toren nog wel was dan
Graaf Jan.
Maai zijn verzet baatte niet. Tot de op
richting werd besloten, het beeld kwam er
en wij bewonderen nu al jarenlang, die forsche
kriigshafte .gestalte; zijn« energieke gelaats
nit iruK<king zoo'u echte
Utrechtsche-l'nieuitdriiKking ; zijne onwankelbare beeaeu
??stei n voor dat een beeldhouwer een
graaf van 12 voet ontwerpt op wankelbare
beenen en we waren trotsch op zoo'n
tieren .voorvader van ons vorstenhuis.
En uu, lang vóórdat we uitgekeken en
nitbewonderd xijn, hooren we opeens, dat die
bronzen meneer, Jan van Nassau niet ia.
iVleti moet zich indertijd vergist hebben
met het portret dat aan den beeldcnsmid ter
nabootsing is gegeven! Nu, heel erg vind
ik het niet en de heeren hebben gi-lijk gehad,
flat zij, toen zij tot de ontdekking hunner
vergissing kwamen er maar geen woord over
gesproken hebben. Maar het geval bewijst
dat we onze groote dooden even goed door
.een boonenstaak kunnen eercn, als dooreen
welgeiykend kostbaar standbeeld, dat
lateiWijkt naar het portret van een of' anderen
wafelbakker op z'n Zondagsch te zijn ge
boetseerd.
Neen, standbeelden van groote mannen
vrouwen zullen nog wel een poosje van die
eerbewijzen uitgesloten blijven behooren
opgericht te worden tijdens hun leven of
heel kort daarna, zooals van Thorbeoke bij
voorbeeld. Dan heeft het nageslacht ten
minste een waarborg dat het niet den ver
keerde met zijn vereering lastig valt.
Zóó hebben er blijkbaar ook over gedacht
de beide directeuren der Utrechtsche Hypo
theekbank. Die hebben hun inderdaad fraai
kantoorgebouw op de Drift tot voor weinig
jaren een somber, vrij leelijk gebouw
geheel in den ouden toestand hersteld,'7
wat op den voorgevel wordt uitgedrukt door
de spreuk in integrum restitula," wat ter
eere van die bank ook vrij zou kunnen ver
taald worden met: het geld wat je ons toe
vertrouwt wordt in ongeschonden staat ge
restitueerd. En boven die spreuk prijken
het is jamuier dat ze er niet onderstaan dan
was het zooveel als een wissel en daar
boven prijken, een weinig veroudhollandscht,
de welgeslaagde af
beeldingen-medaillonportretten der beide directeuren uit zandsteen
gehouwen: de schalksche gelaatstrekken vun
onzen altijd wélgehumeurden wethouder Mr.
L. van Lier, nevens den meer ernstigen kop
van zijn mededirecteur Mr. van Aseh vau
Wijck.
Ik tart het nageslacht om nu, over een
eeuw of drie, vier te beweren dat de por
tretten in den gevel van dit huis niet die
zijn van de directeuren Van Lier en Van Asch
van Wijck, zooals het ondankbare geslacht
van den tegenwoordige» lijd het durft
wagen met G-iaaf Jan van Nassau's beeld
achter den Dom.
Meitet
" DW1.
De Maatschappij tot bevordering der Toon
kunst heeft in de afgeloopen week baar vijf
en zeventigsten verjaardag gevierd. Volkomen
terecht heeft de voorzitter, bij de opening der
algemeene vergadering, er op gewezen dat
vijf en zeventig jaar ook voor een Maatschappij
een hooge leeftijd is on dat men zich wel
mag afvragen niet alleen of de oude van
dagen kras is gebleven, maar ook of zij haar
leven goed heeft besteed. Vervolgens wees
de voorzitter er op dat Toonkunst niet in
de eerste plaats een concert- vereenigiiig is,
maar dat zij zich steeds op bij/.ondere wijze
heeft belast met de zorg voor liet
uiu.iekonderwijs, dat zij er naar gestreefd heeft een
belangrijke miiziek-blbliotheek samen te stel
len en dat zij door het in stand houden van
verschillende fondsen, finantieeleu steun kan
verschaffen, waar dit haar noodig zal
blijken. Ik zou bier nog kunnen bijvoegen
dat zij in het leven heeft geroepen de
Vereeniging voor Noord-Nederlands Muziekge
schiedenis" en de Nederland-sche
Koorvereeniging."
In den regel gingen grootere of kleinere
muziekfeesten gepaard aan
dejaarlijkschealgemeene vergaderingen. Zeer vaak hebben die
muziekfeesten een groote beteekenis gehad en
wel omdat herhaaldelijk belangrijke nieuwe of
weinig bekende werken daarop werden uit
gevoerd, of wel omdat de wijxe van uitvoering
een buitengewone was en wel in een tijd,
toen bet muziekleven in ons vaderland nog
niet op de hooge trap van ontwikkeling
stond, als thans gelukkig het geval ia.
Utrecht heeft herhaaldelijk de Uden en
gasten van Toonkun-t ontvangen. Be
Utrechtsche muziekfeesten hebben steeds een aroote
beroemdheid gehad. Mannen als van Riems
dijk, maar vooral Kichard Hol wisten steeds
het muzikale peil dier feesten hoog te houden
velen zullen dan ook met vreugde de
dagen tegemoet gezien hebben, waarop de
Afdeeling Utrecht het muzikale Nederland
bij zich ten hoogtij noodde.
Dat de man, die vroeger de groote aan
trekkelijkheid uitmaakte der Utrechtsche
feesten, dat Kichard Hol niet meer daar was,
zal veleu met weemoed vervuld hebben. Toen
dan ook de tweede avond geoptnd werd met
HoI's concertstuk Krklarung", hebben de
gedachten der meeste aanwezigen zich onge
twijfeld eenige oogenblikken met den ont
slapene bezig gehouden.
lichter in Johan Wagenaar heeft de Utrecht
sche afdeeling een dirigent gevonden, die
zeker met veel talent de open gevallen plaats
zal vervuilen.
Reeds in zijn leiding van lliindel's Mes
sias ' in de Buurkerk, kon men bespeuren
dat Wagenaar met veel levendigheid den
ouden meester van het oratorium voor de
toehoorders w i 4 te herscheppen. De koren
klonken mooi en waren vast van rhythmus:
de tempi waren ilink en kernachtig en vol
afwisseling en waar dit pas had waren ook
zeer schoone dynamische.' muuieeeringeii aan
gebracht. De vertolking van bet koorgedcelle
was een zeer schoon succes voor Wagenaar.
Toch heeft mij de uitvoering van de ..Mes
sias" een teleuistellim; verschaft. Ik had
levendig gehuopt ditmaal kennis te kunnen
l maken met de bewerking van < 'hrvsander.
Ju Duitschlaml worden thans meestal de
oratoriëii van Handel in (Jhrysander's bewer
king uitgevoerd. JJij ons te lande is zulks
l nog slechts eenmaal, onlangs te Leeuwarden
l geschied. N'u leest men wel in <le voorrede
van het tekstboek dat er veel bezwaren ver
bonden waren aan een dergelijke uitvoering
en ook dat alle verandering nog geen ver
betering is, maar ik meen toch dat men de
j bezwaren uit den weg had moeten ruimen.
Juist een muziekfeest, waar verschillende
; kunstenaars bijeenkomen, waar de muzikale
j pers uit het gebeele land vertegenwoordigd
is, kan men bij uitstek als de gelegenheid
beschouwen om bedoelde bewerking te onder
werpen aan het oordeel van bevoegden. Door
Chrysander's bewerking zou de uitvoering
van de Messias een buitengewone beteekenis
gekregen hebben, thans onderscheidde zij zich
in niets van de vele uitvoeringen die wij
b. v. hier te Amsterdam van dit werk ge
hoord hebben.
Behalve het koor kweet zich ook het
orehest op voortreffelijke wijze van zijn taak.
Men weet het hoeveel moeilijkheden
zangsolisten kunnen berokkenen aan een
concertbestuur. Op liet oorspronkelijke lijstje vond
men de namen Oldenboom, v. d. Harst,
Tijsseii (later Urlus) en Messchaert. In waar
heid waren het de solisten Anna Kappel,
Harry van der Harst, Ludwig Hess en Hen
drik van Oort, die de soli vervulden.
Mejuffrouw Anna Kappel handhaafde ten
volle haar roem als voortreffelijk zangeres.
Met schoone stern en zuiveren stijl zong zij,
zoowel hare aria's als de recitatieren. Mej.
v. d. Harst kon mij niet geheel bevredigen.
Door haar vlakke wijze van zingen in de
lage en middentonen deed zij het gemis
aan adel al te zeer gevoelen en adel mag
men in een oratorium van Handel allerminst
ontberen.
De heer Ludwig Hess is een intelligent
zanger met expressieve stem; doch juist
daarmede wil hij te veel doen en dan ver
valt hij in gemaiiiereerdheden die uit den
stijl vallen. De heer Van Oort heeft een
schoon, manlijk orgaan en zingt hoogst
ra izikaal. Toch vrees ik dat zij u orgaan
vroegtijdig zal verwoest worden, indien hij zich
niet meer toelegt op het te juister plaatse
dekken van de verschillende vocalen en
indien hij den toon niet wat rustiger leert
prodnceeren ; men herinnere zich zijn
schouderschokkende bewegingen.
De heer Oosterbaari had de door den heer
Wagenaar bewerkte orgelpartij voor zijn
rekening genomen en deze was dus in de
beste handen. Slechts- was de heer
Oosterbaan af en toe ietwat haastig met liet spelen
der accoorden in enkele recitatieven.
Over la Vita Nuova" van Wolf-Ferrari,
kan ik na mijn uitvoerige bespreking van
het werk in het vorige weekblad, thans kort
zijn. Ik vond niij.n eersten indruk bij deze
uitvoering geheel bevestigd. In de soli vooral
bad de duitsche taal niet die melodieuse
uitwerking als te Naarden de italiaansche.
Mejuffrouw Mina Smits zong de
Beatricepartij zeer mooi en de heer Zalsman was
wederom een goede Dante, hoewel zooals ik
zeide, liet italiaansch hem gunstiger ligt.
De hoer Wagenaar nam enkele tempi elas
tischer dan de lieer Sehoonderbeek, niet zoo
doorgaans langzaam en dat kwam aan het
werk ten goede. Het koor was ook hier
zeer schoon van klank ; het zong met rnooie
schakeeringen en het kuapenkoor was zoo
beschaafd als men slechts zeiden een jongens
koor hoort.
Prof. Hugo Heermann speelde vóór de
pauze Beethoven's Vioolconcert met dien
ernst en waardigheid waarmede hij dit steeds
doet. Toch kon hij mij niet de voordracht
van Flesch en Eldering doen vergeten. Deze
heeren leggen meer innigheid aan den dag.
Ook heeft Trof. Heermann hier en daar wat
al te heftig geaccentueerd. Volop heeft hij
mij doen genieten van zijn Bach-solo's op
het Zondag-concert. Dat was eenvoudig en
veiheven mooi.
Het Zondag-concert was voor den musicus
wel het belangrijkste en wel o mdat daar een
paar nieuwe werken van Nederlanders voor
het eerst werden uitgevoerd.
Jammer was het dat Lioba" van Dan.
de Lange van het programma moest worden
afgenomen, daar geen Nedêilandsche drama
tische zangeres kon gevonden worden in staat
de titelpartij naar 's componisten zin te
vertolken. Thans bestonden de noviteiten
uit Klainens Tod" voor soli en orehest van
K. von Brurken Fock, orchestfragmenten uit
liet geilramati Beerde sprookje das kaltc
lier/;" van P. van Anrooy en voor de meeste
aanwezigen zal Levenszomer" fantaisie voor
orehest vau Joh. Wagenaar ook wel een
noviteit geweest zijn.
Klaus Laimun-1 heeft vermoedelijk aan
Tennyson's Konings-idyllen de stof ontleend
voor zijn Musikalisches Biïhiienspiel" waaruit
Lancelots Abschied von Elaine, deren Tod
und Leiehenfahrt", getoonzet door Emile von
Brucken Fock thans ten gehoore gebracht
werden.
Men weet het uit Seleneia" dat Kmile
von Brucken Koek zich de taal van Riehard
Waguer geheel heeft eigen gemaakt. In de
vinding der motieven kan men wel is waar
iets persoonlijk» ontdekken, de bewerking
dier motieven, het orchest-coloriet en de
aanwending van harmonie en modulatie dtaau
geheel op Wagnurschen bodem. En de com
ponist behandelt dit alles met groot
mees'erschap. L\TU moge het waar zijn dat het hoogste
streven van een toondichter behoort gericht
te zijn op oorspronkelijkheid, in dezen
epigonentijd acht ik het zeer wel mogelijk dat
de gewichtige eclectische arbeid van een
hoogst begaafd man meer belang kan in
boezemen, dan de weinig /.eggende uitingen
van iemand die er naar streeft zich zei ven
te zijn, die zich schuwt in Wagnerismen te
vervallen, maar wiens taal toch met dat alles
niet in staat is te iiiteresseeren. Van het
begin tot het einde heeft v. Brucken Fock
mijn aandacht in hooge mate gevangen ge
houden en zeer hel) ik genoten van zijn
verheven muziek, fn ieder geval heeft de
componist gevoeld wat hij wrocht en dat
gevoel op de voor In-m meest natuurlijke
wijze geuit.
J n hooge mate dus waarderende wat ons
v. Brucken Koek heelt geschonken en alle
eer bewijzende aan het stemmins;svolle zijner
motieven heb ik twee bedenkingen tegen
zijn werk. Ten eerste vind ik, in het lang
zame tempo waarin de componist dirigent
zijn werk liet spelen, de declamatie te ge
rekt ; de woorden volgen elkaar te langzaam op
en ten gevolge daarvan kunnen zij de aan
dacht niet genoegzaam op zich gcvestiud
houden. Men verkrijat den indruk dat zij dienen
ter verklaring van de stemming van het orchest
en dat zal toch wol niet door den componist
bedoeld zijn. Mijn tweede bedenking is tegen
het nu<pei, de ..Leichenfabrt." De motieven
zijn zeer mooi gevonden, maar de kleur van
het orehest is hier naar mijne meening ietwat
te heroïsch gehouden. Zulke klare, statige
klanken van het koper passen m.i. voortref
felijk bij den gniftocht van een held; bij de
Leicheni'ahrt" van FSaïne die litienzarte
JVIaid von Aslalol" had ik mij de instrumen
tatie doorzichtige!' ..dufiiger" gedacht.
Mevrouw Viotta-Wilson zong de titelpartij
geheel in tien stijl der groote Wagner-rollen;
voortreü'elijk van dictie en met een edel
pathos, maakte haar voordracht een impo
neerend eii'eet.
De heeren J loss en van Oort zongen de
kleinere munnenrollen uitmuntend.
De Fantaisie voor Orchest Levenszomer"
van Wagenaar is een frisch gedacht muziek
stuk, met liinke kernachtige motieven en een
interessante bewerking. Ik kon mij na de
uitvoering het vers van Jnlius Otto
Bierbaum, <lat tot motief heeft gestrekt van
's componisten Fantaisie. nog eens herlezende
best vereeuigen met de wijze waarop Wage
naar den grondtoon van het gedicht heefs
weergegeven.
Van Anrooy's compositie is van geheel
anderen aard. ,,D:is kalte llüi-z" is een Kerst
sprookje, voor het tooneel bewerkt naar
Wild. HaufFs Mahrchen." De muziek van
Das kalte Herz" bevat weinig zang, doch
in hoofdzaak tusschenspelen, illustreerende
muziek, balletmuziek en melodrama, zoo leest
men in de beschrijving van het tekstboek.
Drie dezer oreheststiikken werden hier uit
gevoerd en getuigden opnieuw van de natuur
lijke wijze waarop Van Anrooy zijn talent
gebruikt. Pittig vooral is het tweede stuk
Pilzentanz" gwiaamd, opgevat. Daar spreekt
de componist van de Pirt-Hein-Khapsadie
tot ons; maar ook het eers-te en derde deel
boeiden door hunne themü's- en voortreffe
lijke orchestbewerking.
Thans rest mij nog te spreken over de
Zigeunerweisen" van Brahn», welke door
de dames Anna Kappel en Harry v. d. Harst
en de heeren Ludwig Hess en Hendrik van
Oort gezongen weiden op een wij/.e, zoo mees
terlijk, als men zelden zal hooren van solisten,
die niet gewend zijn steeds samen te zingen,
maar slechts door het toeval bij elkaar wer
den gebracht.
Technisch zoowel als spiritueel liet de
uitvoering niets te wenschen over. .Zeer
terecbt liet men den heer Oosterbstan, die de
pianopartij uitstekend vervuld had. dcelen
in de huidebetuigingen van het publiek.
En toen besteeg Wagenaar voor het laatst
het podium om met een magistrale uitvoering
van het koraal Wach auf' uit Wagner's
Meistersinger" het muziekfeest te besluiten.
Een waardiger slot had men niet kunnen
uitdenken. Dat was muziek dr« tot geestdrift
stemde eu die ook met geestdrift werd uit
gevoerd.
Wagenaar heeft met de leiding van dit
muziekfeest zich aanstonds gedocumenteerd
als een voortreffelijk dirigent, die zeer zeker
den ouden roem der Stichtsche hoofdstad
met glans in eere zal houden.
Vat men nu den algemeenen indruk te
samen, door dit feest van Toonkunst te weeg
gebracht, dan kan men volmondig verklaren
dat er veel schouns te, genieten viel. Heeft
men eclHer het voornemen gehad ditmaal
het feest op bijzonder luisterrijke wipse te
vieren, dan meen ik te moeten in bet midden
brengen dat het zich iu niets heeft onder
scheiden van de vroegere driedaagsohe mu
ziekfeesten.
Dat Hiindel's Messias'' niet in Chrysander's
bewerking werd uitgevoerd en dat het tweede
groote werk la Vita Nuova" juist acht dagen
van te voren te Naarden zijn intocht deed
in ons land en buitendien niet van verdra
gende beteekenis bleek te zijn, mag hiervan
wel als hoofdoorzaak beschouwd worden. De
derde dag echter met compositiën- van Ne
derlanders was in elk opziclit goed geslaagd.
Daarmede en met de opvoering van Hol's
Erklürung" heeft de Maatschappij tot be
vordering der Toonkunst haar naam eer aan
gedaan.
Naar ik vermeen wacht ons van den
algemeenen secretaris Dan. de Lange een over
zicht van de werkzaamheden dezer mjichtige
inrichting: op muzikaal gebied, gedurende de
driekwart eeuw van haar bestaan. Ik wil
hierbij den wensch uitspreken dat de schrijver
aan dit overzicht enkele beschouwingen moge
vastknoopon over den weg dien de Maat
schappij /al hebben in to slaan, om de vol
gende kwarteeuw ook aan hare roeping te
beantwoorden. De in menig opzicht veran
derde toestand van ons muziekleven, verge
leken bij de jaren toen Toonkunst opper
machtig was hier te lande, doet het, dunkt
me, wenschelijk voorkomen dat Toonkunst
niet aan het oude blijft vasthouden. Dan
alleen zal <le bejaarde Maatschappij een
eeuwige jeugd kunnen bewaren.
ANT. AVKKKAMI'.
<*MMimUimUl>l"J"Jllltl>lltlJnll)iJ>tMJMIItltJJlllllJlllJJ)UIMIUJ>UlllUIJMt
ffl»iitpreiiteii in Het Ruis Prenteöinet
te Austn. (M?S
II.
De Fmnsche ornament gravure is evenals
de geheele, Fransche prentkunst, jongor dan
de Italiartiisehe en Duitsche.
Vau den vroeg.-sten ornamentgraveur, den
Gothieker Noël ( iaruier, die trouwens veel
i aan de Duitschors ontleende, is op deze ten
toonstelling niets.
De, tengevolge der Italiaansche veldtochten
| van Karet VIII en Lodewijk XII, in de laatste
jaren der l (ie eeuw instroomende
renaissance-vormen dringen de gotliisciie spoedig
op den achtergrond. En Frans! (151.5 1547j
zooals vau hem voorspeld, was een
renaissanee-vorst bij uitiieinendhei l, deed in zijn
slot te Eontainebleau door de naar Frankrijk
gelokte Italianen Primaticcio, Kosso e. a., den
bijna overdadigen rijkdom der Italiaausche
vormen zegevieren.
De oudste prenten der Fransche renaissance,
i hier tentoongeste.d, zijn de in 1550 voor het
j eerst gedrukte, zoogenaamde kleine arabesken
van Du C'erceau (N o. 1-tJS ](>',}). Het zijn
j slechts cijpieën die fcibmaeher iu i~>(>4, omdat
de origiueelcn zoo lastig meer te vinden
j waren, ten behoeve van goudsmeden en
kunstenaars maakte.
, Maar als men No 151. met zijn Italiaansch
model van Agostino Vonetiano, No. '21
ver; gelijkt, kan men toch de grootere gevoelig
heid van den Fransehman waanleereii. Het
zijn zeer speelsch geëiste grotesken, welke
nauwelijks' bijeen worden gehouden doorlicht
opgebouwde bogen, soms voorzien van han
gende doeken en so:ns reeds van het latwerk
dut later in de bereeaux van Le Notre zulk
l een belangrijke rol zal spelen.
Fijner dan dit werk van den arehitekt, zijn
de wit op zwarte prentjes vau den goudsmid
\ Etiemie Deiaulne, <lie ook mooie ontwerpen
voor gebruiksvoorwerpen mankte.
l Wal zwaar en druk, maar merkwaardig
l om zijn rolversiering is het taielgerij van
j Boyvin (1S4 .88). De servethoiiiler. in den
vorm van een schip, in welks achtersteven
men twee kleine servetten ziet steken, doet
door zijn geheele oniamentatie sterk aan
somi mige prenten van ('orneilie Bos denken.
De lichte vormen der Fransche renaissance
wijzigen en verzwaren zich, ook onder den
invloed der Nederlanders, Rubens en zijn
school, tot wat men den Lodewijk XHI-stijl
pleegt ttó noemen, ^imon Vou^t, Francois
Collignon en zijn leerling, de I(i40 JOöO in
Parijs werkende Italiaan Stefauo della Bella
geven van dien stijl hier goede voorbeelden
( j'.)4_ U)S, 2 L 5?l'-JO).
De cartouche begint in deze ornameutatie
een grootere plaats in te nemen dan tot nu
toe, en ook guirlanden van natuurlijke
bloei men en vruchten zijn typeerend. Mooi en
;racieus zijn nog de dooi- Doriguy gegra
veerde paneelvullingen van Vouet uit zijn
Livre de diverses grotesques peintes dans Ie
oabinet et'bain de la Reine-régente au Palais
Koyale (104?197).
Licht en aan de Collaerts herinnerend,
blijven de voorbeelden van goudsmidswerk,
waarvan het prentje van Toutin (No. 193)
met zijn afbeelding van een smeltoven onder
het eigenlijke ornament, een aardig voorbeeld
geeft.
Tegen het midden der I7o eeuw begint de
invloed van het Noorden te tanen. liichelieu,
maakt in 1042 p'aats voor Mazarin ; en als in
1543, bij den dood vau Lodewijk XIII, Maria
de Medici voogdes wordt over Lodewijk XIV,
breekt het tijdvak aan van den stijl, welke
het realisme der Nederlanders moest ver
werpen en nogmaals zich schikken naar de
strenge regelen der klassieken. Het is dan
ook niet een persoonlijke uitval, maar wel
degelijk een woord van den tijd, waarmee
Lodewijk XIV de Ostade's enTenierseii wilde
bannen. Otes-moi ces magots"
De statig vloeiend Alexandrijnen van
Corneüle's tragediün en de in groote, steeds ge
lijke bewegingen zich voortgolveude acanthus
van Le Parure (No. 24ü) pasten beter in den
tijd van den koning, die alle leven van den.
staat in zijn ne persoon moes-t vereenigen.
Het colbertisrne vond op kunstgebied in de
heerschappij vaa- Lebrun zijn tegenhanger.
Toch is voor het strakke Classicisme nooit
een lange tijd weggelegd. Het wilde leven
breekt altijd weer aan alle kanten uit. De
oorspronkelijk auiver classieke acauthu-s van
Le Pantre neemt al spoedig vrijere vormen
aan 1), en naast Le Pantre is het Beraiii die
in het laatst der 17e eeuw zijn- stempel op
den Lodewyk XIV-st\jl drukt. Bij dezen, die
waarschijnlijk in tegenstelling met Le Pantre
onder invloed uit het Noorden staat, moet
de acanthus pkats maken voor die andere
oude motieven, waarselujulijk aan het Oosten
ontleend : de baodversiering en de iloreske 2).
Zeer eigenaardig is de rand om de paneel
vulling (No.25Üj waar als het ware een
moreske gevormd wordt door een bandver
siering met het acanthusblad als plantaar
dig element.
Een begin voor vrijere ontwikkeling der
vormen is gegeven. De Chineesche mode,
die in het laatst der regeering van Lodewijk
XIV aan diens hof heerschte, en. waarschijn
lijk ook de natuurvereering, die het gevolg
was van de leeringen van Rousseau, zullen
haar in den loop der 18e eeuw zeer ten goede
k omen.
Deftigheid maakt voor speelschheid plaats;
die goede Pierrot is eindelijk weer eens van
de partij (259).
Bij Watteau en in de. eerste jaren van
Lodewijk XV, (1715?1774) in den
regencestijl, zijn de vormen wel veel luchtiger en
vrijer, maar de geheele samenstelling van
het ornament blijft, met enkele uitzonderin
gen (2ö7j symmetrisch.
Toch moet een voortgaan op den weg van
vrijheid voeren tot de volkomen asymmetrie;
de rococostijl was te verwachten. Het is
jammer dat prenten van Meissonier hier
ontbreken ; het eigenlijke rococo vinden wij
slechts bij den Duitscher Nilson (No. 2(J9, '270)
en den Italiaan Brunetli (2ü, 2ó7).
Kenmerkend voor den tijd zijn ook de
luchtig opgebouwde Chineesche fantasieën
van Piilement, (201, '2C>2) die trouwens tot
in de UJe eeuw werkte.
Kn van deze grilligheid weer de tegenstel
ling. Reeds in 174J-» deden de opgravingen in
Pompejïde oudheid nogmaals herleven.
Wmckehuan iu Duitschland, Gay lus in
Frankrijk predikten haar. Kii nog bij liet leven
van Lodewijk XV %tond tegenover de wufte
gracieusheid van het rococo de starre
soberheid van wat gewoonlijk de Lodewijk
X V'I-stijl genoemd wordt (Ü74).
Het zijn bijna de twee levensopvattingen:
de Fransche revolutionairen riepen om de
oude Romeiiusche republiek ;!).
N. BKKTS J-r.
1) W. Janecke: Ueber die Entwickelung
der Akanthusranke im französisclien Ro
coco, dargestellt an Htielie französischer
Meister in der zeit von 1050?1750.
'2') Zie het eerste gedeelte.
l!) Van Lodewijk XIV at', zijn d^ Fransche
vormen overheerscheud in Europa. Wij heb
ben het dan ook niet noodig geacht wat er
aan werk van Duilschers en Italianen na
dien tijd hier nog is,afzonderlijk te bespreken.
WonweraaB.
In tegenstelling met de vele kunstwerken
van de besten onzer oude meesters, die we
over de grenzen zagen gaan, is nu een be
langrijk schilderij, althans voorloopig, in ons
land teruggekeerd. De heer (ïoiidstikker,
antiquair, Kalverstraat alhier, werd door
aankoop op de auctie der verzameling van de
baronesse v. Kirsch te Parijs, eigenaar van zeer
goed werk van Philip Wouwerman en stelt dit
gaarne aan belangstellenden ter bezichtiging.
't Is een voor de/.en meester kapitaal stuk,
dat hem weer van een anderen kant doet
kennen dan de vele stalen van zijn kunst, die
liet Rijksmuseum bezit. Trekt op deze de
smaakvolle, kundige paardenschilder het eerst
de aandacht, dit groote doek verrast ons het
meest door de meesterlijke behandeling van
het landschap, terwijl paarden en figuren hier
meer ondergeschikte stoll'age blijven.
Het stelt voor het uittrekken van een
jachtstoet. Op den voorgrond een poort, die
toegang tot een park verleent; op den
middengrond een lustslot en daarachter strekt zich
een panorama uit, een glooiend terrein, dat
een heuvelrij van de lucht afsluit.
! De voorgrond moge wat bont zijn, wat
sterk in den bruine, het blauw der amazone
[ op het sierlijk uitgedoste bonte paard wat
hard de midden- en achtergrond vormen
, met de mooi gebouwde lucht een landschap,
dat voor de lieste uit dien tijd niet behoeft
i onder te doen. Het is geheel gehouden in
i dien zilverblanken toon van een helderen
| dag, die de lichte, lijne nevelen nog niet ten
j volle heeft opgeklaard en geeft prachtig de
\ wijde ruimte weer. Iu dat overgroote deel
j van 't schilderij vinden we niet die lletslieid
i iu de kleur, die de school, waartoe met
Wouverman, Wijnants, Lingelbach, Romeyn
en Adr. v. d. Velde behooren, onderscheidt
van bet briljantere coloriet hunner
tijdgenooteji een flelsheid, die vooral in't werk
van den laatste wel eens iets weeks krijgt en
kiemen van verval in zich draagt.
Het trof ons daarom, dat de kleuren hier
zoo transparant en schitterend waren en
en gaarne misten we het penetraiite i licht
blauw, dat bij Wouverimui eu enkele der
j genoemden soms zoo weinig saiuensieint met
j de dof-koele tonen vau 't overige.