Historisch Archief 1877-1940
fto. 1410
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOR NEDERLAND.
Al zijn zijn paarden hier bijzaak, ze mogen
even goed bekeken worden hoe mooi van
actie en schildering is het bonte paard voor
aan, waarvan het wit zooals op bijna alle
schilderyen van Wouverman het hoogste licht
in 't schilderij is. De rechterhoek met de
groote boomen lijkt me het zwakste deel.
Moge dit belangrijke, uitmuntend gecon
serveerde doek, dat deel heeft uitgemaakt
van du verzamelingen Pahnerston en Brooks
een büjvende plaats in ous land vinden.
J. W. N.
Yaa fier Wecte (tig Peyer, oen Haag),
Het werk door van der W-eele is niet van
dien aard dat ieder schilderij een bespreking
noodig maakt. Het is w-erk met een
nlgemeenen gang, 'een soort algemeene ?eigen
schappen die voor velen het
Kcht-bcgrijpelijk maak*. Ik zal niet zeggen dat dit
een verdienste is. Ge wocht velen <Ser schil
ders een diepere ontwikkeling toeivenschen.
Er wordt altijd beweerd: Een schilder moet
schilderen. Inderdaad maar moet een
schilder niets zijn dan een penceel van
het palet naar het paneel heen on
weer, gaand en -een zeer siterlijk ziend oog. ? Het
is liet eigenaardige dat de heeren die dit
beweren weinig beduiding hebbon, meesten
tijds. En het pijnlijke voor degenen die dit
zeggen is dat oin een u te noemen Millet
zeer «del was belezen en wüs Th. Rousseau
niet hommede fines lectures?" Deze geesten
hadden misschien door hun eigen diepte
minder het .neodig dan "do anderen. Want
het dunkt mij altijd voor een niet al te groot
schilder wentwhelijk dat hij een beschaving
zich eigen mak e die heai zoo reëel mogelijk
is. Licht komt er daarven een ietwat in zijn
werk en het werk blijft daardoor levend.
Want wie zou durven-beweren er zijne-r
eigenlijk nog altijd "-onder de secundaire
schilders dat de verf alleen den eeuwigen
naam geeft? Dit is iets dat nae bij ook dit w-erk
treft: de psychische eust die n-iet benut «p
helder, gewonnen, inzicht, ma-.ir is in zich «en
ontkervnen van het belangrijk'e der ziels
bewegingen. Er is hier voel werk bij -dut
voor -den kunsthandel" is. Toch zijn de
N-os. 13, 80, 34 (met ruimte er in), 35 (in
een enkele koe iets als een oude Willem
Maris), 5t>, grijze koe liggend (de fijnste
sttldie hier), No. 55, No. 56, Geiten, eu Boeren
woning, 72 Schapen in den stal belangrijker
dingen dau ik hier te vinden dacht. Het
zijn studies niet zonder fijnheid, niet zonder
klenr, eenvoudig en oprecht. Ge zoudt .nog
No. y Landschap bij Eaassen, No. 17 (kleine
landloopster i, N o. 24 (uit huis in Limburg),
No. 27 (koeien iu den regen) daarbij kunnen
noemen; on zeggen dat dit werk, op zijn
best, is: eenvoudig, nooit diepzinnig, nooit
van de eerste orde, maar dan niet onaan
genaam; op zijn geringst is bet oppervlakkig
en zonder vasten bouw. En mij dunken
altijd sommige der etsen door Vau der
Weele 't belangrijkst uit zijn werk.
* PLASSCMIAERT.
iiiiiiiiiiiiiuiiiiMHHiimimiiiiitiMfc
'Groote Meesters, door En. Tuor.x PRIKKER.
Zalt-Bommel, H. J. van de Garde & Co., z. j.
.?Hitter symbool van paras Meeren l e
on.vi'uülitbiiarhei l." (Blz. ISO).
Indertijd besprak ik hier de
onbelangrikfoeid, déslordigheid, het onnutte van oen
boek als Prikker's Kunstmcnscken. Zijn Groote,
Ifeextert is niet minder onnut, slordig,
onfoelaiigrik. Bovendien vervelend. Ten slotte
fainderïik door machteloze venijnigheid.
Wat dit laatste betreft: Groot?. Hfeesterf
geeft, evenals KunttmenscJien, de indruk dat
de schrijver een haat te koelen, wat af te
rekenen heeft. Is dit zo, laat hij ons die
hnat -doen horen als een gierende storm,
doeaa zien als een laaiende brand; toornen
moge hij in daverende woordklank-en, keilen
met donderhamers van taal. Maar niets
daarvan. Een benepen, hulpeloos, mismaakt
haatje lijkt het, dat zich stameleiwi uit.
Vervelend is Groote Meesters, omdat het,
vooral van pag. l?35, aan koneetrtratie te
kort schiet. Het verhaal komt niet voort.
Telikeme wordt hetzelfde refrein gezongen
vaa die tot kriebelig makens vervelende
Van HiaU.
Offlnut is dit boek, evenals Kunflmenurheii,
omdat het, onder veel geschreeuw, weinig
wol scheert van schapige wezens, die 'n ver
standig mens laat voor wat ze zijn. Het
gebiaas tegen Van Huil, dat een
giftigheidsDE ZWARTE SOKKEN.
Een akelige, natte Novemberochtend! Het
stortregent en de droppels kletteren onop
houdelijk op het zinken plat boven mijn
kamer. Op zulke dagen kan ik nooit aan mijn
schrijftafel, die bij het raam staat, geregeld
werken ; ik verhuis dan steeds met al mijn
paperassen naar de groote tafel midden in
liet vertrek, want dat voortdurend regenen
leidt mijn gedachten af. Gedachten ?
Vandaag heb ik eigenlijk geen gedachten.
niet de minste. Wat is liet gisteren avond
laat geworden. Eerst naar Tivoli. toen naar
jveuipinski, oesters eten, enz. enz. . .
Dat noemt 'n mensch nu fuiven,
pretuiakea, als ie in een overvolle, warme, rookerige
zaal zit, zwaar bier drinkt eu cognac daar
bovenop en nog meer andere dingen gebruikt,
om z'ii maag te overladen. Alles zoo tegen
strijdig met de gezondheid als maar
eenigszins mogelijk is en totaal er op berekend, je
's nachts geen oog te laten dicht doen. Je
bent in vroolijk gezelschap geweest, hebt
gelachen, geschertst, ja, dat's waar, maar dat
is men den volgenden ochtend glad vergeten.
Het eenige wat er van je plezier is overge
bleven, ig het onaangename gevoel van een
slechten nacht, een onverkwikkelijke stijfheid
in al je ledematen en een volkomen gemis
aan opgewektheid.
Ofschoon ik op het oogenblik in zulk een
minder benijdenswaardige stemming ben, ga
ik pp mijn gewonen tijd voor mijn schrijftafel
zitten, en tracht den draad van het verhaal,
waaraan ik verleden weck begonnen beu,
weer op te vatten. Alles gaat me van ochtend
verkeerd af; eerst valt m'n pen op den grond;
als ik bukken wil, om haar op te rapen.
gooi ik de papiermand om en al de snippers
van brieven en papiertjes, di-i.-; er gisteren.
nlllll IIIMIIII Mllllttlllllllll
iiitinkje om persoonlike redenen schijnt, is
totaal overbodig, en het afbreken van een
Van Hull'se reputatie zou hoogstens waarde
hebben als het de vorm aannam vau een .
gaaf, krachtig kunstwerk. Wie tuchtigen wil,
en uit linksheid zichzelf met de roede raakt,
maakt een mal (iguur.
Onbelangrik is Groote Meesters door het
gemis aan literaire schoonheid. Maak
geen mooi", vau wat u heeft doen schrikken,
want dat is spot" (blz. 270). Misschien
ii ligt hierin de oplossing. Prikker is geschrikt
van zijn Van Hull-tïktie, en hij heeft er iets
leliks van gemaakt. Akkoord. Als hij nu
alleen maar niet meent een stuk kunst te
hebben voortgebracht.
Over de slordigheid zou een boek te schrij
ven zijn, ev-eii dik ais Groote Meestert, dat
op elke blwd/dj vau slordigheden bulkt.
Haastig, zonder aandacht of beheersing, is
dit boek ineengetlausf. Van Huil zou zich
schamen voor zulk werk, waarvan het al
gemeen aspekt doet denken aan de kleverige
tal-igo, achter gore ruiten, van een achter
buurt-snoepwinkel : zweterige dadels, beschim
melde -apenootjes, muffe suikerbonen, en
alles bevliegespikkeld.
Hieronder enig bewijsmateriaal. Daarbij
ook kleinigheden maar Prikker, wil hij
ooit iets van letterkundig belang voortbrengen,
moet juist vau ouder af zijn bouwstotl'en her
zien. Nauwgezette studie van détails is het
noodwendig begin.
. Twee woorden uit zijn mond rei-dubbelden.
tei kolommen in het avondblad. Verschrom
pelde maar niet verkleinde eerzucht. ??Ken
luxurieus atelier. Spankler (blz. 15); Van
'Spankeren (blz. !>); zulk ecu herdoop komt
ook in Kunstmi'nsc.licn voor. luterressant.
Pignouif'. lu de kracht van zijn jaren,
vol enthousiasme dat hij tot een autori
teit waaraan bijna oen militair luchtje was,
zoo stonden zijn bewegingen op poolen en
wist hij ze met argumenten aan te sterken !
gelukte het na tien jaar een formeele
Velutini-eultus te stichten. II ij draaide zich
zelf om. Hij vermaalde de bitter. Hij
kouwde. Herrinneriugen. Woorden, nog
klinkerder dan enz. Het patsjoelic, die
om hem zweefde. Moeder ging niet in
haar mandje met grauwe erwten naar huis.
Een defdg buigentje. Terwijl vrouw en
kind zelfs nooit de eiaporie nuvliten zagen [!],
waarin die weelde was verborgen. Als een
klomp van zachten, donzigen weemoed had
tusschen beu beiden de moeder gestaan.
-Hij aanvaarde. Zijn jongelui's leven bracht
hem dat d. r tiii' scignivriaU', waarnaar hij
verlangd had. Vrolijke. '/M pronkten
met hem als [met] de merkwaardigheid van j
enz. Inportuntie. Erederikje. die zoo
wel vau gebakkeu aardappels f n. [als] van
warme pantoffels hield. Swellnes.
Impassibilteit. Homerisch slrijdros.
Krenterige pogenljes. Indentiek. Pat zal
geen verwonderen van iemand, die enz.
Ostensiviteit. Aanstelligerige. Een taal,
die het huis zouden slaan met verbazing.
Op de bekende melodieuzeu toon. De
begrippen, waarrai/ de inhoud feitelijk de
wen-ch was run de gelegenheid gebruik te
maken om zich te bergen voor zijn ouden
dag. Voelde ze dat er iets brik, een breuk
die enz. Hij sterkte de ledematen uit.
Generaalsstrepen. Het komt uit",
redeneerende hij. De wijze, waarop zijn ontdek
king liet probleem zouden oplossen. Op !
den groote dag. Een literare zwenking.
0e stemming begon er dik op Ie leggen.
De dagelijksche pot aardappelen (blz. l.VJ)
verandert op blz. KiO in hutspot; op blz.
l til wordt tweede culinaire kunstgreep
het vlees gekookt. ? Lust tot eeu nieuwen
attacque. Ergenis. Ergelijk.
Onwezelijk. Nonclialence. Jubularis.
Appolo. Torschend. Lachtte. Anglico
Beati. Hij had hem vergeleken met ko
ningen eu met een koornschuur, een drink
beker en eeu waterval geweest. Nieuwe
heirscliaren, als een grof' geschut. Een gek,
een melomaaii.' Die gaf het er voor. [Geld
voor schilderijen namelik. Prikker gebruikt
legio vreemde woorden die hij niet begrijpt,
of verkeerd spelt, 't Is angstig om bij te
woneu. 'n Kind dat met messen speelt].
Ge ontwaardt.
Ziedaar enkele van de jongensachtige bok
ken die op elke bladzij geschoten worden.
Tal van onnozele foutjes blijven .nog aan te
wijzen; met de leestekens vooral wordt on
handig rondgesprongei). Misschien wacht de
schrijver met het leren der beginselen van
taal en spelling, tot hij //n meesterwerk heeft
geleverd. Óók 'n metode.
Een paar staaltjes van verwarde retorika
toen ik mijn boel wat opredderde, heb inge
gooid, verspreiden zich over het kleed, zoodat
ik minstens een kwartier noodig heb ze weer
op te rapen. \Vaarom heeft die vervelende,
luie werkvrouvv haar ook niet intijds
leeggemaakt? Terwijl ik nog bezig ben met dit
amusant werkje, komt mij een oud prospectus
in de hand. Juist, daarover hebbon we liet
gisteren avond gehad : een litteraire
vereej niging, die klaarblijkelijk wel geen
levens; vatbaarheid /al hebben. Wat was bet toch
| ook weer? Vau wie ging zij uit? Waar zijn
mijn hersens looh vandaag ? Zoo op den grond
j geknield blijf ik een tijdje in het prospectus
verdiept, maar eensklaps werp ik het ding
weer neer eu mijzelf moed eu lust insprekend.
sta ik op en begeef mij aan mijn w<-i k. Maar.
jawel : ,,Als Rainiond in opgewonden toestand
! geraakte, gebeurde hel hem meermalen, dat
j l lij . . .", tot zoover was ik gekomen, Kien
mijn vriend llied kwam, om mij voor Tivoli
af te halen. Als versuft blijf ii; nu op bet
voor mij liggend papier zilteu staren. Wat
j drommel, had ik dien Itnirnond ook weer
j willen laten doen; ik weet het absoluut niet
meer. Hoe kan iemand zoo allemachtig
heisenloos we/en. Had ik dien Ried maar
l weggestuurd met do belofte, dat ik direkt
j volgen zou en eerst mijn zin afgemaakt. Xu
ben ik er geheel uit eu ik kan den draad
niet weer terugvinden. Rainiond, Kuimond,
ja, wat deed hij in 's hemels naam, uls hij
zich erg opwond. Kou hij soms niet uit zijn
woorden komen? stottert hij? Neen, dat zou
te belachelijk zijn: Uaiimmd moest juist den
ernst opwekken, al is hij verliefd..'. En dan
nog die ellendige, regen buiten, ik kan er
l mijn hoofd niet bijhouden, onmogelijk.
j Paar wordt gescheld ! Goddank een aflei
ding. Een brief misschien ? Weer gescheld '.
De werkvroinv is zeker voor de zooveelste
maal weer eens vóór d'r tijd weggegaan. Pan
zal ik zelf even dienen open te doen. al staat
! dit dan ook minder deftig. Enfin, uls die
j Kaimond" nu maar opgang imtukt. kan ik
me een huishoudster of' een meid voor nacht
mogen niet ontbreken :
De fictie van het kunstleven moet altijd
wel het hobbelpaard geweest zijn, waarop de
artisteu meenen voort te draven eu allengs het
idtaal van hoogste perfectiën dat door het
publiek wordt erkend, geloovcn te bereiken ;
terwijl inderdaad het begeerde ideaal als eeu
worslje aan een touw gehangen neerdaalt tot
het meest alledaajsch niveau naar gelang de
artiest slaagt. Men zegt, dat hut bedrog is,
kind van laag wiusibejüg. Inderdaad is het
geen van beiden, maar slechts [hoor! hoor!]
belachelijkheid. Ficties..., de kunstmeuscheii
leven er in en doen er al hun
kunstverrichtingun [in]. De hoogo bescherming, waarin
de kunst zich verheugt, de. eerbied van het
publiek, alle zijn waarborgen ervoor, dut nooit
de ijdele sfeer wordt verstoord. Eu zoo wordt
de fictie een werkelijkheid, even hecht ten
slotte als de andere, die baar omvat." [Sloraal :
Prikker's kunst is «én liet ie. Of geen
kunst]. Ze had het bijgewoond, liet beestje.
ze voedde het eiken dag, op stal; eu het
was een kleinigheidje, een nictsje, een ver
droogd zieltje, dat nooit sappig was geweest,
dat naar buiten uit met groote 'gebaren en
grobte daden werkte tii wei nooit scherp
genoeg waargenomen werd om als pocherig
omhulsel rond kern van kleinheid te worden
ontmaskerd." [Pus: eerst een beestje, dan
een kleinigheidje, daarna eeu nictsje, ver
volgens eeu zieltje, ten slotte ecu pocherig
omhulsel. Let op dat sappige zieltje"; merk
ook op dat het nietsje" toch nog 'u kern
van kleinheid" omhult]. Kr werd honger
geleden, en Van Huil oreerde over Veiutiui!
[Ju plaats van óók honger te lijden]. Er was
iets [?] over de geheele meiischheid, er ston
den nieuwe klachten op het punt uit te
breken en de geheele kunst bleef draaien
rond de verdi oogde1 motieven van voor vijfiig
jaar." [Wie 't weet, moet 't zcggenj.
Ze voelde de taak der vrouw, als een
wonderbaar-tecre en toch wei r krachtige, <>/,<; run
Jeannc d'Arc en andere legendaire vrouwen.
Strijden eu liefdevol tooveren, dal was de taak
dat het thans nog latente vrouw-zijn wachtte.
Als zoo veel proletarische gemoederen meeiido
ze dat de ae-ra van 's ii-ereldsot-litindtoom al
zeer nabij was." Haar versiand vond yeeii
middel om tusschen de kleil'e redeneerinxeu
over schilderijen die brecde argumenten te
schuiven, waarop een ziel opzwcven kon tot
het extatische, lu het spelletje van kindarlijke
ficties kan de wind inniii'rs [?] niet blazen !"
[Welnee. Natuurlijk. IK e kan dat nou ?]
Ging het aan, de neergevallen vrucht van
eeu overbe.schnving, en het zaad, te verbin
den door een leven, dat. jong nog, eenmaal
zou worden voortgezweept door de maat
schappij? Kon het?" (Neen, dat kan zeker
niet. Vau zo'n kombinatie k'uut niets terecht.]
Wreken! Het KOU noi.daeii'lii zijn als
het doen van de daad. die voorbij en toe
komstig tevens de scheiding /oi1 Jl vverken."
Pat dreunde iu haar als de I ' '^ooVó-' van
den go i g, waarmee ze haar nieuwtk o,n'rist
tegemoet vloog." [Iets voor /werrojio. __ te
schilderen: 'n jullrouw die met 'n '»if*.
geen gewone, maar een met 'n maai'T
naar de toekomst vliegt.] Opeens ,.. uit
de aardschoot, waar ge uw nocsteln] arbeids
kracht hebt gii>k'n<jii" enz. liet was-riiets
dan ontkenning, llerseriwoonlen eu
hartewoorden, zij stuken en ze klankten daar niet,
ze bleven zweven, voorwerp van uezenloo/.e
verbazing eu verdwenen eindelijk Z"lfs zonder
tiagiscbeu schijn.'"
Tot slot plaatsgebrek dwingt tot meer
beperking, dus onvolledigheid, dan me lief
is een voorbeeld vau Prikker's humor: j
Op de Annunciatie bad Maria zoo'n ovaal
pannekoekgezicht. dat het eerder herinnerde
aan het ei van Columhus dan aan Uenriëtte."
Thorn Prikker, die iu dit blad. brooddronken
als 'n stoute jongen, Eigenhuis en Brandt \
van Poorne durfde afbreken, moest eens van |
de eerste diens frisheid, van de tweede diens
beperking, van beide hun niter-t verzorgde
techniek afkijken. Wie 'n zo hopeloos-hol,
kunsteloos-kaal boekje als (Iroole Meexteïx op
z'n geweten heeft, moest zich tienmaal be- i
denken eer hij uit de verte met een mach
teloze vinger naar llefiroefden of l'< ,-<<v</hèen
zijn vrouw durft wijzen.
Tboin Prikker geeft in z'n Xii-int-e Arl/eii'!
vermaningen verward overigens als z'n
boeken aan de jonge poëten," en drapeert {
zich daarbij als literair hogepriester. Het is
vooral deze kouwe drukte die tot ergernis
en verzet prikkelt. Was Prikker een beginner,
Groote Meesters z'n eerste literaire poging,
men zou 't kunnen laten bij do rand : maak
je niet voor de tweede maai belachelik.
Den Haag Iti-d-'li-l. J. 'i'i:i;sTKi;i;.
I 011 dag aanschaffen. Goed gorad"u, de
briei vonbostoller on nog wol mot oen pakje sta
len zonder waarde". Ut Weenen ? \Vie kou
ik daar? 'n Massa men-cheii, maar wie van
hen zon mij wat sturen ?"k P.ogrijp er niets van.
-Nu, openmaken maar, dan «eet ik hot
dadelijk. Als het pakket van do papieren
ontdaan is, komt el' een doosje tevoorschijn
mot het etiquette vau oen hokoudo
haiidschoenonwinkel in Berlijn en iu dat doosje
liggen zorgvuldig iu vloeipapier gewikkeld,
oen paar lijne, zwarte witgestrcepte zijden |
i sokken, (lp den boord is mot witte zijde mijn f
?- monogram gemerkt.
Jk verwon lor me ten zeerste en vraag
mezelf af: Wio ter werol l stuurt me die |
sokken? ik begrijp er niets van eu een briefje, j
of oen paur reL'els bijiM'voeinl schrift, kunnen
me ook niet wijzer maken, want bij
monsterpukkotjcs mag niets geschreven worden. Ook
de afzender staat niet vermeid. Kn hot is
toch duidelijk, dat do sokken voor mij be
stemd zijn, want mijn monogram staat er op;
bovendien moeten ze van iemand af komstig
; zijn. die mij goed kont, want lengte en wijdte
komen precies met mijn gewone nummer
overeen. Ja. ze zijn hetzelfde als het
paar. dat ik tor vergelijking oven uit mijn ;
j kast heb gehaald.
; Van Eniniu, die het zoo grappig vond, toon
,ze zag, dat ik oen gat iu mijn kous had ".
Onzin, kleine meisjes breien nog niet en ,'
j dozo sokken zijn eigen werk. En zulk fijn,
gelijk werk. Geen verkeerde stook, geen
l oiiellonhoidjo is er in, ton minste in zoover
i/,1 daarover kan oor'loeien.
' Vuil wio dau too.h ?
Jk kan hot niet bedenken, ik ben to suf
vandaag. J givo it up.
Puur komt me plotseling hot visioen van
een villa aan hot Veldesclie meer voor den
u'cest.
Jhi ik ben er! Po kleine gravin. Pie
zal de sokk"ii gestuurd hebben. Jk begrijp
wol niet. waarom, maar ik heb toch eon
l
In 't Wonderland, door BEKNT LIE. Ver
telling uit Noordelijk Noorwegen, uit
het Noorsch vertaald door A. VAN
OOSTERZEE. Bussurn, C. A. J. v. Pishoeck.
Dit boek is een boek van eenzaamheid en
melancholie, van zon en nevel maar weinig
zon van kunst en liefde, van waanzin en
dood. Het wonderland is niet het land waar
vroolijkheid heer.'eht en zij alleen, die afstand
deden van alle levensvreugde, kunnen
gaan uit de lichtende steden uaa-r die oorden
van somberheid eu verlatenheid, waar de
duisternis drukt op het leven van de ineen
gedoken monschen.
Men voelt wel, liior is een gegeven, rijk.
aan bouwstoffen, om daaruit een kunstwerk
op te bouwen. Maar de taak is moeilijk en
de bouwmeester moet kunstenaar zijn van
don allerhoog.sten rang. Hij moet ziel hebben
vooreerst, want al leen de mensch met groot
en mooi zieleleven kan binnengaan in hot
rijk van eenzaamheid. Hij moet kunnen ont
roeren door zijn woord, in trilling kunnen
brengen de edelste snaren van ons gemoed.
Zijii stemming moet de onze worden; wij
moeten loven het leven van de personen zijner
verdichting eu lijden htm leed. En wanneer
nu zóó oen kunstenaar tot ons heeft gesproken.
dan zullen we stil neerzitten in eenzaamheid
eu overpeinzen en ondergaan opnieuw. Onze
ziel is machtig gegrepen, ons leed vermeerderd
wel, doch ver/acht tocli ook, ons denken
verreind, ons loven verheerlijkt.
* *
*
't Is eenzaam daar, waar de dokter woont
mot ziju dochter Sunniva. Om redenen
vau liefde" was hij der wereld ontvlucht,
maar zijn lood ontvluchten kon bij niet. En
ware 't niet. dat hij ter rechter tijd een vrouw
ontmoet had eeu vrouw uit Lapland
zeer zeker had hij den strijd niot kunnen
strijden tot deu einde toe. Maar haar steun
was zwak, \\ant toen nieuw leven werd ge
boren, gii g 't oude eterven. Zij werd ziek
eu heimwee naar haar geboorteland deed 't
overige. \Va«ir/.in was 't begin en de dood
't eind. En Siinniva bleef alleen om de taak
harer moeder over te nemen, later.
/ij is. wanneer 't verhaal aanvangt, eon
kiudmeis.jo, zegt da auteur, misschien in navolging
van Pickunsi'child-wifi')of JJorel (dume-meisjo),
dus op oen leeftijd, zeer ontvankelijk voor
indrukken. Vroolijk kan haar bestaan niet
zijn, dat voelen we wel. Zij, mooi al in
begin-ontwikkeling, vol levenslust en levens
moed, met eon treiirendon vader en eenzaam
heid van land en water rondom, moot zich
wel bijzonder aangotrokken yevoolon tot Jan
llógh, oen schilder, die, lieveling van de
dames, hot terrein van zijn veroveringen wol
eens wil verwisselen voor kalmer omgeving
en daarom bij don doktor zijn intrek neemt.
Belan;jstel!in_' oulwaakt in liet doktershnis,
frisch leven bruist <>;>, de-dokter vindt nieuw
011 jong gehoor voor het bespreken van zijn
anders zoo eemarno belangen. En Snnniva !
/óó menigmaal reeds bleek oen meisjeshart
niet bestand togen do oogon- eu lippentaai
eens schilders, d.it we geen oogenblik ver
wachten haar op dien regel een uitzondering
te zien maken. Wanneer Högh dun ook weer
vertrekt naar de stad want 't verveelt
hom daarbuiten toch wol wat wordt ze
trouriüen stil. Vreemde dingen gebeuren
nu met haar. Wantrouwen jegens haar vader
noemt de plaats in vau vroegere openhar
tigheid, haat. vervangt liefde. Po kwaal
waaraan do moeder ton oil'er viel. ondermijnt
ook baar jonge leven. Smart doet het overige.
Waanzin is 't begin <n 't eind is de dood.
Eu als Jan Hógh koml om haar zijn liefde
te bekennen, is 't te laat. Hij vii.dt.haar
stervende. Groot is hier do verleiding, te
vervallen in het melo-dramatisehe en de
acteur is voor die verleiding bezweken.
Als je. nu dit hoek uit bobt, dan neem jo
een ander boek. Je denkt af on toe uog wol eens
aan Sunniva on den schilder Hógh en dien
doktor, die toch maar heel eenzaam daar zit
iu 't liooge Noorden. Poch al heel gauw
komt tot je de zekerheid, dat hij eigenlijk
toch maar . . . eon papieren doktor is en papier
houdt do koude goed tegen. En dat troost
je dan weer wat.
De schrijver voelt 't wol en hij kan 't wol
zoggen ook, daarvan beu ik overtuigd, maar,
zioje. hij /ie, ft 't niet gezegd ditmaal, en dat is
jammer, want er is in dit boek inderdaad veel
moois. De vertaling is goed.
___^^^^^^^ J. TEX CATE.
Be huilende erwisctien.
De rei- van Europa naar Aziëvordert nog
geen half uur wanneer men, wei te ver
staan, maar eenmaal in Constantinopel is
aangeland. Vau de onvergelijkelijk schoone,
aan den Gouden Hoorn gelegen stad, van
do huizen- en moskeeën-zee aan de blauwe
wateren van deu Bosporus, ziet men gemak
kelijk zonder gewapend oog de helder witte
landhuizen en blinkende moskeeën aan den
Aziatischen oever schitteren. Daar ontdekt
men Scutari zooals men aan de Merwede
uit Papendrecht of uit Zwijndreoht zich het
oude Pordt ziet uitstrekken.
Men kan de overvaart naar het kerkhof
rijke Scutari volbrengen in eeu caïk, een
soort van Turkschen gondel, en geniet dan
gedurende een half uur van het panorama
dat zich aan weerszijden vertoont, waar de
beide oevers, zoover men kan zien, onder
groen bedolven, zich voortzetten, bezet met
landhuizen en moskeeën, paleizen en kazernes,
wijken van Turksche krotten, die van verre
aardig blinken om van dichtbij door haar
? vervuiling en vervalling te verbazen.
j Maar men kan ook voor don overtocht
i gebruik maken van deu geregelden veerdienst,
j die tusschen de beide oevers woidt
onderj houden dcor een stoomboot. Deze boot,
afvarend van do beroemde brug over don
Gouden Hoorn, is de voorlcopige verbinding
van het Europoosche Constantinopel mot bot
Aziatisch spoorwegnet. Wanneer eenmaal do
spoorlijn naar Pamascus gereed zal zijn, die
thans nog maar over oen betrekkelijk geringe
uitgestrektheid Klein-Aziëbinnendringt, dan
heet het, zal ook de Bosporus door eon spoor
wegbrug worden overspannen. Los chomins
der f e r de l'Anatolie" die zich met den aanlog
belast hebben van do lijn, waarvoor onze
Kon. Ncd. Stoomvaart Mij. scheepsladingen
rails en ander materiaal naar hot Oosten
overbrengt, zullen mot de constructie van
die brug aan de schoonheid van J iet panorama
geen dienst bewijzen, en het is te hopen
dat een vogelkooiachtig ijzeren gevaarte don
beerlijken aanblik op Constantinopel
voorloopig nog niet zal komen bederven, f)
Wij behoeven ons thans echter nog uiet
to ergeren aan eou Turksche Moerdijk-brug.
Wij nomen plaats op de dicht bezette boot,
die ons met een. cosmospolitische
uionschenlading zooals men die alleen maar te Constan
tinopel vindt, overbrengt naar Scutari. Zij /otto
ons af aan de landingsplaats waar een Tiirksch
! caféaan tal van dommelijre muzelmannen
de gelegenheid gat' hun nargiléh te rooken,
stom zwijgend, in de nevelen gehuld hunner
j tabaksdampen. Rechts aan den oever opeen
i vooruitstekende landtong hot Engolsche
kork| hof; Eirropoesch netjes, vol piëteit.
ondorI houden. Keurige gra«randen omsluiten de
: graven die gedokt zijn met manneren krui-en
i en zerken, ompaald door ijzeren hokjes.
; Pc afwisseling van monrmoiiion en hooiden,
j afgeknotte zuilen on obelisken geeft hier de
| illusie dat men zich bevindt ,.en ploine
Eu> rope". Het kerkhof van een Engolsch of
J Puitsch provincie-stadje wekt geen anderen
j indruk. Wolk eon verschil wanneer \\ ij onzen
tocht iu Sculari voortzetten eu de ontelbare
uitgestrekte begraafplaatsen der Turken langs
en doortrekken: Waar op hot Engolsche
kerkhof alles sprak van notheid on regel
maat, waar «h; dooden reglementair ordelijk
genummerd hun laatston slaap slapen, oude
versieringen hunner graven mot bijkans
j Tlollandsohe nethei l en mof eerbiedige pi
teit worden onderhouden, daar waart over
den Turkschen doodenbergplaats oen geest
van wanorde on gebrek aan regelmaat, die
wol minder plechtig stemt, maar zeker hon
derdmaal schilderachtiger is. Do zwarte
cypressen niet haar stijve takkepunten don
keren fel ai' tpgen den blauwen hemel, en
pieken in de Richt, en woelen onrustig don
grond om, dien zo met hare wortels opwer
ken. Po slanke zuilen op do graven,
sommige reeds omgevallen, andere op het
punt van om to slaan, voeren een spookachtigen
dans uit onder het donkere loof van het
uitgestrekte eypresseu-woud. "Midden door
dozo kerkhoven, want er zijn daar verschei
dene, loopon do straatwegen, hollend en
oploopend over do heuvelruggen, eindeloos ver,
steeds weer andere Turksche wijken brengend,
j steeds meer uitloopend waar alles nmaal
eindigen moet: op hot kerkhof of liever
o]v do begraafplaats, want een kerk, evenmin
als een moskoe, is op den akker der dooden
te vinden.
Meer nog dan in Ooustaiitinopel zelf is
men hier op Turksch gebied. Po oude
costumes, de schilderachtige tulbans, de kleurige
l ! Sedert, dit werd geschreven is uitge
maakt dat er geen spoorwegbrug zal komen,
maar de stoombootdionst zal blijven bestaan.
ook weer, laat ik me alles eens van begin
af trachten te herinneren.
De eenzaamheid iu dat stille dorp, het
aanhoudende slechte weer waren me bogiii- l
non to vervelen. De mensch is uu eenmaal [
> eu gezellig dier slechts bij zonneschijn !
houdt hij hot allén uit, vier weken, humor
niet. Daar op eens kwam het me in de ge
dachte, dat Gustauf', oen vau mijn guoie i
kennissen, in Weenen tot mij gezegd had,
d.tt ik, als ik soms in Voldos kwam. zijn
vriend Sandorl, die daar do zomermaanden
doorbracht, gerust eens kou gaan opzoeken;
hij zou hom wel schrijven, dat ik komen zou,
dus onvoorbereid op mijn komst was Sandorf
niet. Nu is do uitdrukking : de vrienden van
mijn vrienden zijn ook mijn vrienden." oen
beleefdheidsformule, dio iu negen van do
tien gevallen niet opgaat. Als ik (instaat'oen
sympathieke vent vindt, hoef ik daarom nou' :
niet met Sandorf te sympatiseeren on omge
keerd heeft Sandorf mij geen leuke baas to
vinden, om-lat, Gustaaf dit wel .'oet. Maar !
hoc hot ook zij, en al ben ik eon groote
pessimist, (iets, dat Sandorf volstrekt niet
isi, ik viel dadelijk bij Sandorf in den smaak
en zijn begroeting, klonk ongeveer aldus : j
..Zoo, ben jij de vriend van Gus. nou dan
k;«i hot niet anders, af' je bont eeu mensch.
om mee om te gaan en ik zal je dau ook :
maar dadelijk on zonder complimenten mee
iieinoii naar het tennisvekl, waar do lui op
me wachten!"
En zoo zag ik me onverwacht ingelijfd in
oen kring van jonge menscheii, die het loven
namen, zooals het was, en hun zomer zoo
gozellig mogelijk trachtten dior te brengen.
Ze waren misschien een weinig oppervlak
kig, een beetje luidruchtig, mogelijk wel wat
al te zorgeloos, zooa.ls dat in Oostenrijk bijna
altijd hot geval is, maar tidóél waren ze iu
alle opzichten. Jk werd voorgesteld aan oen
dozijn nienschen,, alle met klinkende namen.
Zo begrootten me vriendschappelijk en lieten
me daarna aan mijn lot over, om me als 't
ware gelegenheid te geven, mij vau lieverlede
in hun kader te doon passen. Zoo loerde ik
mijn kleine gravin kennen. Zij was een be
vallige blondine met oen overvloed van uit
de natuur golvend haar on mot mooio, lieve
blauwe oogen, net kinderoogen. In hanr'lichtc
blouse, met don korten, voetvrijen,
blauwlakensch jn rok zag zo er uit als een jong
meisje en niet als iemand, die reeds eon paar
jaar getrouwd was. Zij rookte, floot 011 liet
zich kalm het hof maken. Haar man was ver
weg; hij stond bij xijn regiment in Weenen
eu zou pus een week of wat later komen. Zij
was steeds omringd door een groepje jongelui
on nam dit als eou van-zolf-sprekend-iets
aan, waarvoor zij ieder zonder onderscheid
met hetzelfde, innemende lachje dank zei. Ik
?leed moeite, to weten te komen, wio vuial
degenen, de meest uitverkorene was. doch
het mocht mij niet gelukken, en daar ik wan
trouwend vau aard ben. «lacht ik. misse],ion
is do rechte toevallig niet hier. Maar al boel
spoedig merkte ik, dat ze mij heimelijk haar
aandacht schonk.
Ik maakte van de eerste de beste gelegen
heid gebruik om oen bal op te vangen" 011
haar dien te brengen. Zij bedankte mij'uiterst
vriendelijk en iu do wijzo, waarop' ze dit
deed, lag eou zekere aanmoediging tot verder
gaan verscholen, meende ik. Zo was dus een
onverbeterlijke conuette? Nu, dun had zo
zeker nog geen favoriet en daar n toch
altijd de eerste moot zijn, was voor mij als
nieuweling, in dergelijke gevallen oen .'roede
kans open. 't Kan zijn, dat dozo wiixo van
opvatting ocnigszius cynisch moge 'bieten.
maar de vrouwen zolf hebben mij tot oen
cynicus gemaakt.
Na het oi;b«duid-mde voorval met don haar
gegeven bal, richtte >ij geen enkele maal den
blik meer op mij. Wat eon gerulüiieerd
schepsel, dac-ht ik; zo weet nu, dat ik haar
opgemerkt heb eu noemt thans oou
afwaelit n de houding aan. Goed heel goed wo
z :!len zien.