De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 10 juli pagina 6

10 juli 1904 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1411 streven inoet overnemen; dat de voorstellen (en de daden) tot verbetering niet uit hun eigen boezem komen,, maar dat zij door taal kundigen daarop moeten worden gewezen, dat zij zo lastig mee te trekken zijn in de opkomende stroom ? Niet gij alleen, officieren, draagt schuld maar gij ook! Het is waar, de lijst van Dr. Zuidema is niet bij uitstek gelukkig, en op verre na niet volledig; doch zelfs al ware zij van het begin tot het eind verkeerd, dan noch zou dit niets inbrengen tegen het streven zelve. Het enige, wat er uit blijkt, is, dat zij, die het beste de betekenis ? van al die woorden kennen, zelf de handen aan het werk moeten slaan en goede vervangingen bedenken. De zér, zér grote onvolledigheid bewijst juist de dringende nodzakelikheid van ingrijpende verbeteringen. Het is dus ook volstrekt niet wenselik, dat er noch meer vreemde woorden worden ingevoerd (zie betoog in December aflevering: genoeg taalgevoel zullen bezitten, zuinig te zijn met de invoering van vreemde woorden") neen, het is dringend, dat er geen enkel vreemd woord meer worde ingevoerd, wij hebben er al te over! Dat nieuwe woorden er zo kunstmatig uitzien, dat er niet aan te denken zal vallen, ze door 't grote publiek" te doen aannemen is een verkeerde veronder stelling. Zo er achter die woorden slechts kracht gezet worde ! Wanneer alle officieren, van hoger hand bevolen, dus ook uit het kader en het gehele leger, alle voorschriften, bescheiden en leerboeken die nieuwe woorden overnemen, zullen zij geëerbiedigd worden, voral, zo de keuze dier nieuwe woorden juut en gelukkig is. Het is waar, wat de heer Bylevelt zegt, dat de taal van visserij en scheepvaart van eigen stam inheems was. Bij het leger is de toestand anders" vervolgt hij. Maar het leger en de vloot, die onze onaf hankelikheid bevochten in tachtig jaren, zij zijn niet ge vormd door de dwingeland, maar door het volk zelf; het leger uit het volk voortge sproten, heeft overwonnen, en niet de eerst in het veld gebrachte huurtroepen, die dienst weigerden, wanneer de gelden waren uitgeput. Om die reden ook zijn onze krijgsmanswoorden niet uit het Spaans. Nochtans waren ook .toen reeds vele vreemde woorden in gebnrik (al sprak men ook van voetvolk, ruiterij, kartoüw, hopman enz.) Hoe dit kwam ? Om de zeer eenvoudige reden, dat de edelen, die het volk aanvoerden, vaak het Frans tot gewone taal hadden. Dit is echter niet meer zo. De hoofden en aanvoerders van ons volk gebruiken het Frans niet meer als zodanig en ons volk heeft zijn eenheid, zijn eigen onafhankelik bestaan en letterkunde gekregen, zijn eigen taal leren liefhebben. Men zou ook tijd gehad hebben, om in die nood, temidden van de jammeren, elk (vaak op het ogenblik) ingevoerd woord te verdietsen! Doch reeds AVillem van Oranje's vertrouwde vriend, Marnix van St. Aldegonde, begon de pen op te ? vatten voor de vrij heidsgedachte en eigen landstaal. Wie vóór hem heeft zulk Nederlands proza geschreven, wie zulk een lied als 'het Wilhelmus ! Zouden wij nu niet willlen vol tooien, wat Marnix van St. Aldegonde aan ving? Toen de zwijger door een verraderskogel werd getroffen, waren zijn laatste woorden zuiver Frans; hoe kon dit anders, het was de taal lijner gedachten, gelijk Nederlands heil de taal van zijn hart. Doch zo zijn woorden aan de kinderen worden verteld, vertaalt men ze eerst in het Nederlands. Laat ons alzo doen en alle Franse en andere woorden vertalen, ook dan, wanneer ons volk die woorden langzamer hand is gaan begrijpen. Gij zijt bevreesd, los gerukt te worden van het Napoleontiese tijdvak'? Moet dit voor ons, lateren, niet juist hoogst aangenaam zijn ? Ken reden meer, die pleit voor veranderen ! (Wordt rerrolgd). VAN KLKINU. Brieven over Opvoeding, door T. KI.EEFSTIJA, directeur der Brinioschool te Hilver sum V. Het heeft ons aan de gelegenheid ontbroken om de eerste vier nummers dezer Brieven te lezen- en ons oordeel over de geheele uitgave zou dus wel anders kunnen zijn dan over het nummer, dat thans voor ons ligt. Deze Brief over Opvoeding bestaat uit 31 bladzijden op zwaar papier gedrukt en is met enkele photo's versierd. Op de eerste tien bladzijden verhaalt de schrijver ons, welke leertochten hij zooal met de knapen der Bri nioschool heeft gedaan, wat volgens zijn er varing de bezwaren en voordeelen van die uitstapjes zijn en hoe het plan ontstond voor den jongsten tocht. Daarna vult hij negentien bladzijden met opstellen door de beste zijner leerlingen over de reis geschreven en waarin wij een vrij sterke overeenkomst met den stijl van den auteur zelf meenden op te merken, wat getuigt voor den invloed, dien hij op de 'litteraire ontwikkeling zijner kvveekelingen schijnt uit te oefenen. Aan 't slot neemt hij zelf weer het woord om naar aanleiding van de opstellen te getuigen, dat een jongen geen oog heeft voor het schoone, het wetenswaar dige, het typische, doch slechts voor het komische in al zijn schakeeringen. Aan het einde der lectuur waren we ge neigd ons over te geven aan een gevoel van teleurstelling. We hadden verwacht in dit geschrift over schoolreizen een anderen toon te hooreu klinken. De directeur der Brinio school arbeidt order zeer gunstige voor waarden : hij schijnt een klein getal leer lingen te hebben, die den geheelen dag onder zijn leiding staan en er kan veel worden gedaan aan spel, sport en vrijen arbeid. Hier kan de opvoeding, geleid door iemand met wat geestdrift en gevoel, schoone resultaten bereiken. Waarom nu alleen verteld van die alledaagsehheden: dat die jongens zoo ge steld zijn op lekker eten en drinken, op een royaal logies, dat het soms zooveel moeite kost hen in toom te houden en zoo meer. Was er niets te zeggen van de aantrekkelijkheid van het frissche jongensleven, van courage en levenslust, van ontluikende mannelijke deugden? Onze litteratuur over schoolreizen geeft ons geen beeld van de waarheid" zegt de schrijver. In een reisverhaal is gewoon lijk de leider aan het woord en deze geeft niet de indrukken van 't kind, maar zijn eigen indrukken weer met de meening, dat 't kind die ook zoo zal hebben ontvangen". Wij weten niet, welke litteratuur hier be doeld wordt, maar wel zijn wjj er getuige van geweest, hoe innig gelukkig kinderen kunnen zijn op een tochtje in een mooie streek, met hoeveel echte belangstelling ze luisteren, als de leider van iets merkwaardigs langs den weg vertelt, hoe ze opgetogen luisteren naar een vogellied of blijde juichen bij 't ontdekken van een nieuwe plant. De heerlükheid der natuur maakt een diepen indruk ook op kinderen, al treedt die niet altijd zoo maar aan het licht. Nu kan het zijn, dat de leerlingen der Brinioschool op het punt van reizen een weinig verwend zijn en het aanschouwen van natuurschoon be hoort tot hun dagelijksche genietingen. Voor dezen leider kon dit echter juist een geluk kige omstandigheid zijn om liefde voor de natuur in zijn kweekelingen op te wekken. Van zulke bemoeiingen zijnerzijds vernemen wij niets. Het komt ons voor, dat wij de waarde van dezen Brief over Opvoeding niet moeten zoe ken in de paedagogische opmerkingen, die we er al zij het sporadisch in aantreffen, /e zijn al te bekend en te alledaagsch. De be doeling van de uitgave zal, vermoeden wij, een andere zijn, dan de titel aanwijst. Niet de opvoedkundige kennis van het ontwikkeld publiek moet door dezen Brief bevorderd worden, de schrijver heeft, dunkt ons, enkel het belang van zijn lèves met dit geschrift op het oog gehad. Ziet gij, als de jongens eens een knap opstel hebben geschreven, wordt het gedrukt in een boek van hun leeraar; twee derde van dit boek is zelfs voor verdienstelijke opstellen beschikbaar. Waarschijnlijk zullen in andere van deze Brieven ook oplossingen van wiskundige vraagstukken en thema's met maar twee of drie fouten voorkomen. Welk een prikkel voor den leerlust, als goed werk in een boek wordt opgenomen. Ook prettig voor papa en mama om de proeven van bekwaamheid van hun kinderen netjes gedrukt te zien. Alzoo hebben wij dezen Brief hoogst waar schijnlijk te beschouwen als een geschrift met een niet zeer juisten titel, dat door een handig leeraar gebruikt wordt als middel om den leerlust bij zijn kweekelingen wakker te houden. H. DEELMAN. NIEUWE UITGAVEN. De Engelsche tekst van het te Londen verschenen werkje A Diitchman's IKfliciiltiex with the english language. Voor Nederlanders verklaard en toegelicht door SEUVAAS DE BKUIN. Vierde druk. Zutphen, W. J. hieme & Co. Verslag van het woningonderzoek in de gemeente Kotlerdam, ingesteld door de Oezondheids-Oommissie. Moderne kunstwerken, tweede jaargang, afl. 7. Amsterdam, W. Versluijs. Wettelijke voorschriften, verzameld voor het gebruik aan boord van Ned, koopvaardijsche pen, door A. H. W. VAN LUIK. Zwolle, W. E. J. Tjeenk Willink. Vit Jacob Böhmc, bijeengebracht door H. W. NACHENIUS. Leiden, A. H. Adriani. Kepetitieboekje, bevattende o. a. al de schiftelijke opgaven van de examens voor onder wijzer en onderwijzeres gehouden in 1904, benevens eenige verslagen van mondelinge examens, bewerkt en verzameld door A. WKSTEKUOK. Zwolle, W. K J. Tjeenk Willink. Verzen, door BERNARD CANTKK. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst. Inhoud van Tijdschriften. Onze Eeuw, 7e afl.: Donkere dagen, door Th. van Merwede. Herinneringen aan Kusland, door Z. Stokvis. Negatieve en posi tieve arm verzorging, door mevr. M. G. MullerLulofs. De Dorchester Labourers, door H. Salomonson Gz. ? Wilhelm von Polenz, door Geertruida Carelsen. Anton Dvorak, door dr. J. de Jong. Onze Leestafel. De XXe Eeuw, 7e afl.: Stille uren, door dr. A. Aletrino. Aischylos' Agamemnoon, door P. C. Boutens en Albert Verwey. Hemel en aarde, door Alex. Gutteling. In de bad plaats, door L. van Deyssel. De Neder lundsche arbeidswetgeving, door J. Molen maker. Verzen, door Henri Bakels. De heilige .tocht, door Arij Prins. Noord-Nederlandsclie beeldhouwkunst in de midden eeuwen. (Sroot Nederland, Juli 1904; Ina Boudier Bakker, Grenzen. Top Naeit', Twee son netten. Louis Couperus, Imperia. Cyriel Buysse, 'n Dorpje. Carel Scharten, Verzen aan haar. Marie Metz-Koning, Ziek. Dr. J. B. Schepers, Weest n gij allen. Dr. Martin Rudelsheim, Eenige denkbeelden over practisch Flamingantisme. Biblio grafie : J. Huf van Buren, Johannes de speel man. Felix Ort, Naar 't groote licht. Jeanne Reyneke van Stuwe, Liefde. Jeugd, afl. 7 : Met m'n tante op zee. Het vergaan van de Rosario. De twee kikvorschen. Vreemd en eigen. In een wereld van wonderen. Lena's geluksbuaje. Indiaansche vertellingen. - - Ons eigen tuintje. Rijnlandscho sagen: Otto de Schutter. Lessen van een' ouden goochelaar. Waar heid en fantasie.?Bij de plaat, (niet bijlage). Slöjdwerk (met bijl.). Kunstjes en spelen. Raadsels. Onze ruilhandel. Correspon dentie. Nederland, afl. 7 : Mevr. La Chapelle Roobol, Ouders en kinderen. Aesgo, Twee bedevaarten.?J. K. Kensburg, Scala, ? Marie Metz-Koning, Ken gelukkig mensch. Kro niek. ? F. D. N. Villons, ballade. Europa, afl. 7 : De verhuizing der familie Gildemeester, door J. Everts Jr. Gabriele d'Annunzio Mungia.?Anna Wahlenberg, Een riethalm. Geleste von Hippel, Veenrook. Cenatos, Een boekenpraatje.?Dr. E., Popu lair, wetenschappelijk overzicht, ('ato V,. Levie. De vorige maand. Studies in Volkskracht, Xo. 9 : De beteekenis der hoogere standen voor de tegenwoordige maatschappij, door mr. H. J. Nieboer. Onze Kunst, No. 7: Tekst: Een van Gogh tentoonstelling te Groningen. K. Jacobsou. Th. M. Roest van Limburg, Vier cartons van Barend Orley.?(jeorges Eekhout, Het Salon der libre esthétique (tentoonstel ling der impressionnisten). Kunstberichten. Platen: Vincent van Gogh, Boerenwo ning, Turi'schuit, Restaurant de la sirene. Rhonebrug. Zonnebloemen. Barend van Orley, Adolf van Nassau; Voorstelling uit het huis van Nassau Otto I: Voorstelling uit het huis van Nassau Hendrik I, Hendrik III. Eduard Monet, Op het strand. Claude 3Ionet, Falaise ;i Pourville. Auguste Renoir, La Loge. Theo van Rijsselberghe, Een lezing. ? Vincent van Gogh, Avond, Na het onweer, Sneeuwdag. Vragen ran den Dag, ad. 7: J. H. Tiesing, Arbeidstoestanden en arbeidsloonen in Drente. ? J. Brand, De taal der dieren. P. A.. A. De Sleeswijksche halligen. Prof. FunckBrentano, De ware geschiedenis van Blaauwbaard. Het dwergvolk der Bequelle. Bibliographie. Van maantl tot maand, Het tropische woud op Java (Boeka). liet Xederlandsche volks karakter, (prof. Kern). Statistische cijfers over oorlogen, (G. Berndt). De Levende Natuur, afl. 4: Het draaikevertje of schrijvertje, door Jac. P. Thijsse. Een wandeling door het Spanderswoud, door Chr. H. Raad. De wilde eend, door J. Vijverberg. Piet Haan, door J. Jeswiet. Vragen en korte rnededeelingen. Handelingen van de Nederlandsche Anthropologische Vereeniging, afl. 2: J. H. F. Kohlbrugge, Zur Anthropologie Hollandischer Fisctier. W. L. Jens, De Papoea's der Geelvinksbaai. P. H. Eijkman, Das neue graphische System für die Kraniologie. Eigen Haard,No. 28: Zooals de ouden zongen.., door Louise B. B., XIV. De verassing van Goa (1039). Een nog onbekend schilderij, nu in het Rijksmuseum, door J. F. L. de Balbian Verster, met af b. en kaarten. (Slot). Het regiment grenadiers en jagers 1829 7 Juli 1904, door Dick, niet af'b. en portret ten. Voor reuzel rozen, door F. J. van Uildriks. Over hei en heuvel aan den rand der Veluwe, door Jer°. de Vries, met foto's van den heer G. O. 't Hooft, amateur-foto graaf. (Slot). Jolchen, naar het Duitsch van J. K. Schnitzer. Feuilleton. UIT DE N.ATUU^. LXIII. In Artis. 't Wordt nu zoowat de drukke tijd voor vreemdelingen in Artis. Al wat gedurende de vacantie in Amsterdam komt, besteedt natuurlijk zijn dag aan Artis. Wie 't met een halven dag af wil doen, is de rechte liefheb ber niet, die gaat er heen, omdat hij thuis niet durft bekennen er heelemaal niet ge weest te zijn. Een vollen dag eigcht Artis en is die ook waard. Wie er voor 't eerst komt heeft geen anderen gids of raadgever noodig dan het boekje van 't loket. En eigenlijk dat ook nog niet. Die ziet er zooveel vreemds en moois, dat de dag om is vóór hij 't weet; en dan blijft er stellig meer dan drievierden van het bezienswaardige ongezien. Maar wie nu juist niet naar Artis gaat foor een eerste kennismaking, wie de musea, het aquarium, de volières en de roofdiergalerijen al een paar keer langs is geweest, die krijgt na een uurtje wandelens allicht het idee, dat er voor hem zoo heel veel nieuws niet meer te zien is of dat hij ten minste het mooie en interessante niet vinden kan. En dat is eigenlijk ook zoo. Een van de zalen,die door heel veel bezoekei s ten onrechte worden overgeslagen, is die van de kleine roofdieren. Nu volgt op de eerste stap naar binnen in dit zaaltje meestal een neiging tot terugdeinzen vanwege de minder aangename geur, dien dassen en bunsings gewoon zijn te verspreiden. Maar is dit nu een reden om niet even binnen te blijven? Er zijn and re merkwaardige dieren, die een afzichtelijk uiterlijk hebben zooals de krokodil, het wrattenzwijn en enkele meer; toch blijft ieder wel even kijken. Nu evenwel het reukorgaan, dat toch niet het edelste is, eventjes onaangenaam wordt aange daan, loopen de menschen dadelijk weer weg. Knijp even den neus dicht als het u te plot seling overvalt; 't is trouwens bij de kleine roofdieren lang niet meer zoo onaangenaam riekend als vroeger, een betere ventilatie en de meestal open deuren hebben er goed a;m gedaan. Alleen om de beide wilde dassen en de jonge vossen die er onderdak hebben gevonden, is dit zaaltje naast de roofdierengalerij ten bezoek waard; men ziet er zoo echt den nijdigen aard van de dassen, met hun mooie wit en zwart gestreepte snuiten; voortdurend grom men, snauwen en janken ze tegen elkaar ; de jonge vossen, aangeduid als gewone vos" zijn mooie dieren, geschenken van verschillende Artis-vrienden uit ons land. Wat zijn de diertjes bang, als je ze eens goed in de bruine oogen kijkt en wat een ?unheimlich geelgroen licht straalt er uit, als zo glurend in een don keren hoek van hun hok kruipen. Naast de dassen wonen een paar poolvos sen, ons welbekend uit de Overwintering en uit Nordenskjold's en Nansens reisverhalen.Witte en blauwe poolvossen zijn het, die daar in 't noorden de stille nachten met hun gejank vervullen; hier in Artis is op 't oogenblik alleen de blauwe soort vertegenwoordigd, door twee exemplaren. Wie aan werkelijk blauw denkt zal er lang naar zoeken ; ze zijn zoo blauw als het haar van Creolen of ZuiilAmerikaanschc Spanjaarden soms wezen kan; op 't eerste gezicht is de kleur niet anders dan vaal zwartachtig bruin, alleen als de dieren door de zon of sterk diffuus worden beschenen, valt de blauwachtige tint in 't oog. Ook de wilde boschkat in een der bovenhokken is een prachtig dier, haast zonde om het op te sluiten ; tot voor eenige weken leefde er ook een iulandsche marter ; dit dier had de gewoonte, uren lang in een zonderlinge bocht open neer te springen in zijn hok, als hot eens verschrikt was gemaakt; het bleef doorspringen tot het in een soort stuip neer viel. Ook in de vrije natuur doen in 't nauw gebrachte marters soms iets dergelijks, waar door ze don jager een gemakkelijk schot bieden. Tegenover de kleine roofdieren staat de oude broeikas, die nu een echte warme kas is voor gevoelige dieren uit de tropen. Deze wordt meestal overgeslagen doordien de ingang zijwaarts ligt. Daar huizen de tweevingerige en di evingerige luiaard, en een reuzenschildpad. In een glazen hok, vlak bij de deur leven al jaren een paar van de merkwaardigste diereu die er bestaan ; het zijn Australische mierenegels, dieren met pennen als stekelvarkens, poolen waarop ze haast niet loopen kunnen, bekken die veel op vogelsnavels lijken en tot over maat van exentriciteit, leggen deze zoogdie ren eieren. Een buidelrat loeft er tusschen twee soorten van alleraardigste Braziliaansche dwergaapjes, zoogenaande ouistiti's, vroeger als schootaapjes veel in gebruik. Wie zich Daudets Rois en e.cil herinnert, weet ook nog wel dal indertijd het ten geschenke zenden van een ouistitie te Parijs de betee kenis had van een afgebroken liaison. Nu de zaal met de kooien voor zeldzame apen een eigen uit- en ingang op den tuin heeft, wordt deze afgelegen hoek niet meer zoo vaak vergeten als vroeger; en nu er twee orang-oetangs te kijk zijn, deukt ieder er wel aan, een kijkje te gaan nemen. Onze orangs zijn nog klein, de oudste het man netje is een erg bazig heer, die zijn vrouwe lijke soortgenoot niet al te teer mint. Beider speelkameraadje, het aapje baby", heb ik verleden jaar voor mijn lezers al eens be schreven en geteekend. U weet wel, dat aapje, dat zoo spoedig na de geboorte zijn moeder verloor en toen met speen en zuigflesch werd groot gebracht. Baby is nog altijd een klein jong en speelsch aapje, dal zijn belrekkelijke vrijheid in hel groote .orang-oetanghuis op bevallige wijze weet te genieten ; 't is bepaald een fatsoenlijk aapje en haast zoo verstandig als een ondeugend en verwend kind. Van de orang-oetangs leidt de weg door de zangvogelzaal. Daar moei u eens kijken op de toonbank; rechts naast de baarduieezenkooi vindt u er een groote vollere met staarlmeezen, diertjes die onze dennebosschen heel vroolijk kunnen maken. Ze zijn nog heel mooi in de veeren, ook de lans*e staarlen blijven nog al gaaf in de groote kooi; zoodat men met niet al te groot jammergevoel de dieren tusschen de tralies ziet heen en weer huppen. Voor de kooitjes vlak bij den uitgang dient u ook even stil te staan ; daar zitten een braamsluij.ertje, een fitis, een blauwborstje, boompiepers en meer kleine zangvogeltjes in kleine kooien, 't Is nuttig om deze diertjes, die men meer hoort dan ziet, ook eens op zijn gemak en nog niet opgezet te kunnen bekijken. Maar de kooien zijn wat klein en donker, en nu 't nog zomer is, konden ze en rekent zich ontslagen van zijn vaderplichten. De larven ontwikkelen zich verder in 't water op de wijze van kikvorschen. Van morgen heb ik nog zoo'n mannetje, beladen met eieren, in 'l lerrariurn zien rondkruipen. In ons land komen ze zelden voor. Dr. J. Th. Oudemans vond eenige jaren ge leden het eerste exemplaar bij Valkenberg en in deze week zond mij een natuur vriend een tweede, dat ook op die plaats niet ver van de Schaesberg was gevonden. Van de terrariumzaal langs de apenkooi gaande, moei u even doorloopen langs de groote volières vóór den vijver; in Iwee ervan vindt men den geheelen bodem opgewoeld op de manier van Amsterdam in 1903.- Daar bij de Telagalla-hoenders is geen gas, telefoon of electrische geleiding de oorzaak van de opbraak, die zelfs de steenen van de hokken rechts en links niet spaart. De beide vogels, die wel wat op zwarte kalkoenen lijken, gra ven den grond open en werpen al hel zand mei steen en kalk op n grooten hoop. Dat doen ze in hun vaderland ook; in die zand en bladerhoop, welke eenige meters hoog kan worden, leggen ze hun eieren ; en in plaats Vroedmeester-padjes. builen nog zoo veel genieten; 't is dan ook heel goed, dat deze vogeltjes nog al eens door andere vervangen worden en de eerste de vrijheid krijgen, zoolang het nog geen winter is. Als ge tocli nog in dezen noord-oost-hoek van den tuin zit, loop clan ook even de zaal er naast in, de zaal van't insectariuni, waarover ik het een poos geleden gehad heb. Kijk eens in den uitersten hoek, in een terrarium, het laatste van de lange rij, of ge er ook een klein grijs padje op 't gras ziet ; bij donker weer is de kans het grootst; want 't is een nachtdiertje en het heet de vroedmeesterpad. Een zonderlinge naam en toch een kenmer kende. Treft ge het, dan komt de verklaring in levenden lijve u voor oogeu springen. Het mannetje heeft bij deze dieren de zeer vreemde gewoonte het wijfje te helpen ver lossen van haar eieren door zeer handige bewegingen. Maar daarbij laat hij het niet; hij neemt de gelegde eieren met zich mee, bevrucht ze en wikkelt ze tegelijkertijd om zijn lichaam boven de achterpoolen. In de eieren op den rug van 't mannetje ontwik kelen zich de jonge padjes, net of het vogeltjes waren, en is de tijd van uitkomen daar, dan brengt papa ze zorgvuldig naar het water, deponeert ze in een geschikten poel of beek van er zelf op te gaan zitlen, werken ze er lioopen bladeren en mest bovenop,om de eieren door de warmte van de vergaande stoffen Ie doen uitbroeden. De vondst van zoo'n eiermesthoop is voor de Australische inboorlingen een reden tol groole vreugde; ook als de eieren al wal vuil" zijn; dal hindert hun zoo veel niet. liet Brutgeschafl wordt in Arlis nog ui eens door anderen dan de moeders overge nomen. Zoo verbeeldt zich een krielkip naast de pauwenvoliere een heel leuk stelletje pa trij «kwartels Ie hebben voortgebracht. Wie een echt huiselijk tafereeltje wil zien, moet van de zeel eeuwen terugkomend, daar dicht bij eens door de heg gluren, waar vijf lorkeboomen in 'l midden staan; daar ziet ge twee witle Chineesche kraanvogels en in 't zelfde perk wandelt een bruin diertje rond, iet* grooter dan een kip ; dat is een pas uitge komen jonge kraanvogel ; zoo gauw moeder of vader kraan oordeelen dat er te veel oogen op hun kind gericht zijn, of dat hel wal koel en vochtig is, wordt het jonkie heel zorg vuldig onder moeders vleugels gebracht en zoo weggestopt, dat er geen veertje of pootje van te zien komt. E. HEIMANS. J. J. BIESING, Hun» t handel. 'S-GRA.VENHAGE, Molenstraat 65,65A en 61 Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. Panorama-G-e'bovLW. Amsterdam, Plantage. Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil derijen, Perzische Tapijten. Vaste prijzen. Toegang vrij. zijn smaakvol, modern, solide, de prijzen zeer concurreerend. Afbeeldingen en beschrijvingen met prijzen gratis en franco. 234 Spuistraat, Filiaal DA N RAK 7 «. AmSTERPAffl AARDEWERK EM TEGELS FABRJfSFfnERK. L BINNEN-: INRICHTINGTOT MEUBELEERING EN -VERSIERING ^DER- WONING^ I2O ? ROKIN ? 12O

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl