Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1411
streven inoet overnemen; dat de voorstellen
(en de daden) tot verbetering niet uit hun
eigen boezem komen,, maar dat zij door taal
kundigen daarop moeten worden gewezen,
dat zij zo lastig mee te trekken zijn in de
opkomende stroom ? Niet gij alleen, officieren,
draagt schuld maar gij ook!
Het is waar, de lijst van Dr. Zuidema is
niet bij uitstek gelukkig, en op verre na niet
volledig; doch zelfs al ware zij van het begin
tot het eind verkeerd, dan noch zou dit niets
inbrengen tegen het streven zelve. Het enige,
wat er uit blijkt, is, dat zij, die het beste
de betekenis ? van al die woorden kennen,
zelf de handen aan het werk moeten slaan
en goede vervangingen bedenken. De zér,
zér grote onvolledigheid bewijst juist de
dringende nodzakelikheid van ingrijpende
verbeteringen. Het is dus ook volstrekt niet
wenselik, dat er noch meer vreemde woorden
worden ingevoerd (zie betoog in December
aflevering: genoeg taalgevoel zullen bezitten,
zuinig te zijn met de invoering van vreemde
woorden") neen, het is dringend, dat er geen
enkel vreemd woord meer worde ingevoerd, wij
hebben er al te over! Dat nieuwe woorden er
zo kunstmatig uitzien, dat er niet aan te
denken zal vallen, ze door 't grote publiek"
te doen aannemen is een verkeerde veronder
stelling. Zo er achter die woorden slechts
kracht gezet worde ! Wanneer alle officieren,
van hoger hand bevolen, dus ook uit het
kader en het gehele leger, alle voorschriften,
bescheiden en leerboeken die nieuwe woorden
overnemen, zullen zij geëerbiedigd worden,
voral, zo de keuze dier nieuwe woorden juut
en gelukkig is.
Het is waar, wat de heer Bylevelt zegt,
dat de taal van visserij en scheepvaart van
eigen stam inheems was. Bij het leger is
de toestand anders" vervolgt hij. Maar het
leger en de vloot, die onze onaf hankelikheid
bevochten in tachtig jaren, zij zijn niet ge
vormd door de dwingeland, maar door het
volk zelf; het leger uit het volk voortge
sproten, heeft overwonnen, en niet de eerst
in het veld gebrachte huurtroepen, die dienst
weigerden, wanneer de gelden waren uitgeput.
Om die reden ook zijn onze
krijgsmanswoorden niet uit het Spaans. Nochtans waren
ook .toen reeds vele vreemde woorden in
gebnrik (al sprak men ook van voetvolk,
ruiterij, kartoüw, hopman enz.) Hoe dit kwam ?
Om de zeer eenvoudige reden, dat de edelen,
die het volk aanvoerden, vaak het Frans tot
gewone taal hadden. Dit is echter niet
meer zo. De hoofden en aanvoerders van
ons volk gebruiken het Frans niet meer als
zodanig en ons volk heeft zijn eenheid, zijn
eigen onafhankelik bestaan en letterkunde
gekregen, zijn eigen taal leren liefhebben. Men
zou ook tijd gehad hebben, om in die nood,
temidden van de jammeren, elk (vaak op het
ogenblik) ingevoerd woord te verdietsen! Doch
reeds AVillem van Oranje's vertrouwde vriend,
Marnix van St. Aldegonde, begon de pen op te
? vatten voor de vrij heidsgedachte en eigen
landstaal. Wie vóór hem heeft zulk Nederlands
proza geschreven, wie zulk een lied als 'het
Wilhelmus ! Zouden wij nu niet willlen vol
tooien, wat Marnix van St. Aldegonde aan
ving? Toen de zwijger door een verraderskogel
werd getroffen, waren zijn laatste woorden
zuiver Frans; hoe kon dit anders, het was de
taal lijner gedachten, gelijk Nederlands heil de
taal van zijn hart. Doch zo zijn woorden aan
de kinderen worden verteld, vertaalt men ze
eerst in het Nederlands. Laat ons alzo doen
en alle Franse en andere woorden vertalen, ook
dan, wanneer ons volk die woorden langzamer
hand is gaan begrijpen. Gij zijt bevreesd, los
gerukt te worden van het Napoleontiese
tijdvak'? Moet dit voor ons, lateren, niet juist
hoogst aangenaam zijn ? Ken reden meer,
die pleit voor veranderen !
(Wordt rerrolgd). VAN KLKINU.
Brieven over Opvoeding, door T. KI.EEFSTIJA,
directeur der Brinioschool te Hilver
sum V.
Het heeft ons aan de gelegenheid ontbroken
om de eerste vier nummers dezer Brieven te
lezen- en ons oordeel over de geheele uitgave
zou dus wel anders kunnen zijn dan over het
nummer, dat thans voor ons ligt.
Deze Brief over Opvoeding bestaat uit 31
bladzijden op zwaar papier gedrukt en is met
enkele photo's versierd. Op de eerste tien
bladzijden verhaalt de schrijver ons, welke
leertochten hij zooal met de knapen der Bri
nioschool heeft gedaan, wat volgens zijn er
varing de bezwaren en voordeelen van die
uitstapjes zijn en hoe het plan ontstond voor
den jongsten tocht. Daarna vult hij negentien
bladzijden met opstellen door de beste zijner
leerlingen over de reis geschreven en waarin
wij een vrij sterke overeenkomst met den stijl
van den auteur zelf meenden op te merken,
wat getuigt voor den invloed, dien hij op de
'litteraire ontwikkeling zijner kvveekelingen
schijnt uit te oefenen. Aan 't slot neemt hij
zelf weer het woord om naar aanleiding van
de opstellen te getuigen, dat een jongen geen
oog heeft voor het schoone, het wetenswaar
dige, het typische, doch slechts voor het
komische in al zijn schakeeringen.
Aan het einde der lectuur waren we ge
neigd ons over te geven aan een gevoel van
teleurstelling. We hadden verwacht in dit
geschrift over schoolreizen een anderen toon
te hooreu klinken. De directeur der Brinio
school arbeidt order zeer gunstige voor
waarden : hij schijnt een klein getal leer
lingen te hebben, die den geheelen dag onder
zijn leiding staan en er kan veel worden
gedaan aan spel, sport en vrijen arbeid. Hier
kan de opvoeding, geleid door iemand met
wat geestdrift en gevoel, schoone resultaten
bereiken. Waarom nu alleen verteld van die
alledaagsehheden: dat die jongens zoo ge
steld zijn op lekker eten en drinken, op een
royaal logies, dat het soms zooveel moeite
kost hen in toom te houden en zoo meer. Was
er niets te zeggen van de aantrekkelijkheid
van het frissche jongensleven, van courage
en levenslust, van ontluikende mannelijke
deugden? Onze litteratuur over schoolreizen
geeft ons geen beeld van de waarheid" zegt
de schrijver. In een reisverhaal is gewoon
lijk de leider aan het woord en deze geeft
niet de indrukken van 't kind, maar zijn
eigen indrukken weer met de meening, dat
't kind die ook zoo zal hebben ontvangen".
Wij weten niet, welke litteratuur hier be
doeld wordt, maar wel zijn wjj er getuige
van geweest, hoe innig gelukkig kinderen
kunnen zijn op een tochtje in een mooie
streek, met hoeveel echte belangstelling ze
luisteren, als de leider van iets merkwaardigs
langs den weg vertelt, hoe ze opgetogen
luisteren naar een vogellied of blijde juichen
bij 't ontdekken van een nieuwe plant. De
heerlükheid der natuur maakt een diepen
indruk ook op kinderen, al treedt die niet
altijd zoo maar aan het licht. Nu kan het
zijn, dat de leerlingen der Brinioschool op
het punt van reizen een weinig verwend zijn
en het aanschouwen van natuurschoon be
hoort tot hun dagelijksche genietingen. Voor
dezen leider kon dit echter juist een geluk
kige omstandigheid zijn om liefde voor de
natuur in zijn kweekelingen op te wekken.
Van zulke bemoeiingen zijnerzijds vernemen
wij niets.
Het komt ons voor, dat wij de waarde van
dezen Brief over Opvoeding niet moeten zoe
ken in de paedagogische opmerkingen, die
we er al zij het sporadisch in aantreffen, /e
zijn al te bekend en te alledaagsch. De be
doeling van de uitgave zal, vermoeden wij,
een andere zijn, dan de titel aanwijst. Niet
de opvoedkundige kennis van het ontwikkeld
publiek moet door dezen Brief bevorderd
worden, de schrijver heeft, dunkt ons, enkel
het belang van zijn lèves met dit geschrift
op het oog gehad. Ziet gij, als de jongens
eens een knap opstel hebben geschreven,
wordt het gedrukt in een boek van hun
leeraar; twee derde van dit boek is zelfs
voor verdienstelijke opstellen beschikbaar.
Waarschijnlijk zullen in andere van deze
Brieven ook oplossingen van wiskundige
vraagstukken en thema's met maar twee of
drie fouten voorkomen. Welk een prikkel
voor den leerlust, als goed werk in een boek
wordt opgenomen. Ook prettig voor papa
en mama om de proeven van bekwaamheid
van hun kinderen netjes gedrukt te zien.
Alzoo hebben wij dezen Brief hoogst waar
schijnlijk te beschouwen als een geschrift
met een niet zeer juisten titel, dat door een
handig leeraar gebruikt wordt als middel
om den leerlust bij zijn kweekelingen wakker
te houden.
H. DEELMAN.
NIEUWE UITGAVEN.
De Engelsche tekst van het te Londen
verschenen werkje A Diitchman's IKfliciiltiex
with the english language. Voor Nederlanders
verklaard en toegelicht door SEUVAAS DE
BKUIN. Vierde druk. Zutphen, W. J. hieme
& Co.
Verslag van het woningonderzoek in de
gemeente Kotlerdam, ingesteld door de
Oezondheids-Oommissie.
Moderne kunstwerken, tweede jaargang, afl. 7.
Amsterdam, W. Versluijs.
Wettelijke voorschriften, verzameld voor het
gebruik aan boord van Ned, koopvaardijsche
pen, door A. H. W. VAN LUIK. Zwolle, W. E. J.
Tjeenk Willink.
Vit Jacob Böhmc, bijeengebracht door H. W.
NACHENIUS. Leiden, A. H. Adriani.
Kepetitieboekje, bevattende o. a. al de
schiftelijke opgaven van de examens voor onder
wijzer en onderwijzeres gehouden in 1904,
benevens eenige verslagen van mondelinge
examens, bewerkt en verzameld door A.
WKSTEKUOK. Zwolle, W. K J. Tjeenk Willink.
Verzen, door BERNARD CANTKK. Amsterdam,
Vennootschap Letteren en Kunst.
Inhoud van Tijdschriften.
Onze Eeuw, 7e afl.: Donkere dagen, door
Th. van Merwede. Herinneringen aan
Kusland, door Z. Stokvis. Negatieve en posi
tieve arm verzorging, door mevr. M. G.
MullerLulofs. De Dorchester Labourers, door H.
Salomonson Gz. ? Wilhelm von Polenz, door
Geertruida Carelsen. Anton Dvorak, door
dr. J. de Jong. Onze Leestafel.
De XXe Eeuw, 7e afl.: Stille uren, door dr.
A. Aletrino. Aischylos' Agamemnoon, door
P. C. Boutens en Albert Verwey. Hemel
en aarde, door Alex. Gutteling. In de bad
plaats, door L. van Deyssel. De Neder
lundsche arbeidswetgeving, door J. Molen
maker. Verzen, door Henri Bakels. De
heilige .tocht, door Arij Prins.
Noord-Nederlandsclie beeldhouwkunst in de midden
eeuwen.
(Sroot Nederland, Juli 1904; Ina Boudier
Bakker, Grenzen. Top Naeit', Twee son
netten. Louis Couperus, Imperia. Cyriel
Buysse, 'n Dorpje. Carel Scharten, Verzen
aan haar. Marie Metz-Koning, Ziek.
Dr. J. B. Schepers, Weest n gij allen.
Dr. Martin Rudelsheim, Eenige denkbeelden
over practisch Flamingantisme. Biblio
grafie : J. Huf van Buren, Johannes de speel
man. Felix Ort, Naar 't groote licht.
Jeanne Reyneke van Stuwe, Liefde.
Jeugd, afl. 7 : Met m'n tante op zee. Het
vergaan van de Rosario. De twee
kikvorschen. Vreemd en eigen. In een wereld
van wonderen. Lena's geluksbuaje.
Indiaansche vertellingen. - - Ons eigen tuintje.
Rijnlandscho sagen: Otto de Schutter.
Lessen van een' ouden goochelaar. Waar
heid en fantasie.?Bij de plaat, (niet bijlage).
Slöjdwerk (met bijl.). Kunstjes en spelen.
Raadsels. Onze ruilhandel. Correspon
dentie.
Nederland, afl. 7 : Mevr. La Chapelle
Roobol, Ouders en kinderen. Aesgo, Twee
bedevaarten.?J. K. Kensburg, Scala, ? Marie
Metz-Koning, Ken gelukkig mensch. Kro
niek. ? F. D. N. Villons, ballade.
Europa, afl. 7 : De verhuizing der familie
Gildemeester, door J. Everts Jr. Gabriele
d'Annunzio Mungia.?Anna Wahlenberg, Een
riethalm. Geleste von Hippel, Veenrook.
Cenatos, Een boekenpraatje.?Dr. E., Popu
lair, wetenschappelijk overzicht, ('ato V,.
Levie. De vorige maand.
Studies in Volkskracht, Xo. 9 : De beteekenis
der hoogere standen voor de tegenwoordige
maatschappij, door mr. H. J. Nieboer.
Onze Kunst, No. 7: Tekst: Een van Gogh
tentoonstelling te Groningen. K.
Jacobsou. Th. M. Roest van Limburg, Vier
cartons van Barend Orley.?(jeorges Eekhout,
Het Salon der libre esthétique (tentoonstel
ling der impressionnisten). Kunstberichten.
Platen: Vincent van Gogh, Boerenwo
ning, Turi'schuit, Restaurant de la sirene.
Rhonebrug. Zonnebloemen. Barend van
Orley, Adolf van Nassau; Voorstelling uit
het huis van Nassau Otto I: Voorstelling
uit het huis van Nassau Hendrik I, Hendrik
III. Eduard Monet, Op het strand.
Claude 3Ionet, Falaise ;i Pourville. Auguste
Renoir, La Loge. Theo van Rijsselberghe,
Een lezing. ? Vincent van Gogh, Avond, Na
het onweer, Sneeuwdag.
Vragen ran den Dag, ad. 7: J. H. Tiesing,
Arbeidstoestanden en arbeidsloonen in Drente.
? J. Brand, De taal der dieren. P. A.. A.
De Sleeswijksche halligen. Prof.
FunckBrentano, De ware geschiedenis van
Blaauwbaard. Het dwergvolk der Bequelle.
Bibliographie.
Van maantl tot maand, Het tropische woud
op Java (Boeka). liet Xederlandsche volks
karakter, (prof. Kern). Statistische cijfers
over oorlogen, (G. Berndt).
De Levende Natuur, afl. 4: Het draaikevertje
of schrijvertje, door Jac. P. Thijsse. Een
wandeling door het Spanderswoud, door
Chr. H. Raad. De wilde eend, door J.
Vijverberg. Piet Haan, door J. Jeswiet.
Vragen en korte rnededeelingen.
Handelingen van de Nederlandsche
Anthropologische Vereeniging, afl. 2: J. H. F.
Kohlbrugge, Zur Anthropologie Hollandischer
Fisctier. W. L. Jens, De Papoea's der
Geelvinksbaai. P. H. Eijkman, Das neue
graphische System für die Kraniologie.
Eigen Haard,No. 28: Zooals de ouden zongen..,
door Louise B. B., XIV. De verassing
van Goa (1039). Een nog onbekend schilderij,
nu in het Rijksmuseum, door J. F. L. de
Balbian Verster, met af b. en kaarten. (Slot).
Het regiment grenadiers en jagers 1829
7 Juli 1904, door Dick, niet af'b. en portret
ten. Voor reuzel rozen, door F. J. van
Uildriks. Over hei en heuvel aan den rand
der Veluwe, door Jer°. de Vries, met foto's
van den heer G. O. 't Hooft, amateur-foto
graaf. (Slot). Jolchen, naar het Duitsch
van J. K. Schnitzer. Feuilleton.
UIT DE N.ATUU^.
LXIII. In Artis.
't Wordt nu zoowat de drukke tijd voor
vreemdelingen in Artis. Al wat gedurende
de vacantie in Amsterdam komt, besteedt
natuurlijk zijn dag aan Artis. Wie 't met een
halven dag af wil doen, is de rechte liefheb
ber niet, die gaat er heen, omdat hij thuis
niet durft bekennen er heelemaal niet ge
weest te zijn.
Een vollen dag eigcht Artis en is die ook
waard. Wie er voor 't eerst komt heeft geen
anderen gids of raadgever noodig dan het
boekje van 't loket. En eigenlijk dat ook nog
niet. Die ziet er zooveel vreemds en moois,
dat de dag om is vóór hij 't weet; en dan
blijft er stellig meer dan drievierden van het
bezienswaardige ongezien.
Maar wie nu juist niet naar Artis gaat foor
een eerste kennismaking, wie de musea, het
aquarium, de volières en de roofdiergalerijen
al een paar keer langs is geweest, die krijgt
na een uurtje wandelens allicht het idee, dat
er voor hem zoo heel veel nieuws niet meer
te zien is of dat hij ten minste het mooie
en interessante niet vinden kan.
En dat is eigenlijk ook zoo. Een van de
zalen,die door heel veel bezoekei s ten onrechte
worden overgeslagen, is die van de kleine
roofdieren. Nu volgt op de eerste stap naar
binnen in dit zaaltje meestal een neiging tot
terugdeinzen vanwege de minder aangename
geur, dien dassen en bunsings gewoon zijn
te verspreiden.
Maar is dit nu een reden om niet even
binnen te blijven? Er zijn and re merkwaardige
dieren, die een afzichtelijk uiterlijk hebben
zooals de krokodil, het wrattenzwijn en enkele
meer; toch blijft ieder wel even kijken. Nu
evenwel het reukorgaan, dat toch niet het
edelste is, eventjes onaangenaam wordt aange
daan, loopen de menschen dadelijk weer weg.
Knijp even den neus dicht als het u te plot
seling overvalt; 't is trouwens bij de kleine
roofdieren lang niet meer zoo onaangenaam
riekend als vroeger, een betere ventilatie en
de meestal open deuren hebben er goed a;m
gedaan.
Alleen om de beide wilde dassen en de jonge
vossen die er onderdak hebben gevonden, is
dit zaaltje naast de roofdierengalerij ten
bezoek waard; men ziet er zoo echt den
nijdigen aard van de dassen, met hun mooie wit
en zwart gestreepte snuiten; voortdurend grom
men, snauwen en janken ze tegen elkaar ; de
jonge vossen, aangeduid als gewone vos" zijn
mooie dieren, geschenken van verschillende
Artis-vrienden uit ons land. Wat zijn de
diertjes bang, als je ze eens goed in de bruine
oogen kijkt en wat een ?unheimlich geelgroen
licht straalt er uit, als zo glurend in een don
keren hoek van hun hok kruipen.
Naast de dassen wonen een paar poolvos
sen, ons welbekend uit de Overwintering en uit
Nordenskjold's en Nansens reisverhalen.Witte
en blauwe poolvossen zijn het, die daar in
't noorden de stille nachten met hun gejank
vervullen; hier in Artis is op 't oogenblik
alleen de blauwe soort vertegenwoordigd, door
twee exemplaren. Wie aan werkelijk blauw
denkt zal er lang naar zoeken ; ze zijn zoo
blauw als het haar van Creolen of
ZuiilAmerikaanschc Spanjaarden soms wezen kan;
op 't eerste gezicht is de kleur niet anders
dan vaal zwartachtig bruin, alleen als de
dieren door de zon of sterk diffuus worden
beschenen, valt de blauwachtige tint in 't oog.
Ook de wilde boschkat in een der
bovenhokken is een prachtig dier, haast zonde om
het op te sluiten ; tot voor eenige weken
leefde er ook een iulandsche marter ; dit dier
had de gewoonte, uren lang in een zonderlinge
bocht open neer te springen in zijn hok, als
hot eens verschrikt was gemaakt; het bleef
doorspringen tot het in een soort stuip neer
viel. Ook in de vrije natuur doen in 't nauw
gebrachte marters soms iets dergelijks, waar
door ze don jager een gemakkelijk schot bieden.
Tegenover de kleine roofdieren staat de
oude broeikas, die nu een echte warme kas
is voor gevoelige dieren uit de tropen. Deze
wordt meestal overgeslagen doordien de
ingang zijwaarts ligt.
Daar huizen de tweevingerige en di
evingerige luiaard, en een reuzenschildpad. In een
glazen hok, vlak bij de deur leven al jaren
een paar van de merkwaardigste diereu die
er bestaan ; het zijn Australische mierenegels,
dieren met pennen als stekelvarkens, poolen
waarop ze haast niet loopen kunnen, bekken
die veel op vogelsnavels lijken en tot over
maat van exentriciteit, leggen deze zoogdie
ren eieren. Een buidelrat loeft er tusschen
twee soorten van alleraardigste Braziliaansche
dwergaapjes, zoogenaande ouistiti's, vroeger
als schootaapjes veel in gebruik. Wie zich
Daudets Rois en e.cil herinnert, weet ook
nog wel dal indertijd het ten geschenke
zenden van een ouistitie te Parijs de betee
kenis had van een afgebroken liaison.
Nu de zaal met de kooien voor zeldzame
apen een eigen uit- en ingang op den tuin
heeft, wordt deze afgelegen hoek niet meer
zoo vaak vergeten als vroeger; en nu er
twee orang-oetangs te kijk zijn, deukt ieder
er wel aan, een kijkje te gaan nemen. Onze
orangs zijn nog klein, de oudste het man
netje is een erg bazig heer, die zijn vrouwe
lijke soortgenoot niet al te teer mint. Beider
speelkameraadje, het aapje baby", heb ik
verleden jaar voor mijn lezers al eens be
schreven en geteekend. U weet wel, dat
aapje, dat zoo spoedig na de geboorte zijn
moeder verloor en toen met speen en
zuigflesch werd groot gebracht. Baby is nog
altijd een klein jong en speelsch aapje, dal
zijn belrekkelijke vrijheid in hel groote
.orang-oetanghuis op bevallige wijze weet te
genieten ; 't is bepaald een fatsoenlijk aapje
en haast zoo verstandig als een ondeugend
en verwend kind.
Van de orang-oetangs leidt de weg door
de zangvogelzaal. Daar moei u eens kijken
op de toonbank; rechts naast de
baarduieezenkooi vindt u er een groote vollere met
staarlmeezen, diertjes die onze dennebosschen
heel vroolijk kunnen maken. Ze zijn nog
heel mooi in de veeren, ook de lans*e staarlen
blijven nog al gaaf in de groote kooi; zoodat
men met niet al te groot jammergevoel de
dieren tusschen de tralies ziet heen en weer
huppen. Voor de kooitjes vlak bij den uitgang
dient u ook even stil te staan ; daar zitten een
braamsluij.ertje, een fitis, een blauwborstje,
boompiepers en meer kleine zangvogeltjes
in kleine kooien, 't Is nuttig om deze diertjes,
die men meer hoort dan ziet, ook eens op
zijn gemak en nog niet opgezet te kunnen
bekijken. Maar de kooien zijn wat klein en
donker, en nu 't nog zomer is, konden ze
en rekent zich ontslagen van zijn vaderplichten.
De larven ontwikkelen zich verder in 't water
op de wijze van kikvorschen.
Van morgen heb ik nog zoo'n mannetje,
beladen met eieren, in 'l lerrariurn zien
rondkruipen. In ons land komen ze zelden voor.
Dr. J. Th. Oudemans vond eenige jaren ge
leden het eerste exemplaar bij Valkenberg
en in deze week zond mij een natuur vriend
een tweede, dat ook op die plaats niet ver
van de Schaesberg was gevonden.
Van de terrariumzaal langs de apenkooi
gaande, moei u even doorloopen langs de
groote volières vóór den vijver; in Iwee ervan
vindt men den geheelen bodem opgewoeld
op de manier van Amsterdam in 1903.- Daar
bij de Telagalla-hoenders is geen gas, telefoon
of electrische geleiding de oorzaak van de
opbraak, die zelfs de steenen van de hokken
rechts en links niet spaart. De beide vogels,
die wel wat op zwarte kalkoenen lijken, gra
ven den grond open en werpen al hel zand
mei steen en kalk op n grooten hoop. Dat
doen ze in hun vaderland ook; in die zand
en bladerhoop, welke eenige meters hoog kan
worden, leggen ze hun eieren ; en in plaats
Vroedmeester-padjes.
builen nog zoo veel genieten; 't is dan ook
heel goed, dat deze vogeltjes nog al eens door
andere vervangen worden en de eerste de
vrijheid krijgen, zoolang het nog geen winter is.
Als ge tocli nog in dezen noord-oost-hoek
van den tuin zit, loop clan ook even de zaal
er naast in, de zaal van't insectariuni, waarover
ik het een poos geleden gehad heb. Kijk
eens in den uitersten hoek, in een terrarium,
het laatste van de lange rij, of ge er ook een
klein grijs padje op 't gras ziet ; bij donker
weer is de kans het grootst; want 't is een
nachtdiertje en het heet de vroedmeesterpad.
Een zonderlinge naam en toch een kenmer
kende. Treft ge het, dan komt de verklaring
in levenden lijve u voor oogeu springen.
Het mannetje heeft bij deze dieren de zeer
vreemde gewoonte het wijfje te helpen ver
lossen van haar eieren door zeer handige
bewegingen. Maar daarbij laat hij het niet;
hij neemt de gelegde eieren met zich mee,
bevrucht ze en wikkelt ze tegelijkertijd om
zijn lichaam boven de achterpoolen. In de
eieren op den rug van 't mannetje ontwik
kelen zich de jonge padjes, net of het vogeltjes
waren, en is de tijd van uitkomen daar, dan
brengt papa ze zorgvuldig naar het water,
deponeert ze in een geschikten poel of beek
van er zelf op te gaan zitlen, werken ze er
lioopen bladeren en mest bovenop,om de eieren
door de warmte van de vergaande stoffen Ie
doen uitbroeden. De vondst van zoo'n
eiermesthoop is voor de Australische inboorlingen
een reden tol groole vreugde; ook als de
eieren al wal vuil" zijn; dal hindert hun
zoo veel niet.
liet Brutgeschafl wordt in Arlis nog ui
eens door anderen dan de moeders overge
nomen. Zoo verbeeldt zich een krielkip naast
de pauwenvoliere een heel leuk stelletje pa
trij «kwartels Ie hebben voortgebracht.
Wie een echt huiselijk tafereeltje wil zien,
moet van de zeel eeuwen terugkomend, daar
dicht bij eens door de heg gluren, waar vijf
lorkeboomen in 'l midden staan; daar ziet ge
twee witle Chineesche kraanvogels en in 't
zelfde perk wandelt een bruin diertje rond, iet*
grooter dan een kip ; dat is een pas uitge
komen jonge kraanvogel ; zoo gauw moeder
of vader kraan oordeelen dat er te veel oogen
op hun kind gericht zijn, of dat hel wal koel
en vochtig is, wordt het jonkie heel zorg
vuldig onder moeders vleugels gebracht en
zoo weggestopt, dat er geen veertje of pootje
van te zien komt.
E. HEIMANS.
J. J. BIESING,
Hun» t handel.
'S-GRA.VENHAGE,
Molenstraat 65,65A en 61
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
Panorama-G-e'bovLW.
Amsterdam, Plantage.
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
Vaste prijzen. Toegang vrij.
zijn smaakvol, modern, solide, de prijzen
zeer concurreerend. Afbeeldingen en
beschrijvingen met prijzen gratis en
franco.
234 Spuistraat,
Filiaal DA N RAK 7 «.
AmSTERPAffl
AARDEWERK
EM TEGELS
FABRJfSFfnERK.
L BINNEN-:
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN -VERSIERING
^DER- WONING^
I2O ? ROKIN ? 12O