Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1412
aandacht op den volledigen en accuraat
bijgewerkten negenden jaargang van het
linantiëel adresboek dat aan de reputatie van de
bekende uitgeversfirma J. 11. de Bussy ten
volle beantwoordt. Voor allen die bij de
beurs en bij do linanciën belang hebben blijft
dit bekende werk schier onmisbaar.
Amst., Marnixstr. 409. l
Bussuni, Borneo". |
14 Juli'04. D. STIGTER.
NIEUWE UITGAVEN.
De ofliciersdoclder, geïllustreerd verhaal voor
meisjes, door CATIIARINA ALBERDIXOK HIJJI.
's Gravenhage, J. C. E. Carrière.
Kees Koepel. Oorspronkelijk verhaal voor
de jeugd, door II. J. VAN DER KUAAX, geil.
lustreerd. 's Gravenhage, J. C. E. Carrière.
Graaf Tohtol over den oorlog. Kent u zeken,
door CHK. J. BCIIUVEK. Amsterdam. Scheltens
& Giltay.
Grocnloopen. Gén zelfvernedering. Een
antwoord aan den onbekenden hoogleeraar
en geruststelling aan ouders en voogden van
aanstaande studenten, door ..Een ontgroen
den student", 2e herziene druk. Leiden, firma
C. Kooijker.
Catalogus van eene zeer fraaie verzameling
wapens en andere ethnographische voorwer
pen, penningen en munten. Verkooping 18
en 10 Juli 1^04, des avonds te half zeven
uren, in het verkooplokaal van II. G. Bom.
Amsterdam, II. G. Bom. .
Catalogus van een zeer belangrijke histori
sche, topographische en kunst-atlas, bestaande
uit kostbare teekeningen, zeldzame prenten,
lithographiën en chromo's. Eene unieke ver
zameling portretten, teekeningen en?,., betref
fende de geschiedenis van het vorstenhuis
Oranje-Nassau, la collection journalistique
de M. Schamp, benevens oude en moderne
schilderijen, een en ander afkomstig van
verschillende nalatenschappen. Verkooping
van 18 tot 23 Juli 1904, des avonds te half
zeven uren, in het verkooplokaal van H. G.
Bom. Amsterdam, H. G. Bom.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard, No. 29: Zooals de ouden
zongen ...! door Louise B. B.. XV. Over
de Brokken en het Brokkenwerk, door GOS.
de Voogt, met afbeeldingen naar opnamen
van den fotograaf H. Bickholi', Amsterdam.
Een vaderlandsche herinnering verlevendigd,
door J. Koopman. I. ? Weide met koeien, naar
de schilderij van Willem Maris, toebehoorende
aan den heer J. C. J. Druckcr, thans in het
Rijksmuseum te Amsterdam. Koeien in
de weide, door Jerp. de Vries. In
Memoriam. Bij de groepen in Eauna
Neerlandica" van Artis", door J. Daalder Dz.,
met afbeeldingen. De torpedobooten
Python, Sphinx en Minotaurus. Ver
scheidenheid, : Geconserveerde eieren. ? De
bebouwde landen, weidevelden en bosschen
in Europa. Feuilleton.
La lievue, No. 13: Comte Léon Tolstoï,
La guerre russo-japonaise (Ressaisissez-vous).
Hendrik Ibsen, Poésies inédites. George
Sand, Sainte Beuve, Lettres inédites
(communiquées et commenteés par Leon Séche).
Dr. R. Romme, Le préjugédu lait et ses
victimes. Claude Anet, Les ententes
criminelles entre Ie capita! et Ie travail aux
Etats(Jnis. E. Faguet, Marquises et
conventionnels. ? Maxime Gorky, Devant la vie.
Louis Forest, Le monopole des auteurs et
l'avenir de notre art dramatique. Colla
borateurs de la revue. Livres et idees en
France. Faits et documents. Caricaturea
de la quinzaine, (11 gravures).
Iets Ter liet lang bPli(M onzer geestelijke
yeroops,
door dr. LIVIUS FÜRST.
Gelijk men in de middeleeuwen den steen
der wijzen" zocht, geld trachtte te maken, of
een verjongingsbron wilde vind.-n, zoo is j
toen, toen hot bleek, dat de vervaardiging
van een echt levenselixer'' een vergeefsche
moeite was, er toe gekomen, de leer der
gozondheidkunde in het leven te roepen (de
makrobiotik).
De kunst om het aardsche hieraan zoolang
mogelijk te rekken, het lichaam zooveel
doenlijk te behoeden tegen <\>-
ouderdomskwalen, was in de eerste helft der vorige,
eeuw een studie, waarop men zich over het
algemeen zeer ijverig toelegde.
Iedereen wreet, dat met ma??htuamc van
de spreuk, bij vreugde, rust en matigheid,
hebbon de dokters geen profijt", velen zich
tot in hoogen ouderdom in eon lichamelijk
welzijn mogen verheugen. J O p ;U hoeft men
ook nooit iets van Ilufeland gei.-zeu. eu nooit
de kunst om lang te leven" bestudeerd,
kan men dit door menigeen zo., angstvallig
nagestreefd doel bereiken, door r.-r, regelma
tige levenswijze te leiden, door zich te ont
houden van te veel. te gulzig eu te lekker l
eten en door een goede dosis vroolijke zor- |
geloosheid, de zuster van hei optimisme, er
op na te houden. Juist de eenv>udigo land
lieden, die verschoond blijven v;\n de ver
keerde levenswijze in een lU'oote stad,
bereiken dikwijls een aartsvaderüjkeu ouder
dom, terwijl hun organisme daarbij meestal
nog best in orde is. Dokter <-u apotheker
zullen bij hen niet rijk worden. Van ernstige
kwalen weten zij al heel weinig mee te
spreken. Dit zijn de op Juin u-ij'w zich ge
lukkig veelende wezens, van wie i want ook
het sterkste lichaam verslijt ton laugoulesto)
als de dood zich eindelijk aanmeldt, werkelijk
gezegd kan worden, dat ze van ouderdom"
gestorven zijn.
Als u me dan niet jonger kunt maken,
beste doktor." zei laatst een oude dame
tot haar vertrouwden huisarts maakt u
me dan in godsnaam wat ouder, maar dan
ook zoo oud mogelijk !" En werkelijk, het
gaat! Want eigenlijk gezegd is het lichaam
precies een uurwerk; als men het goed
schoon houdt, oppast, dat het niet beschadigt,
het niet aan buitengewone hitte of koude
blootstelt, het geregeld opdraait, eu af en toe
de scharnieren en gaten met wat olie lenig
houdt, dan kan het jaren en jaren mee. tot
het eindelijk vanzelf staan blijft." Uit
is het.
De hygiëne vermag veel ; zij kan maken, i
dat men niet vóór zijn tijd doodgaat, maar i
verder dan den gemiddelden grens tusschcn j
70 en 80 jaar zal /ij slechts weinigen kun
nen brengen. Er is immers ook voor gezorgd,
dat de boomen niet tot aan den hemel groeien
en dat Vriend Hein niemand vergeet, of
over hot hoofd ziet.
En hoe staat het nu met het lange bestaan
onzer ziel ? Vermag men dit vraagstuk ook
tot o]) een zekere hoogte op te lossen? Men
zou bijna zeggen van ja, als men sommige
bewonderenswaardig frii-sche jubilarissen voor
zich ziet, die nog met zeldzame opgewekt
heid belangstelling toonon in alles, wat er
om hen heen voorvalt; wier helderheid van
geest, en lust tot den arbeid, iedereen ver
baasd doen staan. Hun scherpte van blik,
hun juist oordeel, alles aan he.ii getuigt, dat
noch hun zenuwstelsel, noch de peesknoopen
hunner hersenen, ondanks het lang en voort
durend gebruik dezer organen, ook maar
cenigszins versleten zijn. Wij zien mannen
der wetenschap, (.lic juist voorbeelden van
verstandelijke makrobiotiek zijn; wij zien
groote kunstenaars eu dichters, jubilarissen
op het gebied van handel eu nijverheid, die
elk iu zijn vak en zijn kring nog met
on verdroten ijver, niet krachtige energie hun
ambt vervullen. Wij bewonderen vele ouderen
van dagen, geestelijk eu lichamelijk nog
jonge lieden, die nog geen spoor van een
prachtige ruïne" vertoonen, terwijl
gcdaehtelooze ledigloopers, mat en onverschillig de
genietingen des levens waarnemende, vóór
hun tijd met verstompten, afgesleten geest
rondloopcn.
Ik zou niet graag oud willen worden, als
ik wist, dat mijn verstand langzamerhand
begon stil te staan en ik het vermogen om
te denken, te combineeren, te scheppen, ver
liezen en in een staat van dofl'e onverschil
ligheid vervallen zou." Hoe menigmaal krijgt
een dokter dergelijke ontboezemingen te
hooren. Ja, menigeen is zelfs naïef genoeg,
hem in vertrouwen te vragen, of hij hun het
middel aan de hand doen wil, waardoor ze
tot op het laatst van hun leven naar hart
en ziel frisch zullen blij ven. Nu, er bestaat wel
een middel, maar het is in geen enkele apo
theek verkrijgbaar. Het luidt:
Geestes-oefening en opgewektheid, dag aan dag, volgens
den ouden stelregel : Rust roest".
Let maar eens op zoovele spoedig en onver
wacht rijk geworden menscheii, die ge vroeger
om hun schorpzienden blik, hun juisten kijk
op de dingen, bewonderd hebt. Wat heeft
het onverwacht fortuin hen veranderd ! Er
ontbreekt hun niets wat de materieele zorgen
aangaat; ze hebben een mooie villa buiten,
een eigen-huis in de stad ; houden equipage,
gaan alle jaren op reis, bezoeken badplaatsen
en doen kuur op kuur, hun keuken is mér
dan tiitgelezen, ze gaan naar hun clubs,
variëteiten en wat niet al!... maar ondanks
dit alles, gaat het hen, als de goodgevoerde,
vadsig geworden kanarievogel, die ophoudt
met zingen. Zij houden op hun geheugen,
hun hersenen te oefenen", hun denkvermo
gen te stalen" en het eind ervan is, dat dit
alles verstompt. Door het alleen zorgen voor
hun lichamelijk welzijn hebben zij de ver
zorging van hun geestelijk welzijn verwaar
loosd en zoodoende is dit langzamerhand
op het nulpunt gekomen.
Ons denkvermogen toch, waarin zich allo
indrukken onzer omgeving concentreeren en
van waaruit alle opwekkingen tot geestelijk
waarnemen, alle wilskracht, alle besluiten
en aannemingen tot handelen uitgaan, is een
veel te fijngevoelig werktuig, dan dat het
door een overdreven, te geregeld nietsdoen",
hoe zoet" dit dan ook moge heeten, onge
straft in een soort sluimering mag worden
gesust. Men zou onzen geest kunnen verge
lijken bij een schoone viool, die, wanneer
ze niet herhaaldelijk door eeno meesterhand
wordt bespeeld, haar schoonheid van toon
verliest. Hoe vaker ze bespeeld wordt, hoe
meer waarde haar tonen krijgen. Paganini's
viool, die te Genua zoo angstvallig achter
slot wordt gehouden eu uit piéteit voor zijn
eigenaar slechts nmaal per jaar door ecu
kunstenaarshand mag beroerd worden, zou
er voorzeker door winnen, als deze piéteit
wat minder overdreven werd. Maar wat
beteekenen de fijne moleculen van hout of
lak, die door den strijkstok in trilling gebracht
worden, om een ander, ten opzichte van de
acoustiek meer waarde hebbend arrangement
te verkrijgen, tot eindelijk de heerlijke toon"
weder klinkt wat beteekenen zij in verge
lijking met deu menschelijken geest, zijn
peesknoopen en zenuwvezels?
Dit heerlijk werktuig van onzen geest, dat
zoo wonderbaar in elkaar is gezet, welks
verrichtingen evenwel, ondanks veler
nasporingon eu verstandelijke vermoedens, in zijn
geheel toch een raadsel voor ons zijn, dit
fijnbesnaarde orgaan van al ons voelen, ons
denken, weten en handelen moet met eiken
nieuwen dag geoefend worden. Geschiedt dit
niet, dan verliest het ontegenzeggelijk deu
oneindigen. onuitputtelijken prikkel van zijn
kunnen, ovenals bet spierstelsel van iemand,
die het zich gemakkelijk maakt, spoedig slap.
krachteloos en week worden zal.
Het geheim om physiok lang te leven.
d. w. z. lang in liet bezit te blijven van zijn
verstandelijke eu geestelijke vermogens, ligt
dus hierin, dat de hersenen voortdurend en
op gepaste wijze \\erkyaam zijn. Ouder ge
past" verstaan we in dit geval: Nu eens
ontvangend. .1. w. z. uitsluitend indrukken
opnemend, .mvor-chillig waar. óf in do vrije
natuur, óf in een concertzaal, óf bij de be
schouwing van kunstwerken, óf al lezend,
dan weder productief, d. w. z. werkelijk
scheppend arbeidend, h ui zij wetenschappelijk
of artistiek, literarisch of eoiubineerend. ..Op
gepaste wijze'' beteekent echter ook, met do
iioodige afwisseling, eensdeels ton opzicht"
van datgene, wat de hersenen opnemen of
produceeren moeten alle eentonigheid toch
is nadeelig?- anderdeels mot betrekking tot
deu tijd van arbeid en rust. Vergeten wo
niet. dat aau iedere inspanning des geestes
uitputting en vermoeidheid van het zenuw
stelsel verbonden zijn. en overspanning of
overwerkiug zelfs hooirst schadelijk daarop
intluenceeren. dat echter een tijdelijke rust,
het volkomen vermijden van alle mogelijke
zins-indrukken en als het kan, een rustige,
ongestoorde -laa'p de vermoeide zenuwcellen
eu overspannen hersens weder frisch en
geschik t-tot-i'unctionneereii maken.
Evenals oen verstandig zanger zijn stem
voorzichtig gebruiken zal, om haar zoo lang
mogelijk het schoono van onvermoeide
toonvorming en natuurlijke schoonheid van klank
te laten behouden, eveuzoo moot iemand, die
voortdurend mot deu gec-st w( rkzaam is. zijn
hersens voor al te vroege verslijting, voor
al te vroege uitputting, voor sterke en aan
houdende inspanning bewaren. Hij moet na
gedaueu arbeid ontspanning zoeken in oen
gezellige omgovim;1, in de vrije natuur, of bij
een of ander lichamelijk spel kortom hij
moet de oeeonomie van zijn denkvermogen
steeds voor ...ogen houden. Aan deu anderen
kant echter moet hij zijn hersens dageli.'ks
zich laten oefenen", :-e!ls al noodzaken om
standigheden van buiten hem daartoe iiief.
Is hij niet gedwongen, geestes-arbeid te ver
richten, dan zoeko hij dien, hetzij ten dienste
van het algemeen welzijn, of als verzamelaarj
of op eenig ander, met zijn neigingen over
eenkomend gebied. Geestelijk niets-doen is
vroegtijdig zijn geest verwoesten, leidt tot
vernietiging zijner physieke krachten, tot een
toestand van
nooit-wede,r-goed-le-maken-degeneratie.
(ioostos-arbeid is de Vieste leveus-elixer die
ons lang in het bezit onzer geestvermogens
doet blijven. Men deiike slechts aau de,
Jules Simeii eenmaal van
l.a: Hij hield niet eerder op met
w-erken, dan toen hij ook opgehouden had,
te leven."
«fiiiiliimiiiniiiiiinmiiiiim
lllllimUIIHUIIUUMIHIIIMIIlllHM
1ste Jaargang. 17 Juli 1904.
Red.: C. H. BROKKKAJIF, Damrak 59, Amst.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, te richten aan bovenstaand adres.
Probleem Xo. 12, van RénéOrtigé,
Tonnay Charente (Frankrijk).
Opgedragen aan den redacteur van de
Damrubriek in De Amsterdammer, C. II. Broekkamp.
Zwart (15 schijven).
Wit (14 schijven).
Oplossingen moeten binnen 14 dagen op
gezonden worden aan bovenstaand adres.
Oplossing van probleem Xo. 11 (van den
auteur). Wit 17?11, 34?29, 42?37, 3:5?29,
43?38, 27 : 30, 31 : 2. Zwart, alles gedwongen.
Verkorte oplossing: Wit 17?II, 42?37,
33?28, 34?29, 27 : 3(i, 31. : 2!
DE DAMSPELER.
X.
9de zet van wit 44?39.
44?39, wij hebben het iu de vorige ver
handeling reeds gezien, is gedwongen, indien
wit zijn goede positie wil handhaven. Er mag
in deze stelling trouwens niet anders gespeeld
worden en daarom zullen wij dezen zet niet
verder behandelen.
9de zet van zwart 25 :34.
Deze zot is gedwongen en behoeft dus
geen nadere omschrijving.
10de zet van wit 40 : 20.
Ook dezo zot is gedwongen en vcreischt
geen'verdere verklaring.
10de zet van zwart I : 24.
Deze zet moet ook geschieden, en hiermede
is de opening voltooid.
Xa den zet 15 : 24, zien wij dat beide spe
lers dezelfde positie hebben verworven en
gereed staan, om het middenspel met kracht
door te zetten.
Wit heeft nu de leiding behouden, en dit
is juist, want alleen door foutief spelen zon
hij deze verloren hebben.
Zwart moet daarentegen nog stee Is als
verdediger optreden, waardoor hij zichzelf
een krachtige positie verschaft.
Maakt een der spelers iu het middenspel
een kleine positie-fout, dan zal met deze
voortzetting, de tegenpartij onmiddellijk hier
van proliteeren, zoo als wij dit bij verschil
lende foutieve zetten, in de verhandeling
reeds gezien hebben.
Bij het behandelen van den Ssteu zet is met
een enkel woord gezegd wat na de voltooiing
van deze opening ht>t eerst moet gebeuren.
Wij zullen dit nogmaals herhalen, omdat het
een van de belangrijkste punten is die de
beoefenaar moet kounou : Wit moet nu zoo
spoedig mogelijk de schijf van 45 tot op .'!()
en zwart die van (i tot op 21 brengen, omdat
hiermede do korte vleugels onaantastbaar
gemaakt worden, hetgeen noodig is om het
spel krachtig te kunnen voortzetten.
Wij vertrouwen dat hiermede, de korte
centrum-opening" voldoende is behandeld.
Verder kunnen wij niet gaau met de theorie,
als wij het gevaar willen vermijden, de be
oefenaars in oen doolhof van cijfers te bren
gen waaruit zij niet of zeer moeielijk zouden
te recht komen.
Nu is het volkomen waar, dat met de
theorie weinig kan uitgevoerd worden, wan
neer men niet de, praktijk hieraan verbindt;
het is geen voordracht «lic in het hoofd moet
gestampt worden, om deze daarna machinaal
weer te geven. De praktijk is ten nauwste
met de theorie verbonden eu vereouigd bren
gen zij de kennis eu d-i routine weike
vereischt wordt bij do uitvoering van dit schoon
en ingewikkeld spel.
Ook is het zeer nuttig om de geanaliseerde
partijen, die geregeld in deze rubriek ver
schijnen, goed door te werken. Wij zullen
gedurig daarin verwijzen naar de verhande
lingen iu de damspeler", opdat het goede
zoowel als het verkeerde, duidelijk in het oog
spriuge. Ook de zoogenaamde valstrikken,
welke daarin voorkomen, zullen wij goed
kenbaar maken, zooals wij dat reeds hebben
gedaan bij de behandeling der vorige partijen, j
Wij zijn overtuigd, dat zij, die tot heden
weinig of niets van het werkelijk damspelen
begrepen, langs dezen weg, met de speelwijze
en den loop van het spel, spoedig eigen
worden. Dit is trouwens ook het hoofddoel
van ons streven, eernt den luxt en de lielimqxtelltng
-ei,O:' 'het nobele da>n*/>el opirekken en dien niet
Het doelloos en onberekond voortschuiven,
wat helaas nog zoo dikwijls voorkomt, mag
niet blijven voortduren maar moet, al
geschiedt dit niet zoo snel als wij zouden
wenschen, niet wortel en tak uitgeroeid wor
den, en hiervoor moet in de plaats komen,
ecu goed berekend spel, waarin, vanaf den
beginne tot aan het einde, een goede leiding
heerscht. Zoo spelende, zullen zij die vroeger
het damspel eentonig en vervelend noem
den, spoedig inzien dat dit volstrekt niet
zoo is, maar een spel, waarin gedurig afwis
seling heerscht en genotvolle oogeiibhkken
voorkomen.
Vraagt elk goed damspeler wat hij gevoelt,
indien de partij mot beleid wordt gespeeld ;
hij zal u onmiddellijk antwoorden, dat tijdens
het spel zijn lust geen oogenblik verllauwt
maar meer en meer toeneemt.
Xiet n damspeler begrijpt onder het
spelen het snelle voortgaan van den tijd. Dit
komt omdat men voortdurend in een boeiend
weteuseiiappelijk werk iee>t, waarin de eene
variant de andere opvolgt, en waar bij het
eindspel, wanneer beide spelers trachten elk
ander te verschalken, de momenten steeds be
langwekkender worden en een genot verschaf
fen zooals bijna geen ander spel kan aanbieden.
Nu moeten wij niet meenen dat het alleen
meesters zijn die dit genot smaken, in geen
geval! Ook de middelmatige en pas begin
nende spelers ondervinden dit, wanneer zij
langs den aangewezen weg voortgaan zich
te bekwamen in het spel.
Wij sluiten hiermede de korte
centrumopening", hopende dat velen hiervan zullen
proliteeren, en vertrouwen dat bij de behan
deling van de nu volgende
langevleugelopening" 34?30 de belangstelling nog meer
zal toenemen, ofschoon wij tijdens de behan
deling van de opening 33?28, vele bewijzen
van adhaesie mochten ontvangen, en wel in
't bijzonder van de bekwaamste spelers uit
ons land. Wij betuigen langs dezen weg hier
voor gaarne onzen dank, en geven hen tevens
de verzekering dat deze ons gebrachte erken
telijkheid veel bijdraagt, de moeielijke taak,
die de bewerking van de theorie noodwen
dig medebrengt, met lust en ij ver voorttezet ten.
of v
iben.
lift Vaderland van 5 Juli hunkert naar
de rubriek ingezonden in de Groene van a.s.
Zaterdag." Het zou wreed rijn die hunkerin
gen niet naar vermogen te bevredigen. Jam
mer dat het blad een «eek heeft moeten
wachten, want daar ik geen dagbladen lees,
tenzij ze me toegezonden worden om mijn
aandacht op iets er in te vestigen, kwam
het artikeltje van Het Vaderland me te laat
onder de oogen om er gauw genoeg op te
kunnen antwoorden. Ik hoop uu maar dat
liet Vaderland door dat uitstel geen slapelooze
of onrustige nachten heeft gehad. Kent het
blad een spreekwoord, luidend : Een goed
verstaander heeft maar een half woord
noodig"? Het trachte dan do beteekenis
daarvan te doorgronden, want nu heeft het
zelfs aan een heel woord niet genoeg. Het
Vaderland wil toch niet tot de slechte of tot
de mis-verstaanders gerekend worden? Enfin,
ik wil, om het blad een genoegen te doen
eu het niet in een kwellende onzekerheid
te laten, wel op zijn categorische vragt u
categorisch antwoorden, maar dan voor 't
Vaderland alleen, want ik durf niet aannemen
dat anderen de portee van mijn woorden
niet begrepen hebben. Bovendien is dit ook
de onherroepelijk laatste voorstelling, verder
laat ik me niet in politicis examineeren,
1. omdat ik daar een brekebeen in ben eu
2. omdat ik alle goden en godinnen mogen
er voor geprezen zijn de examens juist
achter den rug heb eu ik me er voorloopig
liever een beetje buiten houd.
Welnu dan, here goes". De houding der
Regeering werd allerminst door mij bewon
derd, eu de pogingen van de 11.11. Korthals
Altes c.s hadden mijn volle sympathie. Xiet
echter de samenwerking van vele liberalen in
de Kamer met de Regeering om de stakings
wetten een flinke meerderheid te bezorgen.
Is dit duidelijk of niet? Het Vaderland, dat
met (mij) niets ter wereld heeft uit te staan",
maai- mij toch een vorkiezingsnummer zendt,
leze Ulijn stukje nog eens nauwkeurig, dan
zal het misschien wat meer met mij kunnen
meegevoelen.
Ei) w AI; n B. K.
M.
't Deed mij onprettig aan, dat de heer
Doelman in zijn recensie van mijn Urief V
over opvoeding de eerlijke bedoeling van mijn
Brieven in twijfel trekt. Vergun mij daarom
een kleine plaatsruimte ter opheldering van
enkele dingen, die deu recensent blijkbaar
onbekend zijn.
Jn het voorbericht, der brieven wordt tel
kens duidelijk gezegd, dat ik mij hoofdzakelijk
richt tot de ouders mijner leerlingen en dat
ik bij al, wat ik in de brieven schrijf, speciaal
d (Mi k aau de jongens, zooais ik ze op school heb.
Dit schijnt mij op zichzelf al voldoende toe,
om de, opneming van de jongeusopstellen te
verklaren. Daar komt nog hij, dat in ver
schil lende paedagogi sche gesc h rii't e n, met name
door den heer dr. J. 11. Gunning, school
opziener te Amsterdam, bij herhaling is
aangedrongen op publiceering van de opstel
len, ilie de kindereu zelf'over de schoolreisjes
maken; dit in navolging van wat in 't bui
tenland geschiedt.
Persoonlijk ben ik van meening, dat de
oppervlakkige indrukken en meeningen onzer
jongens, geuit in onbeholpen taal, het druk
ken niet waard zijn,
't Komt mij beter voor, hen over de school
te laten spreken, wanneer hun schooljaren
ver achter deu rug liggen. j
't .Moest eigenlijk overbodig zijn den heer ;
Deelman ie verzekeren dat ik absoluut on- j
schuldig ben aan de gepubliceerde opstellen
on in 't algemeen aan de ontwikkeling in
het Xederlandsch van leerlingen.
De heer W. F. Tiemever, thans leeraar in !
hot Xederlandsch H. B. S. te 's Gravenhage,
was verleden jaar nog leeraar in het
Nederlandsch aan de Brinioschool. Hij heeft de
opstellen, onafhankelijk van mij. geschift en
aangewezen welke voor publicatie in aanmer
king kwamen.
Ten slotte moot mij de opmerking van
het hart, dat ik 't geen beschaafde manier
van doen vind, om te verklaren 't grootste
deel der Brieven niet gelezen te hebben on
toch eenige flauwe insinuaties over
dienietgelozen brieven aan den man te brengen.
Met dank voor de plaatsing teeken ik mij
l"w i.lw.,
J. Kl.EKFSTKA.
IB fle Onderwereld.l)
Xoacli was aan 't woord.
Ik ben blij," zei bij, dat, toen ik aan
boor! ging, tijdens de /ware regens, die iii
vroeger dagen zooveel fchade veroorzaakten,
er geen bonden ia de buurt waren zooals
die Cerberus. Als ik een troep van zulke
driekoppige beesten had moeten onderhouden,
dan was er binnen tien dagen gebrek geweest
aan boord, '
Ja, dut kan wel," merkte de heer Barnum,
op, maar, mijn waarde Xoach, ik moet
zeggen, dat ge in de keuze uwer dieren blijk
gaaft van een betreurenswaardig gemis aan
inzicht. Ken meer alledaagi-ch stel beesten.
is nooit bijeengebracht, en, terwijl Adam de
verantwoordelijkheid draagt voor de intro
ductie van de zonde in de wereld, schrijf ik
het meerendeel. van de teleurstellingen, die
ik ondervond, aan niemand anders toe dan.
aau u."
De leden der club schoven hun stoelen
wat dichterbij. Het gesprek beloofde piquant
te worden, en bovendien hadden ze genoeg
van hunne aardsehe hoedanigheden behouden :
om belang te stellen in dieren-histories.
Adam, die er in geslaagd was zijne schuld
en zijn achterstallige contributie te betalen
en weer als lid der club was toegelaten,
knikte mr. Bariium dankbaar toe.
liet doet me genoegen," zei hij. iemand'
aan te trell'en, die de verantwoordelijkheid
voor onaangename dingen op dengene legt,
bij wien ze behoort. Ik ga letterlijk gebukt
onder de schande, die ik heb moeten dragen.
Ik heb de zonde evenmin uitgevonden als
de telephoon, en 't is hard, vind ik, voor
iemand, die kalm en rustig buiten heeft
gewoond, die zich alleen met zijn eigen zaken
bemoeide en 's avonds fatsoenlijk te huis
bleef, zoo lang aan de openbare minachting,
prijsgegeven te zrn."
Dat komt wel terecht," zei Raleigh; wacht
maar; heb maar geduld en ge wordt wel
in uw eer hersteld. Niemand was ingenomen
met de stukken, die Baco en ik voor
Shakespeare schreven, vóórdat Shakespeare een
eeuw dood was."
Hum!" zei Adam somber, wachten
Wat heb ik al dien tijd anders gedaan? Ik
heb altijd door zitten wachten, en voordat
mr. Barman sprak, heb ik bij geen sterveling
ooit eenige neiging ontdekt, om mijn ver
loren reputatie te herstellen. Jk zie niet in.
wat het geeft, of ik nog langer wacht.''
(ie zoudt b.v. een commissie van onder
zoek kunnen aanvragen," merkte een pas
uit Amerika overgekomen staatsman op,
zend uw vrinden er op af; dan komt alles
terecht,''
Slapende honden moet je niet wakker
maken," zei Blackstone.
Dat beu ik ook niet van plan," zei Adam,.
Eigenlijk vind ik het ellendig om
verderepubliciteit aan die geschiedenis te geven,.
Al bracht ik de zaak aan en stelde eene
vervolging in wegens laster, dan had ik nog
maar n getuige om mijne onschuld t
bewijzen, en dat is mijn vrouw. En haar
wil ik er niet inhalen. Ze is toch al zoo
melancholiek en zenuwachtig over haar
tegenwoordige positie en zoo iets zou haar
nog maar erger maken. Koningin Klisabetli
en andere aanstellers uit de groote wereld
willen niets van haar weten omdat zij geen
grootvader heeft gehad. En al wilden zij
haar ontvangen, zij zou zich toch niet op
haar gemak gevoelen. Het is niet prettig
voor een dame te voelen, dat iedereen weet,
dat ze de oudste vrouw in de zaal is."
Och," zei Kaleigh vriendelijk, ik durf
er een eed op doen, dat alles best terecht
komt. Ge kent de oude spreuk: de ge
schiedenis herhaalt zich." Er komt een tijd,
dat ge weer in 't Paradijs woont, en als ge
nu maar de moeite neemt, alles wat ge doet,
nauwkeurig op te teekeneu, en een notaris
bij de hand hebt, dien ge eene behoorlijke
acte laat opmaken, dan zult ge uwe onschuld
kunnen bewijzen."
In elk geval," zei Adam op droogeu toon
ben ik veroordeeld op een los praatje.1'
Waarachtig niet; ge zijt op heeterdaad
betrapt," zei Noaeh ; mijn grootvader heeft
het zelf gezegd. Maar nu ik de gelegenheid
heb een duit in 't zakje te doen, zon ik u.
meneer Barnum, wel gaarne uwe beweering1
nader liooren verklaren, dat ik verantwoor
delijk zou wezen voor uw teleurstelling. Dat
's eene ernstige beschuldiging voor iemand
van mijn reputatie."
Ik meen eenvoudig dit: als ge een spel
aantrekkelijk wilt maken, moet ge zorgen
voor interessant materieel; anders niet. ]k
bedoel in 't minst niet, op uw karakter een
blaam te werpen. Ge waart een bijzonder
goed zeeman, en die no gelegenheid uit
gezonderd, toen ge u hum als ik ze c
zeggen mag, liet vast loopen in de Brande
wijnsbaai weet ik niet, wat er op uw
zedelijkheid en matigheid aan te merken zou
zijn.'' ^
Xoach kreeg een kleur en zei: dat was
een ongelukje! ge verwacht toch niet van
een man van zeshonderd jaar. .."
Wel neen," zei Kaleigh kalmeerend: er
is niemand, die u daarom minder achten zal.
Als ik naga, wat een hekel gij aan water
moet gehad hebben, vind ik het wel wonder,
dat het geen gewoonte van u geworden is.
Laat ons hooren, wat Barnum op u aan te
merken heeft."
Op hem niets, maar op z'n smaak wél."
zei Barnum ; ik beweer, dat de dieren, die
hij aan boord nam, tegenover de beesten,
die hij had kunnen krijgen, staan als
molshoopcn tegenover de Alpen. Kr zijn onge
looflijk prachtige collecties door Noaeh's ge
brek aan oordeel verloren gegaan. Daar hebt
ge b.v. den Broterosaurus! Waar ter wereld
vindt ge tegenwoordig zijns gelijke?"
(ie moest allemachtig blij wezen, (Jat g
er zoo geen vinden kimt!" viel Adam in:
als ge een week met mij in't Paradijs hadt
doorgebracht, met hagedissen, acht voet hui"
die zich in uw Schoot laten vallen, als ge
probeert een middagdutje te doen, dan zoudt
ge blij wezen voor de rest van uw leven
van die soort, wezens ontslagen (e zijn; als
ge soms een indruk van die gewaarwording
wilt opdoen, probeer dan maar eens op een
goeden middag een kalf op u te laten vallen."
Daar wil ik niets van zeggen," antwoordde
Barnum; het zon zeker minder aangenaam
zijn, een olifant op uw hoofd te krijgen ,
maar dat neemt niet weg, dat ik blij ben
dat de olifant gered is. Ik beweer niet, dat
1) 'Jit: a hoine-boat on the Styx"
heilig some account of the divers doing of
the assoeiated shade.- by John Kemlriek
Bangs. London and Newyork: Harper and
brothers, 1902.