Historisch Archief 1877-1940
No. 1412
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E RL A N D.
veranderd. Amsterdam o.a. had toen zijn
?electrische trammen nog niet. Wat omtrent
Haarlem en omstreken is gezegd, zou eenige
aanvulling noodig hebben en zoo is er licht
nog wel meer. Maar tot den tijd, toen dit
?deel werd afgesloten, is voor zoover ik zien
kan 't voornaamste bijgewerkt, Iets er aan
toe te voegen moge mg vergund zijn. Als
Dr. Blink op de markt te Haarlem stilstaat
voor het standbeeld van Laurens Janzoon
Coster, zegt "hij : Fier staat daar het metalen
beeld van den man, dien wij als den uit
vinder van de boekdrukkunst vereerd hebben;
maar de historische kritiek heeft Haarlem
ook weder een gedeelte van dien roem af
handig gemaakt." Wat hij toen nog niet
weten kon en zeker onlangs met ingenomen
heid zal hebben vernomen, dat is, dat de
Kerkje te Limmen.
historische kritiek bij monde van een vak
man, Mr. Charles Enschedé, naar het schijnt
dien roem toch weer heeft gehandhaafd.
De schrijver geeft in dit eerste deel veel,
zeer veel, maar hét kon niet anders, of hij
moest er herhaaldelijk op wijzen, dat hij ook
vry wat stof ongebruikt moest laten. Zal
dit, laatste niet bij toeneming't g$f»l moeten
zijn? Nog maar een klein gedeelte van het
land tusschen Eems en Schelde zelfs nog
maar een gedeelte van Hollend is in dit
?eerste deel bewerkt. Als Ik denk aan wat
in Holland alleen op dejielfde wij ze inge
richt nog over is gebleven, dan vraag ik:
zal dit het tweede deel niet eischen, als,
om slechts iets te noemen, Rotterdam, Dor
drecht, Gouda, Delft, de Zuid-Hollandsche
?eilanden, de vruchtbare en belangwekkende
landstreken, de vqjelbeteekenende waterwegen
ten 'zuiden van den Haag, het Gooi, de
Zaanstreek, de stadjes en dorpen in Water
land, de verstorven steden aan de Zuiderzee,
<le.(rijke landbouwstreek in Noord-Holland,
de polders van Beemster, Schermer, Züpe
e.a., de Noord-Hollandsche eilanden tot hun
recht zullen komen?
Mag ik een deel verwachten voor de ge
westen, die bij velen onzer landgenoot en in
derdaad weinig bekend zijn, Zeeland met zijn
«igenaardig, vergeten aanhangsel ten Z. van
de Schelde, Brabant met den Bosch en Breda
en de Tilburgsche nijverheid, Limburg,
Zuid-limburg vooral, met Maastricht en Roer
mond en zijn in ons land zoo geheel eenige
bergnatuur, een land voor wandelaars,
maar om recht te worden genoten, voor wan
delaars alleen, is dan niet te vreezen, dat,
om niet te «preken van de druk bezochte
?en daardoor bij allen overbekende gedeelten
van Utrecht en Gelderland, nog veel te weinig
bekende provinciën als Friesland en Gronin
gen, Overijsel met het in zoo menig opzicht
merkwaardige Twenthe,met zijn veenkoloniën,
met zijn Frederiksoord enz, het vaak miskende
?en toch zoo aantrekkelijke Drenthe, waar de
Schr. geboren en zeker uitstekend te huis is,
te vluchtig bezocht zullen moeten worden?
Voorloopig is dit een bedenking tegen de
inrichting van dat werk, dat volgens het
prospectus ten doel heeft, ons land beter te
doen kennen in zijn schoonheid en eigenaar
digheden", dat er te veel ruimte is afgestaan
aan Holland, aan den Haag en Amsterdam,
aan Haarlems omstreken enz., die waarlijk
niet onbekend zijn, al zijn zij op zichzelf
verdienstelijk beschreven. Ik had iets anders
verwacht, iets waarbij juist de heer Blink
zulk een uitnemende gids had kunnen zijn,
en naar ik hoop in de volgende deelen ook
inderdaad zal blijken te wezen. Op bl. 330
lezen wij onder de rubriek : Enkele blikkmin
het Noordelijk gedeelte van N.-Holland wij
mogen dit gedeelte van ons land niet onge
zien voorbijgaan, hoewel iet door weinigen
bezocht wordt". Mij dunkt, omdat het door
weinigen bezocht wordt, had het ook histo
risch merkwaardige W.-Friesland er behoefte
aan, om meer dan in vogelvlucht" te worden
gezien. In dit opzicht had ik meer willen
vinden in den trant van hetgeen gezegd is
?over de, ook wel niet overbekende, land
streek langs den Ouden Rijn. (Bl. 173 e. v.)
Wanneer ik het eerste deel doorlees, verge
tende 't prospectus met zijn klacht en zijn
belofte, dan zeg ik gaarne: dankbaar en
voldaan"; dankbaar voor wat dr. Blink gaf
?en voldaan met hetgeen hij geven wilde.
Maar toets ik 't tot dusver geleverde aan
wat ik verwacht had op grond van de uit
spraak : herhaaldelijk hoort men de klacht,
?dat de Nederlanders de schoonheden van hun
geboortegrond niet waardeeren; de oorzaak
van dat verschijnsel ligt veelal daarin, dat
het eigen land te weinig bekend is", dan
meen ik te mogen zeggen: dankbaar w«l,
maar voldaan niet geheel". Als de geachte
Schrijver 't met deze opmerking van een
ouden wandelaar niet geheel oneens is, dan
leide hij ons bij voorkeur door zulke land
streken, die buiten den stroom der gewone
toeristen liggen en 't noodig hebben en ver
dienen, door den landgenoot beter te worden
gekend.
Haarlem, April 1904. J. CEAANDIJK.
De Yereeniging Rembrandt."
Toen, niet lang geleden, de heer Rud.
J. Kijzer overleed, is op verschillende
wijze aan de nagedachtenis van dezen
Amsterdammer, die voor de
Nederlandachc kunst veel gedaan heeft, hulde
gebracht.
Zijn grootste verdienste is ongetwijfeld
geweest, dat hij mede den stoot gegeven
heeft tot het totstandkomen der
Vereenigiag Rembrandt", aan wier werkzaam
heid Nederland het behoud van menig
kunstwerk, dat anders over de grenzen
zou zijn gegaan, heeft te danken.
Er bestaat sinds het midden der 18e
eeuw te Amsterdam een gezelschap onder
de zinspreuk Arte et Amicitia", welks
devies, met een kleine wijziging, door
de later gestichte Maatschappij, die op
het Rokin zetelt, werd overgenomen.
Kunstliefhebbers van naam als Ploos
van Amstel, Elzer, Brondgeest, Mendes
de Leon waren leden van Arte", dat
steeds uit twaalf effectieve leden" be
stond. Het is dus wel een besloten kring,
zooals de 18e eeuw er vele deed ontstaan,
Dikwijls viel het moeielijk, open plaatsen
aan te vullen, want alle leden moesten
met de toelating van nieuwelingen ge
noegen nemen. Waren er echter personen,
die niet tot effectief lid" benoemd konden
worden, doch op wier gezelschap de
meerderheid der leden prijs stelde, dan
hadden die leden de bevoegdheid, hen
tot eereleden" te benoemen. Zulk een
eerelid hadj totSalle bijeenkomsten toe
gang. %?&
Het bestuur van Arte" bestaat uit
een voorzitter en een secretaris, De voor
zitter leidt de bijeenkomsten op de minst
plechtstatige wijze, de secretaris roept
de leden tot de vergaderingen op, die,
in de wintermaanden, ns in de veertien
dagen worden gehouden. Een
penninmeester kent de vereeniging niet, daar
geen contributie geheven wordt.
Om beurten ontvangen de leden hun
medeleden des Vrijdagsavonds bij zich
aan huis. Men bezichtigt dan de kunst
werken, die het lid bezit; voorheen rookte
men daar lange pijpen bij en deed zich
aan een glas fijne wijn tegoed. Nu hebbem
sigaren de pijpen vervangen, en is wijn
niet meer de eenige drank, waaraan men
zich vergast, terwijl men de onderwerpen
van den dag, vooral die, welke tot de
beeldende kunst in betrekkin g staan, be
spreekt. *
Sinds het jaar 1837 was de heer Jb.
de Vos Jbz. voorzitter van Arte. Toen
hij in 1878 overleed, volgde de heer A.
Willet hem op. In het jaar 1883 nam
de heer Carl Schöffer den voorzitterstoel
in, en noodigde, in Februari, zijn mede
leden uit tot een bijeenkomst te zijnen
huize, ten einde te beraadslagen over de
vraag, of en door welke middelen te be
reiken zou zijn, dat kun'stwerken van
oude meesters, waarvan reeds zoovele
door verkoop naar het buitenland waren
fegaan, in de toekomst voor ons land
ehouden konden blijven.
Aanleiding tot die vraag gaf de op
handen zijnde veiling der oude
teekeningen, door wijlen den heer Jb. de Vos
Jbz. bijeengebracht. Het was toch te
voorzien, dat men in het buitenland
gretig gebruik zou maken van deze
schoone gelegenheid, om voor verzame
lingen aankoopen te doen, daar werken
van den eersten rang onder den hamer
zouden komen.
In deze vergadering toonde de heer
Kijzer zich een der voornaamste voor
standers van het plan. Men besloot,
zich tot de Regeering te wenden, om te
weten te komen of men op haar mede
werking zou kunnen rekenen.
Hoewel de Regeering te kennen gaf,
de zaak van harte toe te juichen, moest
zij tevens verklaren, geen geld te kunnen
besteden aan aankoopen.
Daarop werden de heeren Jac.
Ankersmit Jr., Rud. J. Kijzer en C. Schöffer
tot een commissie benoemd, om, geheel
onafhankelijk van Arte" al datgene te
doen, wat zou kunnen leiden tot berei
king van het beoogde doel.
De commissie begreep terecht, dat men
zich niet moest bepalen tot de komende
veiling, maar dat men een vereeniging
in het leven moest roepen, die er voor
zou hebben te waken, dat de kunst
schatten, die zich nog in Nederland
bevonden, daar zooveel mogelijk bleven.
Mr. G. van Tienhoven, Burgemeester
van Amsterdam, op de hoogte der plannen
gebracht, was dadelijk bereid als
EereVoorzitter op te treden; daarna ver
klaarden ook de heeren Gerard A.
Heineken, H. J. de Marez O yens en
Mr. J. A. Sillem, daartoe aangezocht,
deel van de commissie te willen uitmaken.
Zoo werd dan de Vereeniging
Rembrand" opgericht met een bestuur van
veertig leden. Haar doel zou zijn geld
te verschaffen, om kunstwerken te koopen
die anders voor Nederland verloren zouden
gaan. Die kunstwerken zouden dan later
aan Rijk, Gemeenten of andere openbare
lichamen worden overgedaan.
Intusschen, eer het zoover was, ging
uit den aard der zaak veel tijd verloren.
En daar de Vereeniging in Mei, toen de
veiling De Vos zou plaats hebben, nog
geen rechtspersoonlijkheid bezat, kon zij
nog niet optreden. Toen werd besloten,
te trachten, een voorloopig renteloos
voorschot te verkrijgen. Men vond velen
bereid, hierin deel te nemen, en op den
dag vóór de veiling was te Amsterdam
voor ?57,000, daarbuiten voor ?10,800
ingeschreven; van dit bedrag is ongeveer
?50,000 voor aankoop besteed.
Bij Koninklijk besluit van 24 Sep
tember 1883 werden de statuten der
vereeniging Rembrandt" goedgekeurd
en was zij dus als rechtspersoon erkend.
Verscheidene kunstwerken van groote
waarde heeft zij voor Nederland weten
te behouden. Daaronder behooren: de
albums der familie Ter Borsh, die
teekeniugeu van beroemde eu minder be
roemde meesters uit de 17e eeuw, be
vatten, en nu in het Rijksprentenkabinet
berusten; de zilveren drinkschaal, ge
dreven door Adam van Vianën, en in 1649
vereerd aan Hans Schonat, die het orgel
der Luthersche kerk in den Haag gemaakt
had, welke schaal nu in het Rijksmuseum
berust; de schilderij van Nicolaas Maes,
voorstellende een biddende vrouw, voor
heen eigendom van Felix Meritis," nu
in het Rijksmuseum; de schilderij van
Jan Vermeer van Delft, voorstellend een
dame met een mandoline, die van haar
dienstmaagd een brief ontvangt, welke
schilderij werd aangekocht op de veiling
Messchert van. Vollenhoven en nu in
het Rijksmuseum berust; de schilderij
van Judith Leyster, voorstellend een
vroolijk man, nu in het Rijksmuseum;
de zilveren reliekhouder, in 1362 door
Elyas Scerpswert te Utrecht vervaardigd,
nu in het Rijksmuseum; het landschap
van Rembrandt, voorheen in het bezit
van den Markies van Lansdowne, nu in
het Rijksmuseum; het borstbeeld van
Vincent Jacobsz Coster, in 1608 door
Hendrik de Keijzer gemaakt, nu in het
Rijksmuseum; het tegeltableau van
Niculoso Italiano, uit Portugal afkomstig,
nu in het Rijksmuseum.
Dit zijn slechts de voornaamste werken.
Tal van andere, van minder belang,
doch toch ook van groote beteekenis, als
voorwerpen van kunstnijverheid vooral,
werden ook door de vereeniging aange
kocht, en aan openbare verzamelingen
overgedaan. |
Bij zijn overlijden kon de heer Kijzer
dns tevreden zijn over de stichting, tot
welker oprichting hij zoo krachtig had
medegewerkt. Toch zal hij niet zonder
zorg voor de toekomst geweest zijn,
Want de contributies daalden in de laatste
jaren.
Misschien zijn het onbekendheid met de
Vereeniging en het schoone doel, dat zij
nastreeft, die velen tot dusverre weer
houden hebben, zich als contribueerend
lid aan te melden. Reeds door ?5 per
jaar bij te dragen, kan men contribueerend
lid zijn, ofschoon natuurlijk ook hoogere
bedragen gaarne worden aangenomen.
Bij het jaarverslag ontvangt men een
fraaie afbeelding van een aangekocht
voorwerp van kunst.
Ik hoop, dat deze regelen er iets toe
mogen bijdragen, dat de Vereeniging
Rembrandt het aantal harer leden zal
zien stijgen. Dit zal haar in staat stelden,
op den weg, tot dusver door haar be
wandeld, te blijven voortgaan. Nederland
mag trotsch zijn op zulk een instelling.
A. W. WEISSMAN.
UIT DE NATUUR.
LXV.
Kagax, de bloeddorstige.
Het volgende is een vrije vertaling van
een hoofdstuk uit W. Long's nieuw werk Beasts
of the Field, en naar 't mij voorkomt het
mooiste uit 't heele 'boek. Nu is er geen
enkele reden om te twijfelen aan Long's
betuiging, dat alle voorvallen en schetsjes
in 't boek trouw naar 't leven zijn
geteekend, zooals hij het heeft waargenomen ge
durende vele jaren, dat hij in de wildernis
heeft gejaagd en geobserveerd. Toch is
stellig in het hier volgend relaas, van n
nacht wezelleven, wel de uiterste grens bereikt
van wat ons goed vertrouwen in des schrijvers
bewering kan verdragen. Een goed
spoorzoeker kan veel lezen in 't boek der natuur, dat
aan anderen op die plaats slechts blanco blad
zijden toont. Laat dit uw onmogelijk l"
wat minder beslist doen klinken.
Dit is de geschiedenis van een dag en wel
van de laatste uit het leven vanKagax, de groo
te wezel of hermelijn, die wit wordt in den
winter, geel in de lente, en bruin in den zomer
om zijn
gemeene
schelme
rijen be
ter te
kunnen
verber
gen.
oen Kagax uit zijn
hol trad, dat tus
schen de rotsen lag
onder den ouden pijn
boom, die door den
bliksem was ver
zengd, begon het net
te schemeren. Dag en
nacht ontmoetten el
kaar en fluisterden
haastig samen, zooals
altijd in de groote
hosschen. De
dagdieren slopen naar hun
nesten, vreedzaam,
met een volle maag en slaperige oogen; de
nachtwakers begonnen zich te bewegen in
hun schuilhoeken, nijdig, hongerig en jankend.
Overal kreten, roepen, piepen, gillen, geritsel,
geschuifel, getrippel, gestommel, in de baderen,
in de boomen, in de aarde en boven 't water,
allemaal geluiden, die alleen de boschbewoners
zelf zouden kunnen verklaren.!
plFAIENCE
l EN TEGEL
J FABRIEK
MOLLAND
NAAML- VENN- CEV TE
UTRECHT
Kagax grijnsde en liet al zijn vinnige tandjes
zien, toen zooveel stemmen opstegen uit het
meer, den stroom en het bosch. Voor mij,
allemaal voor mij, om te dooden", snerpte
hij en zijn oogen kregen een rooden glans.
Toen rekte en strekte hij het eene pezige
pootje na het andere uit, rolde zich over en
weer voor zijn hol, klom in een boom en
sprong naar beneden van een zwiepend takje;
alles om den slaap te verdrijven.
Kagax had te lang geslapen en was kwaad
op de wereld. Den vorigen nacht had hij
gemoord van zonsondergang tot zonsopgang,
het vele bloeddrinken had hem zwaar in 't
hoofd, zoo goed als dronken gemaakt. Dien
tengevolge had hij bijna den geheelen dag
doorgeslapen; eventjes maar was hij opgestaan
om een kwartel te dooden, die vlak voor zijn
holletje op een oude boomstomp zy'n deuntje
sloeg en hem wakker had gemaakt. Maar
hij was toen nog te loom geweest om verder
te gaan jagen, hij was teruggekropen in zijn
hol en had den vogel onaangeroerd laten
liggen op den stomp.
Nu verlangde Kagax den verloren tijd in
te halen, want voor Kagax is alle tijd ver
loren, die voorbijgaat zonder te dooden.
Daarom rent hij den ganschen nacht door,
soms ook bij dag, en nauwelijks proeft hij het
bloed van zijn slachtoffers; dan slaapt hij
een paar uur achter elkaar, net lang ge
noeg om kracht te verzamelen en nog
meer kwaad te kunnen doen.
Weer rekte Kagax zich uit, de slaap wilde
nog niet wijken, toen plotseling op den heuvel
boven hem een kort gekef en gesnikker zich
liet hooren. Mecko, de roode eekhoorn, had
een nieuw gaaiennest ontdekt en maakte er
drukte over, zooals altijd als hij iets bemerkt
wat hij niet eerder gezien heeft. Had eek
hoorn tj e geweten, wie zijn herriemakerij had
gehoord, dan zou hij zyn nek gewaagd heb
ben in een sprong hals over kop naar een
anderen boom en altijd maar rechtuit rechtaan.
Want alle wilde dieren vreezen Kagax als de
dood; maar geen wild dier weet, dat de herme
lijn komt, vóórdat het te laat is.
Kagax luisterde een oogenblik, een woeste
grijns gleed over zijn spitsen snoet, toen sloop
hu Toort in de richting van 't eekhoorngeluid.
Ik was van plan eerst die jonge haasjes te
dooden" dacht hij, maar die domme eekhoorn
is beter om je beenen wat leenig te maken;
ook om mijn neus wat te scherpen en de slaap
er voor goed uit te drijven. Daar zit hij in
die groote spar".
Kagax had den eekhoorn nog niet gezien,
maar dat hoeft ook niet; hij kan de juiste
plaats, waar zijn prooi zit,beter bepalen met zijn
neus en ooren, dan met zijn oogen. Toen hij
eens zeker was van de plek, snelde hij voort
zonder verdere voorzorgen. Mecko was midden
in een lange snikkerikker tegen de gaaien, die
hem uitscholden, toen hij een krasje hoorde
tegen den schors onder hem ; hij draaide zich
om, keek naar beneden en vluchtte met een gil
van schrik. Kagax was al halfweg in den boom
en het roodej vuur gloeide in zijn oogen'
De eekhoorn ijlde naar 't eind van een tak,
sprong van daar over op een lagere spar en liep
die op tot in den top. Door den schrik was hij
de drie paadjes vergeten, die hij anders zoo
goed wist en hij sprong in wanhoop van
vijftig voet hoog naar beneden op den grond;
gelukkig kon hij zijn val breken door zich
onderweg even te laten rondsingeren aan een
dunnen veerenden tak van een jongen
denneboom. Op den bodem gekomen holde hij weg,
over steenen en stompen, en door het dichte
onderhout naar een grooten eschdoorn, en
vandaar door een dozijn andere boomen heen
naar een andere reusachtige spar, waar hij
tegen op klauterde; wild en angstig liep hij
kris kras over en om alle takken heen en viel
ten slotte, doodop, hijgend en piepend neer in
een kleine holte, een scheur onder den stomp
van een afgebroken tak. Daar dook de eek
hoorn ineen tot den minst mogelijken omvang,
en met doodsangst in zijn oogen overzag hij
den stam beneden zich:
Ver, heel ver achter hem kwam Kagax, grim
mig, stadig naderend, stil en zeker als de dood.
Hij sloeg geen acht op krassende klauwen of
zwiepende twijgjes; hij keek niet eens uit
naai den rooden staart van de eekhoorn, hij]
luisterde niet naar de luide plomp vanMeeko's
pooten, toen hy tegen den grond plofte.
Een paar dappere vliegen vangers zagen de
jacht en vielen op den gemeenschappelijken
vijand aan, ze raakten hem haast met hun
vleugels en schreeuwden, dat vijf en twintig
andere vogels kwamen opzetten en meededen
om den hermeUjn van streek te brengen. Maar
Kagax lette er niet eens op. Zijn heele
wezen was geconcentreerd in de punt van
zijn neus. Als een bloedhond volgde hjj het
spoor, klom tot in den top van den tweeden
spar, snufte hier en daar, tot h\j het spoor
van den eekhoorn beet had, waar deze door
de lucht was gesprongen; hy snoof diep,
lang, gerekt, en rook aan de lucht 'waar
Mecko was doorgevlogen, volgde een tak die
in dezelfde richting liep en sprong vandaar
op den grond. Green tien voet van de plek
waar de eekhoorn was neergekomen, plofte
de hermelijn in 't zand. Daar vatte hij 't spoor
weer op, volgde over steenen en stompen naar
den eschdoorn, omhoog naar den derden zijtak
rechts. Honderd meter ver, door takkenen
bladeren, volgde de hermelijneneus de pootjes
van den eekhoorn, dan in de reusachtige spar,
waar het arme «fgetobte dier verscholen zat in
de scheur onder den afgebroken tak, en waar
het, half verlamd, verstijfd van angst, wachtte
en staarde naar den stam onder hem.
Eens in dezen reuzenspar werd Kagax voor
zichtiger. Rechts en links, op en neer, gleed
hij voort met ijzig geduld; van den laagsten
tak tot boven i« den top, op en neer, neer en op
liep hij weer honderd meter rond over eiken
kronkel, elke lus, elke gaping van 't spoor.
Tienmaal stond hij stil, liep terug, vatte
een verscher spoor en liep weer door. Tien
maal passeerde hij op een paar meter afstand
van zijn slachtoffer; hij rook den eekhoorn
duidelijk, maar hij versmaadde het zijn oogen
te gebruiken, nu zijn neus het werk zoo uit
muntend deed.
Zoo kwam hij aan de laatste wending,
volgde hij den laatsten tak, lijn neus op de
schors, en liep recht toe op descheur onder den
afgebroken tak, maar Mecko rillende ineen
kromp, wetende dat het met hem gedaan was.
Even gilde hu vaa doodsangst, maar nie
mand in 't bosch lette er op; toen, n
oogenblik knarsten er twee rijen scherpe
tanden, en de eekhoorn viel uit den 'boom,
sloeg met een doffen smak tegen den grond.
Kagax liep den stam af, snuffelde een
oogenblik aan het lijk zonder het aan te raken
en sprong weg naar het hazenleger in de
varens, waarvan hij in de morgenschemering
de sporen had ontdekt; toen was hij te loom ge
weest van 't bloedzaigen om erheen te sluipen.
(Wordt vervolgd}. E. HEIMANS.
J. J. BIESING,
KunHthnndel.
's^GRAVENHAGE,
MoleDstraat 65,65'en 61.
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
PRIJS ?7.
MEUBEL-BAZAR,
Singel 263 283,
l>y de FaleioMtraat.
Kantoor-Meubelen enz.
J. MEIJERINK MEIJER.
Telefoon SB«».
AfflSTERDAm
AARDEWERK
EH TEGELS
FABRJfSFmERK.
i BINNEN-."
:;:i:;:Huis
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN-VERSIERING
8DE&- WONING
I2O -ROKIN ? I2O