De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 24 juli pagina 1

24 juli 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S'. 1413 WEEK DE AMSTERDAMMER A°. 1904 NEDE AND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecllt voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1681 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar M mail 10. Afconderüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/» Mt U*d ia Twkrggbur Kioik 10 Boulevard de» Capuciiies tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 24 Juli. Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF ilOSSE te Keulen en duor alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. I N H O V D: VAN VEERE EN VAN NABIJ: De ontbinding der Eerste Kamer. Moderne Rechtspraak, door C. A. J. Hartzfeld beooideeld door Gerard G. Lenseliuk. Wie zvjn de schuldigen ?, II. (slot), door W. A. J. Brummel. Goed werk te Rotter dam, door S. KUNST EN LETTEREN: Huziekbeoordeelingen, II, door Ant. Averkamp. Een belangrijke aanwinst voor onze koloniale litteratuur, II, (slot), door H. van Cappelle FEUILLETON: In den trein, II, door Karel Bloch VOOR DAMES : Mevrouw lise van Calcar-Sohiolting, f, (met portret). Int. kindei litteratuur, door N. van Hiehtum. Koningin Alexandra, II, (slot), door A S K. Allerlei, door Caprice. Jan van 't Sticht, (m. port) door Johan Veersema. Signale menten, door Jau van 't Sticht, (m poit. van mr. W. H. de Beaufort) De Vereen. Rembrandt", door Victoró'e Stners. - H J v. d. Weele in de Kunstzaal A. Preyer, door J. W. N. Antonius en Cleopatra, door W. Graadt van R"ggen. Jena of Sedan?, door Frans Adam Beyerlein, beoordeeld door B Militaire taal, III, (slot), door Van Elring. UIT DE NATUUR: door E. Heimans. FINANCIEELE EN OECONOMI3CHE KRONIEK door D. Stigter. Museum voor land- en volke kunde, door F. A. B. SCHETSJE: Hans door Otlo Erich INGEZONDEN. DAMBUBHIJEK SCHAAK SPEL PEN- EN POTLOODKRAS3EN. ADYERTENTIEN. ifiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiMMiiHiiHiHiiiiiiiiiiiuiiiiiitiiiiimitiiiMiiimi De ontbinding der Eerste Kamer. De verwerping van de Hooger-Onderwijswet door de Eerste Kamer stond bij voorbaat vast. Niet, omdat er eenig argument zou gevonden zijn, dat de Tweede Kamer ongebruikt bad gelaten; neen, geheel op dezelfde gronden, waarop de liberale meerderheid der Tweede Kamer een stemmig het ontwerp heeft afgekeurd, verzette zich de meerderheid der Eerste Kamer daartegen; alleen de heer Rengers wist op afwijkende wijze zijn stem te motiveeren; zonderling genoeg in den waan geleefd heobende, dat de zooge naamde pacificatie van het lager onderwij s, waaraan hij indertijd had meegewerkt, ook den eeuwigen vrede voor het Hooger Onderwijs zou hebben beloofd. Wat verder in het midden werd ge bracht : de Staatssouvereiniteit, het alge meen belang, de odsdienstvrede enz. men had het als liberale partij gerust kunnen verzwijgen; deze theore tische praatjes leverden niet veel anders dan frazes, waartegenover de tegenpartij, zonder ook maar de geringste inspanning, een dooddoener kon plaatsen. "Wij hebben bij vroegere gelegenheden meer in 't breede de fouten van Kuyper's voorstel, en vooral die van zijn taktiek, om het dogmatisch onderwijs-onUverp aan het technisch onderwijs-ontwerp vast te schakelen, in het licht gesteld; ook de onoprechte en belachelijke wijze van verdediging werd, meonen wij, vol doende door ons aangetoond, zoodat wij ons ontslagen mogen rekenen van nog maals uiteen te zetten, waarom ook onzes inziens de anti-kerkelijken niet anders konden doen, dan dit misbaksel van een wetsontwerp af te wijzen. Toch mogen wij niet ver/wijgen, dat de houding van de Eerste Kamer, in het debat ons zeer zwak is voorgekomen. Sedert er geloovigen zijn, die het Rijksuniversiteits-onderwijs zóó nadeclig voor de volks-ontwikkeling achten, dat zij door bijzondere hooger-onderwijs-inrichtingen te stichten, dat euvel voor hun feestverwanten willen wegnemen is et onmogelijk met goed gevolg te ver dedigen, de Rijks-Universiteiton liet monopolie van examineeren te laten behouden, daar de waarlijk rrijc llijksof Gemeente-Universiteit, niet anders kan zijn dan ecu bestrijdster van de bijzondere Universiteit gebonden onn 't geloof. Hier is dus een billijkheids-quaestio in het spel, en voor een partij, welke zich wenscht te vrijwaren voor de gevolgen eener iinmoreele politiek, is de vernieti ging van het monopolie, het eenig middel, hetwelk baat kan brengen. Maar ziet, evenals de liberale partij, door halsstarrig zich te onthouden van recht te doen, bij het lager-onderwijs haar tegenstanders tot kracht heeft gebracht immers wat versterkt den zwakke meer dan het bewust zijn, dat hij tegen onrecht heeft te kampen? is zij nu bezig Kuyper, die zoo averechts voor den dag is gekomen met zijn Universiteitswetje, een handje te helpen. Onze Tweedeen EersteKamer-liberalen, als waren zij een verzameling van profes soren, die uitsluitend voor eigen belangen en dit zoo doctrinair als een professor dat slechts kan hadden te zorgen, hebben de Ullijkheids-quaestie van het begin tot het eind genegeerd, blijkbaar van meening, dat het voldoende was haar niet te noemen, wilde men haar ganschelijk verduisteren. "Wij begrijpen hoe iemand, die er den tijd toe heeft, gaarne nog meermalen zich de heldenschaar zal trachten voor oogen te stellen, die, mondeling of schriftelijk, deel heeft genomen aan dezen reuzenstrijd; maar hoe indrukwekkend ook de houding onzer liberale grootmeesters ge weest zij, men kan hen n voor n als een struisvogel vinden met den kop tegen den boom. En struisvogel-politiek helpt nooit. Zoo ook deze niet. Van de billijkheidsquaestie raakt men op geen enkele wijs af, vóór er recht is gedaan. En dat recht is niet de effectus civilis voor Kuyper's zoogenaamde Vrije Uni versiteit; inaar zeer zeker een gelijkheid van examen voor de leerlingen van alle Universiteiten, afgenomen buiten de Uni versiteit. Dr. Kuyper is zonder uitstel overge gaan tot Kamer-ontbinding. Maar zou hij er den moed toe gehad hebben, indien de liberalen van de Tweede en de Eerste Kamer duidelijk hadden laten blijken, dat zij het verleenen van den effectus civilis een ongeoorloofden eisch moesten vinden, doch dat zij tegelijkertijd van harte bereid waren, op andere, volkomen billijke, wijs, aan het verlangen der kerkelijken naar recht te voldoen? Hoe zou Kuyper nu voor de natie staan, als hij dan toch, om zijn wil, ten voordeele van zijn eigen Universiteit, door te zetten, de Kamer ontbonden had, ten einde dien effectus civilis te bemachtigen ? Inderdaad Kuyper, die zich zelf in zulk een moeilijke positie bracht, mag alweder den liberalen dankbaar zijn, die het hem thans mogelijk maakten, als bestond er geen andere uitweg, het fe veel" wat hij vroeg, te nemen. Zullen de liberalen dan nooit leeren, dat zij op den duur steeds verliezen moeten, als zij niet naar de regelen eener moreele politiek bereid zijn, afstand te doen van hetgeen zij in de dagen van hun overmacht, met voorbijzien van anderer rechten, hebben verkregen ? Moderne Rechtspraak. Moderne Rechtspraak, door mr. C. A. J. HARTZFEM), Advocaat te Amsterdam. 's Gravenhage, Boekh. voorh. Gobr. Belinfante, 1904. Deze door een jurist geschreven brochure toont onomwonden de voornaamste feilen der huidige rechtspraak aan, maar doet wat hare waarde verhoogt tevens eenige middelen tot verbetering aan de hand. Na erop gewezen te nebben, dat er een streven bestaat otn den kamp tusschen volkeren te vervangen door internationale arbitrage, dat onder den invloed van Ferri's denkbeelden eene omwenteling kwam in de beschouwing van het strafrecht en dat men ook economische botsingen tusschen patroon en werkman wil doen beëindigen door on derzoek van arbeidsraden, constateert de schrijver, dat in het privaatrecht de moderne strooming nog niet doordrong. De partij wier raadsman het handigst, het zorgvul digst, of op de minst surupuleuzo wijze streed wordt (dan) geoordeeld do gelijkhebbende te zijn. Kri daar de raadsman van de gedaagde partij in de voordeeligste conditie is geplaatst, bestaat er in door snede dus de meeste kans, dat de gedaagde gelijk krijgt" (blz. (i). Mr. 11. schildert dan den loop van den strijd tusschon de gedingvoerende partijen en haalt vervolgens een sterk sprekend voorbeeld aan hoe de geringste tekortkoming in de dagvaarding tengevolge heeft, dut de eischer wegens verkeerde keuze van zijn wapen wordt afgewezen. Ken eischer vorderde echtscheiding op grond, Jat zijne vrouw buiten het huwelijk met andere mannen gemeenschap gehad en dus overspel had gepleegd.'' De rechter besliste: buiten het huwelijk" kan beteokenen zoowel vóór als tijdens liet huwelijk, in het eerste geval is er geen sprake van overspel, de eisch is dus, technisch uitge drukt, niet ontvankelijk" (blz. 7?8). Van de bevoegdheid voor den rechter om ambtshalve bewijs op to leggen maakt deze een spaarzaam gebruik. Meermalen wordt dan ook een bc wijsaanbod om in het algemeen door alle middelen rechtens" cene vordering te bewijzen door den rechter als onvoldoende gepasseerd. Ook de belem merende bepalingen ten opzichte van het getuigenverhoor en de onsplitsbare beken tenis worden door den schrijver gegispt. Van het rechtsgeschil wordt de oplossing .gezocht in schorpen strijd, waarin de eischer zijn recht met list en beleid moet veroveren op den gedaagde, wrien daarbij het groot aantal belemmeringen, den eischer in den weg gelegd, wordt gespaard. Van een oordeel over de vraag, welke partijen oor spronkelijk verdeeld hield, vindt men zoo doende in tal van uitspraken geen spoor terug." (bk. 11). De weg tot verbetering? Als een zeer noodzakelijke wijziging ware, volgens den schrijver, te noemen art. 134 Wetboek van Burgerlijke Jïeehtsvordering, luidende : De eischer is bevoegd tot den afloop der zaak zijnen eisch te wijzigen of te verminderen, zonder nochtans het onder werp van den eisch te mogen veranderen of te vermeerderen." Voor de vervanging van dat artikel, dat aan onduidelijkheid lijdt, kan volgens Mr. H. 264 van het Duitsche Wetboek van Eechtsvordering tot model dienen, naar luid waarvan wijziging van den eisch door den rechter kan worden toegelaten als de gedaagde daardoor in zijne verdediging niet wordt benadeeld. Toch is niet alleen wijziging der wet geving noodig. Ook de rechter zal in een proces meer moeten ingrijpen en derhalve zijne lijdelijkheid voor een goed deel moeten afleggen, leeds de bestaande wetgeving geeft hem de bevoegdheid een der partyen, ook zonder dat zij daartoe het verzoek doet, in de gelegenheid te stellen die feiten te bewijzen, welke den rechter voorkomen van beslissenden aard te zijn. Hij kan bij de pleidooien aan partijen of hare practizijns ophelderingen vragen. Hij kan ook partijen bevelen in persoon voor hem te verschijnen, om te pogen eene schikking tot stand te brengen. Toch wordt van deze bevoegdheden betrekkelijk slechts zelden gebruik gemaakt. Bij de raadslieden van partijen zal bo vendien eene andere opvatting omtrent processueele moraliteit veld moeten winnen. Het kwam voor dat een gedaagde in hooger beroep zijn proces won bij een Gerechtshof, omdat hij er zich tegen verzet had, dat de eischer, nadat de stukken aan den rechter waren overgegeven, nog een afschrift (expeditie) zoude overleggen van het vonnis der Eechtbank, waartegen het appèl was gericht." (blz. 19). Kr zal gestreefd moeten worden naar grootere gelijkheid in de positie van eischer en gedaagde. Wel zijn er lieden, die on redelijke eischen instellen, maar het getal van hen, die zich uit onmacht of onwil aan hunne verplichtingen onttrekken, schijnt grooter. Mr. H. stelt zich eene nieuwe regeling van het proces als volgt voor: De procedure vangt aan met eene korte inleidende behandeling, waarbij het geschil alleen in hoofdzaken wordt omlijnd, bij eisch en antwoord. Dit is een weg, welke reeds in Engeland wordt gevolgd. Vervol gens behooren re- en duph'ek, houdende gedetailleerde uiteenzetting van elks stand punt, onafhankelijk van elkander, binnen den daarvoor gestelden termijn, te worden (ingediend. Kisch en antwoord dienen dus om het meestal reeds bekende verschilpunt aan te duiden, re- en dupliek verliezen hun karakter van uitval en daarop ge volgde afwering." (blz. 2.'!). Beide partijen bchooren tegelijk de ge tuigen te doen dagvaarden, die zij meenen, dat hunne zaak in het gewenschte daglicht zullen stellen, zonder dat de ridderlijkheid tegenover de tegenpartij voreischt, de te bewijzen feiten bij voorbaat in alle bijzon derheden te omschrijven, wat niet wel doenlijk is." (blz. 25). Hieruit vloeit voort, dat bij deze manier van procedeeren de rechter een middenweg kan kiezen en de uitersten : geheel gelijk, geheel ongelijk kan vermijden. Als een eisch gedeeltelijk bewezen is, schijnt eene andere oplossing, dan hetzij gelieole afwij zing, hetzij beëodigde toewijzing gewenscht. Partijen vinden dikwerf de oplossing van hun strijd door het verschil tusschon hen te doelen. Waarom zou de rechter hen op dien weg niet kunnen volgen!' (blz. 2I>). De schrijver haalt dan eenige voorbeel den aan, waarbij deze methode gevolgd kan worden. Eindelijk wraakt mr. 11. art. 13 der Algemecne Bepalingen der Wetgeving van het Koninkrijk, luidende: De rechter, die weigert recht te spreken, onder voorwendsel, dat do wet zwijgt, duister of onvolledig is, zal kunnen aan geklaagd worden als schuldig aan rechts weigering." Kr dient in deze eene andere voorziening getroffen, »1 ware hot maar op liet stuk der kostonveroordeeling. Want stel wij procedeeren achtereenvolgens bij lïechtbank, Hof en lloogen liaad over cene \\etsi|uaestie. De eerste beide colleges geven u gelijk, maar door voorziening in cassatie word ik overwinnaar. Is het dan niet hard, dat gij alle proceskosten hebt te dragen, tot zelfs die van de door u gewonnen procedures bij Rechtbank en Hof, zulks om geene andere reden, dan dat slechts een onzer winnaar kan blijven, en nuances in deze Tiiet worden erkend 'i Kn art. 5(i Wetb. van Burg. lioclitsv. houdt toch reeils in, dat de proceskosten geheel of ten deelo ten laste van elk der partijen kunnen worden gelaten, indien zij over en weder op eenige punten in het ongelijk werden gesteld. Is er dan hier wel grond voor uwe boboeting met de geheele kosteuveroorJoeliiig!'" (blz. 30?31). Xioliier oonige «repen uit de brochure, die tot nadere kennismaking er mede mogen leiden. Het geschrift is in duidelijken be toogtrant geschreven en voor ontwikkelde leeken zeer goed te begrijpen. Moge het de hervorming van onze verouderde wijze van procedeeren bespoedigen ! GEKARD G. LEXSEI.INK. Wie zijn de schuldigen? II. (Mot). Bij een andere groep ouders is het meer de gemakzucht, die hen er toe brengt zich zoo weinig mogelijk met hun kinderen te bemoeien. De vrije Woensdag- en Zaterdag middagen en ook de Zondagen zijn iets vreeselijks voor de respectieve mama's en papa's. En de vacanties? Men begrijpt niet waarom die zoo lang moeten duren," die onderwijzers hebben het maar gemakkelijk," 't is wat moois, je die jongens zoo'n week of wat op je dak te sturen," zijn alle uit drukkingen, die toonen, hoe weinig lust men heeft, zich niet zijn kroost op gepaste wijze bezig te houden. Maar dat is geen gebrek aan belangstelling," zegt de een of andere vader of moeder, die dit misschien onder de oogen krijgt, ik ben ook blij als de vacanties weer om zijn, ik wou ook maar dat mijn jongens Woensdag- en Zaterdagmiddag waren opgeborgen, maar ik stel wel degelijk belang in wat mijn kinderen doen. Nauwkeurig ga ik hun rapporten na en te drommel als die niet in orde zijn." Wanneer uw belangstelling zich alleen daar toe bepaalt, dan is ze van nul en geener waarde. De school moet aanvullen waar het huisgezin te kort schiet. Zij kan niet alles geven. Verwacht daarom geen gunstige resul taten van een opvoeding, die alles van de school verwacht en niets of slechts weinig aan de ouders en het gezin meent te moeten overlaten. Na al het bovenstaande meenen we gerust deze conclusies te rnogen neerschrijven: Een groot deel der ouders bemoeit zich om welke reden dan ook in 't geheel niet met zijn kinderen na den schooltijd. De kin deren gaan vrijwillig of on vrij willig de straat op, zijn daar velen een ergernis en geven de politie door hun baldadigheid en straatschen derijen de handen vol werk." Geen wonder, dat dan ook door velen daarover geklaagd wordt, Maar wat is er aan te doen ? Wel, dat is heel eenvoudig, ver scherp het politietoezicht, breid het aantal agenten uit, stel een premie op het aan brengen van straatschenderijen door de politie en (en dit laatste is vooral een probaat middel) geef die bengels een gevoelige straf. Geachte lezers, ik hoop niet, dat velen van u na lezing van het bovenstaande veel heil in een dergelijken maatregel zullen zien. Zou 't niet beter zijn de oorzaak van dit kwaad weg te nemen, dan te trachten het door strenge straften te beteugelen? Hoe dat kan? Wel geef do kinderen bezig heid. Zorg, dat ze wat te doen hebben en ge zult zien, dat het kwaad weldra veel ge ringer afmetingen zal hebben verkregen. En waar we nu straks reeds zagen, dat een groot aantal ouders om verschillende redenen dit niet doet, daar ligt het in de eerste plaats op onzen weg om die ouders op te wekken meer belangstelling in hun kroost te toonen, maar tevens moeten wij zelf de hand aan den ploeg slaan. Als de Staat en de Gemeente meenen, zich aan dien plicht te kunnen onttrekken, welnu, laten dan vereenigingen het werk ter hand nemen. Zeker, ik weet wel, dat voorziening in de nooden van velen onzer medemenschen, verbetering van sociale toestanden dus, na tuurlijk ook in dit opzicht verbetering zou brengen. Maar, waar dit een zaak is, die heel wat tijd vorderen zal, en 't noodzakelijk is, dat in 't belang van de gemeenschap en vooral in 't belang van het kind zelf wat gedaan wordt om het in zijn vrijen" tijd gepaste bezigheid te verschallen, daar is het noodig, dat deze zaak op de een of andere wijze ter hand genomen wordt. De school kan in dezen leiding geven. En in dit opzicht lijkt mij het vak handen arbeid" het leervak bij uitnemenheid. Alle kindereu, maar vooral de jongen^ knutselen" graag. Een jongen, die een lignurzaag beeft, kan daarmee langen tijd vlijtig aan 't werk zijn. De lastige bengel is in een ijverig werkman herschapen, 't Is hier de plaats niet om over de paedagogische waarde van 't vak handenarbeid een verhandeling te geven, maar toch mogen we wel even op merken, dat we dan nog bij uitstek practisch zijn bovendien. We leeren de kinderen han digheid,een lang niet te versmaden eigenschap. Kn wanneer nu de school dit soort van huis werk voorbereidt, daar kan zij uiterst nuttig werkzaam zijn. Kil .,llet daghet in den Oosten'' mag ook hiervan reeds gezegd worden. In Groningen is men reeds op die wijze aan 't werk ge togen. Ju Amsterdam is op initiatief van den lieer Simons de vereeniging Voor dejcugd" opgericht, die hetzelfde doel beoogt en, mis| sehieii is men op andere plaatsen ook reeds in dien geest werkzaam. Maar deze vereenigingeu of personen kunnen nog maar weinig doen en er moet zooveel gedaan worden. Vooral als straks de derde schooltijd in Amsterdam afgeschaft wordt en eiken avond f dus een M)(l()-tal kinderen minder bezigheid zal hebben dan tot nog toe het geval is ge weest, zal dit zeer zeker nog meer blijken. Niet dat ik de avondschool in zijn tegenwoordigen vorm tot eiken prijs zou willen doen blijven bestaan, maar het zou toch wel overweging verdienen, indien door de be voegde autoriteiten ook deze zaak eerst eens van dien kant werd bekeken. Geef de kinderen de gelegenheid om eenige malen iu de week in een lokaal, dicht bij hunne woning geleden, de noodige leiding bij bun werk te ontvangen. En de kosten? Met een kleine wijziging van professor Opzoomers woorden zou ik willen zeggen, wat ge op die wijze aan de kinderen ten koste legt, wint ge op den duur aan de politie (en aan do rijks-opvoeding.-gestiehten) uit. Maar er kan nog meer gedaan worden. In het gunstige seizoen moet er overal ge legenheid zijn tot ontspanning in de frissche lucht. Flinke ruime speeltuinen, waar onder leiding gespeeld kan worden, moeten op tal van plaatsen worden aangelegd. En die zijn er in onze groote steden nog veel te weinig. Ook het onderwijs in de kennis der natirar" kan er toe bijdragen de liefde voor de natimrcport" aan te kweeken. En wanneer ook daar weer geschikte leiding aanwezig is, zijn we ook in de gewenschte richting werkzaam. En misschien zijn er onder u, lezers, die nog andere nuttige en geschikte bezigheden voor het kind weten, die het buiten de schooluren kan verrichten. Het is mij wel. Maar laten wij dan ook, ieder naar zijn vermogen, bijdragen om de zaak in de gewenschte richting te sturen. Ver eenigingen, die in zoodanigcn geest willen werkzaam zijn, verdienen krachtig onzen steun, en laten we bovendien niet ver zuimen de Overheid te wijzen op den onafwijsbaren plicht, die ook in dit opzicht op haar rust, opdat na niet al te langen tijd kan gezegd worden: de baldadigheid der straatjeugd is in Nederland aanmerkelijk ver minderd, . dank zij de geschikte en gepaste bezigheid en ontspanning, diode jeugd buiten de schooluren alom is verschaft." Moge ook dit artikel er een weinig toe bijdragen. Am s t., Juli 1904. W. A. J. BRUMMEL. Goeu werk te Rotterdam, Ruim een jaar geleden werd met warme instemming in dit weekblad melding gemaakt van de oprichting eener vereeniging ter be strijding van de tuberculose te Kotterdain. Benige der meest geziene doctoren, dr.Klinkert en dr. Nolen, namen het initiatief en al aanstonds op de eerste vergadering, den 9en Mei 1903, werd zoozeer van alle zijden zijden moreele en iinancieele steun ontvangen, dat het pogen gelukkig geslaagd kon wor den geacht. Thans ligt het eerste jaarslag voor mij en acht ik het plicht, indien althans de wel willende redactie van dit weekblad rnij daar voor eenige plaatsruimte wil afstaan, daaruit iets mede te deelen. De Vereeniging ter bestrijding der tuber culose" slaat geheel buiten de afdeeling Rotterdam der Ned. Maatseh. ter bev. der Geneeskunst. Ze omvat zoowel leeken als medici, allen die hun medewerking tot be strijding dezer verschrikkelijke ziekte willen verleenen. Al spoedig na de oprichting ondervond de vereeniging zooveel financieelen steun, dat zij kon overgaan tot stichting van een consultatiebureau voor onvermogende longlijders. Daarto» werd aan de Aert van Nesstraat een benedenhuis gehuurd, waar vanaf midden October thans driemaal per week zitting wordt gehouden en kosteloos spreekuur voor de talrijke onvermogende lijders die een stad steeds in haar midden heelt. Al spoedig was het vestigen dezer nuttige instelling in de stad bekend gewor den en elk spreekuur melden zich personen aan, die van deze nobele hulp wenscben gebruik te maken. Van de zyde van het Gemeentebestuur werd ook de noodige medewerking onder vonden. Een terrein op de vroegere buiten plaats Rozenburg" aan den Oudendijk, eigen dom der gemeente, werd welwillend door B. en W. aan de Vereeniging op enkele, weinigbezwarende voorwaarden, afgestaan. Op da'. terrein zal een draaibare waranda geplaatst worden, als dagverblijf voor een tiental patiën ten. Een milddadig stadgenoot, die bijzonder veel sympathie heeft voor het werken en doel der Vereeniging, heeft een som gelds beschikbaar gesteld, waaruit de belangrijke onkosten voor den bouw geheel bestreden kunnen worden. Zoo werd ook van andere zijde veel welwillendheid ondervonden. Van 10 October, toen het eerste spreekuur gehouden werd tot en met April 1904, melden zich bij het bureau aan : iu October 15 mannen, 8 vrouwen, 4 kinderen, Novemb. lii 13 3 Decemb.lt 'J ,. 5 Januari ];> ,, 'i n 2 Februari S .10 u i', Maart 10 12 2 April 11 9 3 Tezamen werd dus aan '2 personen ge neeskundig advies gegeven. Maar ook hulp! Behalve de gewone onderstand in melk, ligstoelen, enz., werden in enkele gevallen vleesch on eieren verstrekt. Vele patiënten werden iu staat gesteld, gezondere woning te huren, en werd de meerdere huur door de Vereeniging betaald. Kostwinners, die, met kans op succes, te huis een rustkuur moesten doen, werd een gedeelte van het weekloon gegeven. Ook de werkgevers be taalden dan in den regel een gedeelte, zoodat de werkman zonder broodzorgen zijn rust kan nemen. De patiënten die thuis verpleegd worden, worden door den administrateur bezocht, en verslag uitgebracht. liet verslag dringt aan op deelname van het lidmaatschap. En inderdaad zoolang de onvermogende tubereulose-lijders van particuliere hulp afhangen, en goede zorg en verpleging, liet eerste en het meeste wat ze noodig hadden, zelf niet kunnen bekos tigen, mag verwacht worden dat elkeen die dit schoone, oprecht-menschlievend werk wil steunen, zich voor het lidmaatschap aanmeldt. Maar bovendien zij het goede resultaat met deze poging te Rotterdam bereikt, voor andere plaatsen een aansporing om dit eminente werk op gelijke wijze te beginnen * ' * *? Het bovenstaande is niet het eenige goede werk" te Botterdam, waarop ik het een aangename taak vind, de aandacht te vestigen. Dezer dagen was ik n.!, in de gelegenheid, daartoe in staat gesteld door de vriendelijk heid van mevr. v. Herwerden, die zulk een belangrijk aandeel iu de oprichting daarvan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl