De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 24 juli pagina 3

24 juli 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ht>. 1413 BE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOORNEDERLAND. verloren heeft" vinden wij'nitvoerig'bespróken ih zijn hoofdstuk" hulp in nood" en hoe nanwgezet de schrjjver al-les heeft nagevorscht, moge o. -a. Wijken uit hetgeen hij aanvoert tegen de grief, die Prof. Went heeft tegen bet uitvoeren van niest, uit hetgeen hïj ons mededeelt over het klimaat, over den treurigen toestand van landbouw, handel en visscherij, over 'bet op een te weelderigen voet inge.fidhte bestuvrrsstelsel, om ook hier weder den schold -van diéweergalooze ellende op het ?Gouvernement te werpen, dat aan * weten schappelijk onderzoek nimmer dacht en dat nu krachtig zal moeten ingrijpen, ten einde eene schrikbarende uitbreiding der nooden tegen te gaan. N Als men ern-rtig wil", zoo eindigt vfei Kol <Ht lezenswaardig hoofdstuk, is er wel'wat goeds te doen in de richting, door niij in Iwvenstaande regels 'aangegeven." Van Bonaire, een der minst bevoorrei^ate eilanden in dezen armoedigen archipel, ging het naar Aruba, dat ook -wel tijden van droogte kent, doch dat z\jn gond- en phosphaatmikien, a§n -visscherij en aloëcurtunr heeft, ^Sar Telen werk en een bestaan kunnen vinden. Waardevolle gegevens verstrekt de schrij ver ons over bovengenoemde onderwerpen, over de in- en uitvoer, over de bevolking, het onderwijs, ja welk onderwerp roert hij met aan, dat bij kan dragen tot een juist inzicht der diep treurige economische toe standen. Hrflp is ook hier noodig," zoo eindigt van Kol. 'Het eenige wat de Neder! andsche Regeering tot heden doet om de ellende te lenigen, is het schenken van ? 194 aan hulp behoevende vrijgemaakte slaven," en vraagt hjj: zonden de bewoners van Aruba ook zóó arm ijn, wanneer er een andere dan de Nfiderlandsche vlag wapperde?" Ook de toestand op het eiland Curacao begint hopeloos te worden," zegt schrijver, en aóó erg «Ie hier is het in -de \tndere Antillen nooit geweest. Engeland heeft het nooit zóó ver laten komen, doch tijdig inge grepen, en, zooals wij zagen, met het rneest bemoedigende resultaat." Niet minder dan 122 bladaijden wydt de schrijver; aan het eiland Cnracao. Hier was het, d«t de reiziger zich met voorbeeldeloozen ijver van alles op de hoogte stelde, wat gedaan kon worden, om het verval te fceenen, om welvaart te brengen (?al is het" zegt hij, geen rykdom en Tveelde"), waar thans honger en ellende heersenen." Want," schreef hu reeds 25 Maart 1901. de eer van Nederland eischt, dat mze West- Indische eilanden niet ten onder gaan." Een droevig, doch waar beeld geeft de schrijver ons van deze noodlijdende kolonie, die waard is geholpen te worden, want al zal, zegt Van Kol, Curacao wel niet een rijke landbouwkolonie worden, toch zullen er althans armoede en ellende verdwijnen, indien de landbouw er onder wetenschappelijke leiding komt, indien de Regeering eindelijk ernst wil maken met de bestrijding der droogte. Doch bij dit alles, wat de reiziger met groote bekwaamheid en takt onderzoekt, overal waar het noodig was, met cijfers en statistieken toelichtend, heeft de schrijver recht op onze sympathie voor de wijze waarop hij een onderzoek instelde naar de onver kwikkelijke Santa Barbara-queastie, en voor zijne pogingen tot afwending van het gevaar, dat n enkel individu een geschenk der natuur in een ramp doet ontaarden. Met het geschenk der natuur worden de rijke phosphaatbeddingen bedoeld, met het individu de rijke Engelschman John Godden, die zich evenals op de andere onzer West-Indische eilanden het recht tot ontginning dezer rijk dommen wist te verschaften en daarmede enorme winsten wist te verkrijgen, waarin ons gouvernement, ten gevolge van het ge sloten contract, slechts uiterst bescheiden en de insvoners dier kolonie en van het moeder land bijna in het geheel niet deelden. Het boek van Van Kol moge er ruimschots toe bijdragen, in Nederland de oogen te ope nen, want het gaat niet aan, dat enorme rijkdommen voor het grijpen zijn, die nu jaar in jaar uit door de willekeur van n individu onaangeroer i blijven. Want thans meent Van Kol meer dan ooit het recht te hebben, om te beweren, dat de geheele kolonie lijdt door de willekeur van n individu." Met eenigen goeden wil, of zelfs maar bij toepassing van het gezond verstand, heeft de heer Godden het nu maar in zijn macht, de jarenlange quaestie langs minnelijken weg tot een goed einde te brengen. Daardoor zou wettelijke dwang, die anders kan noch zal uitblijven, worden vermeden; want de be staande toestand mag in geen geval langer worden geduld." Hoeveel moeite Van Kol zich gegeven heeft, om zich ook hier nauwkeurig van alle toestanden op de hoogte te stellen, blykt niet minder uit zijne mededeelingen over de HltniiiiimiiiiniiniInmiiilifiiniHiniHliiiinHiiiiiiiMMiiirrtiiHiimiiMiHiiiiMiiiiiiiiiiniiiiiiitfiriiiNiiiiiiiiHiMiiiHiiiiiiiiiiiiniiMMiiMiitiiii bewoners van Curacao, waaruit men hem weder als een hoogst sympathiek, ernstig en eerlijk navorscher leert kennen, die in plaats van, zooals helaas vele reisbeschrijvers doen, alleen op de slechte eigenschappen van een volk het licht te laten vallen, steeds de oorza ken der slechte karakter eigenschappen tracht op te sporen en de vele goede hoedanigheden niet over liet hoofd ziet. Overal komt men dan in onze West-Indi sche koloniën tot de droeve overtuiging, door Van Kol aan het slot van dit hoofdstuk geuit: doch mogen wij den steen op hen werpen, wanneer wij in de geheele geschie denis nauwelijks op eenige nauwe pogingen kunnen wijzen, om hen tot een hoog«r standpunt op te voeren ? Wij hebben deze bevolking, die aan onze hoede was toever trouwd, voor wier ontwikkeling wij verant woordelijk waren, eenvoudig aan haar lot overgelaten en zouden wij nu mogen klagen en hen verwijtingen doen, omdat wij doornen oogsten, waar wij disteleii hebben gezaaid ?" Bij het lezen van Van Kol's boek dacht ik herhaaldelijk aan mijn eigeu ervaringen betreffende de Suriuaanisehe negerbevolking, en met instemming haal ik zijne slotwoorden van het hoofdstuk ' Cura<;ao aan : en van dat volk kan men maken wat men wil; het is vatbaar voor hoogere ontwikkeling, dan het tot heden door de treurige omstandig heden, waaronder het opgroeide, nog kon bereiken. Het verkeert nog in de periode der kindsheid van de beschaving. Aan ons de schoone taak, de heerlijke zending, het daartoe op te leiden. Dien heiligen plicht zullen wij niet van de hand wijzen." Wil de lezer nog duidelijker overtuigd worden, hij leze aandachtig het laatste hoofdsiuk, dat tot titel draagt: De toekomst van het negerras. Deze uitnemende beschouwingen. die in zooveel opzichten overeenstemmen met mijn eigen ervaringen aangaande den neger, schonken mij de overtuiging, dat de heer Van Kol nauwgezet heeft waargenomen en gestreefd heeft naar waaiheid. Hij moge dan nu en dan wat snel gereisd hebben, om overal een degelijk onderzoek te kunnen instellen, hij moge zich hier en daar vergist hebben, bjj een zoo grooten overvloed van feiten, wenken en degelijke beschou wingen past het ons fouten en onjuiste voorstellingen niet te zwaar te laten wegen. Hetgeen ik hier uit den rijken inhoud van deze hoogst belangrijke bijdrage tot de ken nis onzer West-Indische bezittingen heb medegedeeld, moge, naar ik vertrouw, vol doende zijn, om de lezing aan een ieder aan te bevelen, die belang stelt in onze koloniën en die over de aldaar heèrschende toestanden degelijk op de hoogte wil komen. Versprei ding van kennis over onze koloniën is een zaak van groot nationaal belang en het boek van den heer Van Kol kan daartoe in hooge mate bijdragen. Ik meende in deze bespreking vooral den nadruk te moeten leggen op de wonde plek ken, die de kranige reiziger ons, dank zjj zijn voorbeeldeloozen ijver, zijn helder oor deel, en zijn ongeëvenaard waarnemingsver mogen zoo duidelijk in het licht weet te stellen. Moge het den heer Van Kol gegeven zijn, zijn hoogst sympathiek werk voort te zetten; mogen we heui door geschrift of woord nog menigmaal in de bres zien springen voor die reeds zoo lang verwaarloosde, zoovele jaren reeds noodlijdende koloniën, die Neêrlands hoog^roemd koloniaal beleid te schande maken of onze onmacht bewijzen. 's G r a T e n h a g e. Dr. H. VAN CAPPELLE. NIEUWE UITGAVEN. Weerlegging van prof. dr. J. K. A. Wertheim Salomonsoris beschouwing over het Jahrbuchfür sexuetkZwi-sch'nstufen,Sd, V, in het Tijdschrift voor Strafrecht, Deel XII afl. 3, door L. S. A. M. VON ROMER. Amsterdan, G. P. Tierie. De gevolgen onzer handelspolitiek. Beschou wingen naar aanleiding van jhr. H. Smissaert's brochure Vrijhandel en Welvaart", benevens een aanhangsel: Schets eener regeling tot het verkrijgen eener met de waarheid overeen stemmende statistiek van den in-, uit- en doorvoer, door J. H. JANSEN. Maastricht, Firma Weyerhorst. Ongekend Leed, de physiologische ontwik keling der geslachten in verband met de homosexualiteit. Rede uitgesproken op cur susvergaderingen van Rein Leven ' te Am sterdam, Haarlem en Utrecht op den 16en en 21cn Februari en den 9en Maart 1904, door L. S. A.M.VON ROMER. Amsterdam, G. P. Tierie. Cleg Kelly, uit het Schotsen van R. li. CEOCKETT, vertaald door J. P. WESSELINK-VAN ROSKU.M. Utrecht, W. de Haan. Amsterdamsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding. 2e Jaarverslag, Anno 1Ü03. Am sterdam, Mei 1904. Een en ander nrer besmettelijke ziekten. Popu lair* schets, door C. BAKKEK. Uitgegeven op verzoek van het hoofdbestuur der NoordiiiimiiiiiiimiMiiiiiiiimin ifiiHMiitiimimiiiiiiiiiii Hollandsche Vereeniging het Witte Kruis". Haarlem, de Erven T\ Bohn. Willelmi Capellani in Srederode PosUa Monachi et Procuratoris Eg nondensis Chronicom, uit gegeven door mr. C. PIJNACKEB HOEDIJK. Amsterdam, Johannes Muller. Het slapende leger, naar het Dnitsch, van GI.AEA VIEBIG, vertaald door J. P- WESSEIJXKVAN ROSSUM. Utrecht, W. de Haan. Inhoud van Tijdschriften. Orgaan van den Ned. Bond tot bestrijding der vivisectie. Verschijnt maandelgk, redacteur Hugo Nolthenius, No. l : L. S. van H. N. De moraal van rijkdom en gezondheid", van F. P. C. Lectuur" van O. Intern. Verein zur Bekampfung der wissenschaftlichen Tierfolter van O. Eigen Haard, 'No. 30: Zooals de ouden zongen ... ! door Louise B. B.. XVI. De Laarder processie, met af b. De Oostersohe Maankop, door J. K. B., met af b. Kiespijn. Tentoonstelling van oude Koperwerken (dinanderies, enz.) te Middelburg, met afb. naar foto's van den heer C. W. Bauer te Middelburg. Een vaderlandsche herinnering verlevendigd, door J. Koopinans. (Slot). Verscheidenheid: Een postzegelbeurs te Parijs. Bloemen in de Londensche Parken. ? Feuilleton: Een belofte, naar het Deensch van Hedwig Winter. (Slot). Op de Hoogte, No. 7: Van verre en Nabij. Over de maand, die heenging (met illustraties), door L. van -Rosse. Kijkjes in Amsterdam (met afb.), door C. van Rijn. Aan het meer van Lugano (met illustraties), door R. Z. K. Geïllustreerde werken: 1. Monumentale kunst; 2. Luit.-Gen. J. B. van Heutsz, door E. de Winter. Beeldende kunst. Reproducties naar schilderijen in het museum te Dor drecht. Schetsen. Boeren en Boerinnen", schets uit Klein-Azië, door Charles David van Lennep. Pentrekjes", door Dr. eiger. Het uitzeilen van de haringvloot" (met teekoningen), door Frank van Borgelen. ? Uit de Natuur en 't Menschenleven. Een aardig bolgewasje, door F. J. van Uüdriks, Vacantie-uitstapjes, (met photografische op namen); een briefje van Mathilda.?-Literair Overzicht. Jtili-Tvjd*cliriften, door Is. Querido. Over boeken, door Lector. TooneeL Het Hollandsche Trio, door E. de Winter. Dramamatische Kroniek, door L. van de Ca-ppelle. Muziek. La vita uuova" van Ermano WolfFerrari, (geïllustreerd), door Herman Ruiters. Piet-Hein-Rlrapsodie, door W. J. Oorver. IHIIIIlllHnHIIIIlllHIMMIIMMHIlHIMHIIIIIHmlHlmlHIMIHIIHtHIllmHIUM zijn en toch goed U*»keH. dat kan iedere zuinige huisvrouw mrt MAQOI" AROMA om te kruiden U'«inigc <lrup]M}?N van dit alom gerenommeerde en bekroonde produkt voor liet opdienen bijgevoegd zijn voldoende om aan groenten,vleezen,sauzen.soepen,zwakken bouillon enz.dadelijk een verrassend krachtigen en aangenameu smaak te geven. Te verkrygen bij kruideniers en comestibleshandelaars In flacons van ?*?.*? tot ?'5.35. JfKBSTs ondïrstfierüingfin: 4 groole Prijzen, 28 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 5 Eere-Prijzen, zesmaal luiten mededinging, o a. 1859 en 1900 Wereldtentoofstelling Parijs. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het G ener aal-A gentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HORM, Amslerdain. SPAARZ nilinttflllliliiilMiiimiimtniiiliiiniiHHiMMillHiiimMiiiiWMmimimiiiMiMiiiiiumiiimitiiiiiiMmiiMiiiiHinM iiiiiiimmimimiiMiiiiiiMlimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiMiimiiiiHiiiiiiiiiimilHiiiiiMMimiii Mavronw E LIS K YAS ALCAR-S?flIOTLItfG tNaar eene liontgravure in Eicf-n H tard (1892). Internationale Kinierlitteratiinr, Een boek uit den tijd der ho'enmenschen en der holenbeereo". Rulaman, eine Erzahlung aus der Zeit des Höhlenmenschen und des H hlenbaren", der Jugend undihrenFreunden gewidmet, von Dr. D. F. WKINLAXD. FÜNFTE unveranderte Auflage mit Zeichnungen voor H. LEUTEMAX, Leipjjig, . Verlag Otto Spamer, 190;-!. Dat een boek als-dit juist mij bizonder moet interesseer^n zal niemand verwonderen, daar ook ik in mijn Eskimo- en Katl'erboeken dergelijke laag in ontwikkeling staande volken met voorliefde heb behandeld. Miar voor mq was die taak veel gemakkelijker. Ik kon maar in allerlei bibliotheken gaan fnufielen, en vond daar alles wat ik noodig had in dagelijke wetenschappelijke werken gedocu menteerd, terwijl de heer Weinland zich met slechts oneekere aanwijzingen op het gebied der gissing moest bewegen, dat dubbel gevaarïgk is, omdat je ei gen fantasie je daarbij zoo licht parten gaat spelen. Het eerste wat hem hier te doen stond, was : eengrondige studie te maken van alles wat in verschillende landen in oude holen tot nu toe gevond-en is, en ook van die holen-zelve. Daartoe was Dr. W. ja de beste gelegenheid, daar dicht bij zijn woonplaats, in de Beiersche Alb", zich zulke holen bevinden. En het waren juist deze oude spelonken, die hem op het idee brachten, dit boek te schrijven. Wanneer hij toch met zijn kinderen daarlangs wandelde, dan ver telde hij hun van de oervolken die daar vroeger woonden, en hij trachtte hun een beeld te geven van de;i (oenmaligen toestand van het land en zijn bewoners. Maar, om van de gewoonten en den beschavingstoestand dezer laatsten oen beetje op de hoogte te komen, moest hij een studie maken van do levens wijze der nug thans levende volken, die in Ivetzelfde ontwikkeling-stadium verkeeren. En ook daartoe was Dr. W. in de beste ge legenheid, want", zoo zegt hij in zijn voor rede, schrijver dezes heeft menige nacht doorgebracht in de met7>ahnbladeren gedekte hutten der negers in het warme Zuiden, en ook in de wigwam der Kanadeesche Indianen in 't koude Noorden zocht en vond hij dikwijls een nachtverblijf. Zoowel het tropische oerwoud met zijn mahonie- en vijgenboomen en zijn boomrarens, met zijn reuzenslangen en papa gaaien, als de melankolicke dennen- en berkeubosschen van het Noorden, met hun rendieren en beren, zijn voor hem goede oude bekenden. Evenzoo zijn de natuurmensch die toch in den grond overal gelijk is, en zijn levens wijze, zijn voor ons dikwijls totaal onbegrij pelijke, kinderlijke, zoo niet kinderachtige wenschen, genoegens en verdrietelijkheden. zijn ideeën en zijn manier van spreken aan schrijver dezes niet onbekend, en menige psychologische eigenaardigheid die in dit bookjy is neergelegd en toegepast op de analoge levensomstandigheden der Oer-Euro peanen, moge in persoonlijke direkte hestudeering van het werkelijke leven dier vo'ken haar verklaring vinden ; vooral daar, waar de verfijnde smaak der beschaafde lezers soms niet dadelijk in het een of ander behagen DAME£. wel vindt. Zulke kleine trekjes moest ik laten uitkomen, waar de karakterj-childering rnyner Oer-Europeanen die tocli ot k een echt natuurvolk waren ? dat vorderde". Ja, daarin geef ik den schrijver volkomen gelijk, en ik voeg er bii, dat 't boek er zeer zeker bij gewonnen zou hebben, als hij 't niet alleen bij die kleine trekjes'' gelaten had, maar ook de personen in hun geheele denken en handelen een beetje meer Ocr-Europeesch gemaakt had. JS'u herinnert hun doen en spre ken ons nog wel eens wat al te veel aan latere, meer beschaafde geslachten. Vooral de hoofd personen zijn wat te, braaf, te 'fijn bewerktuigd. Met andere woorden : er is n ding wat den heer Weinland ontbreekt, en dat is de rechte artistieke visie. ? Volmaakt is dit bock dus niet, maar toch verdient het ten volle ieders belangstelling om den wetenschnppelijken ernst die er aan ten gronslag ligt, de degelijke studie .die er aan is voorafgegaan en, last not least, de warme toewijding waarmee 't geschreven is. Dr. W. lce)de het geheele bock met zijn eigen kinderen. Zijn oudste zoon, idealistisch aangelegd, was voor hem, zooals uit het voorwoord bij den derden druk blijkt, de verpersoonlijking van zijn jonden held Rnlainan. .lener Rulaman'' zegt hij daar, fi'ir weiehen und uiit welchem ich vor füufzelin Jahren diese ursprünglich nicht zur Verö'eiitUchung bestimmte Krziihlung 7,\iniichst verfasste, ist nicht inehr", en verder, War es doch dercinst, zucual in dom ersteii Teile der Erzahlung, gar oft se'.nu kindlichnaïve l'hantasie, die bei der Gestaltung von Personen und Szenen aufs eifrigste mitwirkte". Wij hebben hier dus niet met een drooj wetenschappelijk werkje te doen integen deel ; het zal ouze diütscli-lezende, jongelui van l:!?Ui jaar boeien van 't begin tot 't eind en tevens, evenals in het huisgezin van Dr. W. zelf, anregend, belehrend en unterhaltend" op hen werken. Die oude, oude tijden toch iedereen stelt er belang in. Men wil ;;ich zoo graag een voorstelling maken van du toen heerscheude toestanden. Welk een wereld van vragen en gissingen komt er niet in ons op, wanneer we het kakebeen van een holen beer of een dier gebrekkige oude steci.en werktuigen, waarmee oude volken er in slaagden, deze reuzendieren te dooden, in de hand houden ! Hoe gaarne zouden we iets meer weten van de hand die dit werktuig eenmaal sloeg" uit vuursteen, die het sleep en polijstte, die er allerlei bezigheden mee verrichtte ! En het is heel belangwekkend, aan de hand van een geleerde n een nicnsch, als Dr Weinland, in die oude tijden te woiden rondgeleid. Waar we soms twijfelen of dit of dat wel werkelijk zóó kon gebeuren, bewijst Dr. W. 01. s telkens weer in de een of andere noot, dat hij toch heusch alle reden heeft om te veronderstellen, dat het zóó en niet anders heeft moeten zijn. En, blijven er ook al enkele., ja, misschien rele twijfelingen over, we moeten toch erkennen, dat de schrijver van zijn gebrekkig materiaal gemaakt heeft wat er van te maken was. Het was goed gezien om juist den over gangstijd in ten nieuwe periode tot onder werp van zijn verhaal te kiezen. We begin nen kennis te maken mot de oude Aimats" (Menscheu) zooals Dr. W. ze op goed geluk noemt, die nog geheel in het s(«'ntijdperk verkeeren. Alleen hebben enkele stammen reeds ruilhandel gedreven met de Kalats", (Kelten) en bezitten al enkele messen, zwaarden en sieraden van Zonnesteen" (brons of koper). De temperatuur in deze streken, die ten tijde van de ijsperiode" gelijk stond met die in de Poolstreken, begint langzamerhand meeren meer gematigd te worworden de dieren die in genoemde periode het duitsche vasteland bevolken, trekken meer en meer naar het noorden of sterven geheel uit, en worden door anderen, die uit warmere streken komen, verdrongen. Herten, reeën, nachtegalen en zwaluwen zijn nieuwe" dieren en oudu Parre, de oer-moeder" der Airnats die de Tulka?liöhle" bewonen, heeft niets niet hen op. Als ze voor 't eerst een valk ziet, roept ze verschrikt: Dat is de Xalat-vogel! Die voorspelt ons, dat de Kalats zelve weldra zullen volgen !" En ze komen, de witte menschen, niet hun meerdere be schaving, hun koperen en bronzen werk tuigen, hun paarden, honden, koeien en schapen, hun ervarenheid in landbouw, vee teelt en allerlei ambachten. Verbaasd staan we over de mooie potten en vazen, die toen reeds vervaardigd werden en waarvan Dr. W. ons vertelt dat ze werkelijk zoo in de oude holen gevonden zijn geworden. De oude Paire, de pro fel es die ui zooveel beleefd heeft, voelt wel, dat tegen een dergelijk volk de Aimats niet zijn opgewassen en dat blijkt ook bet geval te zijn. Bijna allen gaan te gronde, alleen eenige vrouwen en kinderen blijven over, en worden opge nomen in de samenleving der Kelten. Maar ook Rulaman, die door een toeval bevriend is geworden met den zoon van den Kalatvorst en diens zuster, vestigt zich, als zijn vijand, de oude fanatieke Druïde, dood is (de vorst ze.lf sneuvelde reeds vroeger bij den grooten moord op de Amaits) met deze twee in de op den top van een berg opge trokken burcht, en trouwt blijkbaar later met do zachte vorstendochter Welda. Dit slot is wat te romantisch, maar toch zal het de jonge lezers, die nu eenmaal met Rulaman zoo geheel zijn gaan meeleven, misschien beter bevallen dan wanneer ook hij ware te gronde gegaan. Enfin, wij, ouderen, nemen dit gaarne op den koop toe bij al het goede en ware, dat de schrijver ons geeft. j Het mooiste en ook litterarisch stellig het j bffte gedeelte van 't geheele hoek, vind ik j de inleiding : Aus grauer Vorzeit" die aldus begint : Es war eine Zeit fragt nicht, | vor wie viel tausend Jahren niemand i weiss es da war Meer, wo heute die Schwabische Alb sich erhebt. L'ud es war ein warmes Meer, reich an Tieren. Steinkorallen wuchsen am Ufer hin, wie unterseeische Gebüsche, und zwischen ihren Zweigen regten und bewegten sich wie ht-ute noch au den wannen Gestaden der südlichen Meere tausende von Seestemeu und tSeei'geln, Muscheln. Schnecken und Würmern, Krebsen nnd Korallenüschen in nppiger Farhenpracht. Aber auf der hohen See sehwaminon Horden von Fischen und Auimonsbornschnecken, verfolgt von machtigen Flscheidcchsen *), den Raubherrschern dieses Ozeans. Und die Kalkschalen und die Knochen dej Millionen die da starben im Laufe der Juhrhunderte, sanken nieder auf den Boden des Meeres. Aber die meisten wurden zermalmt am Ufer durch dieBrandung, oder sie wurden zerdrückt durch die Massen, die auf sie lielen. Und sie bildeten ciiien Kalkschlamm und dieser wurde zu Bteiu. Das sind die Felsen, die tausend Fuss hohen Felsen unserer Alb. Aber die Schalen und Knochen die nicht zerrieben wurden, betteteu sich ein in den Scl lamm des Meeres, versteinerten dort, und sind uns erhalten bis auf den heutigen Tag und geben uns Kunde von jenem Ocean und eeinem Leben". Ja, ik zou die geheele inleiding wel willen overschrijven, zóó mooi en eenvoudig geeft ze ons een beeld van wat er in die hél hél oude tijden gebeurd moet zijn, hoe alles er moet hebben uitgezien, hoe alles zich in 't verloop van -eeuwen en eeuwen heeft ver vormd onder velerlei invloeden. En hiermee neem ik afscheid van dit boek, dat ik onze jongelui warm aanbeveel. Ge lukkig meen ik te weten dat het ook voor hen die geen Duitsch kennen, binnen niet al te langen tijd vertaald zal worden en bij een onzer meestbekendo uitgevers in 't Neder landsen zal verschijnen. *) De Ichthyosaurus. N. VAX HicniuJi. Kamp Alexantó. Cit het Dagboek van Helene Vacaresco. Naverteld door A. S. K. II. (Slot). Droef staarde koningin Alexandra voor zich uit; toen stond zij op, on vroeg belangstellend aan de dichteres: Werkt u veel? Hebt u boeken voor mij meegebracht?" Helene Vacaresco duidde een laag stoeltje aan, waarop zij Le Rliapsode delaDainbovita, Chansons, Uallades Roumaines" had neer gelegd in haar eigen Fiansche overzetting en in de Engelsche, die bewerkt wa« door Carrneu Sylva met behulp van Miss Studelle, (Mrs. liarrison.) Alexandra knielde by het stoeltje, door bladerde de twee lijvige decleu, liet haar oogen over den inhoud glijden, en dankte de dichteres voor haar kostbaar geschenk: Dank u! hoe lief van u! ik oen u zóó dankbaar, en overtuigd, dat ik de veraen zal bewonderen en liefhebben." Rhapsode de la Dambovita. Helene Vaca resco deelt in haar voorrede mede, hoe dit werk eigenlijk tot si and ie gekomen. Talloos zijn de zangen en balladen, sagen en legenden, die het Rmneensche -landvolk on de borgbewoners elkander vertellen. Zij gaan van mond-tot-mond. Opgeschreven werden zij niet. Kinderen vangen ze op van hun ou<lers; jonge rnei-jes, die zicli gedurende de winter avonden vereenigen om met elkander vlijtig haar spinnewiel te doen snorren, zingen en vertellen om beurten. Zoodra bij de eeue haar geheugen te kort schiet, valt een an i ere in, zingt of vertelt verder. Dood, Liefde, JVIoeder.-chap en Soldatemnoed, Vivderland en Lente zijn dankbare onderworpen «n worden in verschillenden vorm herdacht en bezongen. De Dood het ft iets .-van zijn verschrikking verloren door die gemoedelijke zangen, n door het feit, dat de Rumenen grootendeels met hun afgestorvenen voortleven. Zij vragen hun om raad; klagen hen hem nooden; oefenen weldadigheid uit iii h n TI naam; schenken lafenis aan dorstigen en klanken, en wijden daarbij een gedachte aan hun dooden. Met voorbeeldig geduld, en taaien ijver, heeft Helene Vacaresuo zich materiaal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl