De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 24 juli pagina 6

24 juli 1904 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD T OOR NEDERLAND. N». 1413 «E i.' l" 1; P , Hot het gelnk van Caesar, dit de goön Aan iqensohen geven om hnn laat'ren toorn Ta varontBchalcïigen. Ik kom, mijn man, Thans toon' mfln moed m(Jn aanspraak op die naaml 'k Ben vuur en licht; elk ander element Geef ik aan 't laag're leven. Zjjt gij klaar? Komt, en neemt mijner lippen laatsten gloed. Vaarwel, mfln Oharmia; Iras, 't lang vaarwel-" Als Iras dan dood neervalt, klinken won derschoon Cleopatra's woorden: Go valt? Heb ik een adder in mjjn lip? Als gij zoo zacht van 't leven scheiden kant, Dan ia de slag des doods eens minnaars kneep, Ptfniyk .en toch gewenschi Ligt gij zoo stil ? Door dos te gaan, roept gU de wereld toe Dat iö't vaarwel niet waard is." En machtig klinkt daarop Charmia's woord: Breek, zware wolk, en regen, opdat ik Moog zeggen: zie, de goden weenen zelf l" Wie zulk werk leveren kan, wie zich zóó kan indenken in de kunst van een groot dichter, zonder eigen oorspronkelijkheid te verliezen is meer dan een geleerde, is ku/mtenaar l Over de uitgave zelf is weinig meer dan , goeds te zeggen: het uiterlijk is in overeen stemming met den inhoud; eenvoudig, degelyk, massief. Alleen n opmerking; zouden bij volgende uitgaven de noten en aanmerkingen niet onder de bladzijden kun nen worden aangebracht; mij dunkt dat is den lezer gemakkelijk l Ik weet-niet" in hoevere het gezegde waar heid bevat, dat iedere vertaling van Shakespeare noodwendig een beleediging van zijne kunst moet ? zjjn, maar dat weet ik wel, dat Burgersdjjk door zijne vertaling duizenden menschen een genot verschaft heeft en tot gids geweest is; want niet alleen zijn nu geen-ËQgelsch-kennenden in staat den inhoud van Shakespeare's drama's te leeren kennen, maar Voor velen die wél Engelsch kennen, is eene vertaling een welkom hulpmiddel bij het .lezen en beter begrijpen van het origineel. Wq mogen dan ook dr. Edward B. Koster dankbaar zijn, dat hjj zich ten tweede male tot zulk een reuzenwerk heeft aangegord en wat hjj tot nu toe geleverd heeft doet ons ook met groot verlangen uit zien naar mér. Zijn arbeid behoeft niet nutteloos te zijn, al heeft hij daarin ook een voorganger; "de vertaling van dr. Koster laat, n£ast een voorganger, ook ruimte over voor een opvolger; maar deze twee dingen heb ik geleerd: dat de vertaling van dr. Koster beter, veel beter is dan die van dr. Burgersdjjk, maar dat deze laatste toch ook zoo slecht nog niet is. W. GRAADT VAN ROGGEN. . Jena of Sedan f Een militaire roman, door FEAICS ADAM BEYERLEIN. Vertaling van mevr. A. E. NDYS-POSTUMUS. Amster dam, Van Holkema& Warendorf 1904. Dezen lyvigen, militairen roman" door worstelende, heb ik de Vertaalster bewonderd die zoo flink zich kweet van haar taak, welke door de vele technische of militaire termen en de voor een dame zeker geheel onbekende kazerne-toestanden, vrg zwaar kon heeten. Al lezende rees daarbij telkens de vraag, of ook de vertaalster tijdens het bewerken van de 400 bladzijden compressen druk niet menigmaal de verzochting zou hebben ge slaakt : wat waarde heeft wel zoo'n boek l Mfl persoonlijk is het evenzeer tegevallen als de ook met zooveel ophef aangekondigde roman van Bilse, wiens geschrift wellicht zijn grootste vermaardheid buiten Duitsch land heeft te danken aan de omstandigheid, dat het officieel tot verboden lectuur werd gestempeld. Raadpleeg ik nu het oordeel van de Pers" op het schutblad afgedrukt, zoo ga ik. aan mij&elf twijfelen. Het pakkende" van Beyerlein's boek, zit zoo oordeelt een reseÓM&t van de Mil. Gids, in zijn eenvoud is het feit dat de schrijver echt menschelijk en kalm van een hoog standpunt de verschil lende toestanden toetst, die hu in zijn roman beschrijft." Zekere P. Bw. in de Stemmen uit de V. G.", is niet minder opgetogen, want dit boek behoort in menig opzicht tot de mooiste die (hij) in de laatste jaren (heeft) gelezen. Het eischt eenige avonden en is die waard, alleen reeds om 't litterair genot dat men smaakt. Alles leeft in dit boek. 't Schil dert een stuk leven van dat volle menschenleven, dat belangwekkend is waar men 't ook grijpt.» Is Jena of Sedan", dan werkelijk een roman en een litterair product van eenige beteekenis ? Mijns inziens geen van beide ; voor mij zijn de personen, die in dit boek optreden niet veel meer dan poppen, is het romantische een sausje en Franz Adam Beyerlein een auteur, die zijn beschouwingen omtrent Duitsche militaire toestanden ten beste geeft in een langgerekt verhaal. Die beschouwingen hebben haar groote waarde ook buiten Duitschland. 't Is alleen de .vraag, of de auteur zijn doel niet voorbij galoppeerde door van zijn Duitsche officieren en mindere militairen zulke caricaturen te maken, dat de meeste lezers geneigd zullen zijn tot de opmerking : nu ja, maar in een leger, waar zulke officieren dienen is alles mogelijk. Dan is het bij ons heel' anders!" Wat te zeggen van mannen als de kolonel von Falkenstein, kapitein Wegstetten en luitenant Reimers, die blijkbaar als model officieren moeten gelden, waarvan men de heer Beyerlein het volgende hoort vertellen: (Bjj de batterij dient een milicien, die zwak van lichaam is, de kolonel wil het een en ander omtrent dien milicien weten). Wegstetten vertelde wat hij van den man wist en Reimers vulde het overige aan, terwijl Landsberg er zwijgend bijstond. Eigelijk moest u mij dit alles kunnen vertellen, luitenant Landsberg," zei Falkenstein afkeurend, u heeft immers de recruten geoefend, en moest dus ook daar,,?om op de hoogte zijn." Als de man zoo degelijk is als ik hoor," ging hg tegen Wegstetten voort, kon men het hem wel een beetje gemakkelijker maken." Jawel, kolonel," zeide de kapitein haastig. Ik was van plan, hem in het najaar te gebruiken als hulpschrijver."" Dat was niet waar. (Ik cursiveer) Zoolang vooruit kan men onmogelijk aan zulke bijzonderheid denken, zelfs niet de commandant van de beste batterij (gicJ) Maar het klonk prachtig (l 1), en bovendien was het een bij uitstek praktisch denkbeeld." Falkenstein knikte tevreden. Kijk Wegstetten, dit is weer een denkbeeld van u, waarmede u juist den spijker op den kop slaat. Men mag de menschen niet allen over n kam scheren. Men moet ieder op zichzelf beschouwen. De een kan aan den koning het best van dienst zijn met zijn sterke armen en beenen, deze milicien doet het meest met de oogen en met de pen."" Tien tegen een, dat deze tirade den kolonel door Franz Adam Beyerlein in den mond wordt gelegd als een waarheid die in Duitsch land nog wel eens gehoord mag worden. Als zoodanig kan zij nut hebben; maar wat te denken van den model-kapitein de beste batterij" van het regiment commandeerende die na gezegde tirade vol warme bewonde ring" voor zijn kolonel uitroept: Welk een man l die zich buiten zijn groote plichten nog bezig kan houden met de lotgevallen van zoo'n armen drommel van een kanonnier l" Ja wat te zeggen van zoo'n batterij-com mandant NB. gesneden naar het ideaal van den auteur die zijn regiments-commandant voorjokt, die zijn miliciens zóó onvoldoende kent, dat een zijner luitenants nog nadere inlichtingen moet verstrekken, ja, die gedurende den geheelen recrutentijd heeft toegelaten, dat de recrutenluitenant, de miliciens niet leerde kennen. En dan het gloed nieuwe denkbeeld om een zwak milicien een schrijversbaantje te geven I Waarlijk, als de officieren in Duitsch land, die door Franz Adam Beyerlein tot navolgenswaardig voorbeeld van geheel de natie worden gesteld, van dit kaliber zijn, dan is het antwoord op de vraag Jena of Sedan spoedig gegeven, dan behoeft het geen verwondering te baren wanneer Beyerlein, tusschen de regels door, het Duitsche leger de broedplaats van de anarchie heet. Is waarlijk het Duitsche leger van dat ge halte als Beyerlein ons doet gelooven ? Bijv.: Na het voorlezen van de dienstorders gingen de soldaten de stad in ... als er een meerdere voorbij ging namen zij langzaam en onwillig de voorgeschreven houding aan en officieren en onderofficieren deden alsof zühet niet zagen, om hen niet te moeten berispen om-die onordelijkheid en dit begin van weerspannigheid... Gevaarlijke praatjes worden er gehouden, en menigeen'blufte er op, dat hij dien of dien wachtmeester of sergeant wel eens mores zou leeren als hu maar eerst in burgerkleeding was." Het oordeel van de Pers" ten spijt, blijf ik beweren, dat de heer Frans Adam Beyer lein zoomin als Bilse, een' romanschrijver is en dat zijn boek met kunst weinig heeft uit te staan. Zijn figuren zijn noch menschen, noch caricaturen, die treffen door de scherpte, waarmede in enkele sprekende lijnen de karaktertrekken in het overdrevene zijn weergegeven. Zijn poppen doen niets", hunne lotgevallen maken op den lezer al even weinig indruk als hun betoogen, en dit wijl het poppen zijn en blijven.. Maar ook van een marionnetten-theater kunnen wij huis waarts keeren met den indruk van eenige rake opmerkingen. Heeft Beyerlein die doen hooren ? Lees de laatste gedachten van den luitenant Reimers, die aan het slot van dit boek gaat sterven, omdat... hij lijdende is aan een geheime ziekte (de model-luitenant neemt tevens in het graf mede het geheim van zijn vestingstraf-vonnis) en leer dan waarom Duitschland zoo snel naar een nieuw Jena marcheert. ... Kleinzieligheid en uiterlijk vertoon ne men de plaats in van vroegeren eenvoud,.. .., In de verte werden reeds de sporen van het verval zichtbaar en toch marcheer den de erfgenamen der overwinnaars van Sedan in den paradepas, sterk, met gestrekte knieën... en de handwijzers langs den heirweg wezen naar Jena ..." Van hetgeen ten onzent reeds lang is be grepen, en in de laatste jaren door enkele jongeren op uitstekende wijze werd verkon digd, zóó, dat langzamerhand de nieuwere denkbeelden veld winnen nieuwere denk beelden die voor een groot deel in Indië, door een man als Van Heutsz, op zulke schit terende wijze in toepassing werden gebracht van datgene wordt thans ook in Duitschland iets gevoeld. Beyerlein's boek is er het be wijs van. Doch het voelen van het nieuwe is nog niet zuiver. Er is hier een voorlooper aan het woord, die een nieuwen dag zag gloren, zonder te weten wat de komende tijden zullen brengen. Als zoodanig is zijn boek een teeken des tij ds, dat ook ten onzent tot waarschu wing kan strekken. B. Militaire taal. III. (Slot). De woorden van deze zeer onvolledige lijst komen noch vaak in verbindingen voor ; het woord elevatie" alleen bijv. heeft talrijke koppelingen, zooals elevatiehoek elevatie stang, elevatiepomp, elevatietoestel, elevatie ventiel, elevatierad, elevatiekraan enz. Boven dien is de voorliefde bij onze krijgslieden voor het vreemde (voral het Franse) woord zeer sterk; een verschijnsel dat licht stamt uit het Napoleontiese tijdvak. Zo men de woorden er bijvoegt, die ook wel door burgers gebruikt worden, hoe veel groter wordt dan de lijst niet, het zou om honderden woorden gaan. Maar het bovenstaande is voldoende om de zaak te verduideliken; wij merken genoegzaam de flikkering van vals met onze taal stemmende exotiese" woorden op, voerende met zich hun dissonanten". Neemt men al zulke woorden aan, dan is de weg geplaveid, de dam geperceerd" voor alle mogelike en onmogelike woorden, die een iegelik zich uit enige andere taal verkiest te nemen en in te voeren in ons klein landje, waar vaak iedere stem gehoord wordt en dat invoeren zo geinakkelik gaat. (Alleen in dat overnemen schijnen wij niet traag; soms ook spaart het moeite uitl) Maar er ia meer, het is niet alleen de krijgsstand, die zo groot misbruik maakt, maar alle vakken bezitten de fout meer of minder sterk en ondersteunen op die wijze ons taaibederf. Ofschoon het van het grootste belang is, gelijk ik bepleit heb, aan te dringen op hervorming van de taal van ons leger, zou zulk een verbetering toch niet afdoende zijn. De gehele taal moet herzien, de hand aan het werk geslagen worden. De toestand mag niet zo blijven. Geeft dit allen toe. Van rijkdom spreekt gij noch ? Neemt dan maar alle talen aan, neemt woorden uit het Javaans, Maleis, Japannees, Kaffers, Hottentots, Russies, Ita liaans, Arabies, Spaans, Engels, Klingalees, Portugees, Turks, voert ze in bij honderdtallen, duizendtallen. Rijkdom? Noemt het armoe, ziekte, jammerlik verlies onzer Nedarlandse taal; wat moeten wij met die poespas, die hutspot, die ratjetoe, die tirlantijnen, die doormekaar ? Onze taal vulgariseren" ? Dat moge verhoed worden I Hoevele van al die bovenstaande woorden moeten aan leerlingen eerst uitgelegd worden (noch is het tijd dus, maar welhaast niet meer), terwijl zij de Neder landse remplacanten" onmiddellik zouden begrijpen. Hoeveel woorden worden door de inaccu rate journalisten", die al te haastig werken voor de wereldmarkt maar klakkeloos over genomen? O, zo men de lijst ging opmaken voor de Journalistiek" zouden we een aanzienlike uitbreiding verkrijgen. Mag dit alles zo blijven? Neen, nochmaals, neen l Dwang zegt gij verachtelik. Maar u, aanvoerders, vraag ik dan, is het leger geen dwanginstelling ? Is daar tegenwoordig geen dienstplicht? Maar zo gij reeds dwang uit oefent, voordat de tijd daar is onze yolksrechtelikheid te verdedigen, mogen wij dan nu, enige honderden, enige duizenden, die den strijd reeds aangebonden hebben met het uitheemse woord, mogen wij geen dwang? Onze dwang, onze oproep kost geen bloed, geen mensenlevens I Hij zal geen droefenis brengen, maar grote vreugde I Zelfs zij, die verbeuring willen, kunnen nauweliks. Ziet de talrijke boeken (?belletrie" en andere) en leerboeken, de voorschriften en wetten, de tijdschriften en schrifturen, de dagbladen, hoort overal onze omgeving; wie kan daartegen op? Al zijn' daar duizenden voorstanders, zij staan machteloos. Ik zelf, die het goede wil, ik kan mijzelf nauweliks verbeteren, ik zie steeds, hoor steeds, het woord nestelt zich vast ook in ons, voorstanders, ondanks ons zelve, wij brengen het weer uit. Daarom mag het niet blijven bij enkele redevoeringen of ingezonden stukjes; zij zijn niet voldoende, z\j kunnen de vloed niet tegenhouden. Men blijve niet bij enkele schermutselingen. Men ga oyer tot daden. In een der Balkanstaten belast men de vreemde woorden, die de winkels verkiezen, als overdadige weelde. Ik vrees, dat het daarmee zal gaan, als met de baarden der Russen onder czaar Peter de Grote. Men kan hen belasten, doch zal hen niet kwijtraken. Daar is echter een ander middel, dat vrij wat beter zal werken. Benoemt een Raad van Toezicht, waarin verschillende vakkundigen elkander aanvullen en oefent toezicht uit, niet alleen op de krijgsmanstaal, maar ook op alle dag- en weekblade'n op de leer en leesboeken, en gaat tegen het roekeloos om zich heen smijten met vreemde woorden. Zo de regering overtuigd is, dat een eigen en door hare onderdanen geërbiedigde taal een plechtanker is voor onze onafhankelikheid, zoo zal zij die maatregel niet alleen goedkeuren, maar met alle vastheid willen doordrijven. Daar staat natuurlik geen ge dachten vrijheid op het spel, voor geen stip zelfs. Een ieder uite vrijelik zijn gedachten, doch hij doe dit in het Nederlands. Men kan op het spreken geen toezicht ui toefen, doch wel op het schrijven en de vreemde woorden vervangen door volkomen gelijkwaardige Nederlandse. Laat Frans Frans blijven (wil men vreemde talen, men lere hen geheel), laat Nederlands Nederlands zijn, en geen koeterwaals worden of potjeslatijn. Geen ge dachten vrijheid staat op het spel, maar de vrije en krachtige ontwikkeling van onze taal, door het zouteloos overnemen van samen niet welluidende klanken. Onze taal is toch geen kerstboorripje, waaraan men allerlei klatergoud en procentjes1' hangt voor onze kinderen ! Door het bedoelde toezicht, dat niet voldoen zal voor n of enige jaren, maar voor minstens tien, zo nodig wat langer, worden onze inzichten tot klaarheid gebracht,. en zal het toekomstig geslacht onze slechte gewoonten niet overnemen. Toont nu eens wat gij over hebt voor een goede zaak, bezint u, kent uzelven en erkent ons aller fout, slaat de handen in elkaar en legt u vrijwillig een heilzaam en aangenaam juk op ! Weest allen indachtig het woord, niet van een taalkundige, doch van een der grootste veldheren van al de eeuwen : Taal verloren, al verloren I" En hiermede eindig ik mijn pleidooi. Moge het niet vergeefs zijn geweest! VAN ET.RING. NASCHRIFT. Zeer lezenswaardige opmerkingen over vreemde en vernederlandste woorden staan in het boekje Taal en Spelling en Vereen voudiging, twee lezingen door H. J. van den Bosch (0.35 et.); ik zou de grens echter nauwkeuriger willen trekken. Een woord als lokomotief bijv. vertoont geen nederlandse klankenreeks, en blijft daarom, schoon inge burgerd, verwerpelik. De Javanen vertaalden het met vuurros". Zouden wij met onze vele letterkundigen achter moeten staan in ver beelding en woordvorming bij onze broeders uit de koloniën ? Ook zij, die front maken tegen Germanismen, zijn in hun recht en die vijand is minder zichtbaar, hoewel mede gevaarlik. Toch dienehier het verstand voor overdrijving en het leggen van knellende banden te waken; ik raad daarom ieder aan de mooie inleiding te lezen van de heer Simons voor de Beowulf, die hij in Nederlands stafrijm vertaalde. Verbetering. In het vorige artikel stond strijdende", dit moest strijdman" zijn, (voor luitenant). UIT DE NATUUR Kagax, de bloeddorstige. II. Halverwege het meer gekomen, hield Kagax plotseling stil; een aandoenlijk gezang golfde uit een dooden pijnboom over 't schaduwbosch. Als een lijster zoo zingt, dan is zijn nest dichtbij, meestal vlak onder den boom. Kagax begon achten te maken in de struiken onder den zingenden vogel; als een slang legde hij zijn dubbele lussen op den bodem, tot opeens een frambozenblaadje een fluis terend geluid gaf, een geluid dat alleen wezelooren kunnen hooren en begrijpen. De hermelijn dook neer, richtte zich op ; de roode vlam sloeg weer uit zijn oogen; want daar zat moeder lijster op haar nest, een eind boven den grond geen vijf voet van zijn tanden. De frambozen-slingers onhoorbaar op te sluipen om van onder bij den vogel te komen, dat ging niet; maar achter het lijsternest stond een boom, zwart, door den bliksem getrofien en verkoold. Kagax beklom heel stilletjes den stam aan de zijde, die van den vogel was afgekeerd, schoof over een tak, die boven het nest uitstak. Moeder lijster was bezig haar veertjes recht te leggen, zij was wat slaperig, ze voelde die zoo heerlijk aangename, weldoende warmte van de eieren onder haar en luisterde met innig genot naar het heerlijke gezang van manlief daarboven; toen viel de hermelijn neer als een blok met een mes er in, en nooit weer zou de vader 't mooie nest in de groene schemering terugzien. Ondertusschen ging het wonderlijk mooi gezang maar altijd voort, want de lijster die zijn gevoel van vaderzegen uitstortte daar boven in den boomtop, hoorde niets van de tragedie, hier vlak beneden hem afgespeeld. Kagax slingerde het warme lichaam woest op zij, beet in het spits van de drie eieren; hij had graag gewild dat er al jongen waren; toen sprong hij op den grond. Daar zocht hy zijn slacht offer weer op, proef de even van de her senen om zijn eet-' lust op te wekken, luisterde een oogenblik naar de melo die, [die van boven neerruischte en knarstandde van spijt dat het al niet veel donkerder was; dan zou de lijster afdalen tot dicht bij zijn nest en dan kon hij hem afmaken. Maar hy kon nu niet wachten, daarom gleed hij weg in de struiken naar de varenboscbjes. Vijf jonge haasjes lagen naast en over elkaar in een platten zandschotel, gedekt door ge knakte varenveeren. Hij doodde alle vijf, den een na den ander, langzaam en bedaard door een enkelen beet in den ruggegraat, dicht bij den hals, ea proefde alleen van het bloed van de laatste; dan draaide hij zich vast in 't leger, vleide zich neer tusschen de nog warme hazenlijkjes en wachtte, met den neus gekeerd naar het paadje waarlangs de moeder zooeven was weggegaan. Hij wist wel dat ze spoedig terug zou komen bij haar kleintjes. Inderdaad, 't duurde maar heel kort of toppetoppetop daar kwam iets aangehuppeld op 't platgetreden hazepad, een gol vende lijn van varenbeweging wees precies waar de haas was. Kagax drukte zich plat neer en schoof lager tusschen zijn slacht offers; zijn oogen straalden weer bloedrood, zoo rood dat moeder ze zag en stopte. Toen ging Kagax rechtop zitten tusschen haar doode jongen, grijnsde en schreeuwde haar een gil in 't gezicht. Het arme dier verzette geen poot meer, ze dook neer voor haar eigen deur en. begon hevig te beven. ? De hermelijn liep bedaard op haar toe, ging op zijnachterpootenstaan, legde zijn voorpooten op haar rug, zocht zijn lievelingsplekje achter de ooren en beet toe. De haas strekte zich uit en het beven hield op. Een fijn bloeddropje aan eiken kant van den hals was de tanden gevolgd, toen ze loslieten. Kagax likte het, zoog even, en snelde heen; hij was bang dat hy zijn nacht zou bederven, als hij te veel opeens dronk. Nu was hy' aan het bosch gekomen en liep zonder bedoeling den rand langs; door een of andere snelle beweging trilde het mos op een steen. Als een bliksemstraal schoot Kagax toe, maar hij kwam te laat; den angstpiep van de boschmuis,, die onder 't mos naar zaden zocht, hoorde hij wel, maar Toekies is een schuw diertje. Ze had bovendien jongen in 't nest en was daarom dubbel voorzichtig: z\j had den aanloop van de hermelijn ge hoord en zonder nog te weten wat daar aan kwam, was zij hals over kop haar holletje in geschoten, net bijtijds om den'doodeljjken greep van Kagax' kaken te ontkomen. Dat kon de woeste wezel niet verkroppen, hij beet nijdig in mos en bladeren en maakte zich razend alsof iemand met een stok naar hem stond te steken. Hij was gehoord bij 't loopen door 't bosch, hij de onhoorbare; dat is meer dan een wezel kan verdragen. Zijn oogen schitterden van wrok, toen hij woest begon te graven. Hij hoorde duidelijk het zwak gepiep van jonge muisjes die om eten vroegen; maar een halven decimeter diep, maakte de gang een bocht onder een grooten steen en dan weer onder twee dikke wortels. Kagax krabde en groef en groef, maar 't gaf hem niets, hu kwam niets verder. Hu probeerde zijn schouders onder den steen dóór te wringen, want ook een groote wezel denkt dat hij overal door kan, maar het gaatje was dezen keer te nauw. Kagax schreeuwde van woede, vatte hét spoor van de muis, liep tienmaal van het muizengat naar het mos op den steen en tienmaal terug en toen hu nog eens /^. weer zekerheid had gekregen, dat alle muisjes binnenshuis waren, be proefde hij opnieuw zich onderden steen door te wringen, daarop door de twee wortels heen te vreten, maar het viel hem tegen. Ondertusschen zat Toekies, de boschmuis, die altijd zoo'n strate gische bocht in zijn tunnel heeft en die precies weet wanneer hij veilig is, vlak achter de wortels neerge hurkt ; met twee zwarte kraaltjes keek hij tusschen de wortels door naar zijn doodsvijand en luisterde met angstig kloppend hartje naar het woedend tandgeknars van zijn vervolger. Kagax gaf het op; hij liep weg, in kringen die steeds wijder werden. Vlug en stil draafde hij rond, den neus tegen den grond, zoekend naar andere muizen, om wraak te nemen over zijn nederlaag. Plotseling stiet hij op 't versche spoor van een dwergmuis en regelrecht liep hij toe op de lichting. Daar, tusschen dorre varenveeren had de lichtzinnige dwergmuis een mooi nestje J. J. BIESING, Kuuxthandel. 's-GRA.VENHA.GE, Molenstraat 65,65A en 61. Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. Panorama-Gebouw. Amsterdam, Plantage Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil derijen, Perzische Tapijten. Vaste prijzen. Toegang vrij. zijn smaakvol, modern, solide, de prijzen zeer concurreerend. Afbeeldingen en beschrijvingen met prijzen gratis en franco. 934 Spuistraat, Filiaal » A tl KAK 7«. AmSTERDAm AARDEWERK EM TEGELS 'tBinnenliüis RORIN120, AMSTERDAM. .WILEEM. Gr

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl