De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 31 juli pagina 2

31 juli 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1414 schepen elk met 4 kanonnen van licht taliber. Nog meer combinaties zijn denkbaar. Er is kanze te over. Maar ik kan met die hierv»ren aangegeven volstaan. Want ik durf wel voorspellen, dat als de heer Kempe het vraagstuk van *5Taanbouw van oor logsschepen nog eens nader wil overdenken, zijn keuze wel vallen zal op de laatstvermelde combinatie: op den aanbouw van kleine schepen, elk schip bewapend meteen 4tal vuurmonden van n ze.lfde soort, en wel of van middelbaar of van licht kaliber. E. Een ?gemeenteraadsbeuoemiiig te Groningen. Onlangs moest te Groningen de betrekking worden vervuld van leeraar in het Fransch aan het stedelyk gymnasium. Door curatoren dier instelling was, als nummer n, voor gedragen een jong leeraar die, behalve dat hij met de volledige B-akte gediplomeerd was, de volgende aanspraken kon doen gelden: Vroeger leerling van een gymnasium en, na volbracht eind-examen met eere naar de universiteit bevorderd, had bij zich laten inschrijven als kweekeling der Groningsche hoogeêchool en aldaar, drie jaren lang, Fransen, Latijn en algemeene taalweteneehap, oneer leiding der Groningsche hoogleeraren gestudeerd; daarna had hij twee semesters doorgebracht te Parijs, als kweekeling der eöle Aes Hautes tudes" en was er door wijlen prof. Gaston Paris, om zijn aanleg en zijn kennis, tot de meer intieme conféren ces" van dien hoogleeraar toegelaten; ter voortaetting zijner studiën en ten einde hem in de gelegenheid te stellen aan de Parijsclw universiteit den doctors-titel te verwerven, die de Nederlandsche Wet vooralsnog niet toegankelijk heeft gesteld v.oor de weten schappelijke beoefenaars der moderne talen, was hem door de beheerders van het Groningsch Universiteitsfonds eene geldelijke tegemoetkoming verleend; ten slotte was hy deer den inspecteur der gymnasia in een uit voerig rapport warm aanbevolen. Aanspraken genoeg om bovenaan op de voordracht geplaatst te worden wat dan ooky geschied is en, zou men zeggen, om met algemeene stemmen te worden benoemd. Toch is dit laatste niet geschied, maar heeft d« Groningsche gemeenteraad, met 19 tegen 9 stemmen, de voorkeur gegeven aan num mer twe« d-er voordracht, die in leeftijd en in paedagogische ervaring verder was geko men dan zijn jongere mededinger nog zijn kon, maar die de klassieke en universitaire voorbereiding van dezen miste en met de Groningsche universiteit niet in de minste betrekking stond. Wsldrom die voorkeur gegeven is, vragen wg liever niet. Waarschijnlijk zou't antwoord vaa vele raadsleden, indien zij oprecht wilden zijn, moeten luiden : omdat nummer n katholiek is en de Groningsche liberalen, vooral sedert de laatste Statenverkiezingen en wat daaraan voorafging, aan een katholiek hun stem niet wilden geven. Maar dat om welke reden dan ook door d-en gemeenteraad de voorkeur niet gegeven is aan nummer n van da voor dracht, strekt dit lichaam allerminst (oteer'. Toen, indertijd, de Groningsche universiteit, met voorbijgaan der beide andere Rijks universiteiten, door de Regeering begiftigd is geworden met de drie leerstoelen voor moderne talen, heeft, ter bepaling van die voorkeur, bovenal dit argument gegolden, dat, de Groningsche gemeenteraad zich sterk voor die studiën interesseerde en zelfs be gonnen was met zelf universitaire leeraren voor die vakken aan te stellen en deze uit de gemeentekas te bezoldigen. Thans werd aan dien gemeenteraad een schoone gelegenheid geboden om te toonen dat het haar nog altijd ernst is met die belangstelling dat hij het bestaan dier leer stoelen aan de Groningsche universiteit op hoogen prijs stelt. Als eerste candidaat voor het leeraarschap in eene der drie moderne talen aan het gymnasium (d.i. aan eene in stelling voor voorbereidend hooger onderwijs) wordt door de curatoren en door den inspec teur een jong mensch aanbevolen die, klassiek onderlegd, kweekeling der Groningsche uni versiteit, door al zijne leermeesters, zoowel te Groningen als te Parijs, om zijne bekwaam heden en zijn wetenschappelijke zin, met onderscheiding is behandeld. De Groningsche gemeenteraad liet die schoone gelegenheid voorbij gaan en benoemde dien candidaat niet. Wanneer een minister nog eens het denk beeld krijgt om de leerstoelen rooi- moderne talen naar een meer centraal gelegen Uni versiteit te verleggen, meenende dat zij daar beter aan het doel waarmee ze zijn opgericht zulltn kunnen beantwoorden, dan zal de Groningsche Gemeenteraad zeker heftig op komen tegen zulk een plan en er aan herin neren dat juist om de door hem, Gemeente raad betoonde belangstelling, de Groningsche Universiteit die leerstoelen heeft gekregen. Maar de minister zal over dit protest de schouders ophalen en op zijn beurt de hoeren herinneren aan zekere benoeming van leeraar in' het Fransch, waardoor zij hot recht ver beurd hebben van die belangstelling nog langer te spreken. Zij moge vroeger bestaan hebben, thans zal wel niemand er meer aan willen gelooven. X. Een nieuw gedeeltelijk uitbrei dingsplan voor Amsterdam. l. Een hoogst gewichtige wet, die van 22 Juni. 1901, houdende wettelijke bepalingen betreffende de volkshuisves ting" genaamd woningwet! De Ministers Bprgesius, Gort van der Linden en Pierson hebben zich daardoor onsterfelijke verdiensten jegens het JSederlandsche volk, verworven. De wet zal niet alleen er toe bij dragen, maar vooral dwingen, om niet alleen in de steden, maar ook ten platten lande, aan schandelijke toestanden een einde te maken, om slappe gemeentebesturen te prikkelen, werk- en waakzame te steunen ! Er kan niet genoeg nadruk op worden gelegd, dat bestrijding der volkszonden, dat dronkenschap en ontucht nagenoeg staan of vallen met den toestand der woning, dat het van de woning af hangt of zij goede gevolgen zullen hebben, of vruchteloos blijken. Duizenden onzer stadgenooten" (schreef ik in 1873) 1) en het is een vlek op het rijke Amsterdam, dat het (nog) zoo is, moeten voor zij zich 's avonds ter ruste kunnen leggen hun schamele bedstede als e n polder bemalen. Zonder licht of lucht, is het verblijf waar zij van den zwaren arbeid uitrusten, duf en vuns en onbehagelijk. De zuur verdiende bete broods beschimmelt in de kast. Zwammen bederven er de weinige meubelen en kleêren: muggen en andere insekten brengen een verontschuldiging bij, wan neer men den slaap door het ontzenu wende heulsap, de jenever, zoekt te bemiddelen." De woningwet zal in de eerste plaats dienstbaar moeten worden gemaakt ten behoeve der volkshuisvesting in ruimen zin, niet dus voor wat men gewoon is arbeiderswoningen te noemen. Zonder voorafgaande verklaring dat het algemeen nut de onteigening vordert, kan (Art. 26) nu tenminste ontruiming bevolen worden van oppervlakken, die, tengevolge van gebrekkigen toevoer van lucht en licht aan verbetering ook van andere woningen in den weg staan; en eventueel ter, verkrijging van de beschikking over ongebouwde of gebouwde eigendommen, ten einde uit voering te kunnen geven aan een vast gesteld plan van uitbreiding. In in Art. 28 wordt verder den raad (be houdens goedkeuring van gedeputeerden) opgedragen om een plan van uitbreiding vast te stellen, waarop de grond wordt aangewezen die in de naaste toekomst" voor den aanleg van straten, grachten óf pleinen is bestemd. Waarom de wet zulk een plan alleen noodig geacht heeft in gemeenten van meer dan 10,000 zielen (ware inwoners niet een grijpbaarder begrip geweest?) of wier inwonertal in de laatste vijf jaren met meer dan een vijfde is toegenomen, is in zekeren zin te bejammeren, omdat men in kleine gemeenten in zake volks huisvesting allesbehalve vrij van schuld is. Ook zal men sommige onduidelijkheden (bijv. in Art. 27 sub 2), of zonderlingheden (bij v. de woorden naaste toekomst", terwijl in de Tweede Kamer als naaste toekomst werd genoemd 25 jaar), zeker niet bewonderen. (Men wordt daarbij her innerd aan een bekend lioogleeraar, die placht te zeggen: laat ons deze groot heid functie X noemen, en die functie vaststellen op 25!) Het ligt natuurlijk niet in inijn be doeling de wet aan een beschouwing te onderwerpen, waartoe ik mij ook'slechts gedeeltelijk bevoegd zou rekenen. Genoeg zij het te constateeren, dat alle volks vrienden, allen die het wel meenen met hun medeburgers, haar met vreugde moeten begroeten als een belangrijke stap in de goede richting. Burgemeester en Wethouders van Amsterdam verdienen dank voor het goede voorbeeld dat zij in deze gaven door spoedige indiening van een plan van uitbreiding, waartoe de woning wet hen verplicht, en de periode van geruil en gehaspel en gescharrel, en toe geven aan allerlei kleine belangen, waar mede het doorvechten (ander woord is er niet an te geven) van het eerste uit breidingsplan gepaard ging, niet meer wenschen voort te zetten. Ook al mochten zij opnieuw op een trits amb tenaren kunnen bogen als de heeren van Nifterik (de eerste auteur van het plan) en Kam', (die er echter wat veel de rechthoeken brengende ingenieurschaaf overheen liet gaan) en Bergsma (toen hoofdcommies van Publieke werken), die belast was om het publiek toe te spreken, 2) (zooals men in een tableau de la troupe zou zeggen) mannen met de stalen vlijt en de vasthoudendheid bezield, die alleen groote dingen tot stand brengt, dan nog zou het te bezien staan, of men ??niet geholpen door wettelijke bepalingen op nieuw een werk zou vreten tot «tand te brengen, als dat uitbreidingsplan, waardoor onder anderen aan de schildersbuurt het leven werd gegeven. Laat ons hopen, dat Burgemeester en Wethouders het niet bij dit ne uitbreidingsplan laten, maar ook de oogen richten op de uitlegging naar de zijde van Sloten, on vooral op die aan de overzijde van het IJ. Het .lijvige rapport der indertijd benoemde commissie (met welks coiurlusiöu ik liet en passant gezegd zeer weinig eens ben) levert waarlijk gegevens genoeg op om do handen aan don ploeg te slaan, on zich een lueening te vormen. . H. Dat men mij veroorlove alvorens het plan aan een beschouwing te onder werpen er een korte omschrijving van te geven, bestemd voor hen, die niet gewoon zijn mot plannen om te gaan, ze te Ie/en. J let plan omvat alles, 't geen ligt tusschen den Amstel (Oostzijde), de ge meentegrens (een vijfhonderd meter verder dan de rijfruigf'abriek der gebroe ders Spijker) (Zuidzijde), het vaarwater den Schinkel (West/ijde) en eindelijk de bestaande bebouwing of den vastgestelden aanleg, achter de straten naar musici en achter die naar schilders genaamd (Noord zijde), en achter de buurtjes, genaamd ilustenburg-er- en Tolstraten. Men zal niet ver van de waarheid af zijn, als men zegt, dat de bovengenoemd:; grenzen een oppervlak insluiten van rond 450 Hectaren. ;J) De onomgrensdc bouwblokken,aansluitende aan bestaande, vergemakkelijken hot nemen van juiste maten niet! Ongeveer aan de noordelijke grens en een 275 meters zuidelijker zijn twee vaarten ontworpen, die den Amstel met den Schinkel verbinden, na op afstanden van 400 en 1750 meter (de Boeren wetering) doodloopende takken in Noord-Zuidelijke richting uitgezonden te hebben. Er zijn nog enkele grachten o. a. een noordelijke, die een marktterrein en een zuidelijke die een stadsdeel en een villa terrein omsluiten. In het geheel geven de vaarten en grachten aanleiding tot vorming van een achtt-il eilanden, ja zelfs is er een meertje aan de samenvloeiing van twee vaarten, van 3 Hectaren! Tusschen die eilanden zijn stadsdeelen geprojecteerd van allerlei vorm en soort en grootte en indeeling, zoovele als men slechts heeft kunnen bedenken, of uit een boek over parkaanleg en uit Stubben's bekend werk over stedenbouw bijeen halen. Grootendeels langs de zuidelijke vaart is een kronkelende wandelweg aange geven van 45 meter breedte (de Cein tuurbaan en de Sarphatistraat zijn 30 meter breed) afwisselend lungs bouw blokken, plantsoentjes en water. Verder zijn er tijdelijke tot vulling met open bare gebouwen bestemde pleintjes; een sportterrein van pl.m. 20 Hectaren (het park te Brussel beslaat 10 Hectaren). een industrieterrein van 8 Hectaren, een paar blokken, vermoedelij k voor arbei ders woningen, te zamen ongeveer 17 Hectaren, eindelijk een park aan de zuidelijke grens groot 80 Hectaren. Verbindingen met de overige stads deelen zijn de Amstel, de van Woustraat, de Hobbemakade, de Roelof Hartstraat (die op de van Baerlestraat uitkomt) en de Amstelveenscheweg. Die zich in het plan goed in wil werken, om het te overzien, zij aangeraden om het aan de hopelooze eentoonigheid van zwart en wit te onttrekken, waarin het is uitgegeven, door het te voorzien met de gebruikelijke kaartenkleuren, bouw blokken rood, straten geel, vaarten blauw, boomen groen. Men zal het dan te voor schijn zien komen als een Engelsoh park, met kronkelende lanen on laantjcs, met boschaadjes van allerlei soort en vorm. En de toekomstige Amsterdammer zal zich afvragen hoe het kwam, dat men van de buitenplaats, die daar achter het Concertgebouw schijnt te hebben gelegen, niet een beter, een meer eigenlijk stads kwartier heeft weten te maken! (Slot -rolt/t). l. GosseiFALii. 1) Eenige kantteekeningon op de voor dracht van H. en W. over de verbetering der water- en landwegen naar en door Am sterdam. 2) Het ware onrechtvaardig hier den wet houder Herman van Lennep, door wien het uitbreidiugplan wr,s ingediend, niet de ver dienste te geven die hem toekomt. 3) De gemeente Saint Gilles, die ruim 58000 inwoners telt, beslaat 250 Hectaren. Het leren in fle hofstafl. VII. Indien de voorstanders van gemeenteexploitatie een krachtig argument wenschen te gebruiken, dan hebben zij slechts te wijzen op het tram wezen in de residentie, en zij brengen hiermede den sterk-ten tegenstander tot zwijgen. Ongelooflijk komt het ons voor, hoe een gemeentebestuur zich op zulk een wijze den strop om den hals liet leggen, ongelooflijk dat zulk een concessie later nog werd verlengd, ongelooflijk vooral dat een talrijke bevolking zich naar zulk een toestand schikt. Het bestuur der onderneming verheft er zich op, dat do exploitatie op zulk een voor de aandeelhouders voordeelige wijze wordt gevoerd ; op de algemeene vergadering wordt daaraan hulde en dank gebracht niet alleen voor het hooge dividend, maar ook voor de zorg en den arbeid van het bestuur; de bevolking der stad wordt daarbij als quantit négligeable" ter zijde gesteld. Komt de 7.aak in den gemeenteraad ter sprake, dan wordt de uiterste reserve in acht genomen, uit vrees dat de strop nog nauwer zal worden toegehaald. Men bepaalt zich dan tot wenschen, in de hoop en verwachting dat het bestuur der onderneming daaraan gevolg zal willen geven; dit bestuur ant woordt, dat het de/e wenschen in genadige overweging zal nemen en wellicht aanleiding zal vinden om daaraan zoo niet geheel toch voor een deel te voldoen. 13ij zulk een dis cussie in den raad durft men nog te gewagen van zijn waardigheid, die dit of dat niet toe laat ; maar de leden, die nog eenig gevoel hebbon voor de/e waardigheid, moeten blozen van schaamte over zulk ecu vernedering. Er bestaat /eifs in den raad eene commissie voor de tram, aan welke eommi-sie voor haar langdurigen en nauwgezetten arbeid herhaaldelijk hulde is gebracht maar wat zij met haar talrijke vergaderingen en lange rapporten tot stand heeft gebracht, moet nog blijken. Aan de bewoners der hofstad is het bekend genoeg, welke grieven tegen de/e exploitatie bestaan, want zij ondervinden het dagelijks en reeds gedurende zooveel lijd. dat zij er aan gewend zijn geraakt als de slaven aan het juk. Doch tot leering en stichting van andere gemeenten, waar mon van de haagsche toestanden niet op de hoogte is, kan het zijn nut hebben in het kori du middelen van vervoer om en in deze gemeente, mitsgaders de wij/e waarop zij worden geëxploiteerd, te omschrijven. De beide spoorwegstations zijn door stoom trammen met Scheveningen verbonden; over die van de Slaatsspoor vernam ik geen klachten. De dienst gaat geregeld, de wagens komen vlak voor het kurhaus aan. Met de stoomtrams van de Uollandsclu: spoorweg maatschappij is het een ander geval : de wagens zijn vuil, de dienst is slordig, maar vooral gelden de klachten de stations aan de halten, die meer op bees'ehokken dan op behoorlijke wachtlokalen gelijken. Vooral betreft dit het eindstation te Scheveningen, een hok waar alle gemakken ontbreken; liet heet weer tijdelijk, maar dat tijdelijke strekt zich reeds over een menschen leeftijd uit, en er zal nog wel een rnenschenteeftijd voorbijgaan eer de toestand is geworden zooals hij zijn moet. Daarbij is dat station een kwartier gaans verwijderd van de groote hotels en wordt een behoorlijke verbinding gemist. Wil men per paarde- of electrische tram naar Scheveninaen gaan, dan is het nog erger. Het zij men verkiest de route over het plein of wel die over de Beestemarkt, in elk geval moet men overstappen. Docli van overstapkaartjes of retourbilletten is hierbij geen sprake; voor minder dan een kwartje komt men er niet en aangezien de trams slechts O'Jd de zeven en een halve minuut rijden en behoorlijke aansluiting ontbreekt, heeft uien meer dan een half uur noodig om op deze wijze van het station naar Scheveninjen te komen. Op Zon- en feestdagen zijn de wagens overvol, van orde is dan geen sprake; een ieder moet maar zien hoe hij komt en gaat. Grootere gezelschappen moeten zich scheiden en een punt van hereeniging bepalen. Om een vriend in het Be/uidenhout per tram te bezoeken moet ik op het Plein over stappen en de tocht er heen kost mij een kwartje, terug even zooveel, tezamen twee kwartjes ongerekend het tijdverlies. Te Am sterdam legt men heel wat grooter afstand af in veel minder tijd voor twaalf en een halve cent, en dan in de heerlijke electrische wagensl De afstand van het Plein naar het kurhaus per paardetram is des winters ver deeld in drie secties, zoodat de rit kost drie stuivers, doch des zomers, als het vol en druk is, in vijf secties; dan kost dus hetzelfde traject vijf stuivers ? bij zulk een regeling behoeft men niet te vragen wat praevaleert, het belang van het publiek of dat der aan deelhouders! Voeg hierbij oude wagens, paar den die in herinnering aan beter dagen het hoofd laten hangen, slecht gelegde en onder houden rails, zoodat deraillementen herhaal delijk voorkomen aldus moet men voor een tochtje naar Scheveningen heel wat over hebben! Doch, zal men mij tegenwerpen, ge handelt slechts over wat de juristen noemen het jus constitutum; spreefc liever over het jus constituendm», want zie, het oude is voorbij gegaan en een nieuwe dageraad aangebroken! het mocht wat. Na oneindig lang onderzoek, getreuzel en overleg zijn in bejinsi:/, door den raad drie nieuwe lijnen vastgesteld, die door electrische trams met groote snelheid, korte tusschenpozen en voor weinig geld zouden doorreden worden. Ik heb ze op papier geteekend gezien, en verheugde mij reeds in het vooruitzicht, dat dit ook aan mijne woning ten goede zou komen; maar de vreugde was kort van duur. Reeds was ik gewaarschuwd door een ervaren Hagenaar dat ik aan dergelijke beginsel verklaringen vau den raad geen waarde moest hechten. Ik sloeg zijn waarschuwing in den wind de tijd heeft hem in het gelijk ge steld. Reeds zijn de drie nieuwe lijnen prijs gegeven daaraan wordt niet meer gedacht. De maatschappij heeft het zaakje overgenomen en heeft zich verbonden wat zeg ik: wel willend bereid verklaard ! om door invoe ring van een nieuw stelsel aan alle klachten een eind te maken. Doch van klassieke vrienden, hoorde ik wel eens het spreek woord : vrees den vijand, ook waar hij ge schenken brengt;" het zou mij zeer meevallen wanneer het hier niet werd bewaarheid. De belofte van het bestuur houdt in, dat alle lijnen door electrische wagens zullen bereden worden, nieuwe lijnen worden aan gelegd en verlaagd tarief ingevoerd, kortom alles wat uien maar wenschen kan! Reeds heeft een begin van uitvoering plaats. De electrische tram, die het Plein met Scheve ningen verbindt en door haar ondergrondsche leiding en het daarmee gepaard geweld, de schrik is van alle omwonenden, wordt ver anderd en daarbij de bovengrondsche leiding ingevoerd. Reeds zijn op het plein en langs den weg de palen opgericht, doch nu verzoekt het bestuur aan die omwonenden om toe te staan, dat de palen over de straat heen door draden aan de woningen mogen verbonden wordeii; immers de verandering geschiedt louter in hun belang, zoodat het ongepast zou zijn te weigeren! l'it de zeer spaarzame inlichting die door hei bestuur aan liet publiek omtrent zijn plannen wordt verstrekt, kan worden afgeleid, dat het aantal ritten op elke lijn niet noemenswaard wordt vergroot en evenmin de prijzen zullen dalen. Veeleer zullen de/e toe nemen wanneer aan het voornemen wordt gevolg gegeven om twee klassen in te voeren, terwijl men door zijn positie wordt genood zaakt om in do hoogste plaats te nemen. Komt men met den laatsten trein uit Amsterdam, dan vindt men noch paardetram, noch stoom tram en mout men maar zier. op welke wijze den grooten afstand, die het woonhuis van het station scheidt, af te leggen. Het bestuur met al zijn trawanten is reeds lang ter ruste en bekommert zich daar niet over. Evenmin over de wijze, waarop men 's morgens de eerste treinen moet bereiken; noch in liet een noch in het ander komt, zoover ik uit de berichten kon afleiden, eenige verandering Kn wilt de snelheid van verbinding betreft, wordt de mechanische beweegkracht veran derd, maar blijft de verdere organisatie dezelf de, dan is hut voortsukkelen op de oude manier die ik alsnog door een staaltje zal kenbaar maken. Eens moest ik naar Amsterdam en was later dan gewoonlijk vau huis gegaan. Fluks op de paardetram gesprongen, vroeg ik den conducteur, of wij de trein nog zouden halen ;wat was het antwoord? Als u hard loopt, heeft u nog kans, maar met deze wagen halen wij de trein niet meer," En zoo was het ook. De behandeling van het haagsehe publiek door het trambestuur heeft op dat publiek een sleehtt-u invloed gehad. Óver de onge manierdheid daarvan zullen wij later handelen; thans bepaal ik mij tot de houding in en tegenover de trams. Men ziet hier dames van allen leeftijd en stand op de balcons der j wagens staan, gedrongen tussclieii de iieeren, J soms gewapend met honden/; weepen, als wilden i zij zich daarmede de hoeren van het lijf houden! Js liet vol en druk, zooals op Zon dagen en bij feestelijke gelegenheden, dan stormen de menscheii in de wagens alsof het Ie ven er mede gemoeid is. Van orde houden is geen sprake, alles dringt en duwt om in den wagen te komen, dames liever : rooral dames en nog al van goeden stand, die zich op haar manieree niet weinig laten voors'aan ontzien zich daarbij niet om geweld te gebruiken, de /wakkere te verdringen, kortom. tot allerlei handtastelijkheden over te gaan. Eenmaal in den wagen gekomen nemen zij een zoo groot mogelijke plaats in, van in schikkelijkheid geen sprake, zoodat telkens de conducteur tusschen beiden moet komen om te zorgen dat het voorgeschreven aantal op elke bank plaats kan vinden. Trouwens winter en zomer blijft dit aantal gelijk, zoo dat evenveel personen in winterjas of pels op elke bank moeten sameniredrongen worden als in het dunne zomerjasje plaats kunnen vinden. Overeenkomstig den wetenschappelijken regel: actie gelijk reactie is de onheb belijkheid van het bestuur tegenover het publiek op dit publiek overgegaan. Het publiek is voor de tram, en niet de tram voor het publiek" dit blijkt het uit gangspunt voor alle handelingen en bepalingen van het bestuur te zijn. Het haagsehe pu bliek heeft zich daarbij neergelegd met de onverschilligheid, waarop ik reeds vroeger wees, en die hier een karaktertrek der be volking uitmaakt. De groote dagbladen be moeien er zich weinig mede, nu en dan leest men in ingezonden stukken klachten, maar, aangezien daarop toch niet wordt gelet, ver stommen zy van zelf. Tot 192G moet deze toestand voortduren, dan eerst loopt de concessie ten einde en wordt het gemeentebestuur heer en meester. Ik en mijn tijdgenooteu zullen dit naar menschelijke berekening niet beleven; zoo blijft ons niets anders over, dan ons te schikken in het onvermijdelijke, en te trachten ons boven dergelijke misères te verheften. ^ SENIOR. Brief nit Dtrectit, door JAN VAN 'T STICHT. *) Oin nog even terug te keeren op den pruttelaar, dien ik in mijn laatsten brief aan het woord liet om zijne eindelooze op- en aanmerkingen over ons los te laten, opmerkingen, die mij verscheidene vriende lijke en minder vriendelijke berispingen hebben op den hals gehaald 'moet ik nu toch mijne landgenooten, die mij de eer aandoen mijne brieven te lezen, uitnoodigen om hier eens op een Zondag te komen ont bijten en verder den avond paiseeren... om misverstand te voorkomen voeg ik er bij: voor eigen rekening want ik ben Zon dags nooit thuis. Dan zullen zij zich kunnen overtuigen, dat Vondels dichterlijke ontboezeming nog altijd waarheid bevat, toen hij na in eenige vers regels Utrecht's schoonheid te hebben be zongen, in geestdrift uitriep: Hoe noemt men Utrecht dan? Een Para dijs van weelde!" Voor wie het niet zagen is het haast niet te gelooven welk een sieraad onze indertijd door den verinaarden Zocher, op de plaats waar eens de steenen wallen do stad omringden, aangelegde plantsoenen zijn, nu zij in de laatste jaren keurig onderhouden worden door onzen bekwamen plautsoenopaic'.iter, den tuin-architect Denier van der (jon. En niet alleen die plantsoenen, maar ook de door de oude stadsgrachten daarvan gescheiden buitensingels en het op een van dezen pas aangelegde nieuwe wan delpark op het oude landgoed van Baron van Heeckeren van Brandsenburg en alle andere wandelparken, die wij bezitten, zij getuigen alleen van de smaakvolle hand, die met liefde en toewijding zich geheel geeft aan de taak, die haar is toevertrouwd. In het Wilhelminapark, door den zelfden tuinarchitect ontworpen en aangelegd, treft men een deskundige met wien ik het doorwan delde, maakte er mij opmerkzaam op haast bij elke schrede planten en bloemen aan die nog betrekkelijk nieuw" zijn en haast nog niet in private tuinen gevonden worden. En als ge dat alles goed bewonderd hebt, maak dan een toertje langs den vermaarden schaduwrijken Biltschen straatweg en ge zult verzoend raken zelfs met den zoozeer gesmaden omweg langs het fort de Bilt, wanneer daar nw oog zich vermeiden kan over die heerlijke akkers met rundvee, hier en daar gescheiden door velden waarop het hooi reeds in groote stapels is opgehoopt. De Bilt! Men zou er begraven willen wor den op de fraaie, nieuw in rococostyl aan gelegde begraafplaats, waar de nabestaanden zoo ruslvr, uo a's vér van de wereld, aan Iiuiili6 gelede dooden kunnen denken, indien het niet veel aangenamer war om in het hotel Poli, vlak aan den straatweg, achter een kwast" of een lekkeren biefstuk het leven te genieten en gade te slaan dat daar voor u langs bruischt op tietsen, in automo bielen, op paarden en in rijtuigen! Een lange, oneindige reeks van den mOrgötl tot den avond! Een paradijs van weelde! En verderop naar Zeist! Trek dat nog te weinig bekende bosch in niet zijn heuvelen en waterpartijen, die het den naam van klein Zwitserland hebben doen verwerven, Ouder Zeist wandelt ge in dat bosch op het eigendom van den heer Pauw vau Wieldrecht; maar door aangrenzende bosschen kunt ge, als ik wél ben ingelicht, tot Wageningen doorkuiereu. Maar wat u het meest verwonderen zal is dat ge in dat bosch op slechts weinige minu ten van het station der Centraalspoor, een groot hotel aantreft, zoo modern ingericht dat Amsterdam er zich niet voor zou behoe ven te schamen, maar waar men toch zulk een echt buitenleven geniet, dat de talrijke gasten, die ook in een paar aan den tuin grenzende dependances worden onderge bracht, zich na het déjeuner in dit uitgestrekte bosch verspreiden zonder elkander weer te zien voor ze weer in het hotel te zamen komen. Op de eenzaamste plekjes in dat bosch vindt men dan ook vroolijke picnikkende troepjes. hier en daar in een hangmat rus tende, d; ? zijn herstel bespoedigt midden in de heen.jKC denneuiueht, en 's avonds in de electrisch verlichten tuin muziek vau Van Aken uit Amersfoort. En als de kinderen niet te veel vermoeid zijn van het eekhoorns en konijnen najagen in het bosch dan kunnen ze in 'n grooten speeltuin zich nog verder voor de nachtrust bekwaam maken. Een paradijs van weelde ! En dat paradijs breidt zich nog maar steeds meer uit'. De, aanleg van. wegen in het door Spcijer it Co. in exploitatie gebrachte Schaarweide park gaat steeds voort en weldra zal ook daar een groot, doeli niet al te dicht be":) Xog waren wij in het bezit van een gedeelte van een brief vau den betreurden doode, dat wegens plaatsgebrek voor een latere gelegenheid werd bewaard. Wij meenen dit thans nog te moeten geven, te meer, wijl liet een poging bevat, om na het misverstand, dat hij door zijn schrijven bij sommigen had gewekt, zijn geliefd Utrecht recht te doen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl