De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 31 juli pagina 3

31 juli 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Fo. 1414 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. bouwd, villapark verrijzen, in dat oord waar reeds langen tijd tal van malarialijders geaondheid zochten en terugvonden. En ten slotte : eere wien eere toekomt! Het is de Centraalspoorweg, die toen door den heer Muller den eersten stoot aan de bebouwing van de omstreken van Zeist ge geven was, met vooruit/denden blik ontdekte Tfelk een toekomst dit schoone en gezonde dorp tegemoet gaat. Door den aanleg van een spoorlijn tot midden in het dorp, door zich meester te maken van de Stichtsche tram, door de goedkoope vrachten en vele en zeer gwiéfelifk ingerichte treinen waarmede men reed' nu in 33 minuten van Zeist naar Amsterdam reist, heeft de Centraal-spoorweg de uitbreiding der kleinere gemeenten zeer in de hand gewelkt en hunne belangen ten zeerste bevorderd. Be Japanscho volksgeest en de oorlog. . Reculer pow mieux sauter. Zou het .waar zijn, dat generaal Eouropatk-ine tegenover zijn Japansche tegen standers voortdurend en consequent deze taktiek toepast? Bleef het bij terugtrekken alleen, dan zonden de slimme Japanners zich zeker afVragen, of zij niet in den val werden gelokt. Maar de Russen verweren zich, Dikwijls zelfs krachtig en dapper. Onwil om den strijd' te aanvaarden, bestaat dus van hunne zijde zeker niet, en zoo moeten de steedfr vooródringende Japanners wel «ten indruk verkrijgen, dat het terugwij ken hunner vijanden aan .onmacht toe te schrijven is. De Japansche legeraanvoerders hebben getoond, voortreffelijke tactici te zijn. een der geheimen- van de moderne oor logsstrategie is hun verborgen gebleven. En niemand zal durven beweren, dat deze lof zonder voorbehoud aan de Rus sische aanvoerders kan worden toegekend. Over alle hulpmiddelen der techniek be schikken de Japanners zeker in niet mindere mate dan de Russen. Doch niet slechts deze beide factoren komen in aanmarking, maar ook het levend materiaal, dat onder de bevelen der aanvoerders is gesteld, bovenal de geest, die deze troe pen bezielt. In dit opzicht zijn de Japanners, tot dusver, bepaald in het voordeel. Yamato damashi" letterlijk vertaald de Japansche ziel," 1) ziedaar den factor, die in dezen oorlog reeds menigmaal den doorslag heeft gegeven. Talloos zijn in de laatste maanden bij de Japanners de voorbeelden geweest van hetgeen men, met eene Europeesche uitdrukking doodsverachting aou noemen. Juister is het misschien, dit vrijwillig tegemoet gaan van den dood, dat zijn hoogtepunt in zelfmoord bereikt, 2) in 'verband te brengen met den algemeenen doodencultus, de vereering van de geesten der voorouders. Een echt Japanner is overtuigd, dat zijn ziel na zijn dood blijft voortleven en, of in het lichaam van een pasgeboren kind over gaat, of op mysterieuse wijze zijn invloed 1) Zie het artikel Yamato damashi" in het Berl'vner Tageblatt van 24 Juli. 2) Zoo als bij de officieren van het door een groote Russische overmacht vermeesterde transportschip Kinchoe Maroe. MMTtiiHitniniimiiniiitiiiiiiiiiiMiiMimiiiiiimiHiiii BE PREDIKANT'S-DOCHTER. Uit he.t Deensch VAN KAKIN MICHAELIS. De predikant woondo op de heide, die omgeven was van hooge heuvels ; de schapen liepen er in vrijheid te grazen. Boomen waren er schaars en de bewoners zijner ge meente, stille brave menschen, die zelden feest vierden en nooit dwaze streken of zotternijen uithaalden. De eene dag geleek volkomen don anderen. Enkele der dorpe lingen sneden kerven in de hanebalken, om daarnaar den tijd te berekenen, doch de meeaten lieten die berekening eenvoudig aan onzen Weven Heer over. De zomer kwam als 't zomertijd was en, de winter duurde net zoo lang ala 't uitviel. Boven van de heuvels zag men neer op met eric» begroeide heide en heuvels. De spitse kerktorentjes aan den horizon, staken uit als naalden tusschen het heidekruid. Het naaste dorp lag mijlen ver verwijderd. De predikant leefde sedert jaren in die stille eenzaamheid geheel voor zijn gemeente ; in zijn onschijnbare maar taaie volharding, geleek zijn werk op de erica zelf; zér veel bloempjes zyn noodig eer 't purper de heide dekt. Zijn geheele bezitting bestond uit schapen, 'n strook akkerland en de vier gebouwtjes ??stal en, schuren rondom zijn huis, en die wrakke optrekjes trilden en zwiepten bij stormweer. Daar hij zich de mogelijkheid voorstelde, dat zijn opvolger iemand kon zijn met een groot gezin, vond hij 't zijn plicht, zijn pas torie en akkerland goed te onderhouden, de gereedschappen te repareeren, de groene heg om den bloemloozen tuin te besnoeien en de gemeente aan 't geven van geschenken te gewennen. Zijn predikantskleed wrts glimmend ge worden door 't lange dragen, maar zijn kragen waren sneeuwwit nog witter dan de frischgekalkte wanden van zijn kerkje?want dat linnen werd gewasschen en gestreken door zijn dochter Malene. Wanneer de predikant vaa huis ging om verdwaalde schapen, van eigen of anderman's kudde, op te sporen of om turf te-helpen uitsteken in Uggelmoor of wel zijn gewone wandelingen maakte om z\jn kinderen" beurtelings te bezoeken, van £örenvanesed in Gultgaarden tot Rövereden toe, dan zat Malene allén in de pastorie te naaien of verrichtte allerlei andere huiselijke bezigheden. Voor alles wist ze tijd te vinden, voor wasschen en strijken, voor weven van op de getrouwen des volks blijft doen gelden. Zoo schrijft de Mikado, in zijne proclamaties, de door het leger behaalde overwinningen, even als zijne eigene regeeringsdaden, toe aan de roemrijke geesten van den grondvester van Ons Huis en van al onze andere keizerlijke voorvaderen"; zoo schrijft admiraal Togo, getrouw aan de volkstraditie, zijn eigen succes toe aan de deugden van den keizer, die het onveranderlijk voortbestaan van Japan vertegenwoordigt. In den strijd staan bij den Japanner persoonlijk behaalde roem en eer boven het succes, waarvoor het leven wordt gewaagd. Dat deze.opvatting soms ge vaarlijk kan worden, begrijpen, de intel ligente Japansche aanvoerders zeer goed. De kapitein-ter-zee Yuasa waarschuwde zijne manschappen uitdrukkelijk: Laat ieder uwer elke gedachte, orn zich een naam te Hinken, ter zijde stellen; laat ons allen samenwerken tot het bereiken yan, ons doel. Het is een verkeerd begrip van dapperheid, al§men onnoodig den dood zoekt. Kiet de dood is ons doel, maar de overwinning, en wij sterven te vergeefs, als' wij geen succes hebben." Met geheel in overeenstemming met deze juiste, althans praktische opvatting is het feit, dat de bij eene poging tot versperring der haven van Port-Arthur omgekomen Japansche kapiteins, officie ren en machinisten na hun dood in rang zijn verhoogd, terwijl van de overleven den in het rapport van admiraal Togo geen melding wordt gemaakt, al was hun optreden zeker niet minder dapper. Maar met do Yamato damashi was admiraal Togo zeker beter in overeenstemming dan kapitein Yuasa. De eigenaardige Japansche volksgeest, die ook het Japansche leger bezielt, en wel in hooger mate omdat het tot hooger krachtsinspanning geroepen is, verklaart het succes der Japanners in menigen aanval, maar óók de groote verliezen aan manschappen, met welke dit succes moest worden betaald. Indien elk Japansch soldaat naar de traditiën van Napoleon's grandearmée, den maarschalkstaf in den ransel draagt, dan moet dit de staf van den ouden Blücher, van Mar sehall Voncarts zijn! Maar hoe lang en tot hoever zullen de Japnners dit onstuimig optreden kun nen volhouden ? Verliezen aan menschenmateriaal, die door Rusland nauwelijks gevoeld en daarom licht gesteld worden, zijn voor hen van groote beteekcnis, en zullen weldra onherstelbaar worden. Wat in de eerstvolgende twee of drie maanden zal gebeuren, laat zich niet voorzien. Maar indien in dit tijdsverloop de Japan ners geen beslissende, afdoende overwin ning hebben behaald, zullen hun kansen waarschijnlijk voortdurend slechter wor den omdat zij tegenover de aanhoudende versterkingen van het Russische leger geen nieuwe krachten zullen kunnen stellen en steeds verder van hunne opera tie-basis zullen verwijderd zijn. De oorlog tegen Rusland is in Japan beslist in hooge mate populair. Tot dus ver is de uiting van den volksgeest aan het succes der Japansche wapenen ten ?MIMimmmillllMIMiHlMIIIHItMIMIIIMIIIIIHItmlIUIIWIIIIIIMIIUlnltmM fijn linnen voor hemden en grover voor lakens, die ze dan te bleeken spreide voor 't scheren en inpekelen van schapen en nog zooveel nieer ; dat alles bezorgde Malene zelf. Sedert haar twaalf Ie 'aar, toen haar moeder stierf, was de zorg van het huishouden op haar neergekomen en met elk jaar waren haar mér lasten opgelegd; maar ze had jonge, sterke schouders, die't dragen konden en groeide krachtig en ink op. Met de luuüd in de hand rustte Malene dan van haar arbeid uit. Ze naaide niet altijd in dezelfde kamer, maar hield er van om telkens ergens anders te gaan zitten : aan 't venster dat op 't Westen lag, als de zon bijna onderging, in de kamer die op 't Noorden uitzag, als de wind 'n heirleger van grauwe en witte wolken voor zich uitjoeg en aan 't Oosten, wanneer ze weemoedig gestemd wa°. Daar kwam de zon op, van daar brak de nieuwe da* aan, waar ze eiken avond naar verlangde, waarvan ze 's nachts droomde. Maar ze stelde zich dien komenden dag ook niet zóó voor als de vorige geweest was. Wanneer de dageraad gloorde en die teere zachtroze wolkjes achter de heideheuvels opzweefden en langzaam, statig schenen nader te komen, was 't haar, als brachten ze schoone beloften en groeten van uit onbekende landen mee .... Daarom was de rnorgenschemering haar lief en lag ze reeds heel vroeg te bed op haar stroozak naar buiten te turen, om te zien hoe 't zwart en grauw van den nacht plaats maakte voor het glanzend goud en purper tot ten laatste de zon in al haar pracht, te midden van een web van stralen aan den hemel stond, 's Zomers viel er dauw op de heide, aan de gele bremtakken hingen dauwdroppels en aan de puntjes van het trilgras, dat op de bemoste daken groeide, glinsterden drupjes. Maar in den winter lag er over alles witte rijp en dan geleek de heide op een groot bleekveld, waarop linnen gespreid lag. Malene hield veel van de kleine lammetjes, waar ze vaak mee speelde, tusschen de heuvels, wanneer ze blatend achter de moeder atiugesprongen kwamen. Dat bij al den groven arbeid dien ze ver richtte haar handen ruw, grof en plomp werden daaraan dacht Malene in't geheel niet en evenmin dat haar oogen door de inspanning van 't vele naaien roodgerand waren. Een spiegel gebruikte ze niet en de hoogsteenvoudigo bruine kleeren die zo zelve weefde en maakte, zaten haar zoo goed en kwaid als 't ging. 't Was geen verlangen naar scherts en dans dat haar wel eens deed zuchten en soms schreien, 't Was 'n verlangen, waaraan ze geen woorden kon geven. Haar dagelijksche bezigheden verrichtte ze zonder behoefte aan waardeering; voor alles wat ze deed, prees de predikant haar steeds met dezelfde woorden: Zóó is 't goed, Malene!" goede gekomen. Wat echter tot dusver een bron van kracht was, kan een bron van zwakheid worden, liet zou-ons niet verwonderen, als de flinke Japanners, die in een halve eeuw meer hebben ge leerd dan aridete volken in vijf eeuwen, ook deze moeielijkste aller lessen, de les der zelfbeheersching, met bekwamen spoed leerden. IIIIIIIIMIIIIIIIIIilliniMfllllllllllHIIIIIIMIIItllllflIlilllllllllllllllllllHIIIU» Sociale, iHiHiiMHiiiiiiirmiwiiHtiiniiiinnNiiii Een woniHBEflerzöröte Rotterdam. i. Het woningvraagstuk, hoe nijpend ook voor de armste klasse der groote steden, en hoe dringend ook vragend om oplossing in het belang der openbare gezondheid, verkeert in de meeste onzer groote steden nog in zijn allereei ste stadium van oplossing. ])e kern van het womrjgvraagstuk is niet: de 'oouwspeculatiö, de woningbouw aan de zoomen der groote steden, de revolutiebouw enz., al valt daarin veel te verbeteren; de kern is: do toestand der woningen in do bin nenste gedeelten der groote steden, inge bouwde zijstraten, sloppen, stegen, vol bevolkt omdat ze in de centra gelegen zijn ; bevolkt niet door de eig>-nlijke werklieden in den gewonen zin van 't woor.1., maar door liet bezinksel der groote steden: paria's, venters, weduwen, onbeschrijflijke nering doenden, bedeelden, gure caf'ó's en de be woners of bewoonsters daarvan,.... Wie aan die kern van het woningvraag stuk begint, moet zich bewust zyn van het vooruitzicht, dat hier voor de ingrijpende verbetering, van de bewoners zelf geen of weinig medewerking te wachten is, geen initiatief, maar ook «een draagkracht. In een soort lethargie berusten 2.0 in hun lot, nestelen zich er in, hebben geen begeerte naar wat beters. Hier kan alleen een krachtig ingrijpen van buiten af hulp brengen; een ingrijpen wat zich niet slechts bepaalt tot dwingend optreden der overheid, om de menschen uit de stinkbuurten te verjagen, maar ook op zijn tijd moet weten te helpen en te voorzien in den nood, die door het optreden is veroorzaakt. Maar vóór alles is noodig: een nauwkeurig, systematisch onderzoek. En wil ten slotte de gemeente, op grond der Woningwet, hier niet alleen afkeurend en afbrekend, maar ook bouwend en helpend optreden, dan mnet zij, langs officieelen weg, eerst nauwkeurig met den toestand op de hoogte komen. In dat allereerste stadium verkeert thans het vraagstuk der woningen voor de laagste klasse, in de meeste onzer groote tteden; alleen Amsterdam is er wat mér mee ge vorderd. Maar dat moest ook, want daar is de toestand het ergst! In Rotterdam is nog maar enkele jaren het woningvraagstuk actueel. Het eerst werd er, in 1900, de aandacht op gevestigd door de Yolksteliers, die in het publiek uiting gavsn aan hun afgrijnzen over al hetgeen ze, bij het binnengaan van de woningen der achterbuurten, hadden gezien en vernomen. L)e Vereeniging voor Gemeente- en Volks belangen" benoemde toen een commissie, die een meer systematisch onderzoek zou instellen. De Commissie kwam wel, en ging ook wel onderzoeken, maar bleet' in 't werk steken ! Een poging, door de afdeelingvan 't Nut" ?tUUMIIII Uil IIWI IIMDIIIlnmllmtllllllllMllllllll l IIMIUIMIIIIIIMUNMMWI Dat zei hij even zoo goed als ze het stroodak der schuur had in orde gemaakt, wanneer er stukken van door den stormwind waren w ggeslingerd, als wanneer ze hein een hemd met mooi gewerkt borduursel aan den hals toonde, of wel de weefstoel bespannen was met ruig wollen stof voor een winterpak. Malene's moeder had haar ? zoo goed als ze 't zelve kende wat fransch en dui'sch geleerd en van die kennis was haar vrij wat bijgebleven terwijl ze zorgen en kleine verdrietelijkheden snel vergat. Ze placht dan in haar eenzaamheid zich vaak te oefenen in verbuigingen en werkwoorden of de kleine versjes en fabels op te zeggen die ze geleerd had. 't Was of een stem haar toefluisterde: Die kennis is een gouden sleutel, die je aan een koordje om den hals draagt; verlies hem niet." De sleutel verroestte wel, maar ze verloor hem niet. De boekenrekken van den predikant stonden vol met geleerde boeken over de Heiligen Leer, maar heel boven was een vak met kleine dikke deeltjes van fraiische klassieken. Malene deed liaar best ze te lezen, wat haar wel moeite maar ook vreugde gut'. Maar toen de predikant haar eens daarmee bezig zag, zei hij : Laat die boeken liggen, 't is beter dat je ze niet leest". En Malene raakte ze niet meer aan. Ze lagen als zoete vruchten onder 't bereik van haar hand, maar aanroeren deed zij zo niet. Met Kerstmis en Paschen werd ze ge woonlijk bij het minst arme gezin van bot dorp ten eten uitgenoodigd, maar daar ze bijna menschenschuw was, zat zo er meteen verdrietig lang gezicht bij of kroop stil in 'n hoekje. Meiden en knechts schertsten en plaagden elkaar, mannen en vrouwen ver telden van allerlei wat in Oost en West voorgevallen was. Maar Malenc ztit er bij als was ze doof en blind en dan zei de predikant: Malene past 't best bij haar werk thuis ; Daarin is ze de flinkste". Toen Maleno nog 'n heel klein meisj-e was en haar moeder honderde vragen deed, die deze geduldig beantwoordde, placht ze op 'n bankje aan moeder's voeten te gaan zitten ; 't bankje sleepte ze mee, overal waar die heenging. De moeder spon, weefde en naaide ijverig: Dat zijn lakens voor je uitzet, Malene." En toen ze vroeg wat uitzet beteekende, kreeg ze er een verklaring van. Toen de moeder stierf waren er al veel lakens en sloopen klaar, gemerkt met Malene's naam en droeg moeder haar op, daar vlijtig mee voort te gaan. En Malene aanvaardde die nalatenschap. /e weelde van de beste, gelijkste vlasdraden, mooi, fijn linnen, naaide alles en bond wat gereed was in pakken saam. Ze maakte hemden, nachthemden en onderrokken en pakte alles in de bruine, met snijwerk ver sierde houten kist. Ze weefde ook de stof voor 't bruidskleed en die. was wit en soepel ingesteld, gaf eveneens slechts ponere resul taten. In den winter van 1902?1903 werd door twee sociaaldemocraten, Spiekman en Schotting, gedurende een maand lang een dagelijksche tocht ondernomen door de armelui'sbuurten, en hunne bevindingen in een levendige schildering weergeven in het boekske Arm Rotterdam", dat bijzonder de aandacht trok, en in alle kringen der stad indruk maakte. Voor een stelselmatig, systematisch onder zoek in een stad als Rotterdam, is echter mér tijd, geld en introductie noodig dan waarover particulieren kunnen beschikken en vooral voor eene breed-opgezette be handeling in den Raad kan men met par ticuliere gegevens niet volstaan. Deze overwegingen, en dan nog de over tuiging dut het woningvraagstuk, hoe moeilijk ook, niet mag blijven rusten, zullen het zijn geweest, die er de Rotterdamsche Gezondsheidscommissie in Juli 1903 toe leidden, een sub-couimissie te benoemen, om zulk een stelselmatig eu systematisch onderzoek in te stellen naar de n-, twee en driekamer-woningen. Het onderzoek wordt ingesteld door n ploeg: een chef en een hulp, heide menschen, die er voor worden gesalarieerd, en dus hun fieelen tijd er voor vrij hebben. Dat zal wat lang duren, mnar men heeft dan ook de zekerheid dat het secuur gebeurt en naar n maatstaf. De gegevens worden verzameld in een kaartcatalogus ; de kaarten gekleurd al naar den aard der woningen, b.v. brons voor afge keurde panden; bruin voor panden die afgekeurd moeten worden ; geel voor wonin gen die, hoewel nog niet af te keuren, toch onherstelbare gebreken hebben; enz. Deze kaarten worden in doozen geplaatst, zoodat het overzicht steeds gemakkelijk is. Men onderzoekt bloksgewijs, en zal, als spoedig de nieuwe . bouwverordening (in over eenstemming met de woningwet gebracht) aangenomen is, ook voorstellen tot verbete ring bloksgewijs indienen. Wat niet weg neemt, dat verbeteringen, die oogenblikkelijk noodig zijn, ook wel gerapporteerd worden. Uit deze bijzonderheden over de wijze van het onderzoek blijkt duidelijk, dat het onderzoek der Rotterdamsche commissie waarvan thans rapport is uitgebracht over twee complexen grondig wordt inge steld, en waard is, dat er aandacht aan geschonken wordt. Dat men een grondig onderzoek wil, eu de taak ruim opvat, blijkt ook uit de formulieren, waarin de bezoekers hun gegevens hebben op te teekenen, niet alleen worden alle, bijzonderheden gevraagd over de woningen, verlichting, vocht, rook, enz., maar ook omtrent het beroep der be woners. Twee complexen zijn thans onderzocht. Het eerste is begrensd door Achterklooster, Oostpleüi, Oostvestplein en Goudsche Wa genstraat, en verder het complex, gelegen tu&schen Kipstraat, Goudsche Wagenstraat en Ged. Goudschesingel. Dat is tezamen wijk 12", met 1335 woningen die in de termen vallen vau het onderzoek. Het tweede complex, aangeduid met wijk 4", ia het stadsdeel, begrensd door Westnieuwland, Groote Markt, Steigergracht, Leuvehuven, ]S'oordblaak en Beurs. Een der oudste gedeelten der stad dus, maar met slechts in de verborgen stegen en sloppen de werkmanswoningen. En nu de gegevens on cijfers. Het rapport bevat niet minder dan 36 tabellen, elk op zichzelf belangrijk ; zoodat eenmaal aan de cijfers beginnende men waarlijk niet weet, waar te heginnen en waar te eindigen. Ik zal dus moeten volstaan met slechts enkele van de meest belangrijke cijfers or IMIIIItlllHIIIIIIIIIIJItllullUI MIIIMIIIIIIlUJIUUjHIlUIHItUIIM als bloemblaadjes. De kist, waarin dat alles geborgen werd, was reeds tot den rand toe vol; de deksel werd toegehaald en de sleutel omgedraaid. Zij zelve merkte wel dat ze fpoedig moe werd, als ?/.& de schapen najaagde om ze te vangen. Op zekeren dag zei de predikant tot haar: ,,^,'u ben je al zoo 'n oude vrijster, maar voor den goeden God ben je toch nog jong genoeg!" Oud of jong zijn, daar had Malene nooit over nagedacht; maar 't kwam haar voor, als was 't een soort schande, dat ze al zoo oud was. Wanneer ze in de kerk onder den kansel zat. om naar de eenvoudige rede vau den predikant te luisteren, dan viel 't haar moeilijk haar gedachten bij elkaar te houden : Gedenk degenen, die als wilde vogels rondlladderen, zonder dak; boven 't hoofd, zonder geloof in het hart." Malene zag door 't kerkraam de wilde vogels die over de heide vlopen, ver. ver weg. Haar geloof en zaligheid zon ze er voor hebben willen geven, om evenals die vogels, ver we,; gedragen te worden ... Maar tot vluchten was ze niet dapper genceg. Het brecde pad, dat van de pastorie naar den landweg voerde, was zeker niot kort, maar de predikant was er op gesteld, dat steeds goed te onderhonden. Hij trok liet onkruid uit, spitte en schoffelde 't, en ruimde 's winters de sneeuw er van weg. Maar daarbij moest Malene helpen, zij was zóó sterk en werkte als een man ; arbeid gaf haar de grootste vol doening. 't Was op een kouden winterdag dat ze beiden bezig waren de sneeuw weg te vegen; ieder waren ze aan een kant van 't pad be gonnen, in 't midden zouden ze elkaar ont moeten. Malene kon hu ar vader door de sneeuw jacht niet zien. l.Iverig werkte ze door, maar 't was of ze 't midden nooit bereiken zou. Had vader het werk wellicht gestaakt'.'.... Toen ze hem vond lag hij dwars over het pad, reeds half rnet sneeuw bedekt. Malene droeg hem naar huis. Toen waadde ze anderhalve niijl ver, om een dokter te halen. Ken verlamming had hem getroffen; Melane waakte bij heni. Do weefstoel stond nu lang stil en werd met stof bedekt. Do wind sleurde telkens meer stukken van 't dak weg, zonder dat er iets aan gedaan werd. De schapen werden slecht verzorgd; met moeite vond Malene tijd, om ze het voer te brengen en de stallen eeuigermate te reinigen. Na dezen winter kwam de lente. De pre dikant was en bleef verlamd, maar zijn spraak had hij behouden eu daar hij niet meer zijne kinderen" kon bezoeken, kwamen zij tot hem. Maar op den duur kon dit niet zoo blijven en moest hij 'n hulp hebben ki zijn ambt. En die hulp kwam dan ook in den persoon van Arvid Eriksen. Malene maakte uit te pikken en daarbij de meest opvallender feiten die het rapport vermeldt, raededeelen. Hierbij dient men opgemerkt, dat door de commissie 2 kinderen beneden 10 jaar ge rekend worden voor I volwassene. En dan blijkt uit elke bladzijde, ja, uit elke regel van dit rapport, dat inderdaad de woning toestand in de tweede stad des lands alles behalve aan de redelijke eischen voldoe t! Wanneer men als benoodigd de redelijke maatstaf bezigt van l kamer voor 2 per sonen, 2 kamers voor 4 personen en 3 kamers voor 6 personen, dan waren er in wijk 12 van de n-kamer-woningen voldoende 437 of 53.75 pCt., onvoldoende 576' of 46.25pCt. In wijk 4 is er van de n-kamer-woningen 3S.Or>pCt. onvoldoende! Reeds vóóraan in haar rapport constateert dan ook de Com missie: Deze laatste cijfers geven weleen heel treurigen kijk in de woningtoestanden van deze stadsgedeelten. Eén kamer, waarin geslapen, gekookt, gewasscheu en vaak nog gewerkt wordt, voldoet niet aan de geringste behoeften. En hier blijkt, dat ruim de helft van de bevolking van wijk 12 in dergelijke omgeving woont, waarbij men dan ook nog in het oog moet houden, dat juist van de n-kamerwoningen het meerendeel in een hoogst onvoldoenden toestand verkeert!" Van de 1275 bewoonde woningen in wijk 12 waren er nJ. 813 n-kamer-woningen met 2093 bewoners; 347 twee-kamer woningen met 3181 bewoners, en 115 drickamer-woningen met 510 bewoners. Meer dan de nelft dezer bevolking woont dus in zulke hoogst onvoldoende n-kamer woningen! De woning-misère blijkt óók sprekend uit 't geen wordt gemeld over de bedsteden. In wijk 12 zijn er b.v. van de 855 n kamer-woningen 738 met ne bedsistede! In wijk 4 is het niet veel beter: daar moeten van de 219 gezinnen in n-kamer-woningen 185 zich behelpen met ne bedstede ! Wan neer men toch als redelijke eischen stelt, dat een gezin met mér dan twee kind eren minstens 3 slaapplaatsen noodig heeft, dan moet men de conclusie waartoe het rapport komt, wel toestemmen.,, dat het hier een hoogst gebrekkige" toestand is!- De n kamer-woningen laten bovendien het plaat sen van ledikanten ook niet toe, zoodat in de meeste gevallen de kinderen dezer lieden 's nachts pp den grond worden gelegd ook in den winter. Inderdaad men moet het, gelijk schrijver dezes, gezien hebben, hoe in dió boven- en achter-krotten hier of daar in een hoek een onbeschrijflijke matras ligt met wat lompen als bedekking er op, om te kunnen gevoelen, wat hier ontbeerd engeleden wordt! (Slot volgt.) H. in. Jui.ius RÓNTGEX. Sonate in E-dur voor Piano en Viool. Opus 40. Middelburg, A. A. Nos»e. E. JfACiEL. Mutsuhito. Japansche Marsch voor piano. Amsterdam,G. Ahbaeh& Co. L. ADR. v, TETTERODK. Avondvrede. Ge dicht van Marie Boddaert, voor een zangstem met klavier. Opus 42. Am sterdam, G. Alsbach & Co. HMIItllmillllllltlllltmillllllJlllllllllilHIIIIIIIIIIIJIIItlllllllimilllHIUMIMII twee kamers voor hom in orde, want hij zou in de pastorie zijn intrek nemen. Den dag dat hij komen zou, kookte ze soep en dekte netjes de tafel. Arvid Eriksen was klein en mager en hij sprak met 'n buonder zachte stem. Malcne schrikte zoo van haar eigen, zware stem, dat ze begon te fluisteren. De jonge, kortzichtige man hield haar voor de meid, en Malene liet hem in die meening en hielp hem zijn koffers en kisten naar binnen te dragen. Na tafel, toen hij begrepen had, wie ze was, spraken ze 'n poosje met elkaar. Vóór dat 't zomer werd, kende de nieuwe hulp-prediker de verhoudingen der gemeente en ging eiken dag van huis om te helpen waar dit noodig was. Hij had een klein harmonium en daarop speelde hij eiken avond kerkelijke liederen. Malene zat in een hoek en luisterde er gaarne naar; soms weende ze stilletjes. Wanneer hij geëindigd had, ging ze naar de keuken om voor het avondeten te zorgen en Arvid Eriksen begon dan een gesprek met den predikant. Malene is 'n beste meid," zei deze eens op 'n avond. Uw dochter is 'n ware engel," antwoordde Arvid Eriksen. De deur ging open en Malene trad binnen. Ze had de laatste woorden gehoord. Dien avond had ze wel twintig verdwaalde schapen hebben kunnen opvangen, zonder inoe te worden. Toen de predikant naar bed gedragen en Arvid Eriksen naar zijn kamers gegaan was, sloop Malene naar het vertrek waarin het orgeltje stond. Ze boog zich diep en kuste de toetsen waarop zijn vingers gerust hadden. Met 'n kaars in de hand, steeg ze stil naai de zolderkamer waarin haar uitzetkist stond, opende het, haalde de pakken met goed en het mooie fijne linnen en de soepele witte stof voor het bruidskleed er uit. Haar gezicht straalde, toen ze dat alles voor zich zag, als ware 't een bloeiend, zonnig veld geweest, en baar hart klopte zoo heftig, dat ze haar hand op de borst drukte, om het te doen bedaren. Een windvlaag doofde het licht uit en de duisternis eu kou om haar heen bekropen haar als 'n voorgevoel van verdriet eu smart. Tastend legde ze weer alles in de kist, sloot haïir' af en begaf zich ter rustte. Den volgenden dag werd ze vijf-en-dertig jaar. Ja, nu is Malene al een oud juffertje, maar 'n beste, brave meid," zei de predikant en Arvid Eriksen voegde er bij: Al was u ook vijftig jaar Juffrouw Malene, ik zou u toch niets oud vinden. Voor mij is u als 'n zuster, ja, zelfs mér dan mijn eigen zuster ooit voor me geweest is." (Sl,t ro!.jt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl