Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEKDAMMEE WEEKBLAD VOOR NEDERLAND;
No. 1414
ULPBRT SCHULTS. Deux Valsee. Opus 31.
Amsterdam, Algemeene Muïiekhandel.
M. H. VAN 'T KRUYS. St. Vincentius.
Oratorium voor gemengd- en kinder
koor, soli, orchest en orgel. Groningen,
K Noordhoff.
N. VAN DBB LINDEN VAN
SNELREWAARDBOTJDEWIJNS, Jantje in Modderstad.'
Kinderzangspel van Jobanna
Wildervanck. Middelburg, A. A. Noske.
De vioolsonate van Eöntgen is het werk
van een meester, wien alle middelen der kunst
ten dienste staan om de voortbrengselen van
zijn scheppenden geest in het schoonste en
sierlijkste gewaad te hullen en zóó te boeien
door kracht van eigen vinding en meester
schap over ,den vorm.
Een zeer gelukkig thema inspireerde R
ntgen bij het componeeren zijner sonate. Het
motief, met den dalenden sextensprong heeft
een licht herkenbare physionomie, een eigen
schap die het te stade komt bij de herhaalde
malen dat het, zoowel in de piano- als in de
vioolpartij, optreedt. Het tweede thema heeft
een minder sterk sprekend type. Beide thema's
*i)n buitengewoon mooi bewerkt. Over den
geheelen eersten Satz ligt een stemming van
edele lyriek uitgespreid. Het tweede deel
draagt het karakter van Scherzo,
driekwartsmaat in a kl. terts. Het trio treedt dan op
in A groote terts, zes achtste maat. Zeer
geestvol is de combinatie van beide themai
(van het Scherzo en Trio) tegelijkertijd ieder
in hun eigen maatsoort, het eerste thema
naar A groot getransponeerd. In het breed
uitgesponnen langzame gedeelte vindt de
componist gelegenheid de thema's van den
eersten Satz nog eens te brengen. Het
Finale is zelfs gebouwd op de eerste noten
van het aanvangsthema in sterk veranderde
rhythmische gelaante en naar cis kl. terts
overgebracht. Overigens is dit een zeer leven
dig tarantella-achtig muziekstuk, waarin het
tweede thema, met analogie aan het tweede
thema van den eersten Satz, eenige rust komt
brengen.
Ik beschouw Röntgen's E dur-sonate als een
belangrijke aanwinst onzer
kamermuzieklitteratuur en een interessante voortzetting
van de reeks nieuwe cptnpositiën in dit genre,
waarmede de componist ons in den laatsten
ty'd beschoren heeft.
Wie kent niet Van Anrooy's Piet-Hein
Rhapsodie? Het frissche werk heeft zich
tot huilen de grenzen van ons vaderland
naam gemaakt. Vroeger leeds verscheen,
behalve orchestpartituur en partijen, een
vierhandige bewerking van den componist,
thans ligt voor mij een bewerking voor twee
handen, eveneens van den componist, die
daarmede op nieuw bewezen heeft een
effectvollen klaviersatz te kunnen schrijven. Het
werk zal zich ook in dezen vorm ongetwijfeld
vele vrienden verwerven.
De Japansche Marsch van E. Nagel valt
buiten de termen van een bespreking.
L. Adr v. Tetterode heeft ons met
Avondvrede", ontleend aan den bundel gedichten
Serena" van Marie Boddaert, een zeer schoon,
breed gedeclameerd en stemmingsvol lied
geschonken, dat door een klankrijke
middenstem gezongen, zijn uitwerking niet zal missen.
Voortreffelijke salonmuziek heeft Ulfert
Schults geschreven met zijn twee walsen,
Opus 42, aan Joh. Wijsman opgedragen. De
zetting voor piano is effectvol en niet te
moeilijk; eenigszins gevorderde pianisten
zullen deze walsen met vreugde in studie
nemen.
' Hét Oratorium Sint Vicentius" van M. H.
van 't Kruys is een omvangrijk werk. Het
klavieruittreksel telt 200 bladzijden druks.
De woorden zijn van een ongenoemde. Zou
bescheidenheid de oorzaak zijn van deze
anonymiteit? Indien zulks het geval is dan
mag men den auteur tot zijn eer nageven
dat hij een behoorlijke mate van zelfkennis
bezit. De tekst is vermoedelijk meer ontstaan
uit een gevoel van vroomheid en godsdienst
zin dan uit dichterlijken aandrang. Echter
ik wil müniet bezig houden met den tekst
als specimen van woordkunst, doch wel moet
ik er op wijzen dat de vorm van het gedicht
moeilijk een muzikale behandeling toelaat.
Wat toch is het geval? Op een enkele uit
zondering na ia het geheele werk van
beschryveiiden en beschouwenden aard. Een
Alt-solo, vertegenwoordigende de historie,
verhaalt de lotgevallen van Vincentius en
ook daar waar deze (bariton) zelf aan het
woord is, zijn het bijna voortdurend beschrij
vingen die den toehoorder vermoeien. Alleen
waar de meesteres, de vrouw van den
slavenhouder, en de stervende (sopranen) optreden,
ontmoet men een paar eenigszins dramatisch
? getinte episodes, doch slechts heel zwakjes.
Afgescheiden van de meer of minder dichter
lijke waarde van het tekstboek, schuilt dan
ook het gebrek er van in het gemis aan
tegenstellingen en boeiende momenten. Men
behoeft aan een Oratorium geen eischen te
stellen als -aan een Opera; maar zonder han
deling kan een werk van langen adem on
mogelijk de aandacht van het publiek gevangen
houden. Men behoeft geen heftige drama
tische conflicten te verlangen, men kan te
vreden zijn met een lyrisch aangelegd stuk,
doch men heeft wel recht meer afwisseling
te eischen in de behandeling van het onder
werp dan de samensteller van den tekst hier
heeft tot stand gebracht. Schumann, de
lyriker bij uitnemendheid, heeft n in zijn
Paradies und Peri" n in zijn Pilgerfahrt
der Rose'1 met voordacht teksten gekozen,
die steeds van een dankbaar gehoor zeker
zullen zijn. En wil men nu een Oratorium
tekst van een .modern meester, dan neme
men die Legende von der H. Elisabeth"
van Otto Roquette door Liszt gecomponeerd.
Hier heeft men tegenstellingen. Voor alles
de beide groote vrouwefiguren Elisabeth en
' Sophie en dan de koren der kruisridders en
der armen. Wanneer een dichter zich zet
tot het schrijven van een tekst welke dienst
moet doen voor muzikale compositie, dan
dient hij zich vooraf goed op de hoogte te
stellen van de desbetreffende litteratuur,
anders is het niet wel aan te nemen dat er
uit zijn arbeid een bruikbaar tekstboek kan
ontstaan.
De heer Van 't Kruys had dunkt me meer
moeten eischen toen hem dit tekstboek ter
compositie werd voorgelegd. Nu hij dit
blijkbaar niet gedaan heeft, is zijn taak een
enorm zware geworden.
Wel heeft van 't Kruys getracht, zooveel
mogelijk afwisseling te brengen in zijn com
positie. Behalve de reeds genoemde solo,
heeft hij gemengd koor en kinderkoor aan
gewend. Het gemengde koor treedt vaak op
a cappella en waar het begeleid wordt, heeft hij
behalve van het orchest, ook nog ?an het orgel
gebruik gemaakt. In hoeverre nu de com
ponist er in geslaagd is, de moeilijkheden
hem door den tekstdichter veroorzaakt, ge
heel te overwinnen, kan slechts een uitvoe
ring leeren. Met groot genoegen keb ik
menig kporgedeelte ontdekt dat klankvol
gedacht is; aan den anderen kant zyn mij
fragmenten opgevallen, waar de koorstemmen
te instrumentaal behandeld zijn, zooals b.v.
de fuga, op de woorden: die het hart der
christenheid".
Jammer genoeg heeft van 't Kruys ver
zuimd in het klavieruittreksel gegevens te
verstrekken, waaruit men eenigermate de
instrumentatie zou kunnen beoordeelen; om
daarover dus een meening uit te spreken,
moet men eveneens een uitvoering afwachten.
Het klavieruittreksel is in one land gedrukt.
Helaas echter zijn de noten niet gestoken,
maar in gewonen boekdruk gezet, liet werk
maakt daardoor niet zulk een aangenamen
indruk als de meeste partitiën welke in de
duitsche Notenstechereien" zijn ontstaan.
Als ik dat met een voorbeeld moest staven,
behoefde ik slechts te wijzen op
hetkinderzangspel van mevrouw Van der Linden van
Snelrewaard?-Boüdewijns Jantje in Mod
derstad", dat in de lithographische inrichting
van Breitkopf & Hartel te Leipzig gedrukt,
een prachtvol uiterlijk vertoont.
Maar ook de muziek van mevrouw Van
der Linden van Snelrewaard is allerliefst.
De kindertoon is. goed getroffen, het is niet
te moeilijk, het gaat niet te hoog en ook de
begeleiding is heel gemakkelijk te spelen.
Het werk is al meermalen uitgevoerd, o. a.
te Rotterdam, Amsterdam en ik meen zelfs
ook reeds in het buitenland.
En toch heb ik tegen dit kinderzangspel
een groot bezwaar en dat is de tekst.
Als men nu meent xiat dit toch maar
bijzaak is, omdat het werk slechts voor
kinderen werd bedoeld, dan wil ik hiertegen
aanvoeren dat men juist voor kinderen het
beste en het edelste moet trachten te kiezen.
Kinderen zijn zoo enorm voor indrukken
vatbaar. Die indrukken blijven bij. Biedt men
kinderen een werk aan dat een ethische
strekking heeft van beteekenis, natuurlijk
zonder dat het daardoor uit den kindertoon
valt, dan kan zulk een werk in hooge mate
vormend zijn voor het karakter en den
schoonheidszin van het kind. Een ethische
strekking nu heb ik in het werk niet kunnen
ontdekken. Om dit te motiveeren moet ik
wel in korte trekken den inhoud van het
zangspel mededeelen.
In het eerste bedrijf ziet men een koor van
slordig gekleede, vuile kinderen, die zingen
dat zy volstrekt niet houden van een bad,
en in wasschen en kammen geen pleizier
hebben. Al heel gek is het wanneer zij zingen
(er zijn jongens ook bij):
Wij loopen hier zonder parasol (sic)
In den zonneschijn met een ragebol.
Daar komt Jantje aan, een net gekleed,
schoon gewasschen en gekamd jongeheertje,
dat echter alles behalve vriendelijk door de
modderstadsche jeugd ontvangen wordt.
In het tweede bedrijf maakt Jantje kennis
met een sponzevrouw, met een kanneman,
een borstelman en een zeepman. Met deze
personen spant Jantje samen om een radicale
verandering tot stand te brengen in de
smerigheid van de modderstedelingen. In het
derde bedrijf wordt een jongen, tegen wil en
dank onderworpen aan een reinigingsproces
en" in het vierde bedrijf is de geheele stad
verschoond en wordt er gejubeld op kranig
Jantje, die dit alles tot stand bracht.
Ik wil het aan den lezer overlaten te
beoordeelen of hij er beter in slagen kan dan
ik in dit gegeven iets hartverheff'ends te
ontdekken.
Het stuk is ontleend aan een prentenboek
Klein Jantje en de Kinderen van Modderstad",
Versjes van Johanna Wildervanck,
teekeningen van Ottilia Adelborg.
De tekst, voorzien van verschillende op
merkingen voor de regie, is aan het begin
van het werk afgedrukt.
(Slot volgt). ANT. AVERRAMP.
Emile Veiteren's jongste bundel.
Les tendresses premières.
Edmond Deman.
Bruxelles,
Men heeft eens Verhaeren genoemd een
enfant sauvage de Hugo". En voorzooverre
een dergelijke karakteristiek in een paar
woorden het geheel van iemands persoon
lijkheid kun omvatten, moeten we deze ge
lukkig noemen. Want Verhaeren heeft treffend
veel van Victor Hugo.
Groote lyrische kracht, in spontane op
bruising het geweldige bereikend, zij het
ook soms met opoffering van het harmonische;
een fantastische vizie, die ook het leelijke,
het rauwe, het troebele niet schuwt, en niet
te vangen is binnen de grenzen van welk
academisme ook ; een stoutheid in uitbeel
ding, met telkens weer vondsten treffend
door hooge oorspronkelijkheid en daarbij
tevens de neiging tot het onbeheerschte in
uitdrukking, tot het verbreken van alle
traditioneele regelen van metriek. Begonnen
vrijwel als parnassien, heeft hij zijn vers
meer en meer een vrije allure doen aannemen,
bij welke vergeleken die der verzen van bijv.
een verslibrist als Iwan Gilkin, regel
matig is.
Enfant sauvage de Hugo". We hoe ven dat
sauvage" zelfs niet te stijf vast te houden,
tenzij we 't alleen op de uitingswijzc van
toepassing achten. AVant met Victor Hugo
heeft Verhaeren ook gemeen het teedere ;
het teedere van den reus. We weten dat
groote kracht, forschheid en zelfbewustzijn,
moed en energie, dikwijls samen gaan met
een aandoenlijke teerheid, een fijnvoelende
goedheid. Zóó de liefde van den sterken man
voor het kind, die aan Hugo eenige zijner
meest doorvoelde verzen in de pen gaf. En
welk een teederheid, innigheid en zachtheid
er zijn in de ziel van den dichter der Villes
tentaculaires, der Villages illusoires, het werd
ons geopenbaard in Les heures claires, het
verrukkelijke boekje van liefde! . . .
Bij het openslaan van den j ongsteii bundel
moest ik denken~ aan een gedicht uit Les
Débacks, de wanhoop-verzen van 1888, waarin
de dichter staat aan 't einde van zijn twijfel
gepeinzen, zonder geloof of hoop of ver
trouwen. Men leze er het aangrijpende
P-ieu$ement op na 1).
Het door mij bedoelde gedicht heet Vers
l'enfance.
Met een hartstocht om te kennen en te
weten is de dichter het leren ingegaan. Hij
heeft gezocht naar de oplossing der levens
raadselen, getracht de diepten der mysteriën
te peilen, onafhankelijk willen staan als
zelf-denkend, zelf-voelend individu in het
groote heelal, en zijn kinderlijk geloof is
verbrokkeld uiteengevallen, de hemel ver
laten geworden; om hem heen heerscht het
ledige. Hij staat voor een debacle, ontmoe
digd, neerslachtig. Ook in hem is er een ledig.
Les passions d'éaeil et desavoir? Vidéee.
Ziedaar het resultaat.
En hy zoekt naar troost hij wil nieuwe
kracht in zijn ziel. Welnu:
... viens voir ton bel ange gardien, Ie tien,
Quilentements'assied sur tes tombeauxd'idées.
Nu komt een weemoedvolle vertroosting.
Il te parle tres doucement, de l'autrefois;
Ecoute: et les saluts, jadis, a l'oratoire,
Et les Noël et les Paques et puis les Croix
Et les* ames des tiens qui sont en purgatoire.
Ecoute: et les premiers alléluias chantés,
Et, Ie samedi soir, les bonnes litanies,
Et les psaumes, de nef en nef, répercutés
Et lents, aux pas gaux de leurs monotonies.
Ecoute: et les processions et puis encor
Les exvotos en Mai dressés sur des estrades,
Et la Vierge Marie, avec son Jésus d'or,
Et les enfants de choeurs qui sont des
[camarades.
Ecoute : et du petit lillage il s'en souvient
Ton coeur; coute: et puis, accueille en
[conflance,
A cette heure d'ennui, ton bon ange gardien,
Le tien, qui te rhabillera de ton enfance.
Wel niet uit deze stemming moge de bundel
geboren zijn die voor mij ligt, toch zou met
name het door mij gecursiveerde als motto
ervoor kunnen, dienen. Hy is gewijd aan
jeugd-herinneringen, diep-innig geborgen in
's dichters ziel. Daar zal hij uu zijn ziel weer
mee kleeden voor een wijl.
Hij denkt aan 't dorp dicht bij de Schelde,
waar uien de groote booten in de verte zag
voorbijvaren, droomgezichten van breede
gevaarten met zeilen en rookpluim,
stoetsgewijze 's avonds onder 't sterrelicht. Hij
denkt aan 't rustig leven daar, aan de stille
zomeravonden met gepraat aan de deuren
in de dorpstraat, aan het zonlicht, rijk over
de Jbloemvolle hovekens; aan de hooge popu
lieren, aan de langs latten geleide wingerden
en aan de vogels,
pareus & des nam mes solaires.
Hij denkt aan de fabriek in de buurt, aan
het aldoor donderend gerömbom van boven
naar beneden, en aan den wittigen stoom die
's Zaterdags uitwolkte ten teeken dat er een
dag rust zou volgen.
Hij denkt aan stille herfstavonden binnens
kamers, achter de gesloten luiken, als de
straat stierf onder 't geluid der laatste voet
stappen, en niets meer het bidden daar
binnen storen kon. Hij denkt aan een oud
karrepaard, aan den veerman, aan den met
selaar, aan zijn eerste vriendinnetje, aan den
jongen met wien hij om haar vocht, aan de
klok die nog in zijn ooren klinkt; hij denkt
aan het kerkhof.
Heel het kleine leven daar, het leven in
miniatuur, met al dat bekende, met buren
en bloedverwanten: het gaat opnieuw aan
hem voorbij.
En hij herdenkt ook met grooten ernst dat
het daar was in die stille o ngeving, gebogen
over zijn schoolboeken, dat hy zijn Vlaan
deren lief heeft gekregen met de hooge helden
gestalten uit de grijze verte. Eén heeft hij
zich toen leeren voelen met het volk dat na
zoo hoogun roem weer terugviel in zoo slappe
roemloosheid, maar aan wier ziel hij zich
verwant weet onlosmakelijk.
Aussi, lui ai-je, avec ferveur, vouéces vers
Qui Ie chantent,dans la grandeur ou l'infortune,
Comme la Flandre abaisse, ou léve au long
(des mers,
Avec ces sables d'or, sa guirlande de dunes.
Er is in de laatste jaren vaak gesproken
over de wenschelijkheid dat de.Vlaamsche
auteurs zich op het Hollandsch zouden toe
leggen. Metterdaad heeft een enkele het reeds
gedaan. Van Verhaeren is het niet meer te
verwachten. Maar hadde hij, gelijk Helene
Swarth, in zijn jeugd onder invloeden geleefd,
waardoor hem 't Nederlandscheven vertrouwd
geworden ware, naast Gezelle en haar zou hij
tot onze groote dichters behoord hebben.
We voelen in hem aldoor den Vlaming.
Als zoodanig slaat hij recht tegenover een
dichter als Georges Rodenbach.
Bij 't lezen van diens gedichten naast die
van Verhaeren, is 't of we in een streven
om zoo welluidend mogelijk academische
verzen te schrijven met geraffineerd senti
ment, tevens den dichter hooren coquelteeren,
om zich een cachet te geven, met het
Vlaamsche, het archaïeke Brugsche, hem nog eigen.
Hij verloochent het niet geheel, maar hij is
Parijzenaar geworden en hij weet precies wat
hij met die reminiscenzen doen kan. Zijn
herinneringen aan Vlaanderen, ze zijn als een
sachet, waarvan de geur aan het
modieusmoderne iets eigenaardigs geeft.
Niet aldus bij Verhaeren. In hem voelen we
den niet-Franschman.
Hij is een zoon van dat eenvoudige volk,
werkend op het vlakke land achter de dui
nen, waarop hij nog droomde van de Vikings
die er hun triomfen vierden, het krachtige,
struische volk, dat nog bloedrijk leeft als op
de oude doeken, dat naarstig bukt over den
akker of arbeidt in de werkplaats en uitgelaten
als kinderen zijn feesten viert, dat zichzelf
nauwelijks bewust is van de groote krachten,
die in hen woelen.
Verhaeren heeft het volle gevoel van zijn
volk. Zijn Villages illusoires. zijn Villes
tentaculares zijn er van doortrild. 't Is daar of hij
't zou willen beschermen tegen de macht
der Stad, die al verder en verder haar reus
achtige vangarmen uitstrekt, het monster
dat merg en sappen uitzuigt aan al wat het
vastgrijpt met zijn mtastende grijpers, om
het nooit meer los te laten.
En zijne taal, die aan deze verwantschap
1) Voor wie den bundel niet bij de hand
hebben, schrijf ik 't even af:
La n uit d'hiver lève au ciel son pur calioe.
Et j e lève mon coeur aussi, mon coeur nocturne,
Seigneur, mon coeur! vers ton piile infini vide,
Et néanmoins je sais que tout est taciturne
Et qu'il n'existe rieii dont ce coeur meurt,
[avide;
Et je te sais mensonge et mes lèvres te prient,
Et mes genoux; je sais et tes grandes mains
[closes
Et tes grands yeux fermés aux désespoirs qui
[crient,
Et que c'est moi, qui seul. me rêve dans les
[choses;
Sois de pitié, Seigneur, pour ma toute démence.
J'ai besoin de pleurer mon mal vers ton
[silence!, .
La nuit d'hiver lève au cicl son pur calice !
haar eigenaardige forschheid en kleur dankt,
moet den echten Franschman aldoor blijven
klinken als het indrukwekkende woord van
een voor hem verstaanbaren vreemdeling.
Hoe Verhaeren nog met zijn gansche ziel
gehecht is aan het land van zijn geboorte,
men hoeft er dezen bundel maar voor open te
slaan om het te ervaren.
Wat is het toch vreemd, het leven van
zoo'n dichterlijk kind ia de alledaagsche
omgeving van een kleine plaats. Wat moet
het den kennissen uit zijn jeugd, tusschen
wie hij zijn kinderjaren doorbracht, wonderlijk
zijn, hem nu over dien tijd te hooren. Al
wat hij vertelt hebben zij toch óók beleefd,
óók gehoord, óók gezien, maar 't is aan hen
voorbijgegaan. En dat jongske in hun mid
den, hun gespeelken, Emiel, op wien ze niet
meer letten dan op elkaar, wien ze wellicht
de baas waren in menig opzicht, hij zou van
hun dagelijksch bestaantje zóó diepe indruk
ken bewaren, dat hij er later dat
heelejeugdleven in St. Amand van kan herbouwen.
Onder de teerste herinneringen is wel die
van zyn eerste lieveke... de naklank van
een stem...
J'entends Ia-bas sa voix, sa voix...
Oa! la petite amie espiègle et blonde
Qui s'ea alla, vers i'autre monde,
Toute fragile, alors qu'elle ni moi
Ne soupconnions encor
Ce qu'est la mort.
Un jour, on m'assura qu'en des pays d'étoiles
Elle s'était perdue, avec des voiles,
Et des roses, entre ses doigts petits;
Son image resta fixée en nion esprit
Si belle,
Que tout mon coeur partit vers elle.
Je conservai longtemps sou souvenir pieux,
Dans mon troit livre de messe;
On y lisait la bonne bonne promesse
l>e se retrouver tom aux cieux;
Et c'est ainsi que je fis plus douce connaissance,
Grace a sa mort, avec la Vierge et la bon Dieu l
Niet met onverdeelde bewondering of sym
pathie copieerde ik deze strofen. Maar ze
doen ons Verhaeren kennen. In de eerste
het met aandoening terugdenken aan het
brooze, blonde kindje waarvan hij nog de
stem hoort... In de tweede de invloed der
geloovige omgeving: 't doode kindje als in
een apotheoze de illuzie zijner kinderziel.
In de derde, met verzen als proza, stroef en
vol van een pijnlijke, wat grove geestigheid,
de reactie van later scepticisme.
Verzen als proza ...
Er is haast geen gedicht van Verhaeren,
waarin we soms niet stuiten op, ons stooten
aan van die harde in ruw- of rauwheid van
realisme neergezette woorden, dat zich om
geen harmonie bekommert als 't ons een
heftigen indruk wil geven. Het is aan Ver
haeren zoo eigen, dat we ons zijn poëzie bijna
niet zonder kunnen denken, zonder die
wanklanken, hadde hij niet ook in zijn Heures
claires zooveel gelukkige verzen gegeven van
een-en-al welluidendheid.
Soms doet hij in het nabootsen van gelui
den denken aan Verlaine, en de vrijheid
van zijn vers werkt dan allergelukkigst mee.
Let eens op de twee eerste strofen van Les pas.
L'hiver, quand on fermait,
A grand bruit lourd, les lourds volets,
Et que la lainpe s'aliumait,
Dans la cuisine basse,
Des pas se mettaient u sonner, des pas, des pas,
Au long du mur, sur Ie trottoir d'en face.
Tous les enfants taient rentrés
Rompant leurs jeux enchevêtrés;
Le village semblait un arnas d'ombres,
Autour de son clocher,
D'oüles cloches déjd laissaient tomber,
Une a une, Us heures sombres,
Kt les craintes sans nomb/es:
Paquets de peur au fond du coeur.
Zoo zit hij stil te luisteren bij de avond
lamp, en zoo ligt hij uren lang te staren uit
het hooge zoldervenster op den middag, als
de hemel groot open hangt boven het lage
land, en als oogen die willen zien in de verte
de torenspits ondekken van Mechelen en die
van Antwerpen, nog verder... En de oogen
zijn niet moegestaard als de schemering begint
te vallen, de schaduwen uit de donkere
zolderhoeken komen sainenspoken, en een hui
vering van vrees den knaap bevangt, die
door die duisternis, als door tastende han
den om hem, de trap weer zoeken moet.
Dan de jongensleeftijd, de vlegeljaren .. .
zestien, zeventien, achttien ...
Het gaan naar de kermis, tuk op uitgelaten
plezier, op 't eerste avontuur met de eerste
jaloezie al gauw verbonden de durf, de
bravade, het vechten met de jongens van
naburige dorpen, die belust zijn op de
blonde, dralle herbergmeid, onaandoenlijk
dragend door 't rumoer de volle bierkroezen.
De opbruisende eerste passies in de
gezondlevenslustige omgeving. Schilderingen geeft
Verhaeren van het echt Vlaamsche
herbergle ven, kleurig en tintelend, overtuigend van
krachtige realiteit, gelijk hij ze gaf van het
land met bedrijvig beweeg in't blonde koren,
van den boomgaard in weelderigen vol
groei van rijpend fruit.
Een bundel als deze kan geen maakwerk
zijn. Er is als een stuk ziel in belichaamd.
We voelen het chte op elke bladzij. En al
kunnen we niet altijd den vorm bewonderen,
al zouden we hier en daar iets van prozaïsch
realisme willen zien wijken voor wat beter
harmonieert met het poëtische van
versrhytme en -klank, iets gansch eigens
spreekt ons toe uit al deze uitingen.
Laat ik om te besluiten nog de eerste strofe
aanhalen van Mon Village.
Une place minime et quelques rues,
Avec un Christ au carrefour,
Et l'Escaut gris et puis la tour
Qui se mire, parmi les eaux bourrues;
Et Ie quartier du Dam, misérable et lépreux,
Jetécomme au hasard vers les prairies;
Et pres du chnetière aux buis nombreux,
La chapelle vouée a la Vierge Marie,
Par un marin qui s'en revint
On ne sait quand
Du Bermude ou du Ceylan;
Tel est je m'ensouviens après nombres
d'anLe village de Saint-Amand [nées
Ou je suis né.
Den Haag, 6 Juli 1904.
W. G. VAN NOUIIÜYS.
Nieuwe banen. Moderne legerbeschouwin
gen, door F. A. G. BEELAEKTS VAN
BLOKLAND, bibliothecaris van het
Departement van Oorlog. Baarn,
Hollandia-drukkerij, 1904.
Wel wat laat kondigen wij hier de brochure
van den heer Beelaerts van Blokland aan.
Maar niet te laat, want de moderne" be
schouwingen van den bibliothecaris, die zetelt
in de boekenhallen van het Oorlogsdepar
tement, zijn zelve ook niet van gisteren of
van vandaag.
Ik weet, dat ik zal berijden het ros der
Onbedrevenheid langs de muren der Uitdruk
king" (Kipling) koos hy tot motto, en ofschoon
die strijdhengst mij vroeger niet bekend was,
durf ik reeds nu zeggen, dat hij den ruiter niet
tot een dollen wedren zal verleiden. Voor
een bibliothecaris is trouwens een paard
overdadige weelde; in een hoekje met een
boekje is hij beter in zyn element. Aldus
meende de heer B. v. B. geen onnut werk
te doen, door de verschillende meeningen
op militair gebied eens tegenover elkander
te stellen. Natuurlijk geheel objectief.
Als ik geroepen werd om partij te kiezen,"
zegt hij heel bescheiden, zou de keuze mij
zwaar vallen, want waar ik aan de eene zijde
inzie het noodzakelijke der evolutie, ja zelfs
der revolutie als deel der evolutie, zoo zie
ik tegelijkertijd, voor zoover mijn vermogens
gaan, de fouten, de schromelijke en toch,
naar het schijnt, steeds onomgaanbare fouten",
welke door de mannen der evolutie en
vooruitgang gemaakt worden en zou ik nuj
met een wy'sgeerig oogmerk, by de
tegenparty willen scharen."
Als voorbeeld van objectiviteit koos de
schrijver een kamerverglag, met dit bekende :
Enkelen meenden...; anderen weerspra
ken ...; sommigen stelden voorop .;.'. door
eenigen werd bestreden dat...; velen oor
deelden ... enz.
Op _den koop toe, geeft de heer B. v. B.
dan zyn conclusie. Jammer genoeg is hy
niet vrij meer in zijn keuze, want:
Ware ik echter vrij in mijn keuze, dan
zou ik zyn tegen elke omschrijving, en myn
stem geven aan : gehoorzaamheid, niets meer
en niets minder, en er tegelijkertijd en voort
durend naar streven door een betere opleiding
te beginnen by die in het huisgezin en de
school, door een ruimere, meer verstandige,
hoogere opvatting in het leger, initiatief te
ontwikkelen, aan te kweeken en tot z'n recht
te laten komen I Geen gevaarlijke omschrij
vingen, is myn stelregel en hebben geen wijze
voorbeelden in het Boek der Wijsheid?
Gij zult niet dooden", staat geschreven,
dat is de vaste grondslag voor de geheele
menschheid ! Er staat niet: Gij zult nooit
dooden", of nimmer eenig levend wezen
doodeng, of wat dan ook, Gy zult niet
dooden", niets meer en niets minder en tien
minuten nadat ik den man, die mijn kind
wilde vermoorden, de hersens heb ingeslagen,
zal ik met open oogen kunnen verklaren,
dat ik die ordonnantie volkomen onderschrijf,
als een schoon gebod vol wijsheid en liefde!
Minder controle, betere ontwikkeling en
meerdere waardeering van het initiatief,
ziehier in dezen mijn tweeden stelregel
Nog steeds geldt de uitspraak, dat men
zelfstandigheid iets onontbeerlijks, iets
prachtigs vindt. ., voor zichzelf wel te verstaan ;
en hoewel men in theorie ook veelal de
zelfstandigheid van zijn minderen aanprijst,
zoo noemt men die in de practijk toch in
den regel: ongepastheid.
Gehoorzaamheid is het fundament, geldende
voor allen, doch daarop moet een stelsel ge
bouwd worden, waarin voldoende ruimte is
voor een behoorlijke ontwikkeling van het
initiatief!"
Om alle verkeerde gevolgtrekkingen weg te
nemen, citeeren wij verder nog de woorden van
den schrijver de Nieuwe banen" die moderne
legerbeschouwinge* aankondigt.
Met nadruk wensch ik hier, voor zooveel
noodig, nog eens te verklaren, dat ik mij
geenszins gerekend zou willen zien als
behoorendétot hen, die zeggen: er is niets
goeds in dat streven der moderne richting;
diébandeloosheid is uit den booze en moet
onderdrukt worden, waar en wanneer en op
welke wijze dan ook".
De bibliothecaris van het Departement van
Oorlog zal alzoo eventueel voor verzachtende
omstandigheden pleiten, de modernen zij
het tot troost I"
Nico.
i iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
40 centi per regel.
iiiiiiiiiiiiimiiiiiiin
lllllllllllllllllllfltllMIIHHII!
Voor kinderen, die lijden aan Engelsche
ziekte eii klieren, zoodat spier- en
beenderenvorming beneden het normale blijven,
is KUFEKE's Kindermecl een uit
stekend voedingsmiddel, omdat het rijk is
aan phosphaten. Zijp groot gehalte aan
mineraalstoffen heeft een bijzonder gunstigen
invloed op de vorming der beenderen, terwijl
zijn rijk gehalte aan licht verteerbare
eiw*itstoffen den groei van het spiervleesch kracht
dadig te hulp komt. Bovendien bevordert
de voeding van zulke kinderen met KUFEKE'S
KINDERMEEL den bijna altijd ongeregeldeii
stoelgang.
Fotirnitteurt de la Cour.
CHOCOLA.T-VEEN
ARTISTIQUE"
LE PLUS DELICIEUX
CHOCOLAT POÜR CKOQÜEB.
Vsine* a Sneek {Hollande).
Normaal-Onderkleedinq
Prof Dn G.
?/ Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Hoofddep6t te AMSTERDAM: Kalverstraat 157 |
K. F. DEUSCHLE-BENGER.