De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 7 augustus pagina 2

7 augustus 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

r DE AH3TKRD AM,ME£ WKKIvBL-A^lf YOOK N E D E Rfl/A 'No. 14 Ik -t, 'f »T voor ieder villaterrein. Er is dus plaats aangeweze» voor-1950 \illak. Isdawitan wel behoefte ? Hoeveel jarea zal het duren eer dtee terreinen vol gebouwd zijn. i. Aan aangesloten bebouwing zal er een frontlengte zijn van een 20,000 meter ('tis hier om ronde cijfers te doen); dat is dus voor een 3300 tal huizen. Gelijk in iedere stad is er het meeste behoefte aan woningen voor den kleinen midden stand ; onderwijzers, kantoorbedienden, ambtenaren, enz. Gemiddeld komen er 3 gezinnen op een huis. Het groote complex van 450 Hectaren zal dus approximatief slechts plaats opleveren voor 1950 gezinnen in villas, en een 10,000 tal in de straten enz., 't geen geeft 375 viork. meter per gezin (straten enz. inbegrepen) of het driedubbele bijna der oppervlakte per gezin in de schilders" buurt. T)eze is lang geen ideaal van een stadskwartiar; om eea beter te maken, heeft, men zich echter niefc zoo te be perken als bij h^t ontwerpen daarvan i*- gsschied, noch zoover naar links aÜte dwalea als hier! Men bedenke dafe, waaneer men de eiaohen te groot stelt* met eon te te grooten duim stok meet, of de woningen te duur mtudtt (hierdoor opeenhoping in andere buurten), of de stad bij: de uitvoering vaa Mtt voorgelegde plaa aan groote .veeliezen blootstelion, j. Er is te weinig oppervlakte voor afbeèe ra woningen ingeruimd (ik ver onderstel, bij gebrek van eenigerlei toeliebting, dat inet de dunne blokken bij ,h*t mdjistrieterrein rondem het sport terrein on achter het villapark aan den Aamteil arbeiderswoniugen bedoeld zij a. M»t gemoegen laa ik in het verslag, der jongste vergadering, van de gezondheidscwaanHSsie, dat daarin dezelfde opmerking g«9»akti8.Ik voeg hier aan toe,dat bijeen eaaigsBins dieper ingaan in het uitbreidiags^ian wellieht het oordeel dezer c(MHBiiaflie niet zoo van ingenomenheid ze« hebben ov«Bgevloeid. h Van het park aan de westzijde zullen zjj vooral profiteeren, die aan de andere grens der gemeente bouwen met uitzicht pp dat park, niet Amsterdam zelf. In het bovenstaande heb ik zoo enkele opmerkingen neergeschreven waartoe een aarerdaehtige beschouwing van het uitbrjeidtQffspl'An mij aanleiding gaf. Ik deed dit zender eenige vooringenomenheid, alken uit belangstelling, als oud-strijder in zake uitbreiding van Amsterdam. Ik hoop, dat mijn opmerkingen mogen bijdragen om to doen zien, dat het plan nog alle» behalve rijp ia voor behande ling1; dat, om met den Inspecteur der gezondheidsdienst, den heer SootmuMer téspreken, bijv. de iadcclinir d<>r bouw blokken nog eens goed onder de oogon moet worden gezien. Hieruit zal vermoedelijk eon geheele omwerking moeten volgen. Als de ont werpers zich rekenschap gaan geven in dèrre cijfers, van de eischen aan een uitbreidingsplan te stellen niet 't oog op ??bevölkingHveruieerderingenheteventueele gehalte dier vermeerdering, als zij zich neerzetten om een toelichting te schrijven, die dien naam verdient, meer inhoudende, jian <ta povere beschouwing waarmee mea wordt afgescheept; als zij minder wilden rijden op het stokpaardje, vermijding van al wat rechte lijn is, dan zal er wellicht nog iets goeds uit het plan geboren kunnen worden. Wanneer ik ten slotte een bescheiden raad zou mogen geven, dat zij zich bij den omwerking spiegelen aan den laatsten uitleg van Amsterdam, dio. niet alleen voor den tijd waarin zij werd tot stand gebracht, maar voor alle ti.jdon, grootsch en schoon is, en Amsterdam gemaakt heeft tot de meest schilderachtige stad van het Noorden. I. GOSSCHALK. Brussel, 20 Juli 1904. IHIIMtlMHMHMIHItlltlllllltlllimlIMtlllHtlHnmiHMIHIIIIIIIIHIIMII DE PREDIKANT'S-DOCHTER, Uit het Deensch VAX KARIN MICHAELIS. (Slot). Toen hij heengegaan was, zei de oude predikant: De hoop blijft een mensch altijd bij, Malene, maar verlies nooit uit 't oog, dat je nu een oud juffertje zijt en dat de jonge meisjes 't gemakkelijkst haar weg tot 't huwelijksaltaar vinden. De mirtenbloesems zijn voor de jeugd, het kerstgroen voor de ouderen." En Malene deed haar best om die woorden vast in haar gedachten te prenten. Maar dat ging niet goed. Want wanneer ze 's avonds, vergenoegd en blij naar bed ging en, na eerst over andere, liefelijke dinsjen gedacht te hebban, ook trachtte zich de woorden van haar vader te herinneren, dan sliep ze juist in en droomde dat Arvid Eriksen tot haar zeide : Voor mij blijf je altijd jong, Malene.' Hij haalde ook de fransche boeken van de kast boven, en nu stond ook de predikant toe, dat ook Malene ze las. En toen ze daar eenmaal inee begonnen wa«, las ze... las ze... tot ze heelemaal vergeten was, dat ze mijlenver door heide omringd was. Door de zorg voor haar rieken vader had ze ook bijna het naaien verleerd. Nu. ver langde ze naar een blauw kleed en bestelde uit de stad blauwe kleurstof, om het zelve te verven. Donker korenblauw werd het kleed ; hals en mouwen boorde ze met wit lint en versierde ze met witte strikken en aan het middel naaide ze een oude, lang bewaarde zilveren gesp vast. Je bent jong, Malene," zei Arvid Eriksen, je bent jong in die japon. Diang die altijd." En Malene hing het bruine kleed weg en droeg voortaan het blauwe. Toen kwam de tijd, dat ze de zachte, witte wollen stof van het bruidskleed zwart moest verven voor een rouwkleed, want in den volgenden zomer stierf haar vader.. Op zijn sterfbed beloofde Arvid Eriksen den ouden predikant, als een broeder voor zijn dochter te zorgen en haar, zoolang hij leefde, nooit te verlaten. Toen Malene den vo 'genden dag bezig was, van erica en dennengroen kransen voor de kist te vlechten, kwam Arvid binnen en kuste haar op het voorhoofd: Nu zijn we broer en zuster, Maïene, en blijven altijd bij elkaar/' Toen was 't als fluisterde de kille dood haar in 't oor: Mirten zijn voor de jongen, dennengroen voor de ouderen." En ze boog het hoofd en weende. Arvid Eriksen nam nu geheel het predikants Verslag van eenige proeven, verricht op een séance der muziekale clairvoyante Ml Ie Nydia. Op een aanplakbiljet in Zandvoort stond te lezen: Mlle Nydia speelt, na in psychischen toestand te zijn gebracht, geblinddoekt op de piano alle :.aar aangegeven, voorhaar geheel onbekende muziek, manuscripten en zelfs composities op het oogenblik van haar séance door bezaekers gemaakt, haar in gesloten couvert gegeven". De middag van 29 Juli 1.1., woonde ik in het Olympia-palace te Zandvoort een voor stelling van Mlle Nydia bij. Ik zat op de eerste rij naast mejuffrouw S. uit Uloemendaal, studente in de scheikunde, en had bij mij een gesloten en verzegeld couvert, be vattende enkele balken van een muziekstuk, dat aan mlle Nydia niet bekend kon zijn. Bij het blinddoeken was mej. S. behulpzaam. Zy kreeg den indruk, dat de doeken niet Strak aansloten. De eerste blinddoek nl. bestond uit een strook.aan weerskanten van een bandje voorzien, welke laatste men bij 't blinddoeken moest saamknoopen en aanhalen; dan echter bleek, dat men de bandjes niet strak aanhalen kon, wijl de strookuiteindtn tegen elkaar aandrukten. M. a. w. de strook zelfwas wat langer dan de omtrek van 't hoofd. Over dezen eersten witten strook kwam een tweede, een zwarte, die, evenals de eerste, geheel ondoorzichtig scheen te zijn. Toen de impressario langs het publiek ging om de muziekale opgaven op te halen, reikte ik hem m'-jn couvert toe en toonde hem de zegels. Hij vroeg mij of hij het couvert openen mocht. Ik antwoordde ont kennend. De impressario zei toen : wat-doet het er toe of het stuk in een couvert is; Mlle Nydia is toch geblinddoekt. Ik herhaalde mijn weigering. Hierop g»? de impressario mij het stuk tervg. Mlle Nydia speelde ook stukken, waarvan de titels vermeld waren op aan het publiek uitgedeelde lijstjes. Ieder die wilde mocht een titel aanschrappen; de impressario bracht de lijstjes naar de piano, zette ze achtereen volgens op den lessenaar en daarop speelde de clairvoyante het aangestreepte stuk. Ik zelf had aange?chrapt de Triiumereien van itimuntlniiiiiiMMimiiuMiimiimitMumiitNiiiimttffriiimmtnMiHMitHi ambt waar in afwachting der officieele aan stelling ; zoowel hij als Malene rekenden er vast op, dat die niet zou uitblijven. Op zekeren avond maakte Malene eene verre wandeling; zorgvuldig vermeed ze 't langs de huisjes van t dorp te gaan. In 't westen was de lucht nog vaal-purper geverfd door den zonneondergang, die langzamerhand plaats maakte voor hut nachtelijk duister. Ze had de behoefte gevoeld alleen te zijn met de natuur om tot klaarheid m rust te kornen. En vast nam ze zich voor: vertre den en vernietig'! moesten worden al haar liefste illusies, al de vrouwelijke wenschen en verlangens, waarmee ze in gedachte Arvid's beeld omsponnen had. Het schoonesiot, Wolkenburg, dat haar verbeelding haar voorgetooverd had, moest afgebroken en in de plaats daarvan een hntju gebouwd worden. En met elke schrede die ze deed, droeg ze steenen bij voor dat stulpje waarin ze leven zou, niet als echtgenooto maar als zuster. Hij had beloofd haar nooit te zullen verlaten en ze wist dat hij zijn belofte houden zou. Aan haar was 't daarvoor te zorgen, dat dat besluit hern niet zou berouwen. Ja, ze wilde sterk zijn.... Kn verder schreed ze voort, hardop met zichzelve sprekende en de honderde vragen, die zich als dwaallichtjes aan haar opdrongen, van zich afwerende... Als 'n heilige taak nam ze 't op zich, zijn leven zonnig en aangenaam te maken zoovt el ze kon. Hij zou ook niet meer zooals ze hem zoo vaak gezien had voor 't venster staan, naar de wolken turende, mot innig verlangen in het hart. Ze zou er voor zorgen, dat hij af en toe reizon kon waarheen hij wilde. Malene bezat van haar twaalfde jaar een moederlijk erfdeel van duizend kronen, behalve de renten, die in die '2~i jaar tot een aanzienlijke som moesten opgeloopen zijn; misschien zouden 't bijna tweeduizend kronen zijn In 't rekenen was /e geen licht. Maar hoe 't ook zij, Arvid kon dat geld opnemen en er over beschikken. Als hij verlof kreeg en tijdelijk weg was, zou ze de kamers zóó in richten als hij 't wenschte . . . Steeds verder dwaalde ze voort. ..; zóó ver was ze nog van haar leven niet geweest! Ze kwam aan een beek, waarover 'n brug lag, toen op een landweg, aan beide kanten met boomen beplant. De koele morgenwind ruischte door de bladeren In 't oosten begon het te dagen .. . En daar .. . daar lae akkerland . . . een groot korenveld en aan den slootrand, een wirwar van bonte bloemen die er tierden huizen met tuinen er omheen, en verderop bosschen.. . boomen naast boornen met bveeile kronen, lie als daken zich boven de donkere aarde uitbreidden ... Malene, 't meisje van de heide, geloofde haar oogen niet! Ze plukte bloemen eu gras halmen en korenaren, keerde terug naar de Schnmann en wachtte tot het lijstje gehaald zou worden, Eenige plaatsen van mej. S. en mij af 7,at mcj. X., een kennis van mej. S. Mej. X. schrapte de- VnvnHer'ii Ktistiranti aan en vroeu aan den impressario of zij het Ijjs'je in een couvert mocht doen en zelf dat op de piano zetten, als de andero nummers 'afgeloopen waren. Lie impres-'ario zag het lijstje even in, gaf het gevraagde'verlof en ging met ajidere lijstjes naar liet medium. Xu trad mej. S. op mej. X. toe en vroeg baar niet het lijstje met de Cai'/illeria, doch mijn lijstje met de Triiumereien in het couvert te doen, daar de impresario dat laatste lijstje niet gezien had. Mejt X. slemde toe en plaatste het couvert met mijn lijstje op ile piano. Terstond speelde het medium de CavallerinHierop kwam mej. X. met mej. S. over het geval .«preken en de impressario, bemerkend dat er wat gaande, was, trad nadeibij en vernam, dat de Trü'imireien aangeschrapt waren. Hij maakte het couvert open en zei: de Tmnmere en en de Givnlleria zijn beiden aangeschrnpt." Hij liet ons dun ook inder daad ook naast de Trawnereien een klein schrapje zien. Dit echter was noch door mij, noch door mej. /S', daar gezet, terwijl ook mej. X. er nif.ts van wift. Aan hi't eind der voorstelling vertelde de impressario, dat Mlle Nydia den volgenden dag weder allerlei knnststukken zou vertoonen; dat zij echter gt-en haar volslagen onbekende muziek door een couvert heen spelen kon. Ten slotte. nog de volgende opmerkingen. Ten eerste, dat Mlle Nydia meermalen, als in wanhoop, de handen aan het hoofd en dus ook aan den blinddoek bracht. Ten tweede, dut de steller van dit verslag volstrekt niet de mogelijkheid van hypno tische clairvovance ontkent, maar zeer beslist het nut en de wenschlijkheid van proeven, die voorgeven de clairvovance te bewijzen en het niet doen. Ten derde, dat de Opregte Hanrkmmer het niet geschikt achtte een Wicht over de hier vermelde feilen te plaatsen. Dr. Ca. M. VAN DEVENTER, doctor in de, scheikunde. «MlllllllllllllllMIIIIIIIIMIIIIIIMIIIIMIIIIIIHIllllHllllltllllllllMIIIIIIIIIIIIMI Tentooist m FratóeplBiüsn-n te Parijs. Het succes der tentoonstelling te Brugge, nu twee jaar geleden, zal wel den grooten stoot hebben gegeven tot het organiseeren der Parijsche, die ook alweer tot het verleden behoort. Het napraten erover moge niet onge rijmd heeten want het zal er nog wel meer over gedaan worden l Er is een kwestie uit voortgekomen. De tentoonstelling wel niet zóó uitgebreid en rijk als de Brugsche, was eveneens zeer bezienenswaard maar bovendien belangwekkend, wijl ze het bestaan van een tot heden vrij wel veronachtzaamde kuristbloei uit het verleden voluit in het licht heeft gezet. Dit is een ge wichtig resultaat van de Parijsche onderne ming, voor kunsthistorische navorschingen in 't bijzonder. Wel zal het quantum van onzekerhtd'-jn bij studie van veertiende en vijftiend' eeuwsche kunst er iloor uitgezet worden, maar allicht toch ook dat weer veel raadselachtigs zich iets nader terecht laat vinden. Er wordt echter een resultaat van grooter beteekenis uit deze tentoonstelling geconstateerd, vooral van fransche zij-Ie, namelijk dat er een zelfstan dige fransche primitieve kunst is geweest gelijk in de Neder'anden en in Italië. Maar de zucht tot streeling van nationale trots is daarbij al tüoverwegend geweest, dunkt mij. De uitvoerige beschouwingen en kunst historische commentaren in den catologus en elders gegeven, vormen een doorloo pend pleidooi. Vóór een sirakke controle «iimitHitHimiiiMHiiHimiimitHMmiimiiiiiiMiimtiimlfiiminintin beek en spiegelde zich in 't water. Droomde ze niet? en was zij ''t zelve wel?... Toen zette ze zich aan den rand der beek en lachte <le visehjes too, die tmsehen steenen en mos zwommen... en lachte en schreide... Ze verlangde 't zwarte rouwkleed af te leggen en in 't water te gaan. Maar daar hoorde ze weer fluisteren : Vergeet niet, dat je al oud bent, Mitlene !". . . Op eens voelde zo zich zóó vermoeid ! o. kon ze zich maar thuis verbergen... En ze wende zich af van't bloeiende land en keerde terug. Spoedig tn d zu weer op heidekruiden roodachtig /and ; de on liefelijke heide om ringde haar weer. Slepend was haar gang. 't Was haar, als had de ouderdom zich op haar schouders gezet en moest ze dien last nu, steunend, mee torschen. .... En Arvid die in al die tijd geen eten gekregen had! Ze spande zich in om sneller te loopen, maar 't was of ze zich een we door 't bosch moest banen, daarbij strijdend tegen vermoeienis en slaap. Wanneer Arvid haar nu miste en van de eene kamer in de andere ging om haar te zoeken en hardop haar naam riep? ... Wan neer hij van den heuvel naar haar uitke k ... of heenging om haar te zoeken?. .. Onwille keurig namen haar voeten een aanloop, even ijlde /.e over het heidekruid. De weg vcor Arvid moest bekort worden. Maar wanneer hij uitgetogen was om haar te zoeken, dan hield hij ook stellig mér van haar dan als van een zuster .... Malene zonk op haar knieën .... /e had Arvid reeds van uit de verte herkend, terwijl hij nog slechts als een zwart stipje op haar afkwam. Zo wilde 't Onze Vader bidden, 't gebed dat sedert maanden niet over haar lippen gekomen was, maur vergiste zich en raakte in d-; war en prevelde: Op den derden dag uit den doode verrezen en opgevaren ten hemel, zit tende ter rechterhand Grods, enz...." Ze hoorde haar eigen woorden niet, die ze murmelend herhaalde, totdat Arvid naar haar toegesneld kwam. Ik ben boven in den kerktoren geklommen om naar je uit te kijken, Materie," zei hij. Ik was zóó ongerust over mijn zusje! 't Was of de weefstoel en 't orgel ook wegge gaan waren, jij behoort daarginds zoo onaf scheidelijk bij' dat alles !" En bij 't werk '." voegde Malene er bij. Arvid vroeg en verkreeg een verlof van drie maan len, nadat hij ook zijn oilicieele benoeming als pre likant ontvangen had. Maar Malene's geld wilde hij niet aannemen ; hij teerde op zijn inkomen. Toen hij op reis ging reed Muleno twee mijlen ver met de post mee, om zoo lang mogelijk bij hem te zijn. Toen ging ze alleen weer naar huis. Alles wat ik weet, schrijf ik je, Malene ; dan is 't alsof je bij me bent. Ik wilde dat je mte had kunnen gaan. 't Valt me zwaar, je te moeten missen !" Dat stond in den eersten of critische behandeling van al die beschou wingen en uitsprakep, zou men eerst te arbeiden hebben aan een stevigen basis van kunstwetenschappelijke studie, want daarover bewegen de argumenten zich veelal. Er zijn vet. l namen genoemd tot lieden schaaisch of nog nooit gehoord en, die eenmaal gevonden gaat het attribueeren, aanvankelijk althans, altijd wat vlotter. Ja, uit de?e tentoonstelling is een kwestie voortgekomen. Tegen veel beslissingen /uilen allerlei bebonkingen niet uitblijven. Zoo is er reeds de opmerking gemaakt, dat verschillende in Frankrijk wer kende schilders gekomen waren uit het Noor den, dat /ij in hun kun-tuitingen traditie s van uit den vreemde overbrachten, dat hier dus alvast niet van een specifiek fransche kunst kan gesproken worden. Ook, en mij dunkt terecht, werd er gewezen op de oraftandigheid dat de kunstbeoefening toen in Frankrijk zich uitte iu onderscheiden rich tingen, aangeduid door localicatie ; waar aard en neiging van een bepaald volk zich uit spreekt in kunst, moet er, zij 't dan onder verschillende muancen, toch iets gemeenschappel^jks in den grondtoon blijven waar te nemen. Dit wordt dus een geding onder bevoegd heden uit te maken en die nu op dit kunst historisch terreinzich onnauwkeurig vertrouwd achten, of te weinig materiaal in de studie kamer verzamelden, zullen zich schuchter terugtrekken met hun oordeel of zienswijze. Maar ik vraag, is het alleen aan de beproefde wetenschap om zich hier een uitspraak te permitteeren; en dan, wat is de onbevangen algeuici'iie mcening die resulteert van eene aandachtige, van eene kunstproevende be schouwing der werken van deze Fransche primitieven? Hadt ge daar slag op slag de verrassing van het ontmoeten eenpr nog ongedroomde kunst-uiting, een kunst die geheel onafhankelijk zich zelve houdt, zij het dan ook dat z\j andere in herinnering brengt inaur niet tot directe vergel^king? Was de overtuiging aldus weer levend geworden dat er nooit een maat zal zijn voor de verschei denheid in schoonheidsopenbaring??Neen. Of was het al bewonderende zoovele werken, toch haast onwillekeurig een toetsing aan de schoonheid van andere welbekende pritnitiere kunst, hit hervinden van indrukken door de laatste verwekt? Ja! De vergelijking helt beurtelings over 't zij naar de Italianen 't zij naar de Nederlanders, en in een later tijdvak bij de exquise portretkunst van Clouet, van Corneille de Lyon, naar de Duitsche, met name de kunst van Holhein. Daarbij kwam nog, dat er verschillende werken waren, die. het nog bijzonder twijfelachtig maakten of zij wel in Frankrijk gemaakt werden, werken waarvan men de eigenschappen van Vlaamsche kunstuitingen om zoo te zeggen af kon snijden. Neen, de tentoonstelling heeft niet uitgewezen dat in zijn geheel er een Fransche primitiere schilderkunst geweest is met een tusschen de uitheemsche, duidelijk onderscheidbaar zelfstandig karakter. Vele hebben ontegeiuesgelijk een eigen cachet, maar de afhankelijkheid aan vreemde elemen ten blijkt toch steeds over 't algemeen. Er zijn echter ook onder die Fransche artiesten naturen geweest, zoo krachtig, dat zij hun eigen baan vonden en in afzondering belraden. Zoo wa< er een aangrijpende Piëta van een dramatische kracht als een Kogier van der Weyden en ia den bouw en schildering van een monumentale allure als een Italiaausche fresco. De figuur van den donateur geknield in zijn witte kleed vertoonde tevens een verre ontwikkeling van zuivere schildersgaven. De maker is onbekend en het stuk, afkomstig uit Villenneuve-lès-Avignon, werd nog nooit ge xposeerd. l'it hetzelfde museum was ook gekomen een schilderij voorstellend de kroning van brief, die Malene na eenigen tijd ontving. Ze las 't telkens weer over, in zijn kamer op 't Zuiden, in de andere op 't Oosten en Westen; ze las 't op de heide, in den stal, bij 't zieke schaao. Maar terugschrijven deed Malene- niet ; ze kon geen zinnen bij elkaar voegen. Maar daar buiten in de zandkuil zat ze en teekende met 'n takje letters in 't zand die de wind weer uitwischte . . . Op een aiidertn keer schreef hij: O Malene, wat is de wereld toch schoon ! 't Is me of ik een zonnetje van binnen gekregen heb. Daaen en nachten volgen elkander op, maar mijn vreugde blijft me bij: Malene, /u«jelief. We zullen altijd bij elkaar blijven, nietwaar? Vaak verbuig ik ook weer terug naar de pastorie op de heide, naar den weg die naar ons kerkje leidt, naar 7nijne goede gemeente. Ook naar u verlang ik, maar 't is een kalm, rustig verlangen. Ik weet, dat ik je weer terug zal vinden daar, waar wij afscheid genomen hebben. Zult ge dan mijn blijdschap begrijpen ?" Malene las de brief heel langzaam. In haar hart voelde ze geen weerklank van de vreugde en het geluk, die uit zijne brieven spraken. Ze dacht aan 't koren veld en aan de vele bonte bloemen, aan de beek en het bosch ... Ja, die wereld was wel veel schooner dan de een tonige heide. Zon 't niet begrijpelijk en ver geeflijk zijn, wanneer bij daar bleef, en niet tot haar terug kwam ? Want in die schoone wereld met bosschen en bergen, dalen en meeren en bloemen, daar waren ookmenschen en die veroorzaakten haar angst en onrust. . . Een maand lang hoorde ze niets van hem. 't Waren de langste dagen, die ze ooit door leefd had ! Eiken avond liep zo op weg den brievenbesteller tegemoet; maar hij groette alloen, zonder zijn tasch te, openen. Dan ging ze weer naar huis en zette zich voor het orgel. Dat was haar eenigste troost. Spelen kon ze er niet op, ze was tevreden wanneer y.o er slechts enkele tonen uit kon balen. Van den winter zou hij daar weer zitten en die oude, vreedzame kerkliederen spelen, terwijl zij van 't lijnste linnen priesterkra gen voor hem maakte. Eindelijk meldde hij zijn terugkomst! Malene werkte dien nacht door, om alles klaar te krijgen, zóó als ze 't zich voorgeno men had. Het huis maakte ze van onder tot boven schoon, als voor 'n feest. 't Was 'n zonnelooze Octoberdag maar ze vulde alle va/en met erica en vlocht kransen om de familieportretten. Ze slachtte het jongste lammetje en be reidde het met versch gemaakte boter; ook een smakelijke pudding maakte ze klaar, want het was immers eon feesulag; Ze dekte de tafel voor broeder en zuster en trok haar koornblauw kleed aan . . . Nu stond ze hand in hand naast hem. Dus Maria, op naam van Enguerrand Charenton ; met zijn vlakke schildering en str.^, uit gestreken wel wat rauwe kleuren;; waji het mede een opzienbarend stuk d»t bïslist een eigen karakter te erkenneri «f.wong. Dan is Jean Fouqnet.als portretschilder, een verschijning in de kunstgeschiedenis, die niet aan andere van de grootste beteekenis ondergeschikt of afhankelijk kan geheeten worden. Het rijke en nobele, zoo voluit com plete portretstuk uit het Berlijnsche museum, hier aanwezig, heeft de waarde van het on vergelijkelijke. Een raadselachtige figuur is mij de zoogen. Mattre de Stoulins. Verschei den werken op zijn naam doen verloop van verschillende phases i n z^n ontwikkelingblij ken, ah ten minste de attributies alle juist zijn; maar deze dwalen wel eensj by 't zoeken naar punten van overeenkomst van 't eene werk op het andere, aaramerkelijk van het uitgangspunt ter vergelyking af. Daar was een schilderij en heel mooi zoowel om de uitvoering ,als om een groote innigheid van expressie dat deed twijfelen of dan een werk op de Brugsche tentoon stelling op naam van H. v. d. Goes. het sterf bed van Maria, van dien meester w el was, en weer andere, waaruit zicli de zoogenaamde Meister der Weiblichen Halbflguren k&a ontwikkeld hebben. Die ala groote of merkwaardige persoon lijkheden onder diefiansche primitieven naar voren tre<k»n, ze vertoonen zich niet ala de standaardilragers van een afgesloten kunst beweging, maar. ais afzondeilijk.e werkers, los van hun omge-ving. Een nadere beschouwing van deze tentoon stelling zou doen uitkomen dat er in h«t tijdperk dtr primitieven ook in Frankrijk een kunstleven was dat meer en belangwek kender gedenkteekenen achterliet, dan men tot heden vrij algemeen meende. Maar dat bjj een overzicht van de groote ontwikkelingen in schilderkunst van uit Frankrijk door een. zelfstandige groep een belangrijke strooming valt na te wijzen, dit moet dunkt my ont kend worden. Die eer komt Frankrijk eerst toe in de 18e eeuw, de eeuw van verfijnde smaak en elegantie. W. STEEXHOFF. 40 cents per rag el. miiiiiiiiMiiiumniiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiimmiiiiii nnnniHHiimi>«J Voer kinderen, die lijdende zijn aan braakloop en zomerdiarrhee, ken merkt zich KUFEKK'sKindernreel, zonder melk, alleen niet water toebereid als een uitstekend voedingsmiddel, daar het in juiste verhouding precies dezelfde bestanddeelen als de moedermelk bevat en dienten gevolge als uitstekend voedsel voor kinderen dienen kan. De eiwitstoffen, waaraan het zoo rijk is, vormen een zeer onvruchtbaren voedingsbodem voor de ontwikkeling van de organismen, die braakloop veroorzaken en brengt de ziekte tot staan. JFournittearf de Ia Cour* CHOCOLé-T-VEEN ARTISTIQUE" LE PLUS DfiLICIEüX CHOCOLAT POUB CROQüER. Vsinet d Snerlc (Hnllandr). ? had de wereld hem toch niet weggelokt! Ze gingen aan tafel en aten van het feestmaal. Arvid bewonderde de friscli versierde kamers; later zette hij zich aan het orgel en zong. Malene wilde de lamp aansteken, want 't was reeds lang schemerdonker om hen heen geworden, maar Arvid verzocht haar daarmee nog wat te wachten. Kom hier naast me zitten, zusje, dan zullen we over de toekomst spreken.1' Zwijnend zette ze zich neer. We willen immers altijd bij elkaar blijven, lieve, niet waar? En Malene raad eens, waar om ik die groote, woelige wereld daar ginds, schooner heb gevonden dan onze vredige, rustige heide ? raad eens waarom ?" Ze antwoordde niet. Malene, ik heb daar ginds het geluk gevonden! begrijp je me nu? Ik heb 't je niet willen schrijven, omdat ik zeif,'t eerst je vreugde erover wilde hooren. Denk eens, zusje, ik heb daar 'n lief, jong meisje leeren kennen, dat het leven hier op de heide met ons samen doelen wil wanneer jij't ook goedvindt. En ik weet zeker, dat je 't ook goed zult vinden.?? Maar waarom ant woordt je niets ?" Langzaam, zacht en aarzelend vroeg Malene: Wil je g-aan trouwen? Komt ze hier? ' .Ta, zoo gauw als je haar ontvangen wilt..." Kn dan, zusjelief, zou je haar dan ook willen helpen, om haar uitzet te naaien ? en haar te leeren zoo flink en handig te worden als je zelve- bent':" Hij trok haar naar zich toe. Cieef me 'n kus, lieve, en zeg nie dat je ook blij zijt over mijn geluk." En hij kuste Malene ; maar 't duurde nog 'n poos, eer ze do woorden zeggen kon, die hij wenschte te hooren. Later op den avond, terwijl ze aan tafel zat te naaien, vroeg ze nog : Arvid, ze is zeker nog jong ?" Ja, zusje, ze is nog zóó jong, dat jij best haar moedertje zoudt hebbeu kunnen zijn-, ze is 'n lief, klein meisje." * * Toon Arvid den volgenden morgen in de kamer kwam. lag over tafels en stoelen hoog opgestapeld, al het linnengoed, dat Malene's moeder en zij zelve geweefd en genaaid hadden. Zie hiei% Arvid, dat is mijn huwelijksgc'schenk voor u be.ideu. Ze is zoo jong, ze mag geen roode oogen en harde vingera krijgen van 't naaien en weven; ik ben al oud en zal mijn bost doen om u beiden te helpen." En Arvid wist geen woorden te vinden om Malene te danken en te prijzen. Maar Malene giug buiten tusschen de heu vels en schreide lang en droevig.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl