Historisch Archief 1877-1940
T
. 1415
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
A V Cl i
Haar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-A gentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HÖKX, Amsterdam*
in tabletten a 10
voor 2 borden voortreffelijke Soep,
zijn voor het gebruik gereed en slechts met bijvoeging van
water in "korten tijd bereid. Meer dan 25 soorten bieden
rijkelijke afwisseling.
Te verkrijgea bij kruideniers en comestibleshandelaars.
niiMniiilimHiiiiiiiiinHiiiiniijiiinniiiiiHmMiiiiitmiiiiMUMiMiiMiiiiiMiiiiiiiMH
VOOE1 DAMEjS.
De M r lajfre school1}
Over de taak der lagere school" moge
verschillend geoordeeld worden, daarover is
men het toch wel eens, dat de lagere school
mede heeft op (e voeden d.w.z. bij te dragen
' tot de physieïe, intellectueel* en moreele vorming
van het kind. <
# *
*
Allereerst dus tot de physieke vorming en
dat niet zoozeer, omdat een rationeele
op-Yoeding ich wendt tot het geheele object,
maar wel, om den invloed, dien het physiek
op intellect "en moraal uitoefent, een in vloed,
nog steeds htt best gekarakteriseerd met het
,oude: Slechts in een gezond lichaam een
gezonde ziel".
En nu moge het waar zijn, dat de physieke
vorming Voor het grootste deel in het gezin
behartigd wordt, de BiJhool.heeft toch (door
hygiënische inric|ttiag der lokalen o.a.) schade
te «neerkomen, dèrsfchool heeft door spel en
?jgaiaasüek voor doelmatige beweging te
?«orgen, de schoei, heeft, bij gebleken onmacht
der ouders en in afwachting van de her
vormingen, die dezen er toe in staat zullen
stellen, rechtstreeks voor de physieke vor
ming te «orgen (kindervoeding,
kinderkleeding, gchöolbadeii, enz.).
* *
? &
Wat do inlelkclueele vorming betreft, deze
ie ia hoofvfzaak aan de school opgedragen,
«tndat oergens anders de geestelijke functies
(waarnemen, voorstellen, herinneren,
associeereu, oordeelen, denken, «nis.) eoo
eteteelmatig in actie gebracht kunnen worden.
Daartoe heeft de school natuurlek kennis aan
te brengen, maar... de»e keunis moet het
is voor het kind de voornaamste eisch
passend wezen, en dat kan van alle nuttige
kennis" niet gezegd worden. Er is onder
hetgeen als nuttige kennis" wordt aange
diend veel, dat boven het kind ligt.
In het belang van het kind diende dus de
school vrij -wat ballast over boord te werpen,
maar op dit oogenblik zou dit voeren, niet
slechts tot conflicten met bestaande leerplans,
maar ook, (door de weinige vervolg klassen, door
bet ontbreken van leerplicht op liet
herhalingsonderwijs) dit zou sommige kinderen kunnen
schaden. Daarom mort zeer zeker bij deze
vereenvoudiging met de net-dige
bedacht«Munheid opgetreden worden, .maar toch,
die vereenroudiging moeten het belang van
b«t kind de sympathie der school hebben.
]$e vereenvoudiging toch zal mogeljjk maken*
dat de school slechts geeft, wat des kinds is.
Eu al zij toegegeven, -dat de rationeele
grondslag, waarop' luik onderwijs moet rusten,
hier te lande nog ontbreekt, dat de
kinderpsyth'ologie nog in wording, is, (eerst ver
leden jaar is, op initiatief van het Nederlandsch
Onderwijzers Genootschap een Commissie
voor Kinderstudie tot stand gekomen), dat
gene, wat in het buitenland (vooral in
Amerika) reeds gevonden is, geeft recht voor
bedoelde vereenvoudiging te arbeiden, haar
voor te bereiden.
;lntu#sch«en, ook a] wordt de aan te brengen
k«tims nog zoo beperkt, een zekere hoe
veelheid moet aangebracht worden, en dit
?aanbrengen dient het behoeft weinig
betoog te geschieden, overeenkomstig de
natuur van het kind, iets, dat (dank zij de
reeds geconstateerde achterlijkheid in de
kinderpsychologie Wer te lande) aieh nu wel
niet in bijzonderheden laat bepalen, maar
waaromtrent toch wel door de ervaring vast
staat, -dat nanKhouwirig en zelfwerkzaamheid
de grondslagen dier methode moeten zijn.
Die principes thans toepassen in haar vollen
omvang, is, gewoonweg, onmogelijk om
de groote klassen, wel dient er in die
richting gearbeid te worden. Het doen be
hoort het aanschouwen meer en meer aan
te vullen, terwijl elks aanvulling in deze
richting tot beperking der gewone leerstof
voert, d.w.z. de juistheid van liet pas be
toogde bevestigt.
n door slechts of in de eer-ste plaats ge
paste leerstof aan te brengen, n door de
nuttig*} kennis" te beperketj. n door het
doen van het kind meer in dienst van het
leeren te stellen, zal er dus naar gestreefd wor
den, het kind ie leden arbeiden naar de mate
zijner krachten. Hierbij zal echt-er blijken, meer
dan thans, dat die krachten zoo uiteenloopend
zijn bij een groep van b.v. 50 leerlingen, dat
splitsing naar die krachten wenschelijk is
(fehvien naar begaafdheid).
Ook na die splitsing doet zich deze eisch
natuurlijk gelden, zoodat de hygiëne zal hebben
te bepalen, l\oe lang elke les hoogstens mag
duren, hoe lang de schooltijd irrag wezen,
hoeveel pauken in eiken schooltijd noodig
zijn, enz. en zeker omtrent al deze zaken
zjjn de noodige voorschriften nog niet zoo
bindend als die bij het oplossen van een of
auder \viskundig vraagstuk, maar hetgeen in
deze gevonden is, is niet meer zoo vaag, dat
de persoonlijke ervaring den doorslag zou
moeten geven, terwijl deskundige voorlich
ting noodig is, ook om eventueele schad-e
voor het kind te voorkomen, (schoolartsen).
* *?
*
Dat alles echter heeft nog slechts betrekking
op ne zijde der intellectueele vorming, op de
kennis, en ook het gevoel heeft zijn rechten,
ook dat moet verzorgd worden. En al zij
toegegeven, dat het gevoel aan .de kennis
verbonden is, dat het wortelt in de voor
stellingen, daarmede is niet gezegd, dat door
voorstellingen aan te brengen, en dat alleen,
het gevoel krijgt, wat het toekomt. Het ge
voel heeft zijn eigen wetten, en de school
heeft daarmede rekeninj' te houden vooral
omdat voorstelling en g, voel de factoren
zijn, die de daad bepalen.
Als b.v. ne gebeurtu'is op school het
geheele schoolleven kar kleuren d. w. z.
als het gevoel, aan iu voorstelling ver
bonden, zich mee kan de( i aan alle
daar1) Vgl. Ce AmsterdammA lan 12 Juni 1904.
mee verbonden voorstellingen, dan is het zaak,
dat het onaangename voor het kind uit de
school blijve (voor zoo verre dit slechts
eenigszins mogelijk is), dat het aangename
daarentegen in school gebracht wordt, zoodat
schoolfeesten, schoolwandelingen, schoolreisjes
(o-m maar iets te noemen) met volle recht
hun plaats in de school innemen of opeischer.
?* *
De moreele .vorming eindelijk komt neer
op een werken voor anderen, op het op
volgen van het groote gebod: Heb Uw
naaste lief als U zelf!" maar daartoe is aller
eerst noodig, een kennen van anderen, een
zich verplaatsen in anderer toestand, en dat
is enkel en alleen afhankelijk van de ver
kregen intellectueele ontwikkeling: de moraal
groeit slechts op den bodem van het intellect.
Een ander begrijpen is echter nog niet voor
een ander werker/,, het is zoo; aan dat be
grijpen moet zoo sterk lustgevoel verbonden
zijn, dat de daad er op volgt en door het
toepassen van vele en velerlei middelen zoo
van aangenamen als van onaangenamen aard
(de z. g. tuchtmiddelen) tracht de school dat
verband te leggen, al wacht haar hier vaak
bittere teleurstelling. Elk middel toch moet
(om succes te hebben) individueel zijn, en
of dat de school van heden steeds mogelijk
is, dat zij betwijfeld.
Of dan de taak, Aier de school opgelegd,
alleen voor de toekomst geldt? in haar
vollen omvang ja, maar ook hier geldt,
Ons heden draagt ons morgen,
Ontkiemende in den schoot";
ook hier geeft het ideaal (en dat alleen) leiding
aan den arbeid, en, w.ie dat miskent verlaagt
de school van atelier tot werkplaats, den
onderwijzer van kunstenaar tot werkmar.
En dat ware de slechtste dienst, die aan de
jeugd bewezen kon worden !
W. A. W. MOLL.
Koperen jfllém
Den 23sten Juni van dit jaar lag
twaalfen -een-half jaar achter mij de tijd van het
handschoenen-dragen. Laat mij een preekje
op dat thema houden, mijzelve verbeelden,
dat het de moeite waard is, er een oogenblik
bij stil te staan.
De omstandigheden stuwden toen mijn
levenshulkje wat op zy ; 't dreef af van den
gróoten levensstroom en 't druk verkeer der
meuschen naar een stil en rustig kreekje,
van waar uit ik den stroom voorbij zag glijden,
zonder dat "verloren ging belangstelling in
het druk bewegen van wie zich nog midden
in 't gewoel bevond.
En het treft mij, hoe zoovelen daar met
nurkscb-en ??onwil, eer>a conlie coeur meedoen
aan wat er allen wet en regel achten, wet
en regel, waarop niemand inbreuk maken
durft. Allen onderwerpen zich aan heerschappij
en dwang van mode en conventie, en het
resultaat is een eenvormigheid, die zeer
waarschijnlijk wel haar goede en voor 't
maatschappelijk leven zeer geschikte zijde
hebben zal, want anders zou ze niet zoo
overal en altijd gelden. Als het niet noodig
was, dat in de kudden de individuen werden.
g«ëffaoeerd, BOU zich di« neiging tot nivel
leering niet zoo duidelijk overal en altijd
openbaren, in beschaafde en onbeschaafde
lauden, bij beschaafde en onbeschaafde
meuschen, 't krachtigst zelfs, waar men
op de begchavingsladder 't hoogst gestegen
is en alle vroegere sporten, ? nooit als bij
een heusche ladder te overbruggen met een
luchtig sprongetje, ? zeer ge eidelijk achter
zich gelaten heelt.
Dus moet men wel gaan denken, dat aan
dame Mode in het werkplan der natuur een
plaats van eenige beteekenis is ingeruimd, en
dat de strenge handhaving der wetten, die
zij stelt, onmisbaar is, om in de wereld alles
binnen de behoorlijke grenzen te houden.
Waarschijnlijk zou het voor den goeden gang
van zaken veel te lastig zijn, wanneer zich
in de kudden individualiteiten op den voor
grond drongen; waar ble^f de eenheid en de
harmonie in dat geval ?
De massa volgt dus zeer gewillig, kleedt
zich naar den voorgeschreven trant, woont,
zooals ieder woont, en richt zijn levenswijze
in, zooals dat 't beste uil komt met het oog op
handel en industrie, en dus afwisselend met
do gestadige veranderingen, die daarin wor
den gebracht door wat er voorvalt op het
groote wereldtooneel, door uitvindingen en
ontdekkingen, aanhechting van koloniën bij
groot-e rijken, opiveuiing van nog onbezochte
terreinen in het wereldverkeer.
Zoo glijden de geslachten door den tijd,
het eene na het andere, en wat de individuen
aanbelangt, dat die soms leelijk in verdruk
king raken, schijnt er minder toe te doen ;
wie let er in den bijenstiat op een werkstcrtje,
dat neervalt bij den arbeid; op larven, die
verhongeren ; zelfs op een koningin, die
voor een mededingster bukken moet V Voor
haar weer een andere, heet het ; elke leege
plaats wordt weer onmiddellijk bezet. Geen
nood, als maar 't geheel in wezen blijft.
Eu velen hebben er volkomen viedemee;
misschien zelfs boeit hen deze gang van
zaken, vooral zoo hun illusie, dat zij in liet
een of ander opzicht toonaangevend zijn,
niet al te dikwijls en te wieed verstoor!
wordt. Het vleit hen, als de anderen doen
als zij, en de legioenen van wie volgen,
sluiten aan in dichte dichtheid van gelederen,
want elke groep stelt zich ten voorbeeld de
onmiddellijk hooger staande en het nadoen
viert in alle lagen zijn reusachtige triomfen.
't Nadoen, groote drijfkracht in het leven,
zweep, die allen stuwt en stuurt en den
gedrevenen geen rust gunt, nimmer hen op
adem komen laat! Ook zij, die enkel volgers
zijn, die nadoende den langen weg van wieg
tot graf met heel de reeks van hunne levens
dagen meten, bevinden zich daar dikwijls
wél bij en schijnen niets te missen; ja, het
kan zy'n, dat elk succesje in het leveren van
copieën hen vervult met trotsche blijdschap.
Waar anderen kunnen zich niet schikken in
't gareel der uniformiteit en met een moeilijk
te overwinnen weerzin gaan ze mee. Zij
volgen wel, maar in een sombere en gedrukte
stemming; zuchtend oin 't hun opgelegde j uk
en toch den moed tot weerstand biwd^n
missend. Eén droeve klacht is menig leven,
dat, in opstand tegen mode en conventie,
steeds de brccde paden, waar de groote scharen
gaan maar volgen blijft en nooit zich ernstig
afvraagt, of niet openlijk verzet nog verre te
verkiezen wezen zou boven een zoo
ongracelijk gesel.onken gehoorzaamheid.
AVelnu, misschien kan voor dezulken nuttig
zijn te hooren, dat er kleine lasten zijn in
't leven, dia men goed dost af te schudden.
Hoevelen, mannen even goed als vrouwen,
schikken zich met weerzin in den hinder
van 't gehandschoend zijn. Waarom toch
leggen zij die last zich op ? Htt is niet noodig,
want de huid der handen verdraagt even
goed als die van het gelaat de temperatuurs
wisseling in onze seizoenen, een vriendenliand
kan men even stevig drukken, de liefde vraagt
uw hand steeds ongeschoeid en de hulpvaar
dige Irand, wie stelt haar ooit zich in glac
en peau de Suède voor?
Neen, 'k weet het wel mevrouwtje, u zou
in het walverzorgd toiletje aan het strand
ni«t thuis u voelen, als uw yingeiljes niet,
kourig geganteerd, elk in een nauw omsluitend
kokertje waren gevat, maar niemand doet
dan ook een aanslag op dat sieraad van uw
ledig handje, zoo min als men den zeer
correct gekleeden gentleman juist van dat
item van zijn vlekkeloozen staat zon willen
berooven. Doch er zijn zaovelen, voor wie
die bezwaren wezenlijk niet gelden, en die
het wagen konden, ongehandsclioend te gaan,
zonder dat er inbreuk werd gemaakt op
eenige wet van schoonheid of van passendheid.
Is er zooveel moed voor noodig, hand
schoenen te huis te laten, als gij het pret
tiger vin it, ze niet te dragen ? Als dat zoo
ia, dan ben ik blij, u even op mijn jubil
der handschoenloosheid te hebben gewezen ;
men zegt, dat voorgaan volgen doet, en 't
komt mij altijd voor, dat deze kleine over
winning op den sleur en op den dwang der
mode als symbool kan dienen van een vrijeren
geest, die ook aan dwazer, met hygiëne en
comfort strijdende eisenen, weerstand bieden
durft.
En 't i* zoo noodig <te>t er meusehan zijn,
die in dat opzicht toch Liet aHu energie ver
liezen, want dame Mode voert zoo zoetjes aan
haar lieve en gehoorzame kindertjes op
allerdwaaste pad«n en speelt met hen het dolste
spel. Ze laat hen zoo bij voorbeeld binnen
gaan in zalen, waar iete moois, -dat zeer de
moeite waard is, hun vertoond zal worden
en zet elk vrouwelijk wezen daarbij een hoed
op 't hoofd, die ieder ander alle uitzicht
rooft, ze jaagt ze a len samen op bepaalde
dagen naar dezelfde plaatsen van ontspan
ning en stuwt ze dan zoo geweldig dicht
opeen bij treinen, trams en dergelijke mid
delen van vervoer, dat al wat laag en leelijk
is in de verniste menigte te voorschijn komt,
om nu niet eens te spieken van haar gru
welijke onredelijkheid in kleediugzaken,
waar zij met gezondheid en met vroolijkheid
een roekeloos en gewaagd spul durft te spelen.
Niet tegen handschoenen alleen dient er
gepleit, want een zegevierend advocaat zou
mogelijk dan die handbekleeding ook willen
verwijderen bij d«n dokter, waar ze zoo bij
uitstek nuttig is, of haar in deftige en
officiele kringen willen weren, waar noodzakelijk
decorum haar vereischt, maar in 't gewone
dagelijksche leven, waar zoovelen zich met
tegenzin de handen schoeien, late ieder, die
zich vrij weet, toch die nuttelooze
buidbedekking achterwege.
Was er maar een bond, die tegen het
handschoenendragen kon ageeren!" zegt een,
die is doordrongen van het besef, dat vrije,
ongeschoeide handen meer uitrichten in de
wereld dan de keurig geganteerde, en't wordt
herhaald door anderen, die zelf den last van
't bandenschoeisel moe zijn.
Een bond, altijd een bond! Vercenigingen
schijnen tegenwoordig stut en steun te moe
ten wezen, waar de indivïdueele kracht tot
handelen ontbreekt. Zou 't zijn, dat men in
kleinen kring dan maakt tot mode wat het
nog niet in den gróoten kring geworden is,
zoodat ook hier ten slotte zich weer gelden
laat de machtige heerseheres, wier troon
door de eeuwen heen steeds even vast ge
staan heeft? F. J. VAX Ui
?filtiMHmmiiminiiiiiii
iitiMiimiMMiiiimMiMlmmmiiinliiMm
Mai'hiMi' Wetendonk. Modes: Knoopen,
ui/rafe*! ce/ntuitrgi'spe», geschilderde
?immers, bot«l'>irx. l'o:>i>en-industrie
In Ierland. fijinanfche
rrouivenvyndicnaï. ^/(/// Carlis!<\
Dezer dagen zijn brieven en .
aanteekeningen uit dagboeken verschenen, gelicht
uit een correspondentie, tus-chen jfvM; en
en 1S71. gevoerd door Kichard Wagner met
Mathilde Wesendonk, de zusterziel van den
niet kunst-idealen vervulden jongen musicus.
Kichiird Wagner en Mithilde Wesendonk
zijn beide gehuwd. Het pikante dat uit dezen
toestand verwacht wordt, is van geheel anderen
aai d dan waaraan fraiisclie roiuanschrijveis
ons gewend hebben. Mevrouw Wagner,
geboren Mina I'laner, is een beste, g»eie
vrouw, een puike huismoeder, een
inodelliiiislioiidster, verrukt over in- enschooumaak,
verzot op Kallen und Kuchen, maar, niet
geschikt om op-le-tivkken met een wordend
en nukhij; artist. Mathilde Wcsciu-lonk, die
met haar man Olto zeer tevreden en gelukkig
\\as. dweepte met \Vagner's kunst, stelde
belang in zijn werk. bemoedigde, hem in
neei's'achtigu buien. Hun brieven eu
dagbuokhïaden onthullen een verstandhouding hoven
alle verdenking verheven en overtuigen oiis,
dat Wagner's vereering tot Mathikle voor
zijn kunstenaarsziel even onmisbaar was, als
het zonnelicht \oor de bloem. Ue
viicndschap van Wagner met het echtpaar
Wesendonk wejd door de wereld zóó druk bespro
ken, dat Wagner zich verplicht voelde, het
mooie buiten'je, zijn asile" zoo als hij
hit noemde, te verlaten, dat de vrienden
Wesendonk voor hem in hunne nabijheid
hadden laten bouwen. Hun wegen scheidden
zich, tóch zagen Wagner en Mathilde elkaar
dikwijls. Nooit ontbrak de familie Wesendonk
op du Festspiele te Bayreuth. Mathilde
Wesendonk was het, die de eerste muziekale
schema's ontving van Wagner's diama's uit
de Neve'ïngen.
* *
*
In de mode-wereld sterke neiging
terugte-keeren tot het strenge tailor-made costuum.
Streng van lijnen, sober van garneering.
Wandel-toiletten met lange sleepen, woelige
corsages, overladen met kant, fluweel, chiflbn
en lint, wijkeu iil te zeer af, van het een
voudige Engelsche genre. De pikante
bizonderheid, die nu aan bovengenoemde costumes
gegeven wordt, bestaat in een zeer kostbare
knoopversiering. Artistiek bewerkte knoopen
van dof-goud, mat-zilver, de zoogenaamde
Schotsche kiezels en Kijusteenen zullen cor
sages en rok tooien. De agrafes, die als
sluiting aau capes en avondmantels dienst
doen, de met steenen getooide en. in art
moderne bewerkte ceintuur-gespen zijn voor
het oogenblik weelde-anikelen, waarnaar veel
aanvraag is.
Het dragen van veel en zér kostbare ringen
is smeer dan ooit up-to-date, nu de
zachtgetiute, doorschijnende mitaines in dezen
ouderwetsch-warmen zomer, koel, luchtige
plaatsvervangers zijn voor de strakspannende
glacéof peau-de-Suède handschoenen.
In het zotner-seizoen van dit jaar wordt
door vrouwen banden veelvuldig gegrepen
naar koelte-toewuivende waaiers. Evenals de
moderne zonneschermen zijn de
hedendaagsche, fijne, gazige waaiers versierd met
artistieke handschilderingen. Buiten wande
len de dames met den waaier in-de-hand, en
geheel naar Spaanschen trant beschutten zij
er haar oogen mee tegen het felle zonnelicht.
Het rustig, een ietsje languissant hnnteeren
van den waaier, vooral niet het druk-woelig
open- en dichtklepperen, verhoogd
ongetwijleld de bekoorlijkheid der echte vrouw.
N.U de moderne vrouw in alle opzichten ver
toond heeft, waartoe zij in staat is op het
sport-terrein en in het hals-over-kop vlieg
verkeer met de wereld, nu zij bewezen heeft,
sterke, buigzame slieren te bezitten, er
blufferig op geroemd heeft, den grootst mogelijkeu
afstand in de.n korst denkbaren tijd
af-teleggen, begint bij haar zich een neiging te
openbaren naar stilte en rust.
Het verstandig me lisch voorschrift aan
zenuwachtige, overprikkelde woelwaters ge
geven, zich weer eens kalrnpjes te bepalen
bij brei kous, borduurnaald, een
stramienarbeid El petits points, is zoeljes aan, buiten
elk advies om, liefhebberij geworden.
De mode-vrouw onzer dagen stelt er prijs
op, eigenhandig groote lappen linnen, fluweel
of zij, met handborduursel te bewerVen en
die te bezigen als paneelen in haar l» udoir.
Onvermoeid zit zij urenlang gebogen over
haar fleurig en kleurig handwerk. Moge
haar goede voorbeeld navolging vinden!
* *
*
Amerikaansche, jonge meisjes die door het
spoorweg- of petroleum-fortuin harer ouders
in aanmerking komen voor Europeesche
namen en titels die klinken als een klok, zijn,
uitgerust met schranderheid en
ondernemenden geest, die baar bewonderaar Max O'Kell,
haar zoo onverdeeld toeschrijft, dikwijls ten
zegen van een gedeelte der bevolking waar
de nieuwe gravin, hertogin, of peeress" zich
rnet-ter-woon vestigt. Aldus de mooie, blende,
geestige, in alles belangstellende juffrouw
French uit New-York, de tegenwoordige
lersche peeress Lady Cheylesmore. Zér spoe
dig had de vernuftige Amerikaansche ontdekt,
dat een groot gedeelte lersche vrouwen uit den
boeren- en werkmansstand worstelen met
armoede. Het ontging Lady Cheylesmore niet,
dat de rneesle dier bekomoucrende slooven
een buitengewone handigheid bezitten in het
vervaardigen van poppenkleeren. Even als
koningin Alexandra, bevordert zij nu met
alle kracht in Ierland de poppen-industrie.
Dank zij baar bemoeiingen is hot inakBii en
kleeden van poppen op het oogenblik een
bron van inkomst, voor een steeds toenemend
deel der lersche bevolking.
* *
*
Een Spaansch blad maakt gewag van een
oproeping gericht aan keukenmeiden, kame
niers en kindermeisjes, tot het stichten van"
een syndicaat, ten einde elkaar te bescher
men tegen de overdreven eischen en
bedilzucht harer meesteressen Mtcht het den
vrouwelijken Spaanschen dienstboden geluk
ken, zulk een reuzen-bond tot stand te brengen,
dan zullen de Spaansche dames bedacht
moeten zijn toegeefelijk en inschikkelijk te
worden, willen zij geen kans ioopen, dat, la
Cocinera, krachtens bijstand van het syndicaat,
weigert te koken, allicht op een dag, dat de
huisvrouw allerminst haar hulp kan ontberen!
* *
*
May Carlisle, de beroemde pafte!- en mi
niatuur-schilderes, is tegenwoordig in Londen
overladen met werk. Een der eerste portretten
die zij schilderde en dat haar naam als
kunstenares vestigde, was van Cecil Rhodes.
May Carlisle werd in Zuid Afrika geboren,
maar studeerdelin Londen en in Parijs. In'
Londen werkte s>.ij onder leiding van Sidney
Starr. In Parijs bezocht zij langen tijd het
cosmopolitisch atelier van Julian, waarover
de talentvolle, vroegtijdig gestorven Marie
Bashkirtseff heeft geschreven. May Carlisle
heeft reeds verschillende leden der Engelsche
koninklijke familie geschilderd. CAPR c?..
imiMtiiitiiinmimtiltllllllHiniliiimlillliiMiHllllliiiiiiiiilllMMlliiiiiiriliiiiciiiimiliiiimiiiiMillili
UIT DB NATUUR.
LXX. Zomerochtend in 't Geulc'al.
Eechts, tegen de dakgoot ov«r het ven
ster van mijn slaapkatnertje wonen donker
blauwe zwaluwen met roode keeltjes; en links
over 't andere spelen op de roode pannen
muzikaal, 't Is daar onder het kleeden een
kijven en schelden zonder eind. De
roodkeeltjes kunnen het niet langer aanhooren,
en onder een jubeltrillen van het mannetje
dartelen alle omlaag, of ze op de binnenplaats
zouden neervallen, zwaaien weerop over
't dak heen, slingeren het tuintje over, en
dan verder naar de rivier, voor 't ontbijt.
O-???«%
een zestal half wit half zwarte zwaluwen.
Beide worden wakker lang voor het dag is,
de roodkeeltjes beginnen zoowat tegen twee
uur het schemorlied te zingen ; eerst gaat er
.een zitten op den rand van de zinken geul
die voor dakgoot dient ; hij trekt zijn kopje
omlaag tcisschen de schouders, klemt zijn wit
satijnen voetjes stevig op den rand, en zoo,
recht overeind zittend, zoodat ik vlak tegen
het hagelwitte borstje kijk, begint het nach
telijk concert. Een oogenblikje laterjtomt
zijn vrouwtje hem gezelschap houden, dadelijk
gevolgd door de vier jongelui.
Papa blijft kalinpjes dooriiugen, terwijl de
familie gaat toilet maken; alle veertjes gaan
door den be,k en worden stuk voor stuk
netjes gelegd. Nu en dan strekken ze gaperig,
een voor een, poot en vlerken ver en stijf
achteruit; maar het vroolijk kwitseren en
ratelen van vader montert ze op,'en van tijd
tot tijd laat er een kleintje dat al klaar is,
of meent te zijn, zich even van den gootraud
in de leege diepte glijden en met een mooien i
snellen zwaai gooit het zich weer omhoog
naast de broertjes en zusjes.
Iets minder mutiiicus zijn de witte zwa
luwen aan den overkant. Dat huishouden is,
vrij wat rumoeriger en heel wat minder
De witbuikjes zijn tegen half drie wat
gekalmeerd en zitten nu tamelijk kalm op
n rij mij aan te kijken ; ze kibbelen nog
wel tegen elkaar en duwen oiu de beste
plaats, maar 't is niet meer zoo'n gemeen
gekrijfch als bij 't jvakker worden. Stellig
zijn de eerste mugjt» in de dorpstraat nog
niet i u de weer ; waar zouden zt; anders op
wachten ?
Ik ben al kant en klaar, en zij.zitten nog
op den dakrand te drentelen «B' te turen
naar heel kleine rose wolkjes, die voor de
bleeke sterren door de blauw-grijze lucht
drijven.
Eerst als ik links af door het ravijn afdaal
naar de rivier, slaan ze zich op'de vleugels,
en volgen mij nieuwsgierig een eind ver. dan
keeren ze terug naar hun eigen speel- en
jachtterrein: de dorpsstraat en de
zuidvr-heuvelhellingtusschen de kersen- en percboOLiien.
In den hollen weg is het nog duiker; de
bramen hangen hoog boven mijn ho 4d en
teekenen hun herhaling van vijf mooie z varie
blaadjes scherplijnig af op de smalle lichte
luchtstreep ; te^'en de boomstammen, over
klimop en hopranken heen, ligt als e< n sprei
van fijne stof en weelderige teekening, de witte
elemntis, met zijn duizend oranjeljioesenis,