De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 7 augustus pagina 3

7 augustus 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

T . 1415 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. A V Cl i Haar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-A gentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HÖKX, Amsterdam* in tabletten a 10 voor 2 borden voortreffelijke Soep, zijn voor het gebruik gereed en slechts met bijvoeging van water in "korten tijd bereid. Meer dan 25 soorten bieden rijkelijke afwisseling. Te verkrijgea bij kruideniers en comestibleshandelaars. niiMniiilimHiiiiiiiiinHiiiiniijiiinniiiiiHmMiiiiitmiiiiMUMiMiiMiiiiiMiiiiiiiMH VOOE1 DAMEjS. De M r lajfre school1} Over de taak der lagere school" moge verschillend geoordeeld worden, daarover is men het toch wel eens, dat de lagere school mede heeft op (e voeden d.w.z. bij te dragen ' tot de physieïe, intellectueel* en moreele vorming van het kind. < # * * Allereerst dus tot de physieke vorming en dat niet zoozeer, omdat een rationeele op-Yoeding ich wendt tot het geheele object, maar wel, om den invloed, dien het physiek op intellect "en moraal uitoefent, een in vloed, nog steeds htt best gekarakteriseerd met het ,oude: Slechts in een gezond lichaam een gezonde ziel". En nu moge het waar zijn, dat de physieke vorming Voor het grootste deel in het gezin behartigd wordt, de BiJhool.heeft toch (door hygiënische inric|ttiag der lokalen o.a.) schade te «neerkomen, dèrsfchool heeft door spel en ?jgaiaasüek voor doelmatige beweging te ?«orgen, de schoei, heeft, bij gebleken onmacht der ouders en in afwachting van de her vormingen, die dezen er toe in staat zullen stellen, rechtstreeks voor de physieke vor ming te «orgen (kindervoeding, kinderkleeding, gchöolbadeii, enz.). * * ? & Wat do inlelkclueele vorming betreft, deze ie ia hoofvfzaak aan de school opgedragen, «tndat oergens anders de geestelijke functies (waarnemen, voorstellen, herinneren, associeereu, oordeelen, denken, «nis.) eoo eteteelmatig in actie gebracht kunnen worden. Daartoe heeft de school natuurlek kennis aan te brengen, maar... de»e keunis moet het is voor het kind de voornaamste eisch passend wezen, en dat kan van alle nuttige kennis" niet gezegd worden. Er is onder hetgeen als nuttige kennis" wordt aange diend veel, dat boven het kind ligt. In het belang van het kind diende dus de school vrij -wat ballast over boord te werpen, maar op dit oogenblik zou dit voeren, niet slechts tot conflicten met bestaande leerplans, maar ook, (door de weinige vervolg klassen, door bet ontbreken van leerplicht op liet herhalingsonderwijs) dit zou sommige kinderen kunnen schaden. Daarom mort zeer zeker bij deze vereenvoudiging met de net-dige bedacht«Munheid opgetreden worden, .maar toch, die vereenroudiging moeten het belang van b«t kind de sympathie der school hebben. ]$e vereenvoudiging toch zal mogeljjk maken* dat de school slechts geeft, wat des kinds is. Eu al zij toegegeven, -dat de rationeele grondslag, waarop' luik onderwijs moet rusten, hier te lande nog ontbreekt, dat de kinderpsyth'ologie nog in wording, is, (eerst ver leden jaar is, op initiatief van het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap een Commissie voor Kinderstudie tot stand gekomen), dat gene, wat in het buitenland (vooral in Amerika) reeds gevonden is, geeft recht voor bedoelde vereenvoudiging te arbeiden, haar voor te bereiden. ;lntu#sch«en, ook a] wordt de aan te brengen k«tims nog zoo beperkt, een zekere hoe veelheid moet aangebracht worden, en dit ?aanbrengen dient het behoeft weinig betoog te geschieden, overeenkomstig de natuur van het kind, iets, dat (dank zij de reeds geconstateerde achterlijkheid in de kinderpsychologie Wer te lande) aieh nu wel niet in bijzonderheden laat bepalen, maar waaromtrent toch wel door de ervaring vast staat, -dat nanKhouwirig en zelfwerkzaamheid de grondslagen dier methode moeten zijn. Die principes thans toepassen in haar vollen omvang, is, gewoonweg, onmogelijk om de groote klassen, wel dient er in die richting gearbeid te worden. Het doen be hoort het aanschouwen meer en meer aan te vullen, terwijl elks aanvulling in deze richting tot beperking der gewone leerstof voert, d.w.z. de juistheid van liet pas be toogde bevestigt. n door slechts of in de eer-ste plaats ge paste leerstof aan te brengen, n door de nuttig*} kennis" te beperketj. n door het doen van het kind meer in dienst van het leeren te stellen, zal er dus naar gestreefd wor den, het kind ie leden arbeiden naar de mate zijner krachten. Hierbij zal echt-er blijken, meer dan thans, dat die krachten zoo uiteenloopend zijn bij een groep van b.v. 50 leerlingen, dat splitsing naar die krachten wenschelijk is (fehvien naar begaafdheid). Ook na die splitsing doet zich deze eisch natuurlijk gelden, zoodat de hygiëne zal hebben te bepalen, l\oe lang elke les hoogstens mag duren, hoe lang de schooltijd irrag wezen, hoeveel pauken in eiken schooltijd noodig zijn, enz. en zeker omtrent al deze zaken zjjn de noodige voorschriften nog niet zoo bindend als die bij het oplossen van een of auder \viskundig vraagstuk, maar hetgeen in deze gevonden is, is niet meer zoo vaag, dat de persoonlijke ervaring den doorslag zou moeten geven, terwijl deskundige voorlich ting noodig is, ook om eventueele schad-e voor het kind te voorkomen, (schoolartsen). * *? * Dat alles echter heeft nog slechts betrekking op ne zijde der intellectueele vorming, op de kennis, en ook het gevoel heeft zijn rechten, ook dat moet verzorgd worden. En al zij toegegeven, dat het gevoel aan .de kennis verbonden is, dat het wortelt in de voor stellingen, daarmede is niet gezegd, dat door voorstellingen aan te brengen, en dat alleen, het gevoel krijgt, wat het toekomt. Het ge voel heeft zijn eigen wetten, en de school heeft daarmede rekeninj' te houden vooral omdat voorstelling en g, voel de factoren zijn, die de daad bepalen. Als b.v. ne gebeurtu'is op school het geheele schoolleven kar kleuren d. w. z. als het gevoel, aan iu voorstelling ver bonden, zich mee kan de( i aan alle daar1) Vgl. Ce AmsterdammA lan 12 Juni 1904. mee verbonden voorstellingen, dan is het zaak, dat het onaangename voor het kind uit de school blijve (voor zoo verre dit slechts eenigszins mogelijk is), dat het aangename daarentegen in school gebracht wordt, zoodat schoolfeesten, schoolwandelingen, schoolreisjes (o-m maar iets te noemen) met volle recht hun plaats in de school innemen of opeischer. ?* * De moreele .vorming eindelijk komt neer op een werken voor anderen, op het op volgen van het groote gebod: Heb Uw naaste lief als U zelf!" maar daartoe is aller eerst noodig, een kennen van anderen, een zich verplaatsen in anderer toestand, en dat is enkel en alleen afhankelijk van de ver kregen intellectueele ontwikkeling: de moraal groeit slechts op den bodem van het intellect. Een ander begrijpen is echter nog niet voor een ander werker/,, het is zoo; aan dat be grijpen moet zoo sterk lustgevoel verbonden zijn, dat de daad er op volgt en door het toepassen van vele en velerlei middelen zoo van aangenamen als van onaangenamen aard (de z. g. tuchtmiddelen) tracht de school dat verband te leggen, al wacht haar hier vaak bittere teleurstelling. Elk middel toch moet (om succes te hebben) individueel zijn, en of dat de school van heden steeds mogelijk is, dat zij betwijfeld. Of dan de taak, Aier de school opgelegd, alleen voor de toekomst geldt? in haar vollen omvang ja, maar ook hier geldt, Ons heden draagt ons morgen, Ontkiemende in den schoot"; ook hier geeft het ideaal (en dat alleen) leiding aan den arbeid, en, w.ie dat miskent verlaagt de school van atelier tot werkplaats, den onderwijzer van kunstenaar tot werkmar. En dat ware de slechtste dienst, die aan de jeugd bewezen kon worden ! W. A. W. MOLL. Koperen jfllém Den 23sten Juni van dit jaar lag twaalfen -een-half jaar achter mij de tijd van het handschoenen-dragen. Laat mij een preekje op dat thema houden, mijzelve verbeelden, dat het de moeite waard is, er een oogenblik bij stil te staan. De omstandigheden stuwden toen mijn levenshulkje wat op zy ; 't dreef af van den gróoten levensstroom en 't druk verkeer der meuschen naar een stil en rustig kreekje, van waar uit ik den stroom voorbij zag glijden, zonder dat "verloren ging belangstelling in het druk bewegen van wie zich nog midden in 't gewoel bevond. En het treft mij, hoe zoovelen daar met nurkscb-en ??onwil, eer>a conlie coeur meedoen aan wat er allen wet en regel achten, wet en regel, waarop niemand inbreuk maken durft. Allen onderwerpen zich aan heerschappij en dwang van mode en conventie, en het resultaat is een eenvormigheid, die zeer waarschijnlijk wel haar goede en voor 't maatschappelijk leven zeer geschikte zijde hebben zal, want anders zou ze niet zoo overal en altijd gelden. Als het niet noodig was, dat in de kudden de individuen werden. g«ëffaoeerd, BOU zich di« neiging tot nivel leering niet zoo duidelijk overal en altijd openbaren, in beschaafde en onbeschaafde lauden, bij beschaafde en onbeschaafde meuschen, 't krachtigst zelfs, waar men op de begchavingsladder 't hoogst gestegen is en alle vroegere sporten, ? nooit als bij een heusche ladder te overbruggen met een luchtig sprongetje, ? zeer ge eidelijk achter zich gelaten heelt. Dus moet men wel gaan denken, dat aan dame Mode in het werkplan der natuur een plaats van eenige beteekenis is ingeruimd, en dat de strenge handhaving der wetten, die zij stelt, onmisbaar is, om in de wereld alles binnen de behoorlijke grenzen te houden. Waarschijnlijk zou het voor den goeden gang van zaken veel te lastig zijn, wanneer zich in de kudden individualiteiten op den voor grond drongen; waar ble^f de eenheid en de harmonie in dat geval ? De massa volgt dus zeer gewillig, kleedt zich naar den voorgeschreven trant, woont, zooals ieder woont, en richt zijn levenswijze in, zooals dat 't beste uil komt met het oog op handel en industrie, en dus afwisselend met do gestadige veranderingen, die daarin wor den gebracht door wat er voorvalt op het groote wereldtooneel, door uitvindingen en ontdekkingen, aanhechting van koloniën bij groot-e rijken, opiveuiing van nog onbezochte terreinen in het wereldverkeer. Zoo glijden de geslachten door den tijd, het eene na het andere, en wat de individuen aanbelangt, dat die soms leelijk in verdruk king raken, schijnt er minder toe te doen ; wie let er in den bijenstiat op een werkstcrtje, dat neervalt bij den arbeid; op larven, die verhongeren ; zelfs op een koningin, die voor een mededingster bukken moet V Voor haar weer een andere, heet het ; elke leege plaats wordt weer onmiddellijk bezet. Geen nood, als maar 't geheel in wezen blijft. Eu velen hebben er volkomen viedemee; misschien zelfs boeit hen deze gang van zaken, vooral zoo hun illusie, dat zij in liet een of ander opzicht toonaangevend zijn, niet al te dikwijls en te wieed verstoor! wordt. Het vleit hen, als de anderen doen als zij, en de legioenen van wie volgen, sluiten aan in dichte dichtheid van gelederen, want elke groep stelt zich ten voorbeeld de onmiddellijk hooger staande en het nadoen viert in alle lagen zijn reusachtige triomfen. 't Nadoen, groote drijfkracht in het leven, zweep, die allen stuwt en stuurt en den gedrevenen geen rust gunt, nimmer hen op adem komen laat! Ook zij, die enkel volgers zijn, die nadoende den langen weg van wieg tot graf met heel de reeks van hunne levens dagen meten, bevinden zich daar dikwijls wél bij en schijnen niets te missen; ja, het kan zy'n, dat elk succesje in het leveren van copieën hen vervult met trotsche blijdschap. Waar anderen kunnen zich niet schikken in 't gareel der uniformiteit en met een moeilijk te overwinnen weerzin gaan ze mee. Zij volgen wel, maar in een sombere en gedrukte stemming; zuchtend oin 't hun opgelegde j uk en toch den moed tot weerstand biwd^n missend. Eén droeve klacht is menig leven, dat, in opstand tegen mode en conventie, steeds de brccde paden, waar de groote scharen gaan maar volgen blijft en nooit zich ernstig afvraagt, of niet openlijk verzet nog verre te verkiezen wezen zou boven een zoo ongracelijk gesel.onken gehoorzaamheid. AVelnu, misschien kan voor dezulken nuttig zijn te hooren, dat er kleine lasten zijn in 't leven, dia men goed dost af te schudden. Hoevelen, mannen even goed als vrouwen, schikken zich met weerzin in den hinder van 't gehandschoend zijn. Waarom toch leggen zij die last zich op ? Htt is niet noodig, want de huid der handen verdraagt even goed als die van het gelaat de temperatuurs wisseling in onze seizoenen, een vriendenliand kan men even stevig drukken, de liefde vraagt uw hand steeds ongeschoeid en de hulpvaar dige Irand, wie stelt haar ooit zich in glac en peau de Suède voor? Neen, 'k weet het wel mevrouwtje, u zou in het walverzorgd toiletje aan het strand ni«t thuis u voelen, als uw yingeiljes niet, kourig geganteerd, elk in een nauw omsluitend kokertje waren gevat, maar niemand doet dan ook een aanslag op dat sieraad van uw ledig handje, zoo min als men den zeer correct gekleeden gentleman juist van dat item van zijn vlekkeloozen staat zon willen berooven. Doch er zijn zaovelen, voor wie die bezwaren wezenlijk niet gelden, en die het wagen konden, ongehandsclioend te gaan, zonder dat er inbreuk werd gemaakt op eenige wet van schoonheid of van passendheid. Is er zooveel moed voor noodig, hand schoenen te huis te laten, als gij het pret tiger vin it, ze niet te dragen ? Als dat zoo ia, dan ben ik blij, u even op mijn jubil der handschoenloosheid te hebben gewezen ; men zegt, dat voorgaan volgen doet, en 't komt mij altijd voor, dat deze kleine over winning op den sleur en op den dwang der mode als symbool kan dienen van een vrijeren geest, die ook aan dwazer, met hygiëne en comfort strijdende eisenen, weerstand bieden durft. En 't i* zoo noodig <te>t er meusehan zijn, die in dat opzicht toch Liet aHu energie ver liezen, want dame Mode voert zoo zoetjes aan haar lieve en gehoorzame kindertjes op allerdwaaste pad«n en speelt met hen het dolste spel. Ze laat hen zoo bij voorbeeld binnen gaan in zalen, waar iete moois, -dat zeer de moeite waard is, hun vertoond zal worden en zet elk vrouwelijk wezen daarbij een hoed op 't hoofd, die ieder ander alle uitzicht rooft, ze jaagt ze a len samen op bepaalde dagen naar dezelfde plaatsen van ontspan ning en stuwt ze dan zoo geweldig dicht opeen bij treinen, trams en dergelijke mid delen van vervoer, dat al wat laag en leelijk is in de verniste menigte te voorschijn komt, om nu niet eens te spieken van haar gru welijke onredelijkheid in kleediugzaken, waar zij met gezondheid en met vroolijkheid een roekeloos en gewaagd spul durft te spelen. Niet tegen handschoenen alleen dient er gepleit, want een zegevierend advocaat zou mogelijk dan die handbekleeding ook willen verwijderen bij d«n dokter, waar ze zoo bij uitstek nuttig is, of haar in deftige en officiele kringen willen weren, waar noodzakelijk decorum haar vereischt, maar in 't gewone dagelijksche leven, waar zoovelen zich met tegenzin de handen schoeien, late ieder, die zich vrij weet, toch die nuttelooze buidbedekking achterwege. Was er maar een bond, die tegen het handschoenendragen kon ageeren!" zegt een, die is doordrongen van het besef, dat vrije, ongeschoeide handen meer uitrichten in de wereld dan de keurig geganteerde, en't wordt herhaald door anderen, die zelf den last van 't bandenschoeisel moe zijn. Een bond, altijd een bond! Vercenigingen schijnen tegenwoordig stut en steun te moe ten wezen, waar de indivïdueele kracht tot handelen ontbreekt. Zou 't zijn, dat men in kleinen kring dan maakt tot mode wat het nog niet in den gróoten kring geworden is, zoodat ook hier ten slotte zich weer gelden laat de machtige heerseheres, wier troon door de eeuwen heen steeds even vast ge staan heeft? F. J. VAX Ui ?filtiMHmmiiminiiiiiii iitiMiimiMMiiiimMiMlmmmiiinliiMm Mai'hiMi' Wetendonk. Modes: Knoopen, ui/rafe*! ce/ntuitrgi'spe», geschilderde ?immers, bot«l'>irx. l'o:>i>en-industrie In Ierland. fijinanfche rrouivenvyndicnaï. ^/(/// Carlis!<\ Dezer dagen zijn brieven en . aanteekeningen uit dagboeken verschenen, gelicht uit een correspondentie, tus-chen jfvM; en en 1S71. gevoerd door Kichard Wagner met Mathilde Wesendonk, de zusterziel van den niet kunst-idealen vervulden jongen musicus. Kichiird Wagner en Mithilde Wesendonk zijn beide gehuwd. Het pikante dat uit dezen toestand verwacht wordt, is van geheel anderen aai d dan waaraan fraiisclie roiuanschrijveis ons gewend hebben. Mevrouw Wagner, geboren Mina I'laner, is een beste, g»eie vrouw, een puike huismoeder, een inodelliiiislioiidster, verrukt over in- enschooumaak, verzot op Kallen und Kuchen, maar, niet geschikt om op-le-tivkken met een wordend en nukhij; artist. Mathilde Wcsciu-lonk, die met haar man Olto zeer tevreden en gelukkig \\as. dweepte met \Vagner's kunst, stelde belang in zijn werk. bemoedigde, hem in neei's'achtigu buien. Hun brieven eu dagbuokhïaden onthullen een verstandhouding hoven alle verdenking verheven en overtuigen oiis, dat Wagner's vereering tot Mathikle voor zijn kunstenaarsziel even onmisbaar was, als het zonnelicht \oor de bloem. Ue viicndschap van Wagner met het echtpaar Wesendonk wejd door de wereld zóó druk bespro ken, dat Wagner zich verplicht voelde, het mooie buiten'je, zijn asile" zoo als hij hit noemde, te verlaten, dat de vrienden Wesendonk voor hem in hunne nabijheid hadden laten bouwen. Hun wegen scheidden zich, tóch zagen Wagner en Mathilde elkaar dikwijls. Nooit ontbrak de familie Wesendonk op du Festspiele te Bayreuth. Mathilde Wesendonk was het, die de eerste muziekale schema's ontving van Wagner's diama's uit de Neve'ïngen. * * * In de mode-wereld sterke neiging terugte-keeren tot het strenge tailor-made costuum. Streng van lijnen, sober van garneering. Wandel-toiletten met lange sleepen, woelige corsages, overladen met kant, fluweel, chiflbn en lint, wijkeu iil te zeer af, van het een voudige Engelsche genre. De pikante bizonderheid, die nu aan bovengenoemde costumes gegeven wordt, bestaat in een zeer kostbare knoopversiering. Artistiek bewerkte knoopen van dof-goud, mat-zilver, de zoogenaamde Schotsche kiezels en Kijusteenen zullen cor sages en rok tooien. De agrafes, die als sluiting aau capes en avondmantels dienst doen, de met steenen getooide en. in art moderne bewerkte ceintuur-gespen zijn voor het oogenblik weelde-anikelen, waarnaar veel aanvraag is. Het dragen van veel en zér kostbare ringen is smeer dan ooit up-to-date, nu de zachtgetiute, doorschijnende mitaines in dezen ouderwetsch-warmen zomer, koel, luchtige plaatsvervangers zijn voor de strakspannende glacéof peau-de-Suède handschoenen. In het zotner-seizoen van dit jaar wordt door vrouwen banden veelvuldig gegrepen naar koelte-toewuivende waaiers. Evenals de moderne zonneschermen zijn de hedendaagsche, fijne, gazige waaiers versierd met artistieke handschilderingen. Buiten wande len de dames met den waaier in-de-hand, en geheel naar Spaanschen trant beschutten zij er haar oogen mee tegen het felle zonnelicht. Het rustig, een ietsje languissant hnnteeren van den waaier, vooral niet het druk-woelig open- en dichtklepperen, verhoogd ongetwijleld de bekoorlijkheid der echte vrouw. N.U de moderne vrouw in alle opzichten ver toond heeft, waartoe zij in staat is op het sport-terrein en in het hals-over-kop vlieg verkeer met de wereld, nu zij bewezen heeft, sterke, buigzame slieren te bezitten, er blufferig op geroemd heeft, den grootst mogelijkeu afstand in de.n korst denkbaren tijd af-teleggen, begint bij haar zich een neiging te openbaren naar stilte en rust. Het verstandig me lisch voorschrift aan zenuwachtige, overprikkelde woelwaters ge geven, zich weer eens kalrnpjes te bepalen bij brei kous, borduurnaald, een stramienarbeid El petits points, is zoeljes aan, buiten elk advies om, liefhebberij geworden. De mode-vrouw onzer dagen stelt er prijs op, eigenhandig groote lappen linnen, fluweel of zij, met handborduursel te bewerVen en die te bezigen als paneelen in haar l» udoir. Onvermoeid zit zij urenlang gebogen over haar fleurig en kleurig handwerk. Moge haar goede voorbeeld navolging vinden! * * * Amerikaansche, jonge meisjes die door het spoorweg- of petroleum-fortuin harer ouders in aanmerking komen voor Europeesche namen en titels die klinken als een klok, zijn, uitgerust met schranderheid en ondernemenden geest, die baar bewonderaar Max O'Kell, haar zoo onverdeeld toeschrijft, dikwijls ten zegen van een gedeelte der bevolking waar de nieuwe gravin, hertogin, of peeress" zich rnet-ter-woon vestigt. Aldus de mooie, blende, geestige, in alles belangstellende juffrouw French uit New-York, de tegenwoordige lersche peeress Lady Cheylesmore. Zér spoe dig had de vernuftige Amerikaansche ontdekt, dat een groot gedeelte lersche vrouwen uit den boeren- en werkmansstand worstelen met armoede. Het ontging Lady Cheylesmore niet, dat de rneesle dier bekomoucrende slooven een buitengewone handigheid bezitten in het vervaardigen van poppenkleeren. Even als koningin Alexandra, bevordert zij nu met alle kracht in Ierland de poppen-industrie. Dank zij baar bemoeiingen is hot inakBii en kleeden van poppen op het oogenblik een bron van inkomst, voor een steeds toenemend deel der lersche bevolking. * * * Een Spaansch blad maakt gewag van een oproeping gericht aan keukenmeiden, kame niers en kindermeisjes, tot het stichten van" een syndicaat, ten einde elkaar te bescher men tegen de overdreven eischen en bedilzucht harer meesteressen Mtcht het den vrouwelijken Spaanschen dienstboden geluk ken, zulk een reuzen-bond tot stand te brengen, dan zullen de Spaansche dames bedacht moeten zijn toegeefelijk en inschikkelijk te worden, willen zij geen kans ioopen, dat, la Cocinera, krachtens bijstand van het syndicaat, weigert te koken, allicht op een dag, dat de huisvrouw allerminst haar hulp kan ontberen! * * * May Carlisle, de beroemde pafte!- en mi niatuur-schilderes, is tegenwoordig in Londen overladen met werk. Een der eerste portretten die zij schilderde en dat haar naam als kunstenares vestigde, was van Cecil Rhodes. May Carlisle werd in Zuid Afrika geboren, maar studeerdelin Londen en in Parijs. In' Londen werkte s>.ij onder leiding van Sidney Starr. In Parijs bezocht zij langen tijd het cosmopolitisch atelier van Julian, waarover de talentvolle, vroegtijdig gestorven Marie Bashkirtseff heeft geschreven. May Carlisle heeft reeds verschillende leden der Engelsche koninklijke familie geschilderd. CAPR c?.. imiMtiiitiiinmimtiltllllllHiniliiimlillliiMiHllllliiiiiiiiilllMMlliiiiiiriliiiiciiiimiliiiimiiiiMillili UIT DB NATUUR. LXX. Zomerochtend in 't Geulc'al. Eechts, tegen de dakgoot ov«r het ven ster van mijn slaapkatnertje wonen donker blauwe zwaluwen met roode keeltjes; en links over 't andere spelen op de roode pannen muzikaal, 't Is daar onder het kleeden een kijven en schelden zonder eind. De roodkeeltjes kunnen het niet langer aanhooren, en onder een jubeltrillen van het mannetje dartelen alle omlaag, of ze op de binnenplaats zouden neervallen, zwaaien weerop over 't dak heen, slingeren het tuintje over, en dan verder naar de rivier, voor 't ontbijt. O-???«% een zestal half wit half zwarte zwaluwen. Beide worden wakker lang voor het dag is, de roodkeeltjes beginnen zoowat tegen twee uur het schemorlied te zingen ; eerst gaat er .een zitten op den rand van de zinken geul die voor dakgoot dient ; hij trekt zijn kopje omlaag tcisschen de schouders, klemt zijn wit satijnen voetjes stevig op den rand, en zoo, recht overeind zittend, zoodat ik vlak tegen het hagelwitte borstje kijk, begint het nach telijk concert. Een oogenblikje laterjtomt zijn vrouwtje hem gezelschap houden, dadelijk gevolgd door de vier jongelui. Papa blijft kalinpjes dooriiugen, terwijl de familie gaat toilet maken; alle veertjes gaan door den be,k en worden stuk voor stuk netjes gelegd. Nu en dan strekken ze gaperig, een voor een, poot en vlerken ver en stijf achteruit; maar het vroolijk kwitseren en ratelen van vader montert ze op,'en van tijd tot tijd laat er een kleintje dat al klaar is, of meent te zijn, zich even van den gootraud in de leege diepte glijden en met een mooien i snellen zwaai gooit het zich weer omhoog naast de broertjes en zusjes. Iets minder mutiiicus zijn de witte zwa luwen aan den overkant. Dat huishouden is, vrij wat rumoeriger en heel wat minder De witbuikjes zijn tegen half drie wat gekalmeerd en zitten nu tamelijk kalm op n rij mij aan te kijken ; ze kibbelen nog wel tegen elkaar en duwen oiu de beste plaats, maar 't is niet meer zoo'n gemeen gekrijfch als bij 't jvakker worden. Stellig zijn de eerste mugjt» in de dorpstraat nog niet i u de weer ; waar zouden zt; anders op wachten ? Ik ben al kant en klaar, en zij.zitten nog op den dakrand te drentelen «B' te turen naar heel kleine rose wolkjes, die voor de bleeke sterren door de blauw-grijze lucht drijven. Eerst als ik links af door het ravijn afdaal naar de rivier, slaan ze zich op'de vleugels, en volgen mij nieuwsgierig een eind ver. dan keeren ze terug naar hun eigen speel- en jachtterrein: de dorpsstraat en de zuidvr-heuvelhellingtusschen de kersen- en percboOLiien. In den hollen weg is het nog duiker; de bramen hangen hoog boven mijn ho 4d en teekenen hun herhaling van vijf mooie z varie blaadjes scherplijnig af op de smalle lichte luchtstreep ; te^'en de boomstammen, over klimop en hopranken heen, ligt als e< n sprei van fijne stof en weelderige teekening, de witte elemntis, met zijn duizend oranjeljioesenis,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl