De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 14 augustus pagina 2

14 augustus 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMiTERD AM1IEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. f te willen steunen. De dringende uitvoering zoude zooveel te eer bespaedigd wordjn, meent h\j, indien de gelden aoodig voor de gtichüng, vóór zyn vertrek'naar Zuid-A'rika, begin September, waren gevonden. Reeds ie de grond voor^de eerste school ten geschenke aangeboden doof den heer Wolmarans, ons alien zoo bekend en is ook door dien heer dekking van de exploitatie kosten door deelneming van gezeten burgers toegezegd.. - Rest aan Nederland het kapitaal voor de stichting en inrichting van het gebouw te complet eeren. Het is een maatregel van dringende zorg, vooral sedert den invoer der Chineezen, dat het armste deel van het Afrikaanscheevolk in elk geval n aanzien blijft staan boven de minste uitlan Iers. Dat zou de ondergang zijn -:-VRn het Afrikaansche volk als z'gne zonen, op eigen bodem, uit armoede zouden wor.len tot het ondergeschikte ras. Een van de middelen om dit te verhoeden ia het stichten van arabachtsscholen, door de voormapnen van Zuid-Afrika dan ook op het dringendst aanbevolen. Ten bew\jze heeft de directeur der voor noemde Maatschappij) ons de volgende ver klaringen voorgelegd: 27 Oct. 1902, schreef de h -er A. D. W. Wolmarans, o. m.: Ten Tervolge.. op mgn schrijven van 29-9 jl. en naar aanlgding van ons onderhoud omtrent het bedrijfs ^kapitaal voor een op terigten ambagtschool, wensen ik hier te herhalen . Tp»t Ik ?vroeger z^de, dat tic het grond voor zodanige ? school gratis xulten afstaan aan zodanige school. En «Is 11 «n ons andere vriend*» <er in kunnen slagen om «en goed . kapitaal voor het op en inrigtiBg van zodanige school te 'vinden, wy ?zuilen trachten OTxler ons ttAven in het bedrsjfkapïtaal te voorzien de»r «chod-, kas-, en l ogieeg* W," vrij willige bydrageü«nu. -ent. en>eoo mogelijk door een subsidie van omen .emrtueel op te rigten gchec-h-aad, etc., ?want aan bedoelde school zal o»k -moeten -verbonden worden «en klasse «f getesenfeead TOOT gewoon lager zoo noodig mMdfHwrar onderwijs, opdat zulke kinderen niet frMieel «ngeieetd of Hefe dat zij een goed 6-pvee*Bg tevens krijgen. Ook als uw plan slagen dat aan wees kinderen een voorschot gegeven worden zal d»t -veel helpen." In lat«re correspondentie schreef de heer A. D. W. W. 17 Oet. 1903 o.m.: OnderrietmÏBgen in den vorm van gewone uitdee ling troost wel voor eeuige dagen, doch is spoedig verdwenen en men kan zelfs niet zi«n waar geholpen werd, daarom kan onze vrienden, d=j armen onder ons volk niet beter helpen dan door 'tstig'en vaneen ambachtsschool -waarin de arm« kinderen en weezen onder ens volk een ambacht kan leeren," ??89 Juli 1-904 wordt na een onderhoud met Ond-'Preaident Steyn namens Z.H.Ed. door den waarneraenden secretaris gestfcreven: Z.Ï. Edele de heer M. T. Steyn heeft ing opgedragen U in antwoord op a w tot hem gericht yerzoek, mede te deeten dat het stichten van Ambachtscholen in Zuid-Afrika naar ssijtie meerling m de gegeven omstan digheden voorziet in eene der meest drin gende -behoeften vnn het Afrikaansche Volk. Z.'H.'Edeie''kan dan ook het tot stand komen Tsn dergerjfke stichtingen rck't anders dan van'harte toejuichen" 15et komt ons voor na dese ni tspra ven dat meerdere aanbeveling onnoodig is. Er is-wel TBE/1 gegeven, maar ook dit geld zal als de rechte personen worden bereikt, wel w<jrden gevonden. Wij steFlen ons gaarne beschikbaar toezeggingen van giften in ontvangst te nemen en die den Directeur van voornoemde Maat schappij tot Handhaving van Stamverwante Belangen in Zuid-Afrika den heer O. Kamerlingh Onnes, ter nadere verantwoording te djen toegaan. IIIIMimilNIIHIHIIMIItMHIIIIMIIIIIII Een WjnBHi-onterzoek te Rottertoi. II. (Slot). 'De Botterdamsohe Gezondheids-commissie, nit wier dezer dagen gepubliceerd woninganderzoek ik in het voorlaatste no. enkele TANTE RHABARBER. Vertelling van 6ERTRUD FRAXKE SCHIEVELBEIN. I. Tante" noemde ik ze alledrie. Niet, omdat het werkelijk tantes van mij waren, doch alleen met het recht van de nog uit den goeden, ouden tijd dagteekenende gewoonte, dat alle mogelijke mannelijke wezens ooms" en alle vrouwelijke tantes" waren. Toen ik -zoowat een jaar of zes was, zag ik ze voor het eerst en wel bij gelegenheid van een visite, die ik er maakte met mijn ouders. Die visite I... ik vergeet haar m'n heele leven niet. Mijn vader was schilder en leeraar aan de teeken-akadernie. In de zomervacantie gingen we .altijd naar bniten, want papa had het meestal verbazend druk en zocht in het stille, rustige buitecleven, ver van alle steedsche beslommeringen, verademing voor de door gestane vermoeienissen en nieuwe levens kracht voor de toekomst. 't Liefst koos hij zi'-.h een verblijf dicht bij, of in een bosch uit. Dikwijls was er sprake geweest van een reisje naar Berlijn, maar 't was altijd bij het enkele voornemen ge bleven, tot op zekeren dag het plan tot rijp heid kwam en we werkelijk met ons drieën naar Berlijn trokken. Ik, voor mij, vond de stad met die bijna tot aan den hemel reikende huizen in n woord verschrikkelijk. En als er niet zoo'n legio ooms" en tantes^ geweest waren, die bij onze verschijning allen zonder uitzonde ring zoo'n uitbundige vreugde aan den dag gelegd hadden en mij behandelden alsof ik een wereldwonder was, dan zou ik zeker dien akeligen indruk van mijn vader's ge boorteplaats mee naar huis genomen hebben. Op zekeren dag kreeg ik een prachtige crème-jurk, lange zwarte zijden handschoe nen aan *n een enorm grooten Fl oren tij nsehen hoed op mijn lange blonde krullen. Toen ik in den spiegel keek, vond ik me zelf gegevens mededeelde, heeft inderdaad de kwestie van alle zijde bekeken. Niet alleen de vraag hoe zijn de woningen, maar ook: wie wonen er in, en hoeveel huur betalen de bewoners voor hun krotwoningen, wordt uitvoerig in'hare tabellen beantwoord, waar mee de sociale zijde van het vraagstuk bij uitstek goed belicht wordt. Ik kom daarop straks nog terug. Behalve de zeer ongunstige cijfers over de n kamer-woningen, " en het aantal bedsteden, zijn nog typisch voor den treurigen woningtoestand der armere klasse: de gegevens omtrent de verdiepinghoogte der onderzochte woningen. Noemt men eene verdiepinghoogte van 3 M. eii meer goed, van 2.76?3 M. voldoende, van 2.51 tot 2.75 M. onvoldoende, van 2.01 tot 2.5 M. zeer laag, en van 1.50 tot 2 M. slecht, dan krijgt men als resultaat, dat van de 1335 onderzochte woningen 136 zeer slecht, 711 zeer laag, 207 onvoldoende eu slechts 281 voldoende en goed zij n. Een uitermate slechte verhouding dus ! n wijk 4, de oude stadsbuurt, is de verhouding nog slechter: daar zijn van de 488 woningen 307 zeer laag en slecht, d. i. bijna 60 pCt. Dezelfde resul taten verkrygt men bij eene berekening naar de -luchtruimte per persoon, over welke het Kapport eveneens eenige tabellen bevat. Stelt men als gemiddeld benoodigd voor n persoon 10 M3. luchtruimte, dan zijn in wyk 12 van de n-kamer- woningen 36.4 pCt. ^an de t wee-kamer-woningen i5.07 pOt. van de drie-ka«er-woningen 6.08 pCt. onvol doende. Past men dezelfde verhouding toe op de slaapvertrekken, alcoven enz., dan wordt de verhouding nog veel oogunstiger : dan is b. v. in wijk L2 niet niiader 69.18 pCt. onvoldoende! Stelt men de eischen iets hooger, zonder in het onredelijke te ver vallen, b. v, 15 M3. voor eiken volwassene, dan wordt het percentage on voldoende nog aanmerkelijk verhoogd, en zijn «r van de 100 n-kamer-woningen nog geen 20 die voldoende zijn. Och, of men de eene taJbel neemt of de andere het resultaat biyft overal hetzelfde. Gebrek aan licht, aan lucht, aan ruimte, hier in ontzettende, daar in wat mindere mate. En dan zal rk de tabellen over de privaten maar orerslaan hoewel ook daaruit de benarde toestand, met zijn ge volgen van onreinheid en vervuiling, dui delijk blükt. Het meest voorkomende gebrek in deze woningen is: het ongedierte. Dat is ontzettend! Van de 813 n-kamer woningen in wijk 12 hadden er 350 hinder van ongedierte! Een verbazend groot aantal heeft ook hinder van vocht, vooral in 't oude stadsgedeelte, waar men woont buiten (Ie water-keerende Hoogstraat, en waar 82 pCt. der kelders hinder van 't water hebben ! Welk een ongezonde toestand, vooral ook voor zwakken en kinderen, daarvan nood zakelijk het gevoly moet zijn; laat zich begrijpen. De opgaven omtrent de woninghuren toonen aan, dat, naar verhouding van het inkomen, deze in alle opzichten onvoldoende woningen zeer duur moeten worden betaald. Van 855 n-kamer-woningen doen 266 een huur van f 0.75 tot f l; 294 van f l tot f 1.50, en 148 yau f 1.50 tot f 2.50. Hierbij zijn geen café's en winkels ! In wijk 4 varieeren d« huren der 219 n-kamer-woningen van f l tot f2. Er eijn er echter nog 8 n kamer-woningen in deze wijk waar f2.50 be taald moet worden. Zoo valt ook te berekenen, hoeveel in deze woningen de M3. woon ruimte per jaar kost. In wijk 4 is dit bij 365 woningen nagegaan, waarbij o. m. bleek, dat 128 dezer woningen van f' 1.50. tot f 2 per M3. per jaar kosten; 99 betalen f l a f2.50, en 100 dezer krotten kosten f 2.50 tot f 5.50 per M3. per jaar ! Door wie worden deze woningen bewoond ? Dat is een belangrijke vraag. Immers, wat is het doel van eik dusdanig onderzoek, althans wat behoort het doel te zijn. Dit, dat of door de gemeente, of door particulieren, of door samenwerking dezer beiden, betere toestanden voor die van thans worden ge schapen. Maar die hulp moet zich aan passen aan de bestaande verhoudingen, en indien men ooit liefst spoedig er precies een wandelende paddestoel. Hoe kom je-toch in vredesnaam aan al die malle ideeën ?" zei mama, die toevallig gehoord had, wat me daareven ontvallen was. Doe me asjeblieft n plei/.ier en houd, als je bij de tantes, waar we vandaag naar toe zu'len gaan, iets ziet, dat je vreemd voorkomt, je op of aanmerkingen vóór je, tot we weer thuis zijn !" Ja, ja!" liet mijn vader hierop volgen, houd in 's hemels naam je mond, want je zoudt misschien de gekste dingen zeggenen óns daardoor in verlegenheid brengen. Denk er dus om te zwijgen." Ik had het ongeluk een tamelijk weetgierig klein ding te zijn en wilde van alles, wat ik zag, en dat me nieuw of vreemd voorkwam, het hoe en waarom weten. En als ik dan uit louteren aandrang om ergens het fijne van te willen weten, een of andere vraag deed, of openlijk met mijn eigen waarne mingen en opmerkingen voorden dag kwam, gebeurde het niet zelden, dat deze een luid gelach verwekten. Ik vond niets zoo verve lend en beschamend dan om door anderen voor een kluchtig" kind te worden gehou den, 't Eind was altijd, dat ik begon te huilen en in woede losbarstte, wanneer men dan nog harder begon te luchen. Ik werd ten slotte in een kast gezet boven op het portaal en kon daar uitgillen zoo Ivard ik wou en tevens nadenken over de zonde, die ik bedreven had. Ja, zonde en schande noemden de meiischen het, dat ik zoo kwaadaardig kon zijn; in mijn eigen oogen echter had ik nooit schuld en ik beschouwde mezelf voortdurend als Let slachtoffer van de domheid van heelanders-deakende wezens en deze hadden helaas de macht in handen ! Toen ik dus op dien bewusten dag de waarschuwing van mijn ouders in do ooren knoopte, tot zwijgen gedoemd en tot barstens toe opgevuld met vragen voelde ik het al vooruit: Ik zou allerlei buitenge wone dingen zien, niets van dat alles snappen, domme vragen doen e-n moeten boeten voor dingen, waaraan ik volkomen onschul dig was. En het kwam juist zoo uit ook ! Toen we onderweg waren, vergat ik echter allengs mijn bange voorgevoelens en mijn brandende, nieuwsgierigheid. Wc gingen er toe kome, om betere woningen te bouwen, dan moet er, wil men den tegen woordigen bewoners der krotwoningen niet nog mér hun toestand verergeren, en hen verjagen naar andere buurten, rekening worden gehouden niet de draagkracht der bewoners. De Rotterdamsche commissie heeft, in gun stige uitzondering met de elders ingestelde onderzoekingen, getracht ook daarop eenig licht te laten vallen, en waar het moeilijk gaat, juist bij dat soort menschen vrij nauwkeurig te weten te komen wat hun inkomen is, heeft zij in een harer tabellen een overzicht gegeven van het beroep der bewoners. Bn daaruit blijkt het best, dat men hier te doen heeft met maatschappelijk zwakken, van wier eigen draagkracht niets of bitter weinig is te wachten. De grootste categorie is der losse werklieden. Wat zijn dat? Eigenlijk is het een onbeschrijflijke categorie. Maar déze, in Rotterdam, zijn in den regel lichamelijk of zedelijk minder waardige havenarbeiders, veel bejaarde en oude werklieden, die geen geregeld werk meer hebben, en, wijl zij onmogelijk op gere gelde inkomsten kunnen rekenen, gedwongen zijn, een zoo goedkoop mogelijke woning te huren. De daarop volgende, sterkst vertegen woordigde categorie is die der strijksters, werk- en waschvrouwen, de echte slovers en zwoegers, weduwen die in hun onderhoud voorzien, en daar, in vochtige kamertjes, waar het steeds kwalijk riekt, waar men 's zomers stikt van de hitte en 's winters de wind jaagt door de reten, hun zuur stukje brood verdienen. Door hen waren 135 dezer woningen bewoond, en wel voor namelijk in woninkjes van f 0.75 tot f 1.75. Daarop volgt de categorie van kooplieden en fabrikanten", met welke wel wat al te weidse-he benaming worden aangeduid de straatventers en vervaardigers van alle mogelijke of onmogelijke prulleboel, wier krotwoning dus ook nog moet dienen als werkplaats. Men heeft er ettelijke sigarenfabrikanten" en kleermakers onder, bij de gedachte aan wier beroep, en aan net ge vaar van eventueele besmetting, men wel ?F«B kan rillen. Zelfs werden er in die wijk 31 kantoorbedienden en andere beambten", en 9 artisten en muziekanten" gevonden, stellig geen illustre. vertegenwoordigers van hun beroep! Aanmerkelijk groot is ook het aantal gezinnen (ouden, invalieden of stumpevds) nl. 74, die moeten leven van de bedeeling, d.w.z. die moeten rondkomen van hoogstens f 1.50 ondersteuning. Geen wonder, dat hun woninghuren in den regel die van 50 cent tot f l gulden per week zijn. De verhouding in wijk 4 is uit den aard der zaak vrijwel dezelfde: Ook daar vormt de bevolkingd er krotwoningen het bezinksel der maatschappij : maatschappelijk zwakken, die alles wat ze noodig nebben aan lotsverbetering, moeten verwachten van de hulp van buiten af. Bijna overbodig maar waar het Rot terdam geldt, toch waarschijnlijk zeer noo dig motiveert de Commissie deze opname van de beroepen, die zij van het grootste belang" noemt, als volgt: Indien de Com missie overgaat tot het indienen van voor stellen tot otibewooiibaarverklaring, en het gemeentebestuur is bereid hierin mede te wecken, dan is het te hopen en ook wel te verwachten, (iat paj-ticulieren of vereenigingen zich die verdreven bevolking zullen willen aantrekken. Maar dan is het voor hen, die helpen, van het grootste gewicht, te weten, voor welke bevolking /.ij zullen hebben te 'bouwen. Anders loopt men gevaar, dat die bevolking geen onder komen vindt, zich weer in de oude stads gedeelten ophoopt, en de toestanden ver ergeren in plaats van verbeteren!' Dit getuigt inderdaad van een gezonden, onbekrompen blik op het vraagstuk, niet omdat er een nintiv gezichtspunt in wordt geopend, maar omdat lut de aandacht vestigt op de kern van het vraagstuk in een groote stad: het bouwen van ijoe.ile woningen, die slechts geringe huur zullen doen. Hiermee heb ik de voornaamste bijzon derheden van dit Rapport medegedeeld. De Commissie heef c haar onderzoek voort gezet, en ongetwijfeld zullen de gegevens en feiten die thans verzameld worden, op iiiiiiitimiiitiiiiititiiiiiiiiimi in een open rijtuig heen ; reden allerlei mooie buitenplaatsen, kleine villatjes en echte bui tenhuisjes met aardig aangelegde tuintjes voorbij, kwamen toen aan een groot bo?ch, dat wemelde van wandelaars, spelende kin deren en hollende honden, om eindelijk aan een rij huisjes te komen, die er in de verste verte niet aardig uitzagen. Voor n dezer huisjes hield het rijtuig stil. Precies een kottiemolon, dacht ik, want het huisje was maar n verdieping hoog en had een plat dak met in het midden een torenvormig versiersel, waaraan een lange windwijzer was aangebracht. Een klein, op vier houten pilaren rustend portiek deed me denken aan het uitgeschoven laadjevaneen kofliemolen. Nergens was eenig teeken van leven te bespeuren ; er verscheen ook niemand aan liet raam, het kwam me voor of papa een beetje bleek v.Ai, terwijl mamu's wangen hoogrood waren gekleurd en haar oogen buitengewoon schitterden. Zou ik even m'n slag waarnemen en haastig een paar vragen doen V" dacht ik bij me zelf, doch beiden namen zóó weinig notitie van me, dat de moed mij er toe ontzonk. Bijna op hetzelfde oogenblik tilde mijne papa mij het rijtuig uit en zette me op den grond, of ik een pakje was en toen tippelde ik achter hem aan door mama gevolgd, den dichthegroeiden donkereu voortuin door naar den zijwaarts gelegen ingang van het huis. In het voorhuis was alles popperig klein, laag, bekrompen maar he'dur en zindelijk : de witte deuren, de geboende, grond, de licht blauw gewitte muren enz. Voor het venster stonden pelargonia's, zóó prachtig rood, bruin en wit in bloei, dut men bijna geen blad zag. Vader wees op de bloemen en zei halfzacht: Barbara'.", waarna mama hem haastig en beteekcnisvol een paar maal toeknikte. Ik luid rhabarbei-" vorsoaan en zocht nu de beide begrippen, het akelige drankje, dat ik zoo dikwijls met groutu moeite naar binnen werken moest en de/.e prachtige bloemen met. elkander in verband te brengen, maar helaas zonder eenig resultaat! Papa schelde. Even daarna hoorde ik iet s rommelen, een knip werd weggeschoven en een oud-uit/.iende jull'rouw keek om het hoekje van de deur. Haar kin en haar neus nog ergeren toestand wijzen dan deze. De Commissie verricht met dit onderzoek een nuttig werk, wat ongetwijfeld ook door den Raad, die geroepen zal worden, hierin op Nu deze week de nieuwe Bouw verordening bij den Raad is ingediend (had deze niet, volgens wettelijk voorschrift, met l Augustus gereed moeten zijn ? Of had Rotterdam dispensatie?), zal de Raad spoedig gelegen heid hebben, in dezen zijn goeden wil te toonen niet alleen in woorden, maar ook met daden. . H. IIHIItlHIIimilHflIMIIMIII imelbeooiteliDp. IV. FL. VAN DUYSE. Een Duytsch MusyckBoeck, uitgave XXVI der Vereeniging voor Noord-Nederlands Muziekgeschie denis. Amsterdam, Frederi k Muller &Co. CATEAU ESSER. Studies op vocaal-dra matisch gebied. Amsterdam, Scheltema & Holketaa. JACQUES HARTOG. Ludwig van Beethoven en zijn negen symphoniën. Amsterdam, Schelteiis en iltay. E. O. NODNAGEI, (vertaler AKY BELINFANTE.) Stetnvorining en Staatszorg. Amsterdam, Jaeq. van Cleef. S. BROXS. De Loer van den muzikalen vorta. Amsterdam, De Erven H. v. Munster & Zn. FL. VAN DUYSIÏ. Het aude .Veder'andsche Lied. Aflevering 22. 's Hage, Martinus Nijhoff, Antwerpen, de Nederlandsche Boe'ihan lel. Met ha.ir zes-en-twintigste uitgave, heeft de Vereeniging voor Noord-Nederlands Mu ziekgeschiedenis een goede keuze gedaan. Het oude Nederlandsche wereldlijke lied voor meer dan n stem mag wel wat meer be oefend worden. Wat de Vereeniging vroeger gedaan heeft voor hot meerstemmige wereld lijke lied, was zeer zeker hoogst belangrijk, maar de madrigalen van Tollius waren op Italiaanschen en het chanson liozette van Sweelinck op Franschen tekst gecomponeerd: Thans hebben wij een Bundel Nederlandsche gezangen met gedeeltelijk zeer interessante teksten.^ En wanneer binnen kort de afzon derlijke partijen zullen zijn verschenen (hiertoe bestaat namelijk het plan), dan kan men deze uitgave der Vereeniging ongetwijfeld als een harer nuttigste beschou -ven, waarvan het alleen maar jammer, is dat zij, voor die muziekbeoefenaren voor wie de C-sleutels moeilijkheid opleveren, een weinig ontoe gankelijk is. In de voorrede zet Van Duyse uiteen, dat er niet veel meerstemmige liederen-ver zamelingen bestaan uit de XVIe eeuw. Men kent er slechts vijf. Daarvan zyn er twee incompleet en van de andere bestaat er slechts een exemplaar. Het bovenvermelde, oorspron kelijk door iehuan Susato te Antwerpen uitgegeven Duytsch Musyck-Boeck is het jongste van het vijftal. Men vindt er in het geheel twee-en-'iertig nummers, waarvan er vijf voor vijf stemmen, n voor zes en de andere voor vier stemmen zijn gecomponeerd. De beroemde Jacob Clemens non Papa is er vertegenwoordigd met vijf liederen; voorts vindt men er van Gerardus en Johanues Turnhout, van Jan Belle, Ludovicu-i Episcopius, XoëFaignient, Lupus Hellinc, Servaes van der Muelen, Joan Wintelroy, Theo Everts, Joan de Latre, Adrianus Sockart en van een Anonymus. De naam van den voortreffelijken en kundigen Florimond van Duyse is er ons een waarborg voor dat de liederen met de grootste nauwgezetheid uit de stemboeken in parti tuur zijn gebracht. In de brochure van mej. Cateau Esser breekt de schrijfster een lans voor betere declamatie bij compositiën op nederlandschen tekst. In het orgaan der Vereeniging tot beoefening van vocale en dramatische kunst raakten elkaar bijna en rondom haar mond, die een dun streepje geleek, zaton wel honderd kleine fijne rimpeltjes. Ze had vriendelijke glimmende oogjes, die, toen ze papa zagen, nog vriendelijker glansden, terwijl haar tot een lach vertrokken mondhoeken bijna haar ooren raakten. Tevens keek ze ons alle drie zoo verbaasd en verwonderd aan, dat ik in lachen zou uitgebarsten zijn, als mama me nit't intijds met een waarschuwende!! blik had toegeknikt. Is mijnheer thuis?" vroeg papa, even aan zijn hoed tikkend. Of meneer thuis is? Natuurlijk!" ant woordde de oude dienstmeid verlegen lachend en 'onderhand haar nattige vingers die een dweil, die nu in een emmer verdween, omklemd hielden, met haar bonte .schort afdrogend. Meneer is altijd thuis. Hij zal maar niet in zijn schik wezen . . ." Al babbelend slofte ze op haar klapperende muilen de kleine keuken door, deed toen een deur open en riep mot iets opgewondeus in haar stem : Meneer, mevrouw, daar is visite ! Visite voor u !" We volgden haar door de heldergeboende keuken gansgewijze achter elkaar loopend; eerst papa, dan mama en eindelijk ik, in de grootste verbazing me zelf afvragend, wat dat voor een grappige oude-meid was. Bij onze binnenkomst klonk een vierstem mige vreugdekreet. Een oude lieer, die tusschen drie oude dames gezeten had, breidde de armen uit riep : Alfred !" En Alfred !" werd door drie vrouwenstemmen in drie verschillende tonen herhaald. Jk heb verder eun vage herinnering van een verward door elkaar loopen, omhelzingen, kussen, uitroepen van verbazing en verwon dering als: lloeis 't mogelijk ?!... Ben jelui 't werkelijk ?!... Neen, maar 't kan niet zijn!... Is 't dan toch zoo ? ! dat ik ten slotte zelf begon te twijfelen of we 't wel waren. Wie of wat we eigenlijk moesten wezen, heb ik heelemaal nooit begrepen. In het eerst werd ik door een kleine dame bij de hand genomen, niet veel grooter dan ik, hoogstens zoo groot als een meisje van 'n jaar of tien. Maar oud . . . stek- en stokoud naar mijn idee, want ze had maar n tand en geelachtig grijs haar, dat in een heel dun vlechtje om een hooge kam boven op haar hoofd was vastgestoken. Sempre Avanti werd der schrijfster de gele genheid geboden, zooals zij zegt, h»«en reeks van studies hare gedachten en ervaringen over en op liet gebied der kunsten, die zij beoefent, ook buiten den kring harer leer lingen bekend te maken. Under den titel Muzikale Tekst-interpre tatie" gaf zij een reeks artikelen, welke thans den inhoud vormen van de bedoelde brochure. Voor hen die onder de uitdrukking Tekst interpretatie" iets andejs verstaan dan mej. Esser, moge hier ter verduidelijking dienen dat zij daarmede bedoelt de eischen der woordkunst toegepast op de toonkunst. Hoe' verdienstelijk het nu ook wezen moge om met kracht te wijzen op het groote be lang dat bij de compositie aan hit woordtnoet worden gewijd, hoe goed het ook is om voori>eelden van slechte declamatie aan scherpe critiek te onderwerpen, de vraag dringt zich toch bij mij op of de schrijfster haar doel niet voorbij streef t wanneer zy algemeen be kende en geliefde liederen als Abeudempfindung" van Mozart en Du bist wie eine Blume" en Dein Bildniss wunderseiig" van. Schuniann als specimen van slechte declamatie citeert. Juist omdat zij terecht Wagner in zjjn latere periode beschouwt als de man die ook hier reformatorisch is opgetreden, bad zij beter gedaan hare voorbeelden utt lateren tijd te 'kiezen. Stilzwijgend al ieder musicus erkennen dat oudere componisten zich aan tekortkomingen hebbeu schuldig gemaakt op het gebied der declamatie, maar niemand zal hen daarover hard vallen. Het voorbeeld dat mej. Esser op blada. 37 aanhaalt past,al bijzonder goed in haar kader, d. w. z. het is al bijzonder slecht gedeclameerd. Bevreemdend is echter de beschuldiging die rnej. Esser al onzen Nederlwidschen tooakunstenareu" naar liet hoofd 3liugert, waa neer zij zegt dat hunne tekstbehandeling veel kinderlijker is en van .veel grover ouweteudheid getuigt dan die van den jongen man, van wien het geciteerde voorbeeld kejikomstig is. Wanneer mej. E->ser beweert dat zelfs oudere fransche componisten, vóór Richard Wagner, woord en toon in gelukkiger over40 cents per r«g«l. B oven a J een nig middel tegen Dar mca+arrh , Diarrh ee, Braakloop, enz. de lx Cour. CHOCOL4T-VEEN LE PLUS JDELICIEÜX CHOCOLAT BOD» GJUMpBR. l'tinet a Sneek fHollande). Prof Dr 6. W.BengerSöhne Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat 157 j K.F. DEUSCHLE-BENGER. Dit zonderlinge menschje boog zieh over mij heen en terwijl ze maar voortdurend binnensmonds prevelde : Och Heere, Alfred's kind? Hoe is 't mogelijk Alfred's kind !?? hield zij mijn haar, mijn jurk, mijn handen, mijn grooten hoed dicht onder haar oogen. Ja, ze keek me ten slotte met hiiar ;;ezicht vlak bij het mijne, zóó lang en nauwkeurig aan, dat ik het denkbeeld niet van me kon afzetten, of ze soms plan hebben zou, om, (daarmee maakte de kindermeid me vroeger altijd bang) een hapje uit mijn frissche roode wangen te nemen. Tot mijri onuitsprekelijk groote verlichting gebeurde dit niet. Uit hiiar handen ging ik over in die van de beide andere dames, om ten slotte op de knieën van den ouden heer te land te komen. Hij zoende mij ontel bare malen, wat ik vreeselijk naar vond, verzekerde meer dan twintig keer, ofschoon niemand het tegendeel beweerde, dat ik het sprekend evenbeeld van Alfred, op en top Ai/red" was. Alijn gedachten en waarnemingsvermogen hadden intusschen ook niet stilgestaan en ik hield me er vast van overtuigd, dat de oude heer een Turk moest zijn. Hij had een rood mutsje met een blauwe kwast op zijn kalen schedel, droeg een groote, wijde jas, met roode opslagen (ik had er nog nooit zoo een gezien) en hield een verbazend lange pijp in de handen. Uit mijn prentenboeken wist ik, dat onder den kaftan, een wijde broek gedragen werd, ten minste, als hij een echte Turk was. De kleurig-ïjeborduurde pantoffels, zooals ik ze thuis nog nooit had gezien, namen mijn laatsten twijfel weg. Dat was dus seker het vreemde" waarop maina mij thuis reeds had voorbereid, en al brandde ik ook van nieuwsgierigheid, om te weten te komen, hoe die man hier gekomen en mijn oom" geworden was, ik durfde geen enkele vraag doen, waagde geen enkele op merking te maken, uit vrees voor straf. De ongerijmdste dingen doorkruisten mijn brein, terwijl hij mij allerlei aardigs zat te vertellen en mij daarbij met een onbeschrij felijk goedhartige uitdrukking in zijn fletse oogen aanzag. (Wordt veri-olyd'. \

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl