Historisch Archief 1877-1940
Kb. 1419
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOR NEDEKLAND.
eenstemming wisten te brengen dan andere
volkeren, zal menigeen verwonderd opkijken.
Het is toch bekend dat de Franschen in
hunne prosodie de syllaben tellen en niet
?wegen, zooals wij. Met uitzondering van de
allernieuwste onder de franaehe componisten
(d'Jndy, Chausson c.K) vindt men juist bij
de Franschen voorbeelden te over van slechte
tekstbehandeling. De regel une fièvre bru
iante" uit Gretry's Hicliard coeur de lion"
met het accent op de zwakke lettergrepen
der eerste twee woorden, wordt zelfs steeds
aangehaald als bijzondere eigenaardige tekst
accentuatie.
Evenmin ben ik het eens met mej. Esser,
wanneer /ij zegt tot de absolute muziek be
hoort alle muziek die voor een instrument
geschreven wordt. Een sonate voor piano,
een fuga voor orgel, een concert voor viool,
eene sinfonie voor groot orkest," enz. Niet
zoozeer omdat de uitdrukking voor een in
strument" kwalijk past bij sinfonie voor
groot orkest" dan wel omdat men onder
absolute muziek verstaat een compositie,
waaraan geen programma tot grondslag ligt.
Wanneer ik nu nog zeg, dat het
Nederlandsch waarvan mej. Esser zich bedient
niet altijd correct is, bv. een beerlijken
bloeitijd zal kunnen komen voor de
vocaaldramatische kun^t," en zoo zijn er tal van
voorbeelden aan te halen, dan kan ik van
deze brochure afetappen.
De heer Jacques Hartog heeft vroeger
reeds enkele werkjes in het licht gegeven
waarop zijn qualiteit, leeraar in muziekge
schiedenis aan het conservatorium en aan
de muziekschool van de Maatschappij tot
bevordering der Toonkunst van de Afdeeling
Amsterdam, vermeld stond. Zoo ik mij niet
vergis prijkt op het thans voor mij liggend
boek Ludwig van Beethoven en zijn negen
symphonieën" voor het eerst zijn nieuwe
titel Privaat-docent in Muziekgeschiedenis
aan de Universiteit de r gemeen te Amsterdam".
Nu geloof ik wel dat men in zekeren zin
het recht had van den heer Hartog na zijn
benoemiiig tot die hooge waardigheid, een
doorwrocht stuk te verwachten waarin hij,
gesteund op belangrijke bronnenstndiön, op
een of ander interessant onderwerp een
nieuw licbt had kunnen doen schijnen. Hadde
hij dit gedaan, dan zou hij zijn prestige in
die nieuwe waardigheid met n slag geves
tigd hebben.
Dit nu is .met het bewus'e werk niet ge
schied, want het bestaat, behalve uit een
beknopte levensgeschiedenis van Beethoven,
uit vrije vertalingen van hetgeen W.
Lnnghans en Heinrich Reimann over de negen
symphoniën van Beethoven hebben ge
schreven. Nu wil ik er dadelijk bijvoegen,
dat de schrijver in zijn voorrede verklaart,
dat hij genoodzaakt was alles in zeer
eknopten en zeer p'/pulaircn r o m t" brengen"
en ook de overtuiging uitspreekt, dat de
bladzijden, die hij aan Beethoven heeft ge
wijd geon aanspraak malen run diep
wi'tenschappelijken aard te zijn. Maar toch is het
jammer, dat het eerste geschrift hetwelk van
zijn hand het licht ziet in zijn nieuwe quali
teit, juist die eig'nschappen mist, die er
een wetenschappelijk cachet aan hadden
kunnen verleenen. Uit de voorrede van den
schrijver kun men opmaken, dat hij zelf dit
ook min of meer gevoelt. Laat mij dan ver
klaren, dat zijn boekske in den populairen
vorm, waarin het is geschreven, toch veel
nut kan stichten en voorts den wensch uit
spreken, dat van den schrijver spoedig eon
stuk ter perse moge gaan, wai-rir, hij nie.t
gebonden behoeft te zijn aan beknoptheid
en populairen vorm en dat wél van diep
wetenschappelijken aard zal zijn.
Met het grootste genoegen heb ik het
werkje van Nodnagel leeren kennen, dat, door
Ary Belinfante in ons land geïntroduceerd
is en waarvan hij een voortreffelijke
Nederlandsche bewerking gemaakt heeft.
liet doet zoo goed op het gebied van den
7ang eens iets degelijks te zien wat met een
voud en bescheidenheid is geschreven,
Juist op dat terrein ontmoet men zulks zoo
weinig. Xodnagel is een man die zeer ernstig
heeft nagedacht over verschillende feiton
die hem in zijn practijk ?ijn voorgekomen.
Hij is overig-ns ook degelijk musicus en zeer
ontwikkeld op verschillend gebied. Daarom
heeft Belinfante een goed werk gedaan met
het boekske in onze taal over te brengen.
De uithecmsche woorden, die er overtalrijk
in voorkomen, zijn door den vertaler met
voetnoten verduidelijkt, iets wat zeer zeker
de bruikbaarheid verhoogt. Gaarne beveel ik
het werkje aan bij ieder die zich bezighoudt
met de ontwikkeling der stem ; de scherp
zinnige opmerkingen van den schrijver zullen
menigeen eert helder licht doen opgaan over
het een en ander, wat hem tot dusverre
duister was.
Had ik verleden jaar van den heer S. Brons,
miuiekleeraar te's-Gravenhage, een omvang
rijk werk te recenseeron de Muziek in haar
wezen", thans kan ik met ingenomenheid
van den schrijver begroeten, een weliswaar
minder uitgebrei i maar daarom niet minder
belangrijk werk de leer van den muzikalen
VOMU". Inderdaad daarover is in onze taal
nog niet veel in het licht gegeven. Met
prijzenswaardige duidelijkheid is door den
schrijver behandeld het motief en wat daar
uit tot stand kan komen, daarna de satz en
periode, vervolgens de harmonische bouw.
Eerst dan komen de grootere vormen aan
de beurt.
Mo/art en Beethoven hebben den schrijver
hoofdzakelijk de voorbeelden vr-r-chaft, waar
van hij heeft gebruik gemaakt om zijn stel
lingen toe te lichten. Hetere autoriteiten had
hij zich wel niet kunnen kiezen. Gaarne had
ik aan den variatie- en ciaccone-vorm en ook
aan den fuga-vorm eenige aandacht zien ge
wijd. Brahms heeft in enkele zijner
Symphonie-Finales en Mozart in zijn
JupiterSymphonie deze vormen toegepast; daarom
zou het niet overbodig zijn geweest indien
de schrijver deze vormen eenigszins had toe
gelicht. Maar ik geef toe wanneer men
begint met het analyseeren van de werken
onzer groote meesters en dat eenigszins op
volledige wijze, dan zou het boek allicht e°n
grooteren omvang aangenomen hebhen, dan
den heer Brons door den uitgever was ver
oorloofd. Laat mij daarom verklaren dat zijn
werk, behoudens deze onvolledigheid, ern
belangrijke aanwinst is op paedagogisch ge
bied en dat het naast de theoretische werkjes!
op het gebied van de harmonie- en
contiapuntleer, met vrucht gebruikt kan wordfn.
Van het oude. Nederland^che Lied" gaf
ik indertijd bij zijn verschijnen en na vol
tooiing van het eerste deel een uitvoerige
bespreking in deze kolommen. Thans in de
twee en twintigste aflevering vor-ehencn.
Deze is weder even belangrijk als hare voor
gangsters. Steeds wanneer ik het mes er in
zet om kennis te nemen van den inhoud,
word ik getroüVn door het meesterschap,
waarmede de schrijver F. van Du ij se zijn
stof beheerscht. Het is echter moeilijk om
over het geheel een gemodveerde critiek te
geven, alvorens het kant en klaar gereed
ligt. Laat ik dus daarmede wacht' n tot dat
binnen kort het werk compleet zal zijn, tot
roem van den schrijver en tot vreugde van
allen, die belang stellen in de historische
ontwikkeling van mis oude Nederlandsche lied.
,-»
XT. AVERKAMP.
MAGGI
'S
Oïll t 6 K TUI Q 6 11 is een eenig beproefd middel
om gerechten, groenten, vleexpn, soepen, sausen, ragonts, oogenblikkelijk een krachtigen aangenamen
geur en smaak te geven. Weinig «Irsippe's zijn voldoende.
Verkrijgbaar bij alle soli«de kruideniers en comestibleshnndelaren.
MAfifil's Ofidrscheidingen: 4 greote Prijzen, 28 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 5 Eere Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs.
Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL IIORV, Amsterdam.
puil mui iiiliiii mini i n H minimi i i in il i u 1111 n n ui i 411111111 n inmm nul i iiiiniui minimi i 111 m imiimiii u ui iimimi iiiimmimimimiiiiimiimi
..h^zJL.
DAME&
Oue ffltiyes.
In een Amerikaansch blad the Denver Post,
kwam dezer dagen een artikel voor met hei
opschrift: A Dictionary of Etiquette".
Daarin werd een beschouwing gegeven over
het gezelschapsleven, zooals dit was voor
dertig jaren en zooals dit thans is.
Vier illustraties dienden als toelichting op
het geschrevene. Op de eerste ziet men een
dame gekletd naar de mode van dien tijd.
Zij nijgt gracieus voor een zeer correct ge
kleed heer die ietwat plechtstatig voor
haar buigt. Daaronder staat te lezen : Toen
we nog alles naar den eisch der beleefdheid
deden "
Afbeelding twee geeft te zien een aan den
disch zittende familie. De heeren in shirt
waist met bretels over de schouders, de dames
met ongekapt hoofd en losse jakjes. In een
zeer ongegeneerde houding zitten ze aan tafel.
©aaronder staat te lezen: Tegenwoordig
mogen we aan tafel komen in onze overhem
den en kimono's l"
Afbeelding drie vertoont een mailcoach.
De dames worden bij het instappen hoffelijk
geassisteerd door de heeren.
Al beelding vier eindelijk : Een tram, waarin
heeren en dame» elkaar duwen en stompen,
en met stokken en parapluies om zich slaan,
ten einde een plaatsje te veroveren. Mo
derne straat-etiquette" staat er onder te lezen.
Alhoewel de inhoud v#n het artikel, ge
lukkig mag ik wel zeggen, niet in allen deele
van toepassing is op onze Europeesche ge
woonten ik behoef hier slechts te wijzen,
?op de vermaning dat heeren niet spuwen
mogen op den vloer als er dames aanwezig
zijn ? zoo is er toch iets in wat wél eens
onder de oegen van het jeugdig geslacht mag
worden gebracht en dat is de volgende ver
maning : Wees beleefd tegen ieder, hetzij oud
of jong, die ge in gezelschap ontmoet.
Ik meen, dat gebrek aan beleefdheid wel
een der m«est voorkomende fouten is, waaraan
de hedendaagsche jeugd zich schuldig maakt.
De vroegere onderdanigheid welke ons werd
ingeprent, tegenover personen van ouderen
leeftijd, ook al verdienden die menschen in
geen enkel opzicht dat respect, was een
onding ! Maar het is een waarheid, dat als
wat mér de burgerlijke beleefdheid" werd
in praktijk gebracht, onze toch al zoo pro
zaïsch ingerichte maatschappij, er wél bij
zou varen.
Formeel te zijn is wellicht menigmaal niet
gelijk aan waar te zijn ! Maar er is zeker nooit
een tijd geweest, waarop de waarheid zóó
naakt uit de put durfde oprijzen als heden
ten dage.
Alles, ook hetgeen best verzwegen had
kunnen worden, wordt niet alleen gezegd,
maar met zooveel nadruk medegedeeld, alsof
het heil der wereld afhing van de juistheid
waarmede dit alles werd beschreven.
En wat is daarvan het gevolg, onze jeugd
raakt al zóó vroeg bekend met allerlei dingen,
waarvan zij het bestaan zelfs nooit hadden
behoeven te weten, dat de poëzie in het
jonge leven, al heel gauw plaats maakt voor
het dorre proza.
Een zekere onverschilligheid, een cynisme,
dat men vroeger uitsluitend aantrof bij
Leb'manner die van het goede" der aarde
te veel hadden genoten, maakt zich meester
van de jonge menschen die en voorname
lijk heeft onze moderne literatuur hieraan
schuld het ideaal hebben verloren !
Een sanatorium is hun toevlucht, de ge
stichten voor zenuwlijders zijn overvol!
De teekenen des tijds wijzen er dus wel
op, dat de oudere generatie vrij wat meer
blijk van opgewektheid gaf dan de jonge.
Een deel der jeugd heeft het ideaal ver
loren. Hoe er weer tot terug te keeren ?
Deze vraag zal zeker in veler brein zijn
opgekomen in de laatste jaren, vooral bij de
zenuwartsen, die telkens voor een
onoptelossen probleem staan.
Wél, me dunkt, daar is maar n enkel
afdoend antwoord op die vraag. En dat is :
Werken! Niet het doodende werken met-den
geest alleen. Maar een samenleven met en in
de maatschappij."
En dan nog iets :
In the Denver Post komt een interview voor
van een der beroemdste Amerikaansche actri
ces Amelia Bingham. Zij zegt: Doe wat ge
doet goed!
Al waart ge niets dan bordenwaschter ?
wasch die borden beter dan anderen het doen
en ge zult slagen in het vinden van een goede
positie. Kicht uw gedachten op n ding en
ge zult slagen !
En dat is juist de groote fout van onzen tijd!
In het laatste jaarverslag van het Kinder
ziekenhuis in den Haag, getuigt de genees
heer-directeur : Het wil den geneesheer
directeur voorkomen, dat de meeste meisjes
die den eersten proeftijd van zes weken he
ginnen, zich geen voldoende rekenschap heb
ben gegeven van de keuze die ze doen.
Zijn ervaring is, dat het peil der
aapirantverpleegsters die zich aanmelden daalt, en hij
betoogt in zijn verslag, dat het hoog noodig
wordt, dat een ieder die zich die roeping
van het verplegen van zieke kinderen tot
levensdoel stelt, vooraf goed overwege of zy
niet alleen de geschiktheid heeft, maar veel
meer de lust heeft zich te laten leeren en
vormen l
Dit zijn zeer verstandige woorden, want
nooit werd er zooveel gelief hebberd op aller
lei gebied als tegenwoordig. Ieder meent
artiste te zijn of ten minste in het een of
ander kunstvak te kunnen uitmunten.
Veel tijd en geld wordt er verknoeid zon
der een enkel resultaat te verkrijgen.
Daarom is de raad van Amelia Bingham
van zooveel waarde. Werk maar bestudeer
eerst uw eigen- voor ge een keuze doet.
Maar hebt ge die keuze gedaan dan ook flink
voorwaarts en niet gezeurd !
Wevken staalt de krachten, en als men het
eens gewoon is, dan is een lui leven voor zich
zelf alleen iets vreeselijks! Degeen die niet
behoeft te werken voor eigen onderhoud,
doe het ten behoeve van anderen. Er komen
duizende handen te kort en vele inrichtin
gen vragen om uw werkkracht.
Leer uw meisjes bezig zijn en vooral d'.t,
niet alleen aan zich zelf maar ook aan
anderen te denken !
Doen ze dat, dan bestaat er geen vrees
meer voor zenuwlijden mits de juiste maat
bij dit werken wordt gehouden.
De moeders kunnen zooveel invloed uit
oefenen op hare kinderen, zoolang ze nog
onder hare oogen opgroeien. En ook later zal
die invloed niet verloren gaan.
Daarom nogmaals Amelia Bingham's woor
den : Als men mij vraagt: Waarom ziet ge
er zoo opgewekt en gelukkig uit, dan ant
woord ik: Wel, ik werk, dat is alles!"
Slaraten der neali
i.
Mrs. Alfred Lyttelton, de vfouw van den
tegenwoordigen secretaris van koloniën, heeft
plotseling naam gemaakt als tooneelschrijfster
en hoedster harer arme verdrukte zusteren.
Acht maal per week wordt in het
Vaudevilletheater alhier voor volle rangen haar eerste
tooneelstuk Warp and Woof opgevoerd, waar
in zij de onmenschelijke af beuling der
rnodenaaisters van het West-End en de
gedachtenlooze harteloosheid der van verveling mode
zieke rijke dames schildert. Zij heeft een
tipje opgelicht van den sluier, die voor het
oog der wereld verborgen houdt het kommer
vol bestaan der loonwerksters die met einde
loos zwoegen hare gezondheid opofferen voor
het pralen van improductieve vrouwen der
hoogste klassen, Haar stuk wordt druk be
sproken, in de salons, de clubs en door in
zenders in de pers; de tooneelcritici der
groote bladen ignoreeren het. Hier en daar
wordt door dames die er nooit aan dachten
onder welke condities hare costumes zoo vlug
kunnen worden afgeleverd, welmeenend maar
bitter weinig helpend eenige malen Och!"
gezucht. Zóó erg had ik mij het niet voor
gesteld", jammeren anderen, die wel ereis
hoorden hoe zuur de maaksters van weel
derige japonnen haar brood verdienen, maar
die bij de bestelling eener japon nimmor
naar de arbeidersvoorwaarden van het atelier
informeerden, veel minder conditioneerden
dat de vervaardigsters der japon niet afge
beuld mogen worden en een menschwaardig
loon moeten verdienen. Maar nog anderen
zijn er, die, bevangen die door de
zelfgenoegheid van een vroolijk en onbezorgd leven en
de wereld naar het eigen bestaan oordeeleiide,
beslist weigeren te golooven dat er in het
rijke Westen der Metropolis zulke
geldzuohtige creaturen als nvidame Stéfanie (Mrs.
Lyttehon's hoofdfiguur) bestaan; en dat
heafbeulen der naaisters, als in het fastionahele
atelier dier madame, schering en in-lag" in
het modevak is. zooals de titel van het stuk
veronderstellen doet.
Dat de verslagen der Staat>inspect.rices eens
kwamen onder de oogen van deze dames,
en van allen die Mrs. Lyttelton van over
drijving beschuldigen en die rneenen, dat
de roeronde speech der beroemde actrice
Mrs. Patrick Campbell, als hoofd van het
atelier, tegen de doodelijke afmatting en de
slavernij der van haar loon af hangende jonge
vrouwen en tegen de koude harten der rijke
dames, wier balcostumes niet enkel van zijde
en satijn, maar tevens van de krachten en
het leven der werksters worden gemaakt,"
eenvoudig tegen een ph^ntasie is gericht.
Of, wanneer zij slechts de moeite wilden
nemen om het belangrijke artikel van het
parlementslid H. J. Tennant in het
Julinumnier van de National Review te lezen.
Dan zullen zij het geboekstaafd vinden, dat
Mrs. Lyttelton niet phantaseerde, toen zij
madame Stephanie de wreedheid toeschreef,
hare meisjes meer dan 24 uren achtereen te
laten werken.
In het verleden jaar gepubliceerde jaar
verslag van den hoofdinspecteur van fabrieken
en werkplaatsen, komen 1096 gevallen van
onwettig lange werktijden van vrouwen en
kinderen voor. De heer Tennant haalt daar
van verschillende, gevallen aan.
Een costuumnaaister hield 14 vrouwenen
meisjes den ganschen nacht aan het werk
gedurende een tijd van 22'/a uren. Eenandere
employuerde C vrouwen 21 uren achter
een. Een derde hield twee vrouwen 32'/j
uren aan den arbeid met slechts anderhalve
uur rust onderbroken. Een vierde hield drie
vrouwen van 8.30 des morgens tot den vol
genden ochtend 7 uur aan het werk.
Verleden jaar stond een bekende
Londrnsche madame Stéfanie" voor een politie
rechter terecht, wegens onwettige werktijden
in haar atelier. Van vier jonge werksters
waren twee 24 uren achtereen aan het werk
gehouden, met slechts anderhalf uur rusttijd
Een dezer meisjes had den vorigen dag ge
werkt van half negen des morgens tot tien
uur des avonds. Van de andere meisjes
werkte een den oenen dag van 's morgens
half negen tot 's avonds half tien en den
volgenden dag van half negen tot midder
nacht. De werkgeefster verklaarde te hebben
geweten dat zij de wet overtrad, maar zij
begreep niet waarom het haar verboden zou
worden de meisjes zoolang mogelijk aan het
werk te houden. Acht bruidskleeden moesten
worden afgeleverd. En daarvoor werd der
jonge meisjes gezondheid opgeoil'erd. De
magistraat noemde de handelwijze der be
klaagde terecht inhuman".
Het meerendeel van dergelijke exploitaties
blijft onbekend en ongestraft. Het wordt der
meisjes, op straffe van ontslag, verboden de
inspectrices over hare werktijden in te lichten.
Eenigen tijd geleden werd een West-Endsche
modemaakster wegensovertreding'der arbeids
wet vervolgd. De inspeetrice vond in haar
atelier eene vrouw en een jong mé"isje des
avonds 11. uur nog a ui het naaien. Beide
bekenden dat zij verscheidene avonden te
voren tot 'J en 10 uur hadden gewerkt. En
den vorigen Zondag waren zij in het atelier
bezig geweest van 11 uur tot, 's avonds 8.
24 meisjes hadden gewerkt in een vertrek
waar slechts ruimte voor 8 is. Voor het
gerecht kwam uit, dat de modemaakster, na
het bezoek der inspectrice, de meisjes onder
vroeg wat zij zeggen zouden als haar vragen
gedaan werden omtrent den werktijd. Een
der meisjes zeide openhartig de waarheid te
zullen zeggen, doch anderen zeiden te zullen
ontkennen dat er 's avonds was gewerkt
geworden. Het meisje dat voor den rechter
de waarheid getuigde en daardoor de ver
oordeeling harer meesteres bewerkte, werd
met betaling van Laar weekloon op staanden
voet ontslagen.
In een ander geval, kreeg een modewerk
ster haar congé, omdat zij bij een onverwacht
bezoek der inspectrice erkende dat zij en
hare medewerksters in 58, zegge acid en vijftig
uren het atelier niet hadden verlaten, voor
maaltijden noch voor slapen. Zij waren des
Donderdagsmorgens S uur begonnen en des
Zaterdagsavouds uur, toen de inspectrice
het atelier bezocht, nog druk aan het werk.
Voor het bckenm n van dat feit, werd zij
op straat gezet in een stad waar zij familie
leden noch vrienden had.
(Slot volgt). J. K. v. D. V.
Tentoonstelling ran St. Jjoiiia en Alice
Koosevclt. iS<rr«/i Vernhardt in Belle-Isle.
Indien alle mannen, over de gehéle wereld
verspreid, na de tentoonstelling van 11)04, te
St. Louis, in Amerika gehouden, niet over
tuigd zijn, dat vrouwen nog iets mér kunnen,
dan zicii sierlijk kleeden, eten en slapen,
dan moeten wij er ons met Bouddistische be
rusting in vinden, door hen niet erkend te
worden, als mededingsters iu den levenskamp.
Overal op elk gebied zijn ter St. Louis ten
toonstelling proeven te vinden van vrouwelijk
kunnen, vrouwelijken ijver en vrouwelijke
volharding. Kloeke, kur.stvolle en sappige
producten, getuigen dat bouwkunde, beeld
houwkunst en landbouwkunde, voor de
vrouwen niet langer onbetreden terrein is.
De demonstraties in geneeskunde, gym
nastiek en opvoedkunde bewijzen
onomstootelijk, hoezeer op dit gebied vrouwelijke handig
heid, vlugheid en tact tot hun recht komen.
The board of Lady managers" is een
prachtig gebouw, dat de heer Btisch, vier
maal millionair en bewoner van St. Louis,
op het tentoonstellings-terrein heeft laten
zetten, om aan alle vrouwen, werkzaam op
de tentoonstelling, gelegenheid te geven, in
mooie lokalen uit-te-rusten en te eten. Een
gecombineerd bestuur van,
vrouwenvereenigingen kreeg het recht gastmalen
aan-terichten, waarbij de vlotte Alice Roosevelt
dikwijls als great attraction" dienst doet.
De uitnoodigingeii door de dames
rondgezondtn, luiden :
To meet miss Roosevelt, The board of
Lady managers requests the honour of your
company at luncheon."
En de vroolijke, levenslustige Alice, nnar
't voorbeeld van haar braven vader, is onver
moeid, babbelt, stelt overal belang in, en
geeft steeds door, links en rechts, handjes.
Het wakkere damesbesluur heeft een som
metje van 100,000 pond sterling b f elkaar
weten te trommelen om den noodi^ea luister
aan de feestelijke bijeenkomsten te geven.
Met Amerikaansche bieedheid van opvat
ting en mildheid in de praktijk, is het ge
bouw geheel kosteloos dagelijks geopend voor
iedere vrouw, om in de prachtige \ertrekken
te komen vaster, Ie'.en, en thee en sandwiches
te gebruiken,
Toen men aan de secretaresse van The
board of Lady managers'' vroeg, of er nu nooit
stoornis in den gang van zaken was, antwoordde
zij : Xooit! wij telefoneereii naar alle kanten,
zijn op alles bedacht, en in een ommezientjo
staat alles icady made" vóór ons.
# #
*
Een jaar of tien geleden, maakte Sarah
Bernhardt met eenige vrienden een uitstapje
naar Belle-Isle. Zij was opgetogen over de
onherbergzaamheid van het eiland, over de
stilte, de rotsen, de zee, de verlatenheid en
de woestheid van het natunrschoon te
BelleIsle. Zij ontdekte er een huis, dat te koop
was. Het perceel werd onmiddellijk haar
eigendom, en nu brengt Sarah ieder jaar een
week of zes door op de plaats, die zij lief
heeft gekregen met al de heftigheid, eigen
aan haar temperament. Haar vrienden lachten
haar hartelijk uit, toen zij het eerste jaar
van haar verblijf te Belle-Isle beweerde,
dat zij er alles wilde kweeken : bloemen,
meloenen, vijgen, sla, en dat zij er lekker
drinkwater wilde hebben. Zout water, zand
en zeewinden zullen je eenige tractatie blij
ven, voorspelden de ongeloovigen. Maar,
wat niemand vermag, kun Sarah. Zij heeft
puik weiwater, eet haar eigen meloenen en
sla, vult, haar vazen met eigen-gekweekte
bloemen, en van haar vijgenboom door
haar Joseph gedoopt ? oogstte zij verleden
jaar zestien heerlijke, rijpe vijgen. De boom
wordt altijd gedekt ? il porte sa chemise
alleen bij warm, zonnig weer, laat zij haar
troetelkind koesteren door zonnestralen.
Op de vraag, hoe Sarah Bernhardt haar
vacantie-tijd te Belle-Isle doorbrengt, ant
woordt de kunstenares :
Ik haal mijn hnrt op aan lichaamsbeweging,
waar ik dol op ben; mijn kunst neemt voort
durend mijn hersens, fantasie en gevoel in
beslag, maar mijn handen en voeten, bloed
en spieren mogen niet traag, arm en slap
worden en daarom laat ik die in mijn rusttijd
tot hun recht komen." 's Morgens om 5 uur
staat Sarah op. Om G uur gaat zij, met e< n
licht geweer over den schouder, op jacht. Om
8 uur ontbijt zij. Daarna gaat zij visschen en
blijft tot ] l uur uit. Om elf uur neemt zij
een bad, kleedt zich, gebruikt haar lunch.
Xa den lunch strekken gasten en vrienden zich
behagelijk uit op gemakkelijke stoelen. Siesta.
Niemand mag een woord spreken. Die
tijd is Sarah's eerste rustuurtje. Daarna
gaat het gezelschap naar Sarah's atelier, dat
zij over haar huisje op Belle-Isle heeft laten
bouwen. Daar wordt gelezen, gepraat of ge
werkt. Sarah boetseert en leest oude rollen
over, of studeert nieuwe in. Om 5 uur wordt
er getennist; daarna gegeten, muziek gemaakt
en de dag is om. Het progamma is afwisse
lend, maar de tijdsverdeeling blijft,
dag-aandag, van uur-tot-uur dezelfde. Sarah eindigt
haar verslag over haar verblijf op Belle-Isle
met deze woorden : En zonder spijt, keer
ik terug naar Parijs. Van Belle-Isle heb ik
gehad, alles wat ik er van vfrwachtte, alles
wat ik er van eischte. Vroolijk keer ik terng
tot mijn kuiit-t, tot den arbeid, tot het leven."
CATÜJCB.
UIT DE NATUUR
LXXI.
Van een bcukeblad in 't bosch.
Als de zon zijn taak opvat zooals ir. dezen
zomer, is het althans op den middag nergens
beter dan in een koele kamer met veel
vensters of in 't bosch.
Niet in een laag bosch met veel kreupelhout
en zoo hier en daar een laan niet wat afzon
derlijke boomgroepen, maar in een uitgestrekt
bosch, een echt woud, zooah er, jammer ge
noeg, maar enkele in ons land zijn overge
bleven. Tusschen de dennen is het ook nog
uit te houden, maar de schaduw is er te dun
en de stemming te somber, je kunt er vluchten
voor de zonnehitte. Maar genieten van 't
heerlijke zonnelicht bij 120 graden, zooals
verleden week, en het toch koel, haast koud
hebben, dat kan alleen in een loof bosch, ook
onder de eiken, maar vooral onder de beuken.
Terwijl men daar zoo ligt te lezen of te
soezen, en de zon vlak boven 't hoofd staat
te branden, treft het iedereen, dat de warmte
door het tamelijk ijle lichtgroene
bladerdakletterlijk wordt opgezogen. Tusschen de
openingen in 't loof door, flikkert u ak
ge even op den rug keert, van hier en daar
een zonnestraal in uw oog ; 't is er haast zoo
licht als op de zonneple&ken rondom op 't
mos, en toch geen warmte, althans geen hin
derlijke of drukkende warmte; het licht gaat
ongehinderd door de dunne bleeke bladloovers
heen, de warmtestralen blijven er in, en
doen hun werk.
Onwillekeurig gaat de gedachte mee naar
boven en gluurt het geestesoog door de fijne
openingen van zoo'n satijnen beukeblad naar
binnen ; daar wordt niet geluierd of gedom
meld ; zoo lang de dag duurt, is het daar
druk werken in de duizenden kamers van
de groote fabriek in het kleine beukeblad.
Hoe meer zonneschijn, hoe bedrijviger ze
zijn, die minieme wezentjes. Wijd open staan
de duizend deuren; niet de lucht stroomt
het erts er door naar binnen : het koolzuur,
dat de menschen en de dieren en de fabrieken
en alle stookplaatsen der menschen uitademen.
In de ruime kanalen tusschen de werkplaatsen
in 't blad, wordt het gas opgehoopt en door
de wanden heen van diezelfde cellen, wordt
het naar behoefte binnengelaten. Dadelijk
wordt het aangegrepen door de onzichtbare
werklui binnen in. Daar is alles vol leven
en beweging; wij menschen zien er, bijgelicht
door onze microscopen, niet veel anders in,
dan een dichtere kern en wat vocht, dat in
verschillende richtingen als in stralen
voortstroomt en dat kleine groene korreltje mee
voert, vooral langs den bovenwand van elk
kamertje.
Hoe het daar eigenlijk toegaat in dat
levende vocht, blijft nog een raadsel, alleen