De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 14 augustus pagina 3

14 augustus 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Kb. 1419 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOR NEDEKLAND. eenstemming wisten te brengen dan andere volkeren, zal menigeen verwonderd opkijken. Het is toch bekend dat de Franschen in hunne prosodie de syllaben tellen en niet ?wegen, zooals wij. Met uitzondering van de allernieuwste onder de franaehe componisten (d'Jndy, Chausson c.K) vindt men juist bij de Franschen voorbeelden te over van slechte tekstbehandeling. De regel une fièvre bru iante" uit Gretry's Hicliard coeur de lion" met het accent op de zwakke lettergrepen der eerste twee woorden, wordt zelfs steeds aangehaald als bijzondere eigenaardige tekst accentuatie. Evenmin ben ik het eens met mej. Esser, wanneer /ij zegt tot de absolute muziek be hoort alle muziek die voor een instrument geschreven wordt. Een sonate voor piano, een fuga voor orgel, een concert voor viool, eene sinfonie voor groot orkest," enz. Niet zoozeer omdat de uitdrukking voor een in strument" kwalijk past bij sinfonie voor groot orkest" dan wel omdat men onder absolute muziek verstaat een compositie, waaraan geen programma tot grondslag ligt. Wanneer ik nu nog zeg, dat het Nederlandsch waarvan mej. Esser zich bedient niet altijd correct is, bv. een beerlijken bloeitijd zal kunnen komen voor de vocaaldramatische kun^t," en zoo zijn er tal van voorbeelden aan te halen, dan kan ik van deze brochure afetappen. De heer Jacques Hartog heeft vroeger reeds enkele werkjes in het licht gegeven waarop zijn qualiteit, leeraar in muziekge schiedenis aan het conservatorium en aan de muziekschool van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst van de Afdeeling Amsterdam, vermeld stond. Zoo ik mij niet vergis prijkt op het thans voor mij liggend boek Ludwig van Beethoven en zijn negen symphonieën" voor het eerst zijn nieuwe titel Privaat-docent in Muziekgeschiedenis aan de Universiteit de r gemeen te Amsterdam". Nu geloof ik wel dat men in zekeren zin het recht had van den heer Hartog na zijn benoemiiig tot die hooge waardigheid, een doorwrocht stuk te verwachten waarin hij, gesteund op belangrijke bronnenstndiön, op een of ander interessant onderwerp een nieuw licbt had kunnen doen schijnen. Hadde hij dit gedaan, dan zou hij zijn prestige in die nieuwe waardigheid met n slag geves tigd hebben. Dit nu is .met het bewus'e werk niet ge schied, want het bestaat, behalve uit een beknopte levensgeschiedenis van Beethoven, uit vrije vertalingen van hetgeen W. Lnnghans en Heinrich Reimann over de negen symphoniën van Beethoven hebben ge schreven. Nu wil ik er dadelijk bijvoegen, dat de schrijver in zijn voorrede verklaart, dat hij genoodzaakt was alles in zeer eknopten en zeer p'/pulaircn r o m t" brengen" en ook de overtuiging uitspreekt, dat de bladzijden, die hij aan Beethoven heeft ge wijd geon aanspraak malen run diep wi'tenschappelijken aard te zijn. Maar toch is het jammer, dat het eerste geschrift hetwelk van zijn hand het licht ziet in zijn nieuwe quali teit, juist die eig'nschappen mist, die er een wetenschappelijk cachet aan hadden kunnen verleenen. Uit de voorrede van den schrijver kun men opmaken, dat hij zelf dit ook min of meer gevoelt. Laat mij dan ver klaren, dat zijn boekske in den populairen vorm, waarin het is geschreven, toch veel nut kan stichten en voorts den wensch uit spreken, dat van den schrijver spoedig eon stuk ter perse moge gaan, wai-rir, hij nie.t gebonden behoeft te zijn aan beknoptheid en populairen vorm en dat wél van diep wetenschappelijken aard zal zijn. Met het grootste genoegen heb ik het werkje van Nodnagel leeren kennen, dat, door Ary Belinfante in ons land geïntroduceerd is en waarvan hij een voortreffelijke Nederlandsche bewerking gemaakt heeft. liet doet zoo goed op het gebied van den 7ang eens iets degelijks te zien wat met een voud en bescheidenheid is geschreven, Juist op dat terrein ontmoet men zulks zoo weinig. Xodnagel is een man die zeer ernstig heeft nagedacht over verschillende feiton die hem in zijn practijk ?ijn voorgekomen. Hij is overig-ns ook degelijk musicus en zeer ontwikkeld op verschillend gebied. Daarom heeft Belinfante een goed werk gedaan met het boekske in onze taal over te brengen. De uithecmsche woorden, die er overtalrijk in voorkomen, zijn door den vertaler met voetnoten verduidelijkt, iets wat zeer zeker de bruikbaarheid verhoogt. Gaarne beveel ik het werkje aan bij ieder die zich bezighoudt met de ontwikkeling der stem ; de scherp zinnige opmerkingen van den schrijver zullen menigeen eert helder licht doen opgaan over het een en ander, wat hem tot dusverre duister was. Had ik verleden jaar van den heer S. Brons, miuiekleeraar te's-Gravenhage, een omvang rijk werk te recenseeron de Muziek in haar wezen", thans kan ik met ingenomenheid van den schrijver begroeten, een weliswaar minder uitgebrei i maar daarom niet minder belangrijk werk de leer van den muzikalen VOMU". Inderdaad daarover is in onze taal nog niet veel in het licht gegeven. Met prijzenswaardige duidelijkheid is door den schrijver behandeld het motief en wat daar uit tot stand kan komen, daarna de satz en periode, vervolgens de harmonische bouw. Eerst dan komen de grootere vormen aan de beurt. Mo/art en Beethoven hebben den schrijver hoofdzakelijk de voorbeelden vr-r-chaft, waar van hij heeft gebruik gemaakt om zijn stel lingen toe te lichten. Hetere autoriteiten had hij zich wel niet kunnen kiezen. Gaarne had ik aan den variatie- en ciaccone-vorm en ook aan den fuga-vorm eenige aandacht zien ge wijd. Brahms heeft in enkele zijner Symphonie-Finales en Mozart in zijn JupiterSymphonie deze vormen toegepast; daarom zou het niet overbodig zijn geweest indien de schrijver deze vormen eenigszins had toe gelicht. Maar ik geef toe wanneer men begint met het analyseeren van de werken onzer groote meesters en dat eenigszins op volledige wijze, dan zou het boek allicht e°n grooteren omvang aangenomen hebhen, dan den heer Brons door den uitgever was ver oorloofd. Laat mij daarom verklaren dat zijn werk, behoudens deze onvolledigheid, ern belangrijke aanwinst is op paedagogisch ge bied en dat het naast de theoretische werkjes! op het gebied van de harmonie- en contiapuntleer, met vrucht gebruikt kan wordfn. Van het oude. Nederland^che Lied" gaf ik indertijd bij zijn verschijnen en na vol tooiing van het eerste deel een uitvoerige bespreking in deze kolommen. Thans in de twee en twintigste aflevering vor-ehencn. Deze is weder even belangrijk als hare voor gangsters. Steeds wanneer ik het mes er in zet om kennis te nemen van den inhoud, word ik getroüVn door het meesterschap, waarmede de schrijver F. van Du ij se zijn stof beheerscht. Het is echter moeilijk om over het geheel een gemodveerde critiek te geven, alvorens het kant en klaar gereed ligt. Laat ik dus daarmede wacht' n tot dat binnen kort het werk compleet zal zijn, tot roem van den schrijver en tot vreugde van allen, die belang stellen in de historische ontwikkeling van mis oude Nederlandsche lied. ,-» XT. AVERKAMP. MAGGI 'S Oïll t 6 K TUI Q 6 11 is een eenig beproefd middel om gerechten, groenten, vleexpn, soepen, sausen, ragonts, oogenblikkelijk een krachtigen aangenamen geur en smaak te geven. Weinig «Irsippe's zijn voldoende. Verkrijgbaar bij alle soli«de kruideniers en comestibleshnndelaren. MAfifil's Ofidrscheidingen: 4 greote Prijzen, 28 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 5 Eere Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL IIORV, Amsterdam. puil mui iiiliiii mini i n H minimi i i in il i u 1111 n n ui i 411111111 n inmm nul i iiiiniui minimi i 111 m imiimiii u ui iimimi iiiimmimimimiiiiimiimi ..h^zJL. DAME& Oue ffltiyes. In een Amerikaansch blad the Denver Post, kwam dezer dagen een artikel voor met hei opschrift: A Dictionary of Etiquette". Daarin werd een beschouwing gegeven over het gezelschapsleven, zooals dit was voor dertig jaren en zooals dit thans is. Vier illustraties dienden als toelichting op het geschrevene. Op de eerste ziet men een dame gekletd naar de mode van dien tijd. Zij nijgt gracieus voor een zeer correct ge kleed heer die ietwat plechtstatig voor haar buigt. Daaronder staat te lezen : Toen we nog alles naar den eisch der beleefdheid deden " Afbeelding twee geeft te zien een aan den disch zittende familie. De heeren in shirt waist met bretels over de schouders, de dames met ongekapt hoofd en losse jakjes. In een zeer ongegeneerde houding zitten ze aan tafel. ©aaronder staat te lezen: Tegenwoordig mogen we aan tafel komen in onze overhem den en kimono's l" Afbeelding drie vertoont een mailcoach. De dames worden bij het instappen hoffelijk geassisteerd door de heeren. Al beelding vier eindelijk : Een tram, waarin heeren en dame» elkaar duwen en stompen, en met stokken en parapluies om zich slaan, ten einde een plaatsje te veroveren. Mo derne straat-etiquette" staat er onder te lezen. Alhoewel de inhoud v#n het artikel, ge lukkig mag ik wel zeggen, niet in allen deele van toepassing is op onze Europeesche ge woonten ik behoef hier slechts te wijzen, ?op de vermaning dat heeren niet spuwen mogen op den vloer als er dames aanwezig zijn ? zoo is er toch iets in wat wél eens onder de oegen van het jeugdig geslacht mag worden gebracht en dat is de volgende ver maning : Wees beleefd tegen ieder, hetzij oud of jong, die ge in gezelschap ontmoet. Ik meen, dat gebrek aan beleefdheid wel een der m«est voorkomende fouten is, waaraan de hedendaagsche jeugd zich schuldig maakt. De vroegere onderdanigheid welke ons werd ingeprent, tegenover personen van ouderen leeftijd, ook al verdienden die menschen in geen enkel opzicht dat respect, was een onding ! Maar het is een waarheid, dat als wat mér de burgerlijke beleefdheid" werd in praktijk gebracht, onze toch al zoo pro zaïsch ingerichte maatschappij, er wél bij zou varen. Formeel te zijn is wellicht menigmaal niet gelijk aan waar te zijn ! Maar er is zeker nooit een tijd geweest, waarop de waarheid zóó naakt uit de put durfde oprijzen als heden ten dage. Alles, ook hetgeen best verzwegen had kunnen worden, wordt niet alleen gezegd, maar met zooveel nadruk medegedeeld, alsof het heil der wereld afhing van de juistheid waarmede dit alles werd beschreven. En wat is daarvan het gevolg, onze jeugd raakt al zóó vroeg bekend met allerlei dingen, waarvan zij het bestaan zelfs nooit hadden behoeven te weten, dat de poëzie in het jonge leven, al heel gauw plaats maakt voor het dorre proza. Een zekere onverschilligheid, een cynisme, dat men vroeger uitsluitend aantrof bij Leb'manner die van het goede" der aarde te veel hadden genoten, maakt zich meester van de jonge menschen die en voorname lijk heeft onze moderne literatuur hieraan schuld het ideaal hebben verloren ! Een sanatorium is hun toevlucht, de ge stichten voor zenuwlijders zijn overvol! De teekenen des tijds wijzen er dus wel op, dat de oudere generatie vrij wat meer blijk van opgewektheid gaf dan de jonge. Een deel der jeugd heeft het ideaal ver loren. Hoe er weer tot terug te keeren ? Deze vraag zal zeker in veler brein zijn opgekomen in de laatste jaren, vooral bij de zenuwartsen, die telkens voor een onoptelossen probleem staan. Wél, me dunkt, daar is maar n enkel afdoend antwoord op die vraag. En dat is : Werken! Niet het doodende werken met-den geest alleen. Maar een samenleven met en in de maatschappij." En dan nog iets : In the Denver Post komt een interview voor van een der beroemdste Amerikaansche actri ces Amelia Bingham. Zij zegt: Doe wat ge doet goed! Al waart ge niets dan bordenwaschter ? wasch die borden beter dan anderen het doen en ge zult slagen in het vinden van een goede positie. Kicht uw gedachten op n ding en ge zult slagen ! En dat is juist de groote fout van onzen tijd! In het laatste jaarverslag van het Kinder ziekenhuis in den Haag, getuigt de genees heer-directeur : Het wil den geneesheer directeur voorkomen, dat de meeste meisjes die den eersten proeftijd van zes weken he ginnen, zich geen voldoende rekenschap heb ben gegeven van de keuze die ze doen. Zijn ervaring is, dat het peil der aapirantverpleegsters die zich aanmelden daalt, en hij betoogt in zijn verslag, dat het hoog noodig wordt, dat een ieder die zich die roeping van het verplegen van zieke kinderen tot levensdoel stelt, vooraf goed overwege of zy niet alleen de geschiktheid heeft, maar veel meer de lust heeft zich te laten leeren en vormen l Dit zijn zeer verstandige woorden, want nooit werd er zooveel gelief hebberd op aller lei gebied als tegenwoordig. Ieder meent artiste te zijn of ten minste in het een of ander kunstvak te kunnen uitmunten. Veel tijd en geld wordt er verknoeid zon der een enkel resultaat te verkrijgen. Daarom is de raad van Amelia Bingham van zooveel waarde. Werk maar bestudeer eerst uw eigen- voor ge een keuze doet. Maar hebt ge die keuze gedaan dan ook flink voorwaarts en niet gezeurd ! Wevken staalt de krachten, en als men het eens gewoon is, dan is een lui leven voor zich zelf alleen iets vreeselijks! Degeen die niet behoeft te werken voor eigen onderhoud, doe het ten behoeve van anderen. Er komen duizende handen te kort en vele inrichtin gen vragen om uw werkkracht. Leer uw meisjes bezig zijn en vooral d'.t, niet alleen aan zich zelf maar ook aan anderen te denken ! Doen ze dat, dan bestaat er geen vrees meer voor zenuwlijden mits de juiste maat bij dit werken wordt gehouden. De moeders kunnen zooveel invloed uit oefenen op hare kinderen, zoolang ze nog onder hare oogen opgroeien. En ook later zal die invloed niet verloren gaan. Daarom nogmaals Amelia Bingham's woor den : Als men mij vraagt: Waarom ziet ge er zoo opgewekt en gelukkig uit, dan ant woord ik: Wel, ik werk, dat is alles!" Slaraten der neali i. Mrs. Alfred Lyttelton, de vfouw van den tegenwoordigen secretaris van koloniën, heeft plotseling naam gemaakt als tooneelschrijfster en hoedster harer arme verdrukte zusteren. Acht maal per week wordt in het Vaudevilletheater alhier voor volle rangen haar eerste tooneelstuk Warp and Woof opgevoerd, waar in zij de onmenschelijke af beuling der rnodenaaisters van het West-End en de gedachtenlooze harteloosheid der van verveling mode zieke rijke dames schildert. Zij heeft een tipje opgelicht van den sluier, die voor het oog der wereld verborgen houdt het kommer vol bestaan der loonwerksters die met einde loos zwoegen hare gezondheid opofferen voor het pralen van improductieve vrouwen der hoogste klassen, Haar stuk wordt druk be sproken, in de salons, de clubs en door in zenders in de pers; de tooneelcritici der groote bladen ignoreeren het. Hier en daar wordt door dames die er nooit aan dachten onder welke condities hare costumes zoo vlug kunnen worden afgeleverd, welmeenend maar bitter weinig helpend eenige malen Och!" gezucht. Zóó erg had ik mij het niet voor gesteld", jammeren anderen, die wel ereis hoorden hoe zuur de maaksters van weel derige japonnen haar brood verdienen, maar die bij de bestelling eener japon nimmor naar de arbeidersvoorwaarden van het atelier informeerden, veel minder conditioneerden dat de vervaardigsters der japon niet afge beuld mogen worden en een menschwaardig loon moeten verdienen. Maar nog anderen zijn er, die, bevangen die door de zelfgenoegheid van een vroolijk en onbezorgd leven en de wereld naar het eigen bestaan oordeeleiide, beslist weigeren te golooven dat er in het rijke Westen der Metropolis zulke geldzuohtige creaturen als nvidame Stéfanie (Mrs. Lyttehon's hoofdfiguur) bestaan; en dat heafbeulen der naaisters, als in het fastionahele atelier dier madame, schering en in-lag" in het modevak is. zooals de titel van het stuk veronderstellen doet. Dat de verslagen der Staat>inspect.rices eens kwamen onder de oogen van deze dames, en van allen die Mrs. Lyttelton van over drijving beschuldigen en die rneenen, dat de roeronde speech der beroemde actrice Mrs. Patrick Campbell, als hoofd van het atelier, tegen de doodelijke afmatting en de slavernij der van haar loon af hangende jonge vrouwen en tegen de koude harten der rijke dames, wier balcostumes niet enkel van zijde en satijn, maar tevens van de krachten en het leven der werksters worden gemaakt," eenvoudig tegen een ph^ntasie is gericht. Of, wanneer zij slechts de moeite wilden nemen om het belangrijke artikel van het parlementslid H. J. Tennant in het Julinumnier van de National Review te lezen. Dan zullen zij het geboekstaafd vinden, dat Mrs. Lyttelton niet phantaseerde, toen zij madame Stephanie de wreedheid toeschreef, hare meisjes meer dan 24 uren achtereen te laten werken. In het verleden jaar gepubliceerde jaar verslag van den hoofdinspecteur van fabrieken en werkplaatsen, komen 1096 gevallen van onwettig lange werktijden van vrouwen en kinderen voor. De heer Tennant haalt daar van verschillende, gevallen aan. Een costuumnaaister hield 14 vrouwenen meisjes den ganschen nacht aan het werk gedurende een tijd van 22'/a uren. Eenandere employuerde C vrouwen 21 uren achter een. Een derde hield twee vrouwen 32'/j uren aan den arbeid met slechts anderhalve uur rust onderbroken. Een vierde hield drie vrouwen van 8.30 des morgens tot den vol genden ochtend 7 uur aan het werk. Verleden jaar stond een bekende Londrnsche madame Stéfanie" voor een politie rechter terecht, wegens onwettige werktijden in haar atelier. Van vier jonge werksters waren twee 24 uren achtereen aan het werk gehouden, met slechts anderhalf uur rusttijd Een dezer meisjes had den vorigen dag ge werkt van half negen des morgens tot tien uur des avonds. Van de andere meisjes werkte een den oenen dag van 's morgens half negen tot 's avonds half tien en den volgenden dag van half negen tot midder nacht. De werkgeefster verklaarde te hebben geweten dat zij de wet overtrad, maar zij begreep niet waarom het haar verboden zou worden de meisjes zoolang mogelijk aan het werk te houden. Acht bruidskleeden moesten worden afgeleverd. En daarvoor werd der jonge meisjes gezondheid opgeoil'erd. De magistraat noemde de handelwijze der be klaagde terecht inhuman". Het meerendeel van dergelijke exploitaties blijft onbekend en ongestraft. Het wordt der meisjes, op straffe van ontslag, verboden de inspectrices over hare werktijden in te lichten. Eenigen tijd geleden werd een West-Endsche modemaakster wegensovertreding'der arbeids wet vervolgd. De inspeetrice vond in haar atelier eene vrouw en een jong mé"isje des avonds 11. uur nog a ui het naaien. Beide bekenden dat zij verscheidene avonden te voren tot 'J en 10 uur hadden gewerkt. En den vorigen Zondag waren zij in het atelier bezig geweest van 11 uur tot, 's avonds 8. 24 meisjes hadden gewerkt in een vertrek waar slechts ruimte voor 8 is. Voor het gerecht kwam uit, dat de modemaakster, na het bezoek der inspectrice, de meisjes onder vroeg wat zij zeggen zouden als haar vragen gedaan werden omtrent den werktijd. Een der meisjes zeide openhartig de waarheid te zullen zeggen, doch anderen zeiden te zullen ontkennen dat er 's avonds was gewerkt geworden. Het meisje dat voor den rechter de waarheid getuigde en daardoor de ver oordeeling harer meesteres bewerkte, werd met betaling van Laar weekloon op staanden voet ontslagen. In een ander geval, kreeg een modewerk ster haar congé, omdat zij bij een onverwacht bezoek der inspectrice erkende dat zij en hare medewerksters in 58, zegge acid en vijftig uren het atelier niet hadden verlaten, voor maaltijden noch voor slapen. Zij waren des Donderdagsmorgens S uur begonnen en des Zaterdagsavouds uur, toen de inspectrice het atelier bezocht, nog druk aan het werk. Voor het bckenm n van dat feit, werd zij op straat gezet in een stad waar zij familie leden noch vrienden had. (Slot volgt). J. K. v. D. V. Tentoonstelling ran St. Jjoiiia en Alice Koosevclt. iS<rr«/i Vernhardt in Belle-Isle. Indien alle mannen, over de gehéle wereld verspreid, na de tentoonstelling van 11)04, te St. Louis, in Amerika gehouden, niet over tuigd zijn, dat vrouwen nog iets mér kunnen, dan zicii sierlijk kleeden, eten en slapen, dan moeten wij er ons met Bouddistische be rusting in vinden, door hen niet erkend te worden, als mededingsters iu den levenskamp. Overal op elk gebied zijn ter St. Louis ten toonstelling proeven te vinden van vrouwelijk kunnen, vrouwelijken ijver en vrouwelijke volharding. Kloeke, kur.stvolle en sappige producten, getuigen dat bouwkunde, beeld houwkunst en landbouwkunde, voor de vrouwen niet langer onbetreden terrein is. De demonstraties in geneeskunde, gym nastiek en opvoedkunde bewijzen onomstootelijk, hoezeer op dit gebied vrouwelijke handig heid, vlugheid en tact tot hun recht komen. The board of Lady managers" is een prachtig gebouw, dat de heer Btisch, vier maal millionair en bewoner van St. Louis, op het tentoonstellings-terrein heeft laten zetten, om aan alle vrouwen, werkzaam op de tentoonstelling, gelegenheid te geven, in mooie lokalen uit-te-rusten en te eten. Een gecombineerd bestuur van, vrouwenvereenigingen kreeg het recht gastmalen aan-terichten, waarbij de vlotte Alice Roosevelt dikwijls als great attraction" dienst doet. De uitnoodigingeii door de dames rondgezondtn, luiden : To meet miss Roosevelt, The board of Lady managers requests the honour of your company at luncheon." En de vroolijke, levenslustige Alice, nnar 't voorbeeld van haar braven vader, is onver moeid, babbelt, stelt overal belang in, en geeft steeds door, links en rechts, handjes. Het wakkere damesbesluur heeft een som metje van 100,000 pond sterling b f elkaar weten te trommelen om den noodi^ea luister aan de feestelijke bijeenkomsten te geven. Met Amerikaansche bieedheid van opvat ting en mildheid in de praktijk, is het ge bouw geheel kosteloos dagelijks geopend voor iedere vrouw, om in de prachtige \ertrekken te komen vaster, Ie'.en, en thee en sandwiches te gebruiken, Toen men aan de secretaresse van The board of Lady managers'' vroeg, of er nu nooit stoornis in den gang van zaken was, antwoordde zij : Xooit! wij telefoneereii naar alle kanten, zijn op alles bedacht, en in een ommezientjo staat alles icady made" vóór ons. # # * Een jaar of tien geleden, maakte Sarah Bernhardt met eenige vrienden een uitstapje naar Belle-Isle. Zij was opgetogen over de onherbergzaamheid van het eiland, over de stilte, de rotsen, de zee, de verlatenheid en de woestheid van het natunrschoon te BelleIsle. Zij ontdekte er een huis, dat te koop was. Het perceel werd onmiddellijk haar eigendom, en nu brengt Sarah ieder jaar een week of zes door op de plaats, die zij lief heeft gekregen met al de heftigheid, eigen aan haar temperament. Haar vrienden lachten haar hartelijk uit, toen zij het eerste jaar van haar verblijf te Belle-Isle beweerde, dat zij er alles wilde kweeken : bloemen, meloenen, vijgen, sla, en dat zij er lekker drinkwater wilde hebben. Zout water, zand en zeewinden zullen je eenige tractatie blij ven, voorspelden de ongeloovigen. Maar, wat niemand vermag, kun Sarah. Zij heeft puik weiwater, eet haar eigen meloenen en sla, vult, haar vazen met eigen-gekweekte bloemen, en van haar vijgenboom door haar Joseph gedoopt ? oogstte zij verleden jaar zestien heerlijke, rijpe vijgen. De boom wordt altijd gedekt ? il porte sa chemise alleen bij warm, zonnig weer, laat zij haar troetelkind koesteren door zonnestralen. Op de vraag, hoe Sarah Bernhardt haar vacantie-tijd te Belle-Isle doorbrengt, ant woordt de kunstenares : Ik haal mijn hnrt op aan lichaamsbeweging, waar ik dol op ben; mijn kunst neemt voort durend mijn hersens, fantasie en gevoel in beslag, maar mijn handen en voeten, bloed en spieren mogen niet traag, arm en slap worden en daarom laat ik die in mijn rusttijd tot hun recht komen." 's Morgens om 5 uur staat Sarah op. Om G uur gaat zij, met e< n licht geweer over den schouder, op jacht. Om 8 uur ontbijt zij. Daarna gaat zij visschen en blijft tot ] l uur uit. Om elf uur neemt zij een bad, kleedt zich, gebruikt haar lunch. Xa den lunch strekken gasten en vrienden zich behagelijk uit op gemakkelijke stoelen. Siesta. Niemand mag een woord spreken. Die tijd is Sarah's eerste rustuurtje. Daarna gaat het gezelschap naar Sarah's atelier, dat zij over haar huisje op Belle-Isle heeft laten bouwen. Daar wordt gelezen, gepraat of ge werkt. Sarah boetseert en leest oude rollen over, of studeert nieuwe in. Om 5 uur wordt er getennist; daarna gegeten, muziek gemaakt en de dag is om. Het progamma is afwisse lend, maar de tijdsverdeeling blijft, dag-aandag, van uur-tot-uur dezelfde. Sarah eindigt haar verslag over haar verblijf op Belle-Isle met deze woorden : En zonder spijt, keer ik terug naar Parijs. Van Belle-Isle heb ik gehad, alles wat ik er van vfrwachtte, alles wat ik er van eischte. Vroolijk keer ik terng tot mijn kuiit-t, tot den arbeid, tot het leven." CATÜJCB. UIT DE NATUUR LXXI. Van een bcukeblad in 't bosch. Als de zon zijn taak opvat zooals ir. dezen zomer, is het althans op den middag nergens beter dan in een koele kamer met veel vensters of in 't bosch. Niet in een laag bosch met veel kreupelhout en zoo hier en daar een laan niet wat afzon derlijke boomgroepen, maar in een uitgestrekt bosch, een echt woud, zooah er, jammer ge noeg, maar enkele in ons land zijn overge bleven. Tusschen de dennen is het ook nog uit te houden, maar de schaduw is er te dun en de stemming te somber, je kunt er vluchten voor de zonnehitte. Maar genieten van 't heerlijke zonnelicht bij 120 graden, zooals verleden week, en het toch koel, haast koud hebben, dat kan alleen in een loof bosch, ook onder de eiken, maar vooral onder de beuken. Terwijl men daar zoo ligt te lezen of te soezen, en de zon vlak boven 't hoofd staat te branden, treft het iedereen, dat de warmte door het tamelijk ijle lichtgroene bladerdakletterlijk wordt opgezogen. Tusschen de openingen in 't loof door, flikkert u ak ge even op den rug keert, van hier en daar een zonnestraal in uw oog ; 't is er haast zoo licht als op de zonneple&ken rondom op 't mos, en toch geen warmte, althans geen hin derlijke of drukkende warmte; het licht gaat ongehinderd door de dunne bleeke bladloovers heen, de warmtestralen blijven er in, en doen hun werk. Onwillekeurig gaat de gedachte mee naar boven en gluurt het geestesoog door de fijne openingen van zoo'n satijnen beukeblad naar binnen ; daar wordt niet geluierd of gedom meld ; zoo lang de dag duurt, is het daar druk werken in de duizenden kamers van de groote fabriek in het kleine beukeblad. Hoe meer zonneschijn, hoe bedrijviger ze zijn, die minieme wezentjes. Wijd open staan de duizend deuren; niet de lucht stroomt het erts er door naar binnen : het koolzuur, dat de menschen en de dieren en de fabrieken en alle stookplaatsen der menschen uitademen. In de ruime kanalen tusschen de werkplaatsen in 't blad, wordt het gas opgehoopt en door de wanden heen van diezelfde cellen, wordt het naar behoefte binnengelaten. Dadelijk wordt het aangegrepen door de onzichtbare werklui binnen in. Daar is alles vol leven en beweging; wij menschen zien er, bijgelicht door onze microscopen, niet veel anders in, dan een dichtere kern en wat vocht, dat in verschillende richtingen als in stralen voortstroomt en dat kleine groene korreltje mee voert, vooral langs den bovenwand van elk kamertje. Hoe het daar eigenlijk toegaat in dat levende vocht, blijft nog een raadsel, alleen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl