De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 14 augustus pagina 6

14 augustus 1904 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOB NEDERLAND. No. 1416 ?Nieuwe Teekenschool, handleiding bij het . teekenonderwijs op de lagere school door E. Bos en C. H. STEENBEEK. Dit boekje vertegenwoordigt mede een nieuwe richting, die thans bij het teeken, onderwijs op de lagere scholen reeds hier en daar gevolgd wordt en als afwijkende van wat tot nu toe gebruikelijk was, wel de belang stelling waard is, er even bij stil te staan. Waar men er meer en meer naar streeft het onderwijs zoo aangenaam en anitneerend mogelijk te maken, daar was natuurlek ook het oog gevestigd opxde teekenlessen en men trachtte de voorbeelden zoo in te richten dat ze, blijvende oefeningen van rechte en kromme lijnen, aan de kinderen tevens af beeldingen, van hun bekende voorwerpen, gaven. Van een kwadraat met een gelgkbeenigen driehoek er boven, maakte men de ingang van een hondenhok, van een staanden rechthoek met ter weerszijdsn eenigszins verlengde basis, een cylinderhoed, ja ik her inner mij zelfs dat in een enkel stel wand platen men zoo ver ging om van aan een trapezium met driehoek er boven, de vorm van een grafmonument te geven, enterverduidelüking er op te zetten Hier rust onze Wülem". Of men hiertoe kwam by gebrek aan meerdere uit rechte lijnen samen te stel len voorwerpen of dat dit er met eenige paedagogische bedoeling aan toe gevoegd is, weet ik niet, maar als voorbeeld voor kinde rea Ijjkt het mij toch zeker weinig aantrek kelijk' Hoewel deze methode, zy het dan ook met verschillende variaties langen tijd op de lagere School, voornamelijk bij het voorbereidend teekenen gebruikt werd, was men toch zoe kende naar iets dat nog meer aansloot bij de teekeningen de kinderen maken als ze aan zich zelf overgelaten worden. Elk kind toont als vroeg eenigen aanleg tot teekenen" zegt William Hunt, het maakt figuurtjes op deuren, tafels, boeken, prachtige vellen pa pier, die niet mogen verknoeid worden", terwyl de ouders, die dat papier wilden spa ren, er den flauwsten nonsens op schrijven". Men ging nu zyn aandacht, misschien wel wat al te veel, wijden aan die naïeve kinderteekeningen en knipsels, waarbij de kleinen op een eenigszins conventioneele wijze ge wend zqn zich uit te drukken, en op dezen als grondslag bouwde men zijn onderwijsmethode. Ze werden systematisch gerangschikt en men zocht naar een zekere opeenvolging in deze aan de kinderfantasie ontleende vogeltjes, poppetjes, huisjes, scheepjes enz. enjs., die men vooraf eenigszins vereenvoudigd en meer tot vaste grondvormen had terug gebracht. En waar men in de eerste plaats getracht heeft het onderwijs hierdoor zoo aangenaam mogelijk te maken, daar heeft men zeer zeker ten volle zijn doel bereikt, want welk kind zou niet liever een spoorwagen, electrische tram of stoomboot teekenen dan een kwadraat of stervorm, of bandvlechting, maar de vraag rijst wel of zij op deze wijze accuraat en zuiver leeren teekenen. Immers een poppetje al is zijn hoofd iets te groot of zijn beenen wat te lang of te schuin, het blijft een poppetje, maar een kwadraat waarvan de zijden niet recht zijn, niet even lang en niet" haaks,"is totaal geen" kwadraat meer, en waar teekenen, als oefe ning in het opmerken en waarnemen zeer zeker zijn waarde heeft, daar mag toch aan het technische gedeelte niet minder aandacht geschonken worden, vooral daar waar het onderwijs op de lagere school dikwijls aan. moet sluiten bn het vakonderwijs dat de, knapen wacht. Of echter deze nieuwe methode ook in deze aan de verwach tingen zal beantwoorden is nog moeilijk te zeggen, daar we de eindresultaten zouden moeten vergelijken om een definitief oordeel te kunnen uitspreken, voorloopig lijkt ons echter de waarde te zitten in het meer aan trekkelijke voor kinderen, .en dit is zeker niet onbelangrijk. Een der eerste uitgaven op dit gebied en zeker niet het minst aardige, is het boekje van Victor Jacquot en Paul Rayoux, dat op allerleukste wijze, door vogeltjes, hondjes, boompjes en poppetjes geheele landschappen weet samen te stellen, en met een eenvou digheid, aan Japanners niet vreemd en'ge tuigende van een habiliteit die den teekenaar Tan talent verraadt. Een meer systematisch gerangschikte volgorde vertoonen die van J. van Djjck, die daardoor wellicht voor schoolgebruik meer geëigend zijn, maar die missen het pleizierige dat Jacquot's teekeningen juist kenmerkt. En nu ligt voor ons de Nieuwe Teekenschool van R. Bos en C. H. Steenbeek, die voor een gedeelte eveneens op dit, wat men wel eens noemt naïve" teekenen gebaieerd is. Zij echter verbinden aan dezen leergang, het teekenen met behulp van liniaal en driehoek het metend teekenen, en als nagenoeg gelijk staande aan de eerste beginselen van het gewone handteekenen, het mechanisch teekenen, dat ook in Van DÜck's boekjes, zühet dan ook onder de gewone aanduiding, een plaats gevonden heeft. Als zoodanig is het das een combinatie waarvan de beide laatste groepen met eenige variatie wellicht tot reeds bekende methoden terug gebracht kunnen worden. Wat echter dit eerste, naïve teekenen" zullen we het voor den duidelijkheid maar noemen, aangaat; dit vereischt meer voor den onderwijzer. dan men oogenschijnlijk denken zou Immers waar de hulpacte, noch hoofdacte meer in zich sluiten dan het teekenen van een blpkkengroep en zelfs een lager acte teekenen niet meer vraagt dan het weergeven van een gipsafgietsel en van een eenvoudig voorwerp, daar mag men van den onderwijzer niet verwachten dat hij vaardigheid genoeg bezit om met een paar rake hjntjes figuurtjes te teekenen, die, blijvend in het min of meer conventioneele genre der kinderpoppetjes, zich toch hier boven verheffen, naderend de zoo geestige krabbels der kleine Moritz" door Oberlander, indertijd in de Fliegende Blatter gepubliceerd. Zoo zal deze methode dus zeker wel moeilijkheden opleveren en een goede vooroefening voor den onderwijzer zelve, in de richting van Jacquot of van die heerlijke eenvoudige Japansche figuurtjes niet overbodig blijken, maar als het ten slotte de leerlingen niet alleen aangenaam bezig houdt, maar ook verder brengt, dan zullen zij zich deze opofferingen allicht gaarne ge troosten. De ambitie in het teekenen zal er onge twijfeld door winnen, als nu de vaardigheid er maar gelijken tred mede houdt, dan zal het succes dat de samenstellers van hunne leerwijze verwachten zeker niet uitblijven. R. W. P. Jr. Over oienwe NeWscbe Literatuur. Vooruitgang, dichterlijke tafereelen, door KAREL BOGABED, enz. Brussel en Rotterdam. Tegen het werk van den heer Karel Bogaerd heb ik dit ne groote bezwaar, dat het een zonderling mengelmoes is van epiek en lyriek, van modern sentiment en ouderwetsche Khetorica, van historische waarheid en dichterlijke fantaisie. De historische feiten in de Zes Tafereelen zijn spoedig geteld. Er zgn er maar een paar. De ontdekking van Amerika door Columbus Daarop legtMe schrijver het meeste gewicht, want hij doet er aan voorafgaan een zang, waarin het eerste scheep gaan in beeld wordt gebracht. Dan vermeldt hu de ontdekking van de boekdrukkunst, stoutweg aan den Haarlemschen Koster toegeschreven. Andere ontdekkingen, hiermee in verband, worden achtereenvolgens genoemd Van de Her vorming wordt gezwegen. Ik herhaal dus: het eerste scheepgaan, gevolgd door het scheepgaan van Columbus vormt den kern dezer dichterlijke tafereelen. Als men deze verzen gelezen heeft met de meeste welwillendheid L-rijgt men toch het gevoel van onvoldaanheid wat elk onvolmaakt kunstwerk den nauwlettenden waarnemer geeft. Zonderling vind ik het, dat de heer Bogaerd zooveel tegenstrijdigs in zijn werk liet staan. HU werkte er aan van 1880?1904: lang ge noeg dus om den vorm langzamerhand te volmaken. De tafereelen beleefden reeds vier drukken; genoeg dus om in staat te stellen de minder juiste uitdrukkingen door betere te vervangen, overbodige zinvulsels weg te laten, woorden, alleen ter wille van het rijm, vastbesloten te bannen, en het verband der descriptieve brokken te harmoniseeren tot ze den indruk maken van iets wat volgroeid en niet stuksgewijze te voorschijn kwam uit het dichterlijk brein. Dit laatste gebrek is, behalve de vele andere, erg hinderlijk. De schrijver weet hier-en-daar niet wat hij wil. Zijn zingen is een voort durend weifelen tusschen Historia en de ver leidelijke heks Fantasia. Hij heeft veel met Poëzij op. Ergens spreekt h|j haar toe: En gij, almachtige! die met uw wondertaal »I)e harten binnendringt, gelijk de zonnestraal «Het hart der bloemen " Elders: Maar gij laat ??eeuwig jong nw forsche roep[stem schallen, Daagt vorsten, volken, voor uw rechterstoel en wreekt Het onrecht, loont het goed wanneer gij vonnis spreekt l roep ik aan, o Poëzij... ." Maar toch als hij spreekt van het scheep gaan roept hij uit: s Wat stelt gij naast dien tocht, vergrijsde fabel vonden, Die ons van helden spreekt, die misschien nooit be[stonden ? 't Is hier geen fantazn, in 't dichterbrein geteeld, Maar ware werklijkheid naar 't leven afgebeeld." En elders (pag. 39) spreekt hij Historia toe: Geschiedenis, ontvouw die schitterende blaren Waarop gij het verhaal dier wondren zult bewaren; Uw strenge waarheid zij het richtsnoer van mijn lied, Dai-aaa Golumbtwnaam den krans der dichtkunst biedt! Alleen de waarheid stemde kirastelooze zangen, Een rouwkrans op het graf des grooten mans gehangen, Die werelden ontdekte en enkel smaad en hoou In ruil ontvangen mocht....." Enkel smaad en hoon? Het nageslacht heeft goed gemaakt wat de tijdgenooten be dierven door miskenning. Zoo komt het mij voor. Maar of Columbus er veel aan heeft, dit is een andere vraag. En ik ben nog-eene, hier in de hoofdstad van de nieuwe wereld, de Avenue Columbus afgewandeld tot het groote plein bij het Central-Park, waar een figuur hoog op een zuil staat te staren on beweeglijk als de uitkijk op de plecht van een zeeschip. Het is een mooi monument in lichtgrijzen hardsteen; en de emblemata op de vier vlakken van het voetstuk verzinne beelden de meest dramatische momenten uit het ontdekkingsleven van Columbua. Het is Italiaansch werk en werd er ge plaatst als herinnering aan den vier-honderdsten verjaardag van Amerika's ontdek king. Het staat aan het eind van de achtste Avenue bij de 59e straat. Behalve dit werd in 1869 een kolossaal marmeren standbeeld van Columbus aan de stad cadeau gedaan door een citizen. Het is werk van een dame. Omdat er nog geen geschikte plaats voor te vinden is, werd het voorloopig opgeborgen in het Arsenaal in Central-park. Het monument waarvan ik het eerst sprak, werd ontsluierd 12 October 1892. Maar behalve deze twee is er een bronzen duplikaat van het standbeeld van Columbus door Dunol vervaardigd en staande op het Prado te Macbriel. Het werd door de New-Yorker genealogische en biographische Maatschappij (Society) ontsluierd 12 Mei 1894 en geplaatst op de zoogenaamde Mail in Central-Park, een breed pad met mooie boomen aan weerskanten en op Zaterdag en Zondagnamiddag bijna niet te bewandelen wegens de massa menschen, die er komen luisteren naar de muziek in de tent of bokke-wagens huren voor de kinderen die ze meebrengen. Het is the grand promenade,. Het wemelt er van standbeelden. Op een granieten piedestal, 15 voet hoog, staat een bronzen buste van Beethoven, onthuld 22 Juli 1884. Dit staat dicht bij de muziektent. Meer zuidelijk staat tegenover het standbeeld van Walter Scott het bronzen beeld van Robert Burns, den Schotschen minnezanger. Het werd genaodeleerd door een Edinburger en aan de stad geschonken in 1880 door een burger. Dan is er nog een standbeeld van den dichter Fitz Greeve Hallick. Niet ver af staat ook een bronzen beeld van Sbakespeare en een geïdealiseerd figuur, een Indiaansche jager. Dit alles langs het ne wandelpad, de Mail. Ik wil er maar mee zeggen, dat groote daden, van welke soort ook, door het nage slacht niet worden vergeten; en de dichter Bogaerd, indien hij een kijkje had willen nemen van de drie standbeelden van Colum bus hier, misschien niet zooveel nadruk zou gelegd hebben op enkel smaad en hoon". Is dit ook geen Vooruitgang, dat het nage slacht menschen, tijdelijk miskend (en waar is geen miskenning?) tracht te eeren en naar waarde te schatten ? Als de heer Bogaerd zich eerst materieel of reëel nauwkeurig op de hoogte had ge steld van de zaken die hij bezingt, hij zou meer indruk maken en zijn zangen zouden frisscher zijn en meer herinneren aan iets noodzakelijks. Nu, voelen we, konden zij heel anders en veel beter zijn; en dit alleen reeds veroordeelt ze als kunst. Tk weet wel, er zyn meer dichters die doen als de heer Bogaerd. Is het Dr. Koster niet die Yellowstone-Park bezingt en Sevilla zonder een zweem wezenlijke impressie van beide ? En dan al de schrijvers over teeken- en schilder kunst, niet instaat potlood en penseel in handen te houden ! Hier zou men zeggen : laat eens zien of je 't zelf kunt vóór je er over schrijft! Maar in de ouwe wereld neemt men dat zoo nauw niet. Als het er maar is : als het maar een schijntje heeft van iets echts! Kijk, de heer Bogaerd is hier-en-daar nog-al rhetorisch in zijn wilde uitingen. Oclv m'n waarde heer Bogaerd, wezenlijk gevaar maakt zoo kalm. Self-possession immers is het eenige middel om er uit te raken, 't Gebeurt hier nog-al dat er iets aan de hand is. De bladen geven eiken dag een lange lijst van branden. Bij een ben ik geweest. Ik zag de menschen heel hoog zich bewegen voor de ?ramen van een sky-scraper. Maar er was geen gegil en ook geen handegewring. Ferry booten bonzen wel tegen mekaar. Dan pakken mannen en vrouwen heel kalm de redding gordels en bereiden zich voor op een nat pak en ... erger. Pas was hier in dit door u zoo hooggeroemde land zoo bekoorlijk en zoo schoon, alsof natuur haar eens bestemd had om de kroon van wereldkoningin in later tijd te dragen" een tornado. Een plaatsje, eenige mijlen van hier, werd' er voor een groot deel door verwoest. De cirkelende lucht stroom zoog de Hudson-bedding over een groote uitgestrektheid droog, nam het water mee en liet de spout" vallen over de houten huizen, waarvan vele werden weg gerukt en onderstboven geslagen. En wat gebeurt er al niet meer? Ik las van een mama die dezer dagen met een paar kinderen ging wandelen in een bosch en door een zes voet lange blacksnake werd aangevallen, die te voorschijn kwam toen haar jongetje met een stokje porde onder een heester. Ze verdedigde zich met haar parasol. Het zestienjarige dochtertje hielp met een steen. En na een vrij lang gevecht, zonder gegil en deklamatie, werd de slang gedood. Maar toen viel de moeder in zwijm. Pas gebeurde het hier, dat een rechter, een judge, op klaarlichten dag 's mid dags, op een van de druksten pleinen, Astorplace, werd opgelicht, in een rijtuig gestopt en weggevoerd. Hu had een paar keer brie ven ontvangen met het verzoek geld te geven aan zeker adres. Hij is nog niet terecht. Dezer dagen las ik van een gevecht op leven en dood in donker en in 't wilde van twee politie-mannen. Het gebeurde hier in de stad. De n als detective burgerlijk gekleed, trachtte een ruzie te kalmeeren en kreeg het zoo benauwd, dat hij zich uit de voeten maakte. Hij kroop ergens onder een vloer; maar dreigde de eerste de beste die dichtbij kwam, neer te schieten. Een tweede agent in duty komt en het publiek vertelt, het grauw, the mob, dat de man die de schuld is van het rumoer, wegkroop onder de vloer. De agenl in donker dadelijk er onder en gevuurd. Beide lossen in 't wilde een half dozijn schoten. -Eindelijk een groan en stilte. De weggekropen man antwoordt niet meer en nu de ander hem aan 't licht haalt, blijkt hij dood en een van zijn beste vrienden. Tijdens het gevecht had het publiek his, his! en hoera! geroepen. Ik wil er mee peggen : zulke dingen ge beuren hier alsof ze van-zelf spreken; alsof het niet anders kan; alsof ze zoo noodzakelijk zijn als alles noodzakelijk is, wat de natuur doet. En deze menschen hier zijn natuur kinderen. Ik kan mij niet voorstellen dat de holbewoners, waarvan de heer Bogaerd spreekt en die hij in 't slijk der dierlijkheid verzonken" noemt, anders waren. Ze zijn frisch, jeugdig, krachtig, gezond. Als ze uitgaan naar Coney-Island liggen ze den halven dag in 't water, of in 't strandzand met geen anderen kleeren aan dan een zwerupak; jonge mannen en jonge vrouwen, alle door-me-kaar. Ook wemelt het er van groote en kleine kinderen. 7,% dragen elkaar in 't water, werpen elkaar, al zwemmende, ballen toe of stukken hout, hangen over lange lijnen, of liggen te drogen op een batterij van tonnen die een eind ver in zee geankerd is. Roeibooten met safe-guards kruisen onophoudelijk rond en ongelukken gebeuren niet. Ik wil hiermee zeggen, dat de rhetorica of de romantiek of fantasia, of alles waar aan een on-werkelijkheids-luchtje is, mis plaatst raakt zoodra gezongen wordt in ver band met een jong, frisch, krachtig, gezond, energiek, ondernemend, maar niet humbugachtig, niet drukte-makend volk. Het Amerikaansche type, de goede Amerikaansche eigenschappen zijn m.i. het best vertegenwoordigd in den Amerikaanschen politie-man. In de blauw lakensche pakken met de rond-grijze, helmachtige hoeden komt de kleur der aangezichten frisch uit. Ze zijn allen van dezelfde lengte, breedte, dikte, vleèzigheid. Ze moeten zich geheel wijden aan hu a taak en ieder oogenblik bereid zijn hun leven op te offeren als de nood aan den man komt. Dit gebeurt dan zonder melodramatiek, heel eenvoudig en natuurlijk. Waarvoor dus al de reusachtig sensationeele woorden dienen, waarvan deze tafereelen, zeer tot hun schade, wemelen, begrijp ik niet. Het is eenvoudig verkeerde gewoonte, afgezien aan anderen. Het is traditie. De heer Bogaerd, stel ik mij voor, heeft allerlei dichters gelezen, vooral vele van de oude school, en wat hem het meest impressionneerde gelezen. Maar veel beter is het met de dingen zelve kennis te maken dan met de afbeeldingen, veel beter, inplaats van Homerus te laten lezen door jonge kinderen, hen in musea te brengen, waar de voor werpen verzameld en te zien zijn, waarvan de oude zangers spreken. Ik raad den heer Bogaerd aan ook eens de reis te maken die Columbus gemaakt heeft' vóór hij er weer over zingt. Ik raad hem aan nauwkeurig kennis te maken met de zee. Hij zal dan het lichten" van de zee anders beschrijven dan hij doet. Of ik raad hem aan zelf in een hol te gaan wonen met anderen dan zal hij ondervinden dat het niet noodig is er, zelfs midden in den winter te huiveren van kou. Of ik raad hem aan hier in de warme dagen n dezer dagen wees de thermometer 96 Fahr. in de schaduw 's middags half vier eens naar het inslaan van den bliksem te komen zien. Dit gebeurt hier elk oogenblik, zoodat het begrip van vuur eigen moet geweest zijn aan de aller eerste menschen en geen ontdekking waar ze langzamerhand toe kwamen. Ook mocht hij wel kijken naar het etsen, het drogenaald-etsen. Dan zou hy niet zeggen, dat de etsnaald in keurigen druk duizendvoudig teruggeeft. Het is immers bekend, dat van een naald-ets slechts enkele goede drukken te krygen zijn. , Ik schrijf dit alles omdat ik geen deel wil hebben aan een verkaerde opvatting van poëzie. Dat de dichter vizionair moet zijn, zien in verbeelding en niet na-schrijven moet de uitwendige dingen, dit heb ik altijd beweerd. Maar voor zoo ver de dingen reëel zijn, zichtbaar voor het uitwendig oog, moet hu ze eerst met zijn uitwendige zinnen ter dege opnemen, vasthouden en verwerken vóór hij met succes ze kan doen herleven voor de inwendige, n voor eigen inwendige n voor de inwendige van zijn lezer. Zal er van poëzie iets terecht komen dan moet dit numero n zyn. Dat de heer Bogaerd dit niet gedaan heeft, maakt zijn werk tot iets van minderen rang. Waar de heer Bogaerd ineer lyrisch i^, is hij op zijn best, zooals in de Cantate het Scheppingslied. Het is getoondicht door M. Sylvain Dupuis en in het Fransch vertaald door M. G. Antheunis. N e w - Y o r k, 22 Juli '04. WINKLEK PRINS. BOEKAANKONDIGING. Levensraadsel. Naar het Zweedsch van GUSTAF AF GEYERSTAM, door HENDRIKA BLEEK EK. Amsterdam, H. J. W. Becht, 1902. Dit boek bevat werkelijk een raadsel; maar of het leven dan wel de auteur het ons op te lossen geeft, dat is de vraag. Hij heeft menschen leeren kennen, zegt hij, die misdaden deden en zeer diep vielen, zonder dat hij kon verklaren waarom. Dat zal wel zoo zijn, want het is zeer moeielijk alles van iemand te weten, en na te gaan, wat er in hem omgaat. Maar onze auteur is door zijn onvermogen om een verklaring te vinden van de langzame verwording eener menschenziel gekomen tot het geloof, dat een zeker getal m'enachen, die tot verschrikkelijke mis daden vervallen, daartoe bestemd waren, en er een voorgevoel van hadden. Dit geloof is hem geworden tot een dogma, dat hij ook anderen wil doen belijden. Helaas verkoos hij niet den wetenschappelijken weg te bewan delen en feiten mee te deelen. Hij schreef een ^oinan, waarin hij verdichtte den levens loop van een man die door het lot" wórdt beheerscht, van een misdadiger, die allerlei ongemotiveerde dingen doet. Dit heeft een schrijver natuurlijk in zijn macht, wie kan 't hem beletten. Ivar Lyth, zoo heet de held van 't boek, weet al» jongeling reeds, dat hij eigenlijk niet mag trouwen, daar hij vader geworden zeker zijn kind vermoorden zal. Toch trouwt hij. Zijn. zoontje heeft hij innig lief, maar hij eindigt met het onder water te houden, totdat het verdronken is. Krankzinnig was hij niet; armoe dreef hem niet tot den moord. Waar om doodde hij dan zijn kind ? vraagt de auteur. De moordenaar weet't niet; de rech ters hebben geen antwoord; de predikant zielverzorger begrijpt er niets van. Kan de lezer het raadsel oplossen ? Natuurlijk niet, want de schrijver heeft met voorbedachten rade een man geteekend die onverklaarbare dingen doet, met opzet alle motieven weg gemoffeld om tot zijn lezer-1, die verklaren, dat zij 't opgeven" te zeggen: daar heb ik je : dat is nu het noodlot. Dat noo Hot is een verbazend makkelijk ding; het ontslaat eiken schrijver van de moeite om samenhang te zoeken in het leven van den mensch of het volk waarover hu handelt. In zulk soort van boeken als Levensraadsel" kunnen voorkomen mooie passages, aan grijpende tafereelen, maar 't zou beter zijn, als ze niet geschreven werden. Ik hoop, dat dit genre niet lang meer in de mode blijft. ==M===!a=as! v. H. NIEUWE UITGAVEN. De jaarwedden bij 't openbaar lager onder wijs in Nederland. Vermeerderd met enkele opgaven betreffende verplichte schoolver gaderingen, ambulante hoofden, schoolartsen en kindervoeding en -kleding. Uitgegeven door 't hoofdbestuur van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers". Utrecht, J. C. ten Geuzendam. Woelige schaduwen en andere vertellingen, van MICHAEL Woon. Amersfoort, v.d. Want & Co. Kellners, vakorganisatie en vakbeweging der café-, restaurant-, hotel- en societeitsze mployeerden, door dr. J. C. ERINGAARD. Tweede herziene druk. Delft, Van Marken's drukkerij vennootschap. Programma van het XXVIIIe Nederl. taai en letterkundig congres Deventer. Deventer, Ch. Dixon. Moderne kunstwerken, tweede jaargang, afl. 8. Amsterdam, W. Versluys. Zendelingen en koloniaal bezit, of de plaats van zending en zendelingen in de koloniale geschiedenis. Eene koloniale studie, door H. J. BARTELS. Hardinxveld, B. D. K. Buse. Mijn Jongens. Een Zornerboek" voor groot en klein, naar het Zweedsch van GUSTAF AF GEYERSTAM, door HENDRIKA BI.EEKER. Met 19 teekeningen van JAN SLUYTERS. Amsterdam, H. J. W. Becht. De verloren Zoon, van H. VOGEL VON SPIELBERG, No. 174 van Warendorf's novellenbibliotheek". Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. e Groentljd te Delft, door J. H. TELDERS. Delft, J. Waldman Jr. Inhoud van Tijdschriften. Onze Kunst, No. 8. T e k s t: H. Hymans: De Schilderkunst op de Tentoonstelling der Fransche Primitieven. W. Vogelsang, W. B. Tholen. Kunstberichten. Boeken en Tijdschriften. Platen: Enguerrand Charonton, De Kroning der H. Maagd. Jan Malouel (?), De Martelie van St. Denys. De Meester van Moulins, Een Edelvrouw beschermd door de H. Magdalena. De Meester van Flémalle, De Aanbidding der Herders, De Maagd niet het Kind, De tronende Maagd. Onbekende Meester, Christus aan het Kruis met Heiligen. W. B. Tholen, Boerderijtje, Vijver, Kannenburg, Molen aan de Beek, Op de Maas, Enkhuizen aan den Zeekant. ? Reproducties naar vier Japangche prenten. Onbekende Meesters : Vijf Apostel- en Heiligenbeeldjes uit het Utrechtsche Museum. Eigen Haard, No. 33. Oorlogspel, door J. F. de Witt. I. Ned.Herv Kerk Eemnes-Binnen, door H. J. Jesse, architect, met afb. Uit het leven van een Volkskind, door Marie Sparnaay. I. De Rijks-Tuinbouwschool te Wageningen, door J. v. S., met afb.I.?-Ja, maar..., door H. J. De opleiding tot duiker bij onze Marine, met afb. Ver scheidenheid. Feuilleton. J.J.BLESING, Kun* t handel. '8-GRA-VENHAGE, Molenstraat 65,65* en 67. Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. MEUBEL-BAZAR, Singel 263-283, t>y de Paleisstraat. Kantoor-Meubelen enz. J. MEIJERIflK MEIJER. Telefoon SOOS. FAIENCE EN TEGEL FABRIEK MOLLAND NAAML-VENN-CEV-TE UTRECHT AfflSTERDAm AARDEWERK EH TEGELS 12 Etsen van WILM STEELINK. Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN, Bibliothecaris te Utrecht Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten en handteekeningen, kost dit prachtwerk (groot folio form.) gebonden slechts f i2.no. l BINNEN-! ';'r;'HUIS INRICHTING-TOT MEUBELEERING EN-VERSIERING ^DER-WONING 12O-ROKIN-12O

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl