Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOB NEDERLAND.
No. 1416
?Nieuwe Teekenschool, handleiding bij het
. teekenonderwijs op de lagere school
door E. Bos en C. H. STEENBEEK.
Dit boekje vertegenwoordigt mede een
nieuwe richting, die thans bij het
teeken, onderwijs op de lagere scholen reeds hier en
daar gevolgd wordt en als afwijkende van wat
tot nu toe gebruikelijk was, wel de belang
stelling waard is, er even bij stil te staan.
Waar men er meer en meer naar streeft
het onderwijs zoo aangenaam en anitneerend
mogelijk te maken, daar was natuurlek ook
het oog gevestigd opxde teekenlessen en men
trachtte de voorbeelden zoo in te richten dat
ze, blijvende oefeningen van rechte en
kromme lijnen, aan de kinderen tevens af
beeldingen, van hun bekende voorwerpen,
gaven. Van een kwadraat met een
gelgkbeenigen driehoek er boven, maakte men de
ingang van een hondenhok, van een staanden
rechthoek met ter weerszijdsn eenigszins
verlengde basis, een cylinderhoed, ja ik her
inner mij zelfs dat in een enkel stel wand
platen men zoo ver ging om van aan een
trapezium met driehoek er boven, de vorm
van een grafmonument te geven,
enterverduidelüking er op te zetten Hier rust onze
Wülem". Of men hiertoe kwam by gebrek
aan meerdere uit rechte lijnen samen te stel
len voorwerpen of dat dit er met eenige
paedagogische bedoeling aan toe gevoegd is,
weet ik niet, maar als voorbeeld voor kinde
rea Ijjkt het mij toch zeker weinig aantrek
kelijk'
Hoewel deze methode, zy het dan ook met
verschillende variaties langen tijd op de lagere
School, voornamelijk bij het voorbereidend
teekenen gebruikt werd, was men toch zoe
kende naar iets dat nog meer aansloot bij
de teekeningen de kinderen maken als ze aan
zich zelf overgelaten worden. Elk kind toont
als vroeg eenigen aanleg tot teekenen" zegt
William Hunt, het maakt figuurtjes op
deuren, tafels, boeken, prachtige vellen pa
pier, die niet mogen verknoeid worden",
terwyl de ouders, die dat papier wilden spa
ren, er den flauwsten nonsens op schrijven".
Men ging nu zyn aandacht, misschien wel
wat al te veel, wijden aan die naïeve
kinderteekeningen en knipsels, waarbij de kleinen
op een eenigszins conventioneele wijze ge
wend zqn zich uit te drukken, en op dezen als
grondslag bouwde men zijn onderwijsmethode.
Ze werden systematisch gerangschikt en
men zocht naar een zekere opeenvolging
in deze aan de kinderfantasie ontleende
vogeltjes, poppetjes, huisjes, scheepjes enz.
enjs., die men vooraf eenigszins vereenvoudigd
en meer tot vaste grondvormen had terug
gebracht. En waar men in de eerste plaats
getracht heeft het onderwijs hierdoor zoo
aangenaam mogelijk te maken, daar heeft
men zeer zeker ten volle zijn doel bereikt,
want welk kind zou niet liever een
spoorwagen, electrische tram of stoomboot teekenen
dan een kwadraat of stervorm, of
bandvlechting, maar de vraag rijst wel of zij op deze
wijze accuraat en zuiver leeren teekenen.
Immers een poppetje al is zijn hoofd iets
te groot of zijn beenen wat te lang of te
schuin, het blijft een poppetje, maar een
kwadraat waarvan de zijden niet recht zijn,
niet even lang en niet" haaks,"is totaal geen"
kwadraat meer, en waar teekenen, als oefe
ning in het opmerken en waarnemen zeer
zeker zijn waarde heeft, daar mag toch aan
het technische gedeelte niet minder aandacht
geschonken worden, vooral daar waar het
onderwijs op de lagere school dikwijls aan.
moet sluiten bn het vakonderwijs dat de,
knapen wacht. Of echter deze nieuwe
methode ook in deze aan de verwach
tingen zal beantwoorden is nog moeilijk te
zeggen, daar we de eindresultaten zouden
moeten vergelijken om een definitief oordeel
te kunnen uitspreken, voorloopig lijkt ons
echter de waarde te zitten in het meer aan
trekkelijke voor kinderen, .en dit is zeker
niet onbelangrijk.
Een der eerste uitgaven op dit gebied en
zeker niet het minst aardige, is het boekje
van Victor Jacquot en Paul Rayoux, dat op
allerleukste wijze, door vogeltjes, hondjes,
boompjes en poppetjes geheele landschappen
weet samen te stellen, en met een eenvou
digheid, aan Japanners niet vreemd en'ge
tuigende van een habiliteit die den teekenaar
Tan talent verraadt. Een meer systematisch
gerangschikte volgorde vertoonen die van J.
van Djjck, die daardoor wellicht voor
schoolgebruik meer geëigend zijn, maar die missen
het pleizierige dat Jacquot's teekeningen juist
kenmerkt. En nu ligt voor ons de Nieuwe
Teekenschool van R. Bos en C. H. Steenbeek,
die voor een gedeelte eveneens op dit, wat
men wel eens noemt naïve" teekenen
gebaieerd is. Zij echter verbinden aan dezen
leergang, het teekenen met behulp van
liniaal en driehoek het metend teekenen, en
als nagenoeg gelijk staande aan de eerste
beginselen van het gewone handteekenen,
het mechanisch teekenen, dat ook in Van
DÜck's boekjes, zühet dan ook onder de
gewone aanduiding, een plaats gevonden heeft.
Als zoodanig is het das een combinatie
waarvan de beide laatste groepen met eenige
variatie wellicht tot reeds bekende methoden
terug gebracht kunnen worden.
Wat echter dit eerste, naïve teekenen"
zullen we het voor den duidelijkheid maar
noemen, aangaat; dit vereischt meer voor
den onderwijzer. dan men oogenschijnlijk
denken zou Immers waar de hulpacte, noch
hoofdacte meer in zich sluiten dan het teekenen
van een blpkkengroep en zelfs een lager acte
teekenen niet meer vraagt dan het weergeven
van een gipsafgietsel en van een eenvoudig
voorwerp, daar mag men van den onderwijzer
niet verwachten dat hij vaardigheid genoeg
bezit om met een paar rake hjntjes figuurtjes
te teekenen, die, blijvend in het min of meer
conventioneele genre der kinderpoppetjes,
zich toch hier boven verheffen, naderend de
zoo geestige krabbels der kleine Moritz"
door Oberlander, indertijd in de Fliegende
Blatter gepubliceerd. Zoo zal deze methode
dus zeker wel moeilijkheden opleveren en
een goede vooroefening voor den onderwijzer
zelve, in de richting van Jacquot of van die
heerlijke eenvoudige Japansche figuurtjes
niet overbodig blijken, maar als het ten slotte
de leerlingen niet alleen aangenaam bezig
houdt, maar ook verder brengt, dan zullen zij
zich deze opofferingen allicht gaarne ge
troosten.
De ambitie in het teekenen zal er onge
twijfeld door winnen, als nu de vaardigheid
er maar gelijken tred mede houdt, dan zal
het succes dat de samenstellers van hunne
leerwijze verwachten zeker niet uitblijven.
R. W. P. Jr.
Over oienwe NeWscbe Literatuur.
Vooruitgang, dichterlijke tafereelen, door
KAREL BOGABED, enz. Brussel en
Rotterdam.
Tegen het werk van den heer Karel
Bogaerd heb ik dit ne groote bezwaar, dat
het een zonderling mengelmoes is van epiek
en lyriek, van modern sentiment en
ouderwetsche Khetorica, van historische waarheid
en dichterlijke fantaisie.
De historische feiten in de Zes Tafereelen
zijn spoedig geteld. Er zgn er maar een paar.
De ontdekking van Amerika door Columbus
Daarop legtMe schrijver het meeste gewicht,
want hij doet er aan voorafgaan een zang,
waarin het eerste scheep gaan in beeld wordt
gebracht. Dan vermeldt hu de ontdekking
van de boekdrukkunst, stoutweg aan den
Haarlemschen Koster toegeschreven. Andere
ontdekkingen, hiermee in verband, worden
achtereenvolgens genoemd Van de Her
vorming wordt gezwegen. Ik herhaal dus:
het eerste scheepgaan, gevolgd door het
scheepgaan van Columbus vormt den kern
dezer dichterlijke tafereelen.
Als men deze verzen gelezen heeft met de
meeste welwillendheid L-rijgt men toch het
gevoel van onvoldaanheid wat elk onvolmaakt
kunstwerk den nauwlettenden waarnemer
geeft.
Zonderling vind ik het, dat de heer Bogaerd
zooveel tegenstrijdigs in zijn werk liet staan.
HU werkte er aan van 1880?1904: lang ge
noeg dus om den vorm langzamerhand te
volmaken. De tafereelen beleefden reeds vier
drukken; genoeg dus om in staat te stellen
de minder juiste uitdrukkingen door betere
te vervangen, overbodige zinvulsels weg te
laten, woorden, alleen ter wille van het rijm,
vastbesloten te bannen, en het verband der
descriptieve brokken te harmoniseeren tot
ze den indruk maken van iets wat volgroeid
en niet stuksgewijze te voorschijn kwam uit
het dichterlijk brein.
Dit laatste gebrek is, behalve de vele andere,
erg hinderlijk. De schrijver weet hier-en-daar
niet wat hij wil. Zijn zingen is een voort
durend weifelen tusschen Historia en de ver
leidelijke heks Fantasia. Hij heeft veel met
Poëzij op. Ergens spreekt h|j haar toe:
En gij, almachtige! die met uw wondertaal
»I)e harten binnendringt, gelijk de zonnestraal
«Het hart der bloemen "
Elders:
Maar gij laat ??eeuwig jong nw forsche
roep[stem schallen,
Daagt vorsten, volken, voor uw rechterstoel en wreekt
Het onrecht, loont het goed wanneer gij vonnis spreekt l
roep ik aan, o Poëzij... ."
Maar toch als hij spreekt van het scheep
gaan roept hij uit:
s Wat stelt gij naast dien tocht, vergrijsde fabel vonden,
Die ons van helden spreekt, die misschien nooit
be[stonden ?
't Is hier geen fantazn, in 't dichterbrein geteeld,
Maar ware werklijkheid naar 't leven afgebeeld."
En elders (pag. 39) spreekt hij Historia toe:
Geschiedenis, ontvouw die schitterende blaren
Waarop gij het verhaal dier wondren zult bewaren;
Uw strenge waarheid zij het richtsnoer van mijn lied,
Dai-aaa Golumbtwnaam den krans der dichtkunst biedt!
Alleen de waarheid stemde kirastelooze zangen,
Een rouwkrans op het graf des grooten mans gehangen,
Die werelden ontdekte en enkel smaad en hoou
In ruil ontvangen mocht....."
Enkel smaad en hoon? Het nageslacht
heeft goed gemaakt wat de tijdgenooten be
dierven door miskenning. Zoo komt het mij
voor. Maar of Columbus er veel aan heeft,
dit is een andere vraag. En ik ben nog-eene,
hier in de hoofdstad van de nieuwe wereld,
de Avenue Columbus afgewandeld tot het
groote plein bij het Central-Park, waar een
figuur hoog op een zuil staat te staren on
beweeglijk als de uitkijk op de plecht van
een zeeschip. Het is een mooi monument in
lichtgrijzen hardsteen; en de emblemata op
de vier vlakken van het voetstuk verzinne
beelden de meest dramatische momenten uit
het ontdekkingsleven van Columbua.
Het is Italiaansch werk en werd er ge
plaatst als herinnering aan den
vier-honderdsten verjaardag van Amerika's ontdek
king. Het staat aan het eind van de achtste
Avenue bij de 59e straat.
Behalve dit werd in 1869 een kolossaal
marmeren standbeeld van Columbus aan de
stad cadeau gedaan door een citizen. Het is
werk van een dame. Omdat er nog geen
geschikte plaats voor te vinden is, werd het
voorloopig opgeborgen in het Arsenaal in
Central-park. Het monument waarvan ik het
eerst sprak, werd ontsluierd 12 October
1892. Maar behalve deze twee is er een
bronzen duplikaat van het standbeeld van
Columbus door Dunol vervaardigd en staande
op het Prado te Macbriel. Het werd door de
New-Yorker genealogische en biographische
Maatschappij (Society) ontsluierd 12 Mei
1894 en geplaatst op de zoogenaamde Mail
in Central-Park, een breed pad met mooie
boomen aan weerskanten en op Zaterdag
en Zondagnamiddag bijna niet te bewandelen
wegens de massa menschen, die er komen
luisteren naar de muziek in de tent of
bokke-wagens huren voor de kinderen die
ze meebrengen. Het is the grand promenade,.
Het wemelt er van standbeelden. Op een
granieten piedestal, 15 voet hoog, staat een
bronzen buste van Beethoven, onthuld 22
Juli 1884. Dit staat dicht bij de muziektent.
Meer zuidelijk staat tegenover het standbeeld
van Walter Scott het bronzen beeld van
Robert Burns, den Schotschen minnezanger.
Het werd genaodeleerd door een Edinburger
en aan de stad geschonken in 1880 door een
burger.
Dan is er nog een standbeeld van den
dichter Fitz Greeve Hallick. Niet ver af staat
ook een bronzen beeld van Sbakespeare en
een geïdealiseerd figuur, een Indiaansche
jager. Dit alles langs het ne wandelpad,
de Mail.
Ik wil er maar mee zeggen, dat groote
daden, van welke soort ook, door het nage
slacht niet worden vergeten; en de dichter
Bogaerd, indien hij een kijkje had willen
nemen van de drie standbeelden van Colum
bus hier, misschien niet zooveel nadruk zou
gelegd hebben op enkel smaad en hoon".
Is dit ook geen Vooruitgang, dat het nage
slacht menschen, tijdelijk miskend (en waar
is geen miskenning?) tracht te eeren en
naar waarde te schatten ?
Als de heer Bogaerd zich eerst materieel
of reëel nauwkeurig op de hoogte had ge
steld van de zaken die hij bezingt, hij zou
meer indruk maken en zijn zangen zouden
frisscher zijn en meer herinneren aan iets
noodzakelijks. Nu, voelen we, konden zij
heel anders en veel beter zijn; en dit alleen
reeds veroordeelt ze als kunst. Tk weet wel,
er zyn meer dichters die doen als de heer
Bogaerd. Is het Dr. Koster niet die
Yellowstone-Park bezingt en Sevilla zonder een
zweem wezenlijke impressie van beide ? En
dan al de schrijvers over teeken- en schilder
kunst, niet instaat potlood en penseel in
handen te houden ! Hier zou men zeggen :
laat eens zien of je 't zelf kunt vóór je er
over schrijft! Maar in de ouwe wereld neemt
men dat zoo nauw niet. Als het er maar is :
als het maar een schijntje heeft van iets
echts!
Kijk, de heer Bogaerd is hier-en-daar nog-al
rhetorisch in zijn wilde uitingen. Oclv m'n
waarde heer Bogaerd, wezenlijk gevaar maakt
zoo kalm. Self-possession immers is het
eenige middel om er uit te raken, 't Gebeurt
hier nog-al dat er iets aan de hand is. De
bladen geven eiken dag een lange lijst van
branden. Bij een ben ik geweest. Ik zag de
menschen heel hoog zich bewegen voor de
?ramen van een sky-scraper. Maar er was
geen gegil en ook geen handegewring. Ferry
booten bonzen wel tegen mekaar. Dan pakken
mannen en vrouwen heel kalm de redding
gordels en bereiden zich voor op een nat
pak en ... erger. Pas was hier in dit door
u zoo hooggeroemde land zoo bekoorlijk en
zoo schoon, alsof natuur haar eens bestemd
had om de kroon van wereldkoningin in later
tijd te dragen" een tornado. Een plaatsje,
eenige mijlen van hier, werd' er voor een
groot deel door verwoest. De cirkelende lucht
stroom zoog de Hudson-bedding over een
groote uitgestrektheid droog, nam het
water mee en liet de spout" vallen over
de houten huizen, waarvan vele werden weg
gerukt en onderstboven geslagen. En wat
gebeurt er al niet meer?
Ik las van een mama die dezer dagen met
een paar kinderen ging wandelen in een
bosch en door een zes voet lange blacksnake
werd aangevallen, die te voorschijn kwam
toen haar jongetje met een stokje porde
onder een heester. Ze verdedigde zich met
haar parasol. Het zestienjarige dochtertje
hielp met een steen. En na een vrij lang
gevecht, zonder gegil en deklamatie, werd
de slang gedood. Maar toen viel de moeder
in zwijm. Pas gebeurde het hier, dat een
rechter, een judge, op klaarlichten dag 's mid
dags, op een van de druksten pleinen,
Astorplace, werd opgelicht, in een rijtuig gestopt
en weggevoerd. Hu had een paar keer brie
ven ontvangen met het verzoek geld te geven
aan zeker adres. Hij is nog niet terecht.
Dezer dagen las ik van een gevecht op leven
en dood in donker en in 't wilde van twee
politie-mannen. Het gebeurde hier in de stad.
De n als detective burgerlijk gekleed,
trachtte een ruzie te kalmeeren en kreeg
het zoo benauwd, dat hij zich uit de voeten
maakte. Hij kroop ergens onder een vloer;
maar dreigde de eerste de beste die dichtbij
kwam, neer te schieten. Een tweede agent
in duty komt en het publiek vertelt, het grauw,
the mob, dat de man die de schuld is van
het rumoer, wegkroop onder de vloer. De
agenl in donker dadelijk er onder en gevuurd.
Beide lossen in 't wilde een half dozijn
schoten. -Eindelijk een groan en stilte. De
weggekropen man antwoordt niet meer en
nu de ander hem aan 't licht haalt, blijkt
hij dood en een van zijn beste vrienden.
Tijdens het gevecht had het publiek his,
his! en hoera! geroepen.
Ik wil er mee peggen : zulke dingen ge
beuren hier alsof ze van-zelf spreken; alsof
het niet anders kan; alsof ze zoo noodzakelijk
zijn als alles noodzakelijk is, wat de natuur
doet. En deze menschen hier zijn natuur
kinderen. Ik kan mij niet voorstellen dat de
holbewoners, waarvan de heer Bogaerd
spreekt en die hij in 't slijk der dierlijkheid
verzonken" noemt, anders waren. Ze zijn
frisch, jeugdig, krachtig, gezond. Als ze
uitgaan naar Coney-Island liggen ze den
halven dag in 't water, of in 't strandzand
met geen anderen kleeren aan dan een
zwerupak; jonge mannen en jonge vrouwen, alle
door-me-kaar. Ook wemelt het er van groote
en kleine kinderen. 7,% dragen elkaar in 't
water, werpen elkaar, al zwemmende, ballen
toe of stukken hout, hangen over lange lijnen,
of liggen te drogen op een batterij van tonnen
die een eind ver in zee geankerd is.
Roeibooten met safe-guards kruisen onophoudelijk
rond en ongelukken gebeuren niet.
Ik wil hiermee zeggen, dat de rhetorica
of de romantiek of fantasia, of alles waar
aan een on-werkelijkheids-luchtje is, mis
plaatst raakt zoodra gezongen wordt in ver
band met een jong, frisch, krachtig, gezond,
energiek, ondernemend, maar niet
humbugachtig, niet drukte-makend volk.
Het Amerikaansche type, de goede
Amerikaansche eigenschappen zijn m.i. het best
vertegenwoordigd in den Amerikaanschen
politie-man. In de blauw lakensche pakken
met de rond-grijze, helmachtige hoeden komt
de kleur der aangezichten frisch uit. Ze zijn
allen van dezelfde lengte, breedte, dikte,
vleèzigheid. Ze moeten zich geheel wijden
aan hu a taak en ieder oogenblik bereid zijn
hun leven op te offeren als de nood aan den
man komt. Dit gebeurt dan zonder
melodramatiek, heel eenvoudig en natuurlijk.
Waarvoor dus al de reusachtig sensationeele
woorden dienen, waarvan deze tafereelen,
zeer tot hun schade, wemelen, begrijp ik
niet. Het is eenvoudig verkeerde gewoonte,
afgezien aan anderen. Het is traditie. De
heer Bogaerd, stel ik mij voor, heeft allerlei
dichters gelezen, vooral vele van de oude
school, en wat hem het meest
impressionneerde gelezen. Maar veel beter is het met
de dingen zelve kennis te maken dan met
de afbeeldingen, veel beter, inplaats van
Homerus te laten lezen door jonge kinderen,
hen in musea te brengen, waar de voor
werpen verzameld en te zien zijn, waarvan
de oude zangers spreken.
Ik raad den heer Bogaerd aan ook eens
de reis te maken die Columbus gemaakt
heeft' vóór hij er weer over zingt. Ik raad
hem aan nauwkeurig kennis te maken met
de zee. Hij zal dan het lichten" van de zee
anders beschrijven dan hij doet. Of ik raad
hem aan zelf in een hol te gaan wonen met
anderen dan zal hij ondervinden dat het
niet noodig is er, zelfs midden in den winter
te huiveren van kou. Of ik raad hem aan
hier in de warme dagen n dezer dagen
wees de thermometer 96 Fahr. in de schaduw
's middags half vier eens naar het inslaan
van den bliksem te komen zien. Dit gebeurt
hier elk oogenblik, zoodat het begrip van
vuur eigen moet geweest zijn aan de aller
eerste menschen en geen ontdekking waar
ze langzamerhand toe kwamen. Ook mocht
hij wel kijken naar het etsen, het
drogenaald-etsen. Dan zou hy niet zeggen, dat de
etsnaald in keurigen druk duizendvoudig
teruggeeft. Het is immers bekend, dat van
een naald-ets slechts enkele goede drukken
te krygen zijn. ,
Ik schrijf dit alles omdat ik geen deel wil
hebben aan een verkaerde opvatting van
poëzie. Dat de dichter vizionair moet zijn,
zien in verbeelding en niet na-schrijven
moet de uitwendige dingen, dit heb ik altijd
beweerd. Maar voor zoo ver de dingen reëel
zijn, zichtbaar voor het uitwendig oog, moet
hu ze eerst met zijn uitwendige zinnen ter
dege opnemen, vasthouden en verwerken
vóór hij met succes ze kan doen herleven
voor de inwendige, n voor eigen inwendige
n voor de inwendige van zijn lezer. Zal er
van poëzie iets terecht komen dan moet dit
numero n zyn. Dat de heer Bogaerd dit
niet gedaan heeft, maakt zijn werk tot iets
van minderen rang.
Waar de heer Bogaerd ineer lyrisch i^, is
hij op zijn best, zooals in de Cantate het
Scheppingslied. Het is getoondicht door M.
Sylvain Dupuis en in het Fransch vertaald
door M. G. Antheunis.
N e w - Y o r k, 22 Juli '04. WINKLEK PRINS.
BOEKAANKONDIGING.
Levensraadsel. Naar het Zweedsch van
GUSTAF AF GEYERSTAM, door HENDRIKA
BLEEK EK. Amsterdam, H. J. W. Becht,
1902.
Dit boek bevat werkelijk een raadsel;
maar of het leven dan wel de auteur het
ons op te lossen geeft, dat is de vraag. Hij
heeft menschen leeren kennen, zegt hij, die
misdaden deden en zeer diep vielen, zonder
dat hij kon verklaren waarom. Dat zal wel
zoo zijn, want het is zeer moeielijk alles van
iemand te weten, en na te gaan, wat er in
hem omgaat. Maar onze auteur is door zijn
onvermogen om een verklaring te vinden
van de langzame verwording eener
menschenziel gekomen tot het geloof, dat een zeker
getal m'enachen, die tot verschrikkelijke mis
daden vervallen, daartoe bestemd waren,
en er een voorgevoel van hadden. Dit geloof
is hem geworden tot een dogma, dat hij ook
anderen wil doen belijden. Helaas verkoos hij
niet den wetenschappelijken weg te bewan
delen en feiten mee te deelen. Hij schreef
een ^oinan, waarin hij verdichtte den levens
loop van een man die door het lot" wórdt
beheerscht, van een misdadiger, die allerlei
ongemotiveerde dingen doet. Dit heeft een
schrijver natuurlijk in zijn macht, wie kan
't hem beletten.
Ivar Lyth, zoo heet de held van 't boek,
weet al» jongeling reeds, dat hij eigenlijk
niet mag trouwen, daar hij vader geworden
zeker zijn kind vermoorden zal. Toch trouwt
hij. Zijn. zoontje heeft hij innig lief, maar hij
eindigt met het onder water te houden, totdat
het verdronken is. Krankzinnig was hij niet;
armoe dreef hem niet tot den moord. Waar
om doodde hij dan zijn kind ? vraagt de
auteur. De moordenaar weet't niet; de rech
ters hebben geen antwoord; de predikant
zielverzorger begrijpt er niets van. Kan de
lezer het raadsel oplossen ? Natuurlijk niet,
want de schrijver heeft met voorbedachten
rade een man geteekend die onverklaarbare
dingen doet, met opzet alle motieven weg
gemoffeld om tot zijn lezer-1, die verklaren,
dat zij 't opgeven" te zeggen: daar heb ik
je : dat is nu het noodlot. Dat noo Hot is een
verbazend makkelijk ding; het ontslaat eiken
schrijver van de moeite om samenhang te
zoeken in het leven van den mensch of het
volk waarover hu handelt.
In zulk soort van boeken als
Levensraadsel" kunnen voorkomen mooie passages, aan
grijpende tafereelen, maar 't zou beter zijn,
als ze niet geschreven werden. Ik hoop, dat
dit genre niet lang meer in de mode blijft.
==M===!a=as! v. H.
NIEUWE UITGAVEN.
De jaarwedden bij 't openbaar lager onder
wijs in Nederland. Vermeerderd met enkele
opgaven betreffende verplichte schoolver
gaderingen, ambulante hoofden, schoolartsen
en kindervoeding en -kleding. Uitgegeven
door 't hoofdbestuur van den Bond van
Nederlandsche Onderwijzers". Utrecht, J. C. ten
Geuzendam.
Woelige schaduwen en andere vertellingen,
van MICHAEL Woon. Amersfoort, v.d. Want & Co.
Kellners, vakorganisatie en vakbeweging der
café-, restaurant-, hotel- en societeitsze
mployeerden, door dr. J. C. ERINGAARD. Tweede
herziene druk. Delft, Van Marken's drukkerij
vennootschap.
Programma van het XXVIIIe Nederl. taai
en letterkundig congres Deventer. Deventer,
Ch. Dixon.
Moderne kunstwerken, tweede jaargang, afl. 8.
Amsterdam, W. Versluys.
Zendelingen en koloniaal bezit, of de plaats
van zending en zendelingen in de koloniale
geschiedenis. Eene koloniale studie, door H.
J. BARTELS. Hardinxveld, B. D. K. Buse.
Mijn Jongens. Een Zornerboek" voor groot
en klein, naar het Zweedsch van GUSTAF AF
GEYERSTAM, door HENDRIKA BI.EEKER. Met 19
teekeningen van JAN SLUYTERS. Amsterdam,
H. J. W. Becht.
De verloren Zoon, van H. VOGEL VON
SPIELBERG, No. 174 van Warendorf's
novellenbibliotheek". Amsterdam, Van Holkema &
Warendorf.
e Groentljd te Delft, door J. H. TELDERS.
Delft, J. Waldman Jr.
Inhoud van Tijdschriften.
Onze Kunst, No. 8. T e k s t: H. Hymans:
De Schilderkunst op de Tentoonstelling der
Fransche Primitieven. W. Vogelsang, W.
B. Tholen. Kunstberichten. Boeken
en Tijdschriften.
Platen: Enguerrand Charonton, De
Kroning der H. Maagd. Jan Malouel (?),
De Martelie van St. Denys. De Meester
van Moulins, Een Edelvrouw beschermd
door de H. Magdalena. De Meester van
Flémalle, De Aanbidding der Herders, De
Maagd niet het Kind, De tronende Maagd.
Onbekende Meester, Christus aan het Kruis
met Heiligen. W. B. Tholen, Boerderijtje,
Vijver, Kannenburg, Molen aan de Beek,
Op de Maas, Enkhuizen aan den Zeekant. ?
Reproducties naar vier Japangche prenten.
Onbekende Meesters : Vijf Apostel- en
Heiligenbeeldjes uit het Utrechtsche Museum.
Eigen Haard, No. 33. Oorlogspel, door J. F.
de Witt. I. Ned.Herv Kerk Eemnes-Binnen,
door H. J. Jesse, architect, met afb. Uit
het leven van een Volkskind, door Marie
Sparnaay. I. De Rijks-Tuinbouwschool te
Wageningen, door J. v. S., met afb.I.?-Ja,
maar..., door H. J. De opleiding tot
duiker bij onze Marine, met afb. Ver
scheidenheid. Feuilleton.
J.J.BLESING,
Kun* t handel.
'8-GRA-VENHAGE,
Molenstraat 65,65* en 67.
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
MEUBEL-BAZAR,
Singel 263-283,
t>y de Paleisstraat.
Kantoor-Meubelen enz.
J. MEIJERIflK MEIJER.
Telefoon SOOS.
FAIENCE
EN TEGEL
FABRIEK
MOLLAND
NAAML-VENN-CEV-TE
UTRECHT
AfflSTERDAm
AARDEWERK
EH TEGELS
12 Etsen van
WILM STEELINK.
Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht
Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst
in rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio form.) gebonden slechts
f i2.no.
l BINNEN-!
';'r;'HUIS
INRICHTING-TOT
MEUBELEERING
EN-VERSIERING
^DER-WONING
12O-ROKIN-12O