Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A°. 1904.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement «per 3 maanden t 1-50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/>
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capncines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 21 Augustus.
Advertentiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit 'Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
INHOUD:
TAN VEKBE EN VAN NABIJ: Onrustbarende
styging der uitgaven voor het departement van
oorlog, door *"*. Herhalingsoefeningen", do >r
Ij. H. J. Een braaf ambacht, door B. Het
leven in de hofstad, VIII. door Senior KÜN8T
EN LETTEREN: Pol do Moitl's LenteSotten.yen
en twee eerste Idyllen, beoordeeld door Alliert
Eehm Taaiverbastering in Indië, door F. H.
Priok, beoordeeld door J Eoopmans. De man
met het houweel, door dr. Edward B Koster.
Ooderwvis I, door dr. J. W. Beek. FEUILLETON:
Tante Bhabarber, II. Vertelling van Gertrüd Franke
Sohievelbein. VOOB DAME8 : Slavinnen der
naald, II, (slot), do;>r J. K v. d. V. By Bagtfntjes
ten bezoek, door Caprice. Allerlei, door
Oaprice Een prachtwerk: De St. Bavokork )e
Haarlem, (met afb.), door J. H. Eössing. De
tentoonstelling Wisselingh in Pnlchri Studio, door
Plassehaerl UIT DE NATU DB: door E.
Heimans. Het kasteel Malmaison I. dool'dr. E.
E. W. Strootman.?SINANCIEELE EN
OECONOMI8CHE KBONIEK door D. Stigter. SCHETSJE :
NansikaS, naar het Frunsch, van Jules Lemaitre
INGEZONDEN. DAMBÜBBIEK. SCHAAK
SPEL. PEN- EN POTLOODKBA83EN.
AJDVEBTENTIEN.
Onrustbarende stggiug der uit
gaven voor het departement
van oorlog.
Tekort op de gewone Middelen.
Naar Het Centrum ter oore kwam
ziet de regeering zich genoopt,1
maatregelen te beramen om het
evenwicht in de financiën te kun
nen handhaven, daar men, na het
ruime vloeien der middelen in de
laatste jaren, thans voor een tekort
staat op de gewone middelen.
In de laatste jaren werd van de zijde
der Volksvertegenwoordiging en niet
minder van die der pers, bij opvolgende
Regeeringen er op aangedrongen, dat
getracht zou worden de militaire uit
gaven te beperken. Men vindt, dat eene
jaarlijksche uitgave van 45 k 50 millioen
(leger en marine samen) de finantieele
draagkracht van onze belastingschuldigen.
op den duur zal te boven gaan.
Aan goede raadgevingen op dit punt
ontbrak het niet, getuige het in over
weging geven om over te gaan tot de
instelling van een degelijk en weinig
kostbaar volksleger.
Wie zich intusschen aan die opmer
kingen en raadgevingen laat gelegen
liggen, de tegenwoordige minister van
oorlog in het minst niet.
Niettegenstaande toch, dat hij de
oorlogsuitgaven voor 1904 opvoerde tot een
bedrag van plm. zevenentwintig millioen,
komt hij telkens en telkens met ver
hoogingen aandragen en geeft hij aan
het leger eene organisatie, welke op den
duur schatten zal verslinden.
Reeds 23 April 11. ontving de Tweede
Kamer der Staten-Generaal een wets
ontwerp tot verhooging van de
oorlogsuitgaven voor 1904 tot een bedrag van
f29,783,020. Deze verhooging is een
gevolg van het aanschaffen van geschut
voor de bereden artillerie, waarmede
volgen's opgave van den minister
zeven millioen gemoeid gaat. In 1905
staat dus nog voor dit onderwerp eene
uitgave van vier millioen voor de deur.
Onder dagteekening van 14 Juli 11.
werd weder een wetsontwerp aan de
Tweede Kamer ingediend, nu om over
1903 den post militaire pensioenen,
gagementen en onderstanden" met f 115,000
verhoogd te krijgen.
Door deze verhooging wordt de
jaarlijksche uitgave voor pensioenen reeds
opgevoerd tot f 2,535,000.
Het is vooral ook deze post, welke
om zijn hoog bedrag zeer de aandacht
trekt, te meer, daar in de eerste jaren
nog belangrijke verhoogingen zullen
noodig blijken.
Slechts enkele dagen daarna (19 Juli)
kwam nog een wetsontwerp tot wijziging
en verhooging bij de Tweede Kamer in.
Minder om het bedrag der verhoogiug
van f26,517, dan wel om de toelichting,
welke de minister geeft, eischt dit wets
ontwerp ernstige overweging.
De minister begint met te verklaren,
dat de nieuwe inrichting der begrooting
oorzaak is, dat tal van artikelen aan
vulling van de omschrijving of verhoo
ging van de toegestane som noodzakelijk
maken en merkt daarna op, dat, hoewel
tegenover de aangevraagde verhoogingen
enkele andere artikelen voor verminde
ring hadden kunnen worden in aanmer
king gebracht, men zich voor het
oogenblik heeft meenen te moeten bepalen tot
de voorgestelde vermindering van het
artikel, dat rechtstreeks verband houdt
met de aangevraagde verhooging.
Zonder twijfel zullen de leden der
Tweede Kamer, die bij de behandeling
van de oorlogsbegrooting over het loopend
jaar opmerkten, dat zij met ingenomen
heid hadden gezien, dat deze begrooting
in vele opzichten belangrijk afwijkt van
die voor 1903 en voorgaande jaren en
bij de samenstelling rekening is gehouden
met de denkbeelden der staatscommissie,
benoemd bij Koninklijk Besluit van 11
Juli 1899, no. 32, na kennisneming van
de verklaring des ministers, vreemd heb
ben opgezien.
Het is verder niet aan te nemen, dat
men met 's ministers .handeling zal
instemmen.
Waartoe toch eene verhooging der
begrooting voorgesteld tot een bedrag
van ruim f26,000, terwijl volgens
eigen verklaring van don minister
artikelen op de begrooting zijn aan te
wijzen, die voor vermindering in aan
merking kunnen komen.
Blijkbaar wenscht de minister een
spaarpotje te maken om daaruit niet
gevoteerde uitgaven te kunnen doen.
Anders zou 's ministers handelwijze geen
zin hebben.
Na aanstipping van het vorenstaande
dient de aandacht gevestigd op het on
langs vanwege het Departement van
Oorlog o.a. aan de leden der T weedeKamer
der Staten-Q-eneraal 'toegezonden Over
zicht der ontwerp-organisatie en
garnizoensindeeling van het Nederlandsche
leger". Daaruit toch blijkt, dat de meer
dere jaarlijksche uitgaven aan de nieuwe
organisatie, allén voor het actieve leger,
zullen beloopen:
voor de infanterie .... ? 280,000
cavalerie . . . . 94,000
veldartilleiie . . . 350,000
vestingartillerie,
pontonniers en
torpedisten 33,000
genietroepen . . . 23,000
administratie . . . 51,000
den geneeskund. dienst 19,000
Totaal . . . ~jT8507)
Bovendien wordt voor eerste aanschaf
fing van het meer benoodigd aantal
paarden vereischt:
voor de cavalerie \ .... f 181,000
veldartillerie . . , 165,000
Totaal ... ? 346,000
Verder moet nog gerekend worden op
de in het overzicht niet onder cijfers
gebrachte uitgaven voor:
lo. de landweer, welke zal bestaan uit:
48 bataljons infanterie, 44 compagnieën
vestingartillerie, 4 id. genietroepen, 2 id.
pontonniers, l id. administratietroepen
en 4 id. hospitaalsoldaten.
2o. de landstorm, welke nog georgani
seerd moet worden.
3o. de vermeerdering van de voorraden
paardentuigen, kleeding, nachtleger, kam
pementsgoederen, kazernemeubelen, enz.
4o. den bouw van kazernes en stallen.
Omtrent dit belangrijk punt teekent
de minister in het Overzicht" het vol
gende aan:
Voor de nieuwe dislocatie der infan
terie is kazernebouw en kazerneuitbrei
ding in uitvoering te Assen, Haarlem
en Nijmegen, alwaar het garnizoen met
l bataljon wordt vermeerderd en te
Ede, alwaar 2 bataljons in garnizoen
zullen komen.
Voor die der cavalerie en veld-artil
lerie is kazernebouw en bouw van stallen
noodig voor l regimentsstaf en l
afdeeling veld-artillerie, alsmede voor 2
escadrons cavalerie te Ede, terwijl te Breda,
te Utrecht en te Roermond voor p.m. 40,
alsmede te Amersfoort voor p.m. 50
paarden zal moeten worden bijgebouwd.
Wat rijbanen betreft is voorloopig alleen
gerekend op den bouw van een over
dekte rijbaan te Breda, terwijl, wanneer
het /depot van het 4e regiment
veldartillerie wordt opgericht, nog een zoo
danige rijbaan te Haarlem zal noodig
zijn; overigens zal uit de praktijk moeten
blijken, of in andere garnizoenen met
het bestaande aantal rijbanen zal kunnen
worden volstaan.
Voorts zal gaandeweg eenige uitbrei
ding van kazernement moeten plaats
hebben in die garnizoenen, waar door
de vermeerdering van het aantal onder
de wapenen komende manschappen,
behoorende tot de in de betrokken kazer
nes gehuisveste onderdeelen, de
logiesruimte beperkt is geworden.
Daarbij zullen dan tevens eenige
wenschelijke verbeteringen in het logies
worden aangebracht.
Met name betreft dit de
infanteriekazernes te Naarden, den Helder, Hoorn,
Leiden, Delft, Gouda, Amersfoort, Arn
hem, Deventer, Roermond, Venlo en de
cavalerie-kazerne te Zutphen".
Het valt sterk af te keuren, dat de
miaister zich heeft laten verleiden tot
het slechts aangeven van een paar hoofd
bedragen, omdat daardoor aan de Volks
vertegenwoordiging en aan het belang
stellend publiek de gelegenheid wordt
benomen een. duidelijk inzicht te ver
krijgen in de meerdere kosten, welke de
nieuwe organisatie werkelijk zal ten
gevolge hebben.
Hoe dit intusschen zij, er blijkt uit
het Overzicht" genoegzaam, dat de
oorlogsuitgaven in de toekomst onrust
barend zullen stijgen.
Alhoewel het vorenstaande voorzeker
voldoende is om een ieder, die het met
de finantieele belangen van het land
ernstig opneemt, den schrik om het hart
te doen slaan, moet toch nog op een
hoogst ernstige zaak de aandacht worden
gevestigd.
Gelijk bekend, werden in het vorig
jaar door de Staatscommissie, belast ge
weest met het doen van voorstellen
omtrent de voorziening in de behoefte
aan graan en meel ter approviandeering
van de stelling van Amsterdam, deswege
opgemaakte rapporten bij het departe
ment van oorlog ingediend.
Jn 't kort komen die voorstellen daarop
neer, dat wil men van eene degelijke
approviandeering verzekerd zijn eene
dadelijke aanschaffing tot een bedrag van
acht millioen gulden noodig is, terwijl
verder eene jaarlijksche uitgave van
f 500,000 wordt vereischt.
Volgens loopende geruchten zou de
Regeering wel genegen zij a de zaak op
de lange baan te schuiven, doch wordt
daartegen van bevoegde militaire zijde
mede onder den indruk van hetgeen
in het Oosten voorvalt ? ernstig ge
protesteerd, ja zelfs wordt aangedrongen
om de approviandeering in zijit geheelen
omvang afdoende te regelen. De vrees is
dus gewettigd, dat ook voor dit onder
werp binnenkort belangrijke sommen
zullen worden aangevraagd.
Gelukkig zijn de leden der Volksver
tegenwoordiging thans in de gelegenheid
gesteld het onderwerp (de militaire uit
gaven) in zijn vollen omvang te over
denken, de noodige inlichtingen van de
Regeering te vragen en plannen te be
ramen vóór dat de behandeling der oor
logsbegrooting voor 1905 aan de orde
komt en zij weten wat hun van den
tegenwoordigen minister van oorlog te
wachten staat.
Wellicht zal de minister van oorlog
zich verschuilen achter de laatst afge
treden liberale Regeering, die de nieuwe
legerwetten in het leven riep.
Is dit werkelijk het geval, dan moge
de Regeering wel bedenken, dat zij ver
antwoordelijk is voor de handelingen van
den minister van oorlog ten aanzien van
het herhaaldelijk indienen van suppletoire
begroetingen, waardoor o. m. de gelegen
heid wordt benomen zich behoorlijk
rekenschap te geven van de oorlogsuit
gaven in hun geheelen omvang, en niet
minder voor de lasten, welke ter uit
voering van de legerwetten en alles wat
daarmede in verband staat, op «U schou
ders van de belastingschuldigen worden
gelegd. * * *
Herhalingsoefeningen."
Zou men, na lezing van 't volgende, nog
wel van 't bovenstaande spreken 'i Me dunkt
wanneer de volgende feiten even de revue
passeeren, zal men moeilijk kunnen beweren
dat dat herhalingsoefeningen zijn.
Om tot de feiten te komen zal ik enkele
grepen doen uit 't volop voorhanden mate
rieel. Slechts enkele feiten dus, terwille
der plaatsruimte. Een en ander is mede
gemaakt door de lichting '99 der vesting
artillerie te Naarden, thans gedetacheerd
te Nieuwersluis.
Allereerst dan de dag van opkomst; hier
mee ging weer n werkdag verloren, daar
de opkomst te 4 uur was bepaald. Vervol
gens de volgende dag, welke bijna geheel
in beslag werd genomen met kleeding
ontvangen, iets wat gemakkelijk door enkele
menschen van déze lichting had kunnen
gebeuren; weer 'n dag verder 'n geheelen
dag doorbrengen met schieten, nog verder
'n dag inspectie maken tot 10M uur 's mor
gens en dood gewoon leggen" tot 3!4 uur
in den middag. Zoo zou ik voort kunnen
gaan, mijn lijstje der zorgvuldig bijgehouden
werkzaamheden afwikkelend. Doch 't zou
vervelend zijn voor den lezer en tot niets
dienen; 't reeds genoemde spreekt genoeg \
Waarlijk, men moet den moed bewonderen,
waarmee men de menschen uit hun werk
haalt om ze te laten herhalen".
Wanneer we even nagaan hoe deze be
staande legerwet is verdedigd en aange
nomen, staat men versteld over zooveel bru
taliteit. Wanneer we die heeren dan hooren
over landsbelang", zou je werkelijk denken
dat ze 't meenen en noodzakelijk achten
om weer vooral de arbeiders, zelfs met
hun 25 en 27 jaar uit hun werkkring te
halen. En men ziet de gevolgen, men kon
niet buiten dat herhalen", maar wat laat
men de menschen nu doen zoo'n maand
lang ? Voor 't meerendeel wordt de tijd
zoekgebracht met allerlei zaken, die met
herhalen" totaal niet in verband staan
n wat nog erger is, men laat ze 'n groot
deel van die opkomstmaand" niets doen.
Zeker is de vraag gewettigd, niet waar,
had men die lange maand niet in kunnen
krimpen tot eenige weken en dan, flink
aangepakt, niet 't zelfde bereikt wat dat
herhalen" betreft?
Zouden de werkelijke
arbeidersafgevaardigde der Tweede Kamer niet hun aandacht
aan deze zaak schenken en vooral 'r tegen
protesteeren ?
Militaire nonsens.
Bij al 't slappe en onvoldoende wat men
in 't vorige lezen kan als bedoeld te
behooren tot herhalingsoefeningen", moet
ik toch nog enkele feiten noemen van wer
kelijk werken", al is 't dat niet in den
gewonen zin.
En dat dient dan ook inderdaad gebrand
merkt te worden, n.l. de marsch op Zaterdag
30 Juli van Naarden over Bussum, Walden,
's Graveland, Kortenhoef, Oud Loosdrecht,
langs fort 8pion" naar Nieuwersluis. Aan
vangende 7 uur 's morgens, werd N. bereikt
onder de ondragelijkste hitte (van 's Grave
land is de weg geheel zonnig) te l uur in
den middag. Als men zich even dien
Zaterdag herinnert en vooral niet vergeet
hoe de bepakking is: lange zware blauwe
kaporjas, dito onmogelijke broek, en nog
onmogelijker sjako als hoofddeksel, verder
op den rug ransel met vetlaarzen, koppel,
broodzak, en geweer aan den schouder, zal
ieder wel toegeven, dat 't niet uit te houden
was. Bij massa's vielen dan ook de lui neer,
voor het leven van n persoon was men zelfs
zér bevreesd. Had men niet gebruik kunnen
maken ten slotte van 'n bierkarretje, dat
achter den troep toevallig aanreed, 't aantal
slachtoffers ware oneindig grooter geweest,
want 'n aantal wierp daar z'n uitrusting op
en sjokte toen zooveel mogelijk mee, alhoewel
't bijna niet te doen was, daar van de meesten
de voeten totaal stuk waren. En de man
die dien marsch had gecommandeerd,
kaptein v. Vuren (welke niet noodig was,
want de 9e Camp. ging zonder ransel naar
U. en keerde terug met '?» 600^ ging in 't
lichtste pakje van Walden" per fiets naar N.
Zoo ziet men weer: commandeeren doen
zé, zélf wagen ze d'r beenen 'r niet aan.
En 't zelfde valt te melden van de Infanterie,
lichting 98; deze kwamen Woensdag 4 Juli
te A'dam op en liep Donderdag 5 Juli
van A. naar Nieuwersluis. Terwijl te N.
is gecommandeerd jvoor den troep zonder
ransel" liet men die menschen 't weer
sjouwen van 's morgens 7 ongeveer tot
2 a 8 uur in den middag. Nog loopen ze
mank en pijnlijk, de arme kerels.
Openbaarmaking, heeren! zal u wel leeren
wat menschzijn is!
Aug. '04. ' L. M. J.
Een braaf ambacht.
Verleden jaar werd door me in de Groene"
eens 'n boekje opengedaan over de prak
tijken der opstellers van de talrijke adver
tenties in Het Xinucs van den Dag en andere
bladen, in welke advertenties geld ter leen
wordt aangeboden, meestal met bij vermel
ding van billijke condities", gemakkelijke
voorwaarden" en dergelijke uitlokkende
verklaringen meer.
Het ras dier weldoeners der menschheid
is nog niet uitgestorven. Integendeel, het
schijnt er wel mee te gaan als met de
vliegen, van welke 't immers ook heet, dat
er zeven op de begrafenis komen als men
er ne doodslaat. Echter, een nieuw on
derzoek bracht me verleden week in kennis
met een heel bijzonder vertegenwoordiger
van het gild dier grijpvogels.
Meneer heeft een dubbele zaak en een
dubbel kantoor. In de eene afdeeling wordt
gehandeld in een zeer respectabel artikel,
de trots van den Amsterdamschen handels
stand, ook wel de goudmijn. Meneer echter
heeft behoefte aan nog een andere mijn
en daartoe koos hij het ambacht van ano
niem voorschotgever.
Op kantoor No. 2 hangt een aankondi
ging van Credit-ileform" en inderdaad
meneer is als een hervormer in het
credietwezen. Hij heljit de menschen, roemt daarbij
zijn roorzichtitjhetd om niet er in te loopen,
welke voorzichtigheid hem dan weer in
staat stelt met ingenomenheid te verhalen
van den bijzotideren aard zijner voorwaar
den. Zoo heel onder de hand verneemt men
dan met een, dat - mits gedekt door een
soliede borgstelling de rente bedraagt
vijf procent per maand. En dan komt er nog
bij '« beetje" (meneer noemt 't zelf aldus)
voor informatiekosten en zoovoorts.
Helaas, 't is me niet mogen gelukken
uit te yorschen welke maat meneer han
teert bij het meten van dat beetje", dat
bovendien alle 3 maanden terugkomt. Want,
zegt meneer, ons kantoor wil de clientèle
en de borgen voortdurend onder controle
houden".
Is 't niet aardig ? En is meneer met zijn
zestig procent jaarlijksche rente plus 4
beetjes" niet volmaakt thuis in de rubriek
der weldoeners ? En past een dergelijk
helpen" der menschen niet voortref
felijk bij 't drijven van handel in een
respectabel artikel ?
Gekheid ter zijde. Een goed, doelmatig
en doeltreffend volkscrediet hebben we nog
niet. En we hebben ook nog niet een straf
wetartikel, dat de grijpvogels brengt op de
plaats waar ze behooren. Daarvoor kunnen
we pro pageeren, maar tot tij l en wijle
hierin is voorzien, zou 't misschien goed
zijn de plunderaars openlijk aan de kaak
te stellen. Misschien deert dat weinig de
obscure zaakwaarnemertjes van
3-hoog-achter, maar 't treft stellig wel de meer mon
daine en daardoor bij eenvoudige zielen
vertrouwen wekkende uitbuiters, zooals de
meneer met z'n dubbele zaak, zijn handel
en zijn Credit-Reform.
Echter, degenen die pijnlijke ervaring
met 't ras der weldoeners hebben opgedaan,
zullen die ervaring moeten bekend maken.
Er er bestaat geen twijfel bij me of de pers
zal wel willen medewerken om tegen het
braaf ambacht der anonieme voorschotge
vers een soort veldtocht te openen. Die
pers kan dan op de voorste bladzijde althans
weer ten deele goedmaken, wat ze met de
onbeperkte gastvrijheid harer advertentie
pagina helpt bederven. E.
Hel leien in ie h&fstai.
VIII.
Moest ik mij om binnen de mij door
de redactie matig toebedeelde ruimte te blij
ven in mijn voorgaande beschouwing be
perken, zoodat ik een groot gedeelte van de
grieven tegen de middelen van vervoer binnen
deze gemeente moest weglaten, thans is het
een ander geval. Ik wensch namelijk te han
delen over de wetenschap, voor zoover zij
in het sociale leven aan het licht treedt;
maar nu vrees ik de mij vergunde ruimte
niet eens behoorlijk te kunnen aanvullen l
De wetenschap wordt hier vertegenwoor
digd door eenige hoogleeraren en predikanten
in ruste; olium cum dlgnitate, zooals zij het
noemen, 's Winters kan men ze aantreffen
in de leeskamer van de Witte", 's zomers
in de-societeitstent in het bosch. Zij hebben
hun levenstaak volbracht, trekken zich de
aardsche dingen niet meer aan, maar genieten
op den ouden dag van het bestaan in deze
aangename omgeving.
Verder zijn hier des winters wetenschap
pelijke lezingen van meer of minder beroemde
geleerden en letterkundigen, die daartoe met
zorg worden uitgekozen en daarvoor ook be
hoorlijk worden gehonoreerd. Het publiek
komt slechts matig op, zoodat de kleine zaal
van Diligentia ruim voldoende is orn de be
langstellenden, waarvan het grootst gedeelte
uit dames bestaat, He bevatten. Of zij er veel
van begrijpen, laat ik in het midden, doch
tusschen opera, komedie en concert valt wel
eens een avond vrij, die dan op deze wijze
behoorlijk wordt bezet. Eindelijk is aan de
zelfde vereeniging, die de lezingen organiseert,
ook een leesinrichting van tijdschriften ver
bonden, en hier mede zijn alle openbare be
trekkingen tusschen de residentie en de
wetenschap vermeld.
Het gemeentebestuur geeft zijn belangstel
ling in de wetenschap te kennen door de
benaming van nieuwe straten ; zoo vindt men
hier in verschillende uithoeken een
Newtonstraat, Copernicusstraat, zelfs een
Keplerstraat en Columbusstraat. Verder gaat do
vereering niet; men moet vooral niet aan
den bewoner van een dezer straten vragen
naar de verdiensten van den man, die zijn
naam aan de straat heeft geleend. Zoo heeft
men hier ook een Huygensplein en
Huygensstraat, maar voor welk lid van het beroemd
geslacht deze eer is weggelegd, blijft een
ondoorgrondelijk raadsel.
Halfweg Scheveningen, dicht bij Promenade
staat een ver van fraai borstbeeld ter eere
van Constantijn den dichter, doch te vergeefs
zoekt men eenige herinnering aan zijn be
roemden zoon Christiaan, die toch in den
Haag werd geboren en daar ook is gestorven.
Hij, die behoort tot de grootste geleerden
niet alleen van ons klein land, maar van de
geheele beschaafde wereld, is hier niet in tel
de herinnering aan hem leeft slechts voort
in het hoofd van de weinigen, die in staat
zijn 's mans diepzinnige werken te doorgron
den en de hooge waarde daarvan te
beoordeelen.
Doch voor een ander geleerde van niet
minder beteekenis is een gedenkteeken opge
richt ; de wijze waarop ik hiermede kennis
maakte, acht ik merkwaardig genoeg, om
haar hier te beschrijven.
In de achterbuurt namelijk, waar het be
doelde gedenkteeken is opgericht, woont
mijn schoenmaker, een oud man in het wel
bekende type van Hans Sachs. Toen ik hem
dacht te vereeren, door hem met dezen naam
toe te spreken, keek hij mij verwonderd aan,
daarvan toch had hij rooit iets gehoord.
Maar toen ik hem vroeg naar het standbeeld
in zijn buurt, sloeg het beter aan; immers
de man, ter wiens vereering het beeld is
bestemd, had vroeger in deze buurt gewoond,
wat hij er had gedaan, kon Hans Sachs niet
zeggen. Slechts een flauwe herinnering aan
brillenslijpen was hem bijgebleven ; door een
paar huizen op te wandelen, zou ik het beeld
van den geleerde voor mij zien.
Nadat ik den schoenmakerswinkel had ver
laten liep ik de Pavillioengracbt verder op
en stond weldra voor het beeld ; maar ach,
in welk een toestand! De straat was opge
broken, een hok voor materialen was achter
het beeld geplaatst en vormde den achter
grond. Doch ook aan de voorzijde was heyt
niet onbeschadigd ; straatjongens schenen het
beeld als mikpunt bij het werpen van modder
en vuil te gebruiken; althans van boven tot
onder was het met de kenteekenen hiervan
overdekt; de politie laat ook dit toe en het
gemeentebestuur bemoeit er zich niet mede.
Het beeld ia in zittende houding, op het
voetstuk staat slechts de naam: Spinoza.