De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 21 augustus pagina 1

21 augustus 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER A°. 1904. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement «per 3 maanden t 1-50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/> Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capncines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 21 Augustus. Advertentiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel » 0.40 Annonces uit 'Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. INHOUD: TAN VEKBE EN VAN NABIJ: Onrustbarende styging der uitgaven voor het departement van oorlog, door *"*. Herhalingsoefeningen", do >r Ij. H. J. Een braaf ambacht, door B. Het leven in de hofstad, VIII. door Senior KÜN8T EN LETTEREN: Pol do Moitl's LenteSotten.yen en twee eerste Idyllen, beoordeeld door Alliert Eehm Taaiverbastering in Indië, door F. H. Priok, beoordeeld door J Eoopmans. De man met het houweel, door dr. Edward B Koster. Ooderwvis I, door dr. J. W. Beek. FEUILLETON: Tante Bhabarber, II. Vertelling van Gertrüd Franke Sohievelbein. VOOB DAME8 : Slavinnen der naald, II, (slot), do;>r J. K v. d. V. By Bagtfntjes ten bezoek, door Caprice. Allerlei, door Oaprice Een prachtwerk: De St. Bavokork )e Haarlem, (met afb.), door J. H. Eössing. De tentoonstelling Wisselingh in Pnlchri Studio, door Plassehaerl UIT DE NATU DB: door E. Heimans. Het kasteel Malmaison I. dool'dr. E. E. W. Strootman.?SINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KBONIEK door D. Stigter. SCHETSJE : NansikaS, naar het Frunsch, van Jules Lemaitre INGEZONDEN. DAMBÜBBIEK. SCHAAK SPEL. PEN- EN POTLOODKBA83EN. AJDVEBTENTIEN. Onrustbarende stggiug der uit gaven voor het departement van oorlog. Tekort op de gewone Middelen. Naar Het Centrum ter oore kwam ziet de regeering zich genoopt,1 maatregelen te beramen om het evenwicht in de financiën te kun nen handhaven, daar men, na het ruime vloeien der middelen in de laatste jaren, thans voor een tekort staat op de gewone middelen. In de laatste jaren werd van de zijde der Volksvertegenwoordiging en niet minder van die der pers, bij opvolgende Regeeringen er op aangedrongen, dat getracht zou worden de militaire uit gaven te beperken. Men vindt, dat eene jaarlijksche uitgave van 45 k 50 millioen (leger en marine samen) de finantieele draagkracht van onze belastingschuldigen. op den duur zal te boven gaan. Aan goede raadgevingen op dit punt ontbrak het niet, getuige het in over weging geven om over te gaan tot de instelling van een degelijk en weinig kostbaar volksleger. Wie zich intusschen aan die opmer kingen en raadgevingen laat gelegen liggen, de tegenwoordige minister van oorlog in het minst niet. Niettegenstaande toch, dat hij de oorlogsuitgaven voor 1904 opvoerde tot een bedrag van plm. zevenentwintig millioen, komt hij telkens en telkens met ver hoogingen aandragen en geeft hij aan het leger eene organisatie, welke op den duur schatten zal verslinden. Reeds 23 April 11. ontving de Tweede Kamer der Staten-Generaal een wets ontwerp tot verhooging van de oorlogsuitgaven voor 1904 tot een bedrag van f29,783,020. Deze verhooging is een gevolg van het aanschaffen van geschut voor de bereden artillerie, waarmede volgen's opgave van den minister zeven millioen gemoeid gaat. In 1905 staat dus nog voor dit onderwerp eene uitgave van vier millioen voor de deur. Onder dagteekening van 14 Juli 11. werd weder een wetsontwerp aan de Tweede Kamer ingediend, nu om over 1903 den post militaire pensioenen, gagementen en onderstanden" met f 115,000 verhoogd te krijgen. Door deze verhooging wordt de jaarlijksche uitgave voor pensioenen reeds opgevoerd tot f 2,535,000. Het is vooral ook deze post, welke om zijn hoog bedrag zeer de aandacht trekt, te meer, daar in de eerste jaren nog belangrijke verhoogingen zullen noodig blijken. Slechts enkele dagen daarna (19 Juli) kwam nog een wetsontwerp tot wijziging en verhooging bij de Tweede Kamer in. Minder om het bedrag der verhoogiug van f26,517, dan wel om de toelichting, welke de minister geeft, eischt dit wets ontwerp ernstige overweging. De minister begint met te verklaren, dat de nieuwe inrichting der begrooting oorzaak is, dat tal van artikelen aan vulling van de omschrijving of verhoo ging van de toegestane som noodzakelijk maken en merkt daarna op, dat, hoewel tegenover de aangevraagde verhoogingen enkele andere artikelen voor verminde ring hadden kunnen worden in aanmer king gebracht, men zich voor het oogenblik heeft meenen te moeten bepalen tot de voorgestelde vermindering van het artikel, dat rechtstreeks verband houdt met de aangevraagde verhooging. Zonder twijfel zullen de leden der Tweede Kamer, die bij de behandeling van de oorlogsbegrooting over het loopend jaar opmerkten, dat zij met ingenomen heid hadden gezien, dat deze begrooting in vele opzichten belangrijk afwijkt van die voor 1903 en voorgaande jaren en bij de samenstelling rekening is gehouden met de denkbeelden der staatscommissie, benoemd bij Koninklijk Besluit van 11 Juli 1899, no. 32, na kennisneming van de verklaring des ministers, vreemd heb ben opgezien. Het is verder niet aan te nemen, dat men met 's ministers .handeling zal instemmen. Waartoe toch eene verhooging der begrooting voorgesteld tot een bedrag van ruim f26,000, terwijl volgens eigen verklaring van don minister artikelen op de begrooting zijn aan te wijzen, die voor vermindering in aan merking kunnen komen. Blijkbaar wenscht de minister een spaarpotje te maken om daaruit niet gevoteerde uitgaven te kunnen doen. Anders zou 's ministers handelwijze geen zin hebben. Na aanstipping van het vorenstaande dient de aandacht gevestigd op het on langs vanwege het Departement van Oorlog o.a. aan de leden der T weedeKamer der Staten-Q-eneraal 'toegezonden Over zicht der ontwerp-organisatie en garnizoensindeeling van het Nederlandsche leger". Daaruit toch blijkt, dat de meer dere jaarlijksche uitgaven aan de nieuwe organisatie, allén voor het actieve leger, zullen beloopen: voor de infanterie .... ? 280,000 cavalerie . . . . 94,000 veldartilleiie . . . 350,000 vestingartillerie, pontonniers en torpedisten 33,000 genietroepen . . . 23,000 administratie . . . 51,000 den geneeskund. dienst 19,000 Totaal . . . ~jT8507) Bovendien wordt voor eerste aanschaf fing van het meer benoodigd aantal paarden vereischt: voor de cavalerie \ .... f 181,000 veldartillerie . . , 165,000 Totaal ... ? 346,000 Verder moet nog gerekend worden op de in het overzicht niet onder cijfers gebrachte uitgaven voor: lo. de landweer, welke zal bestaan uit: 48 bataljons infanterie, 44 compagnieën vestingartillerie, 4 id. genietroepen, 2 id. pontonniers, l id. administratietroepen en 4 id. hospitaalsoldaten. 2o. de landstorm, welke nog georgani seerd moet worden. 3o. de vermeerdering van de voorraden paardentuigen, kleeding, nachtleger, kam pementsgoederen, kazernemeubelen, enz. 4o. den bouw van kazernes en stallen. Omtrent dit belangrijk punt teekent de minister in het Overzicht" het vol gende aan: Voor de nieuwe dislocatie der infan terie is kazernebouw en kazerneuitbrei ding in uitvoering te Assen, Haarlem en Nijmegen, alwaar het garnizoen met l bataljon wordt vermeerderd en te Ede, alwaar 2 bataljons in garnizoen zullen komen. Voor die der cavalerie en veld-artil lerie is kazernebouw en bouw van stallen noodig voor l regimentsstaf en l afdeeling veld-artillerie, alsmede voor 2 escadrons cavalerie te Ede, terwijl te Breda, te Utrecht en te Roermond voor p.m. 40, alsmede te Amersfoort voor p.m. 50 paarden zal moeten worden bijgebouwd. Wat rijbanen betreft is voorloopig alleen gerekend op den bouw van een over dekte rijbaan te Breda, terwijl, wanneer het /depot van het 4e regiment veldartillerie wordt opgericht, nog een zoo danige rijbaan te Haarlem zal noodig zijn; overigens zal uit de praktijk moeten blijken, of in andere garnizoenen met het bestaande aantal rijbanen zal kunnen worden volstaan. Voorts zal gaandeweg eenige uitbrei ding van kazernement moeten plaats hebben in die garnizoenen, waar door de vermeerdering van het aantal onder de wapenen komende manschappen, behoorende tot de in de betrokken kazer nes gehuisveste onderdeelen, de logiesruimte beperkt is geworden. Daarbij zullen dan tevens eenige wenschelijke verbeteringen in het logies worden aangebracht. Met name betreft dit de infanteriekazernes te Naarden, den Helder, Hoorn, Leiden, Delft, Gouda, Amersfoort, Arn hem, Deventer, Roermond, Venlo en de cavalerie-kazerne te Zutphen". Het valt sterk af te keuren, dat de miaister zich heeft laten verleiden tot het slechts aangeven van een paar hoofd bedragen, omdat daardoor aan de Volks vertegenwoordiging en aan het belang stellend publiek de gelegenheid wordt benomen een. duidelijk inzicht te ver krijgen in de meerdere kosten, welke de nieuwe organisatie werkelijk zal ten gevolge hebben. Hoe dit intusschen zij, er blijkt uit het Overzicht" genoegzaam, dat de oorlogsuitgaven in de toekomst onrust barend zullen stijgen. Alhoewel het vorenstaande voorzeker voldoende is om een ieder, die het met de finantieele belangen van het land ernstig opneemt, den schrik om het hart te doen slaan, moet toch nog op een hoogst ernstige zaak de aandacht worden gevestigd. Gelijk bekend, werden in het vorig jaar door de Staatscommissie, belast ge weest met het doen van voorstellen omtrent de voorziening in de behoefte aan graan en meel ter approviandeering van de stelling van Amsterdam, deswege opgemaakte rapporten bij het departe ment van oorlog ingediend. Jn 't kort komen die voorstellen daarop neer, dat wil men van eene degelijke approviandeering verzekerd zijn eene dadelijke aanschaffing tot een bedrag van acht millioen gulden noodig is, terwijl verder eene jaarlijksche uitgave van f 500,000 wordt vereischt. Volgens loopende geruchten zou de Regeering wel genegen zij a de zaak op de lange baan te schuiven, doch wordt daartegen van bevoegde militaire zijde mede onder den indruk van hetgeen in het Oosten voorvalt ? ernstig ge protesteerd, ja zelfs wordt aangedrongen om de approviandeering in zijit geheelen omvang afdoende te regelen. De vrees is dus gewettigd, dat ook voor dit onder werp binnenkort belangrijke sommen zullen worden aangevraagd. Gelukkig zijn de leden der Volksver tegenwoordiging thans in de gelegenheid gesteld het onderwerp (de militaire uit gaven) in zijn vollen omvang te over denken, de noodige inlichtingen van de Regeering te vragen en plannen te be ramen vóór dat de behandeling der oor logsbegrooting voor 1905 aan de orde komt en zij weten wat hun van den tegenwoordigen minister van oorlog te wachten staat. Wellicht zal de minister van oorlog zich verschuilen achter de laatst afge treden liberale Regeering, die de nieuwe legerwetten in het leven riep. Is dit werkelijk het geval, dan moge de Regeering wel bedenken, dat zij ver antwoordelijk is voor de handelingen van den minister van oorlog ten aanzien van het herhaaldelijk indienen van suppletoire begroetingen, waardoor o. m. de gelegen heid wordt benomen zich behoorlijk rekenschap te geven van de oorlogsuit gaven in hun geheelen omvang, en niet minder voor de lasten, welke ter uit voering van de legerwetten en alles wat daarmede in verband staat, op «U schou ders van de belastingschuldigen worden gelegd. * * * Herhalingsoefeningen." Zou men, na lezing van 't volgende, nog wel van 't bovenstaande spreken 'i Me dunkt wanneer de volgende feiten even de revue passeeren, zal men moeilijk kunnen beweren dat dat herhalingsoefeningen zijn. Om tot de feiten te komen zal ik enkele grepen doen uit 't volop voorhanden mate rieel. Slechts enkele feiten dus, terwille der plaatsruimte. Een en ander is mede gemaakt door de lichting '99 der vesting artillerie te Naarden, thans gedetacheerd te Nieuwersluis. Allereerst dan de dag van opkomst; hier mee ging weer n werkdag verloren, daar de opkomst te 4 uur was bepaald. Vervol gens de volgende dag, welke bijna geheel in beslag werd genomen met kleeding ontvangen, iets wat gemakkelijk door enkele menschen van déze lichting had kunnen gebeuren; weer 'n dag verder 'n geheelen dag doorbrengen met schieten, nog verder 'n dag inspectie maken tot 10M uur 's mor gens en dood gewoon leggen" tot 3!4 uur in den middag. Zoo zou ik voort kunnen gaan, mijn lijstje der zorgvuldig bijgehouden werkzaamheden afwikkelend. Doch 't zou vervelend zijn voor den lezer en tot niets dienen; 't reeds genoemde spreekt genoeg \ Waarlijk, men moet den moed bewonderen, waarmee men de menschen uit hun werk haalt om ze te laten herhalen". Wanneer we even nagaan hoe deze be staande legerwet is verdedigd en aange nomen, staat men versteld over zooveel bru taliteit. Wanneer we die heeren dan hooren over landsbelang", zou je werkelijk denken dat ze 't meenen en noodzakelijk achten om weer vooral de arbeiders, zelfs met hun 25 en 27 jaar uit hun werkkring te halen. En men ziet de gevolgen, men kon niet buiten dat herhalen", maar wat laat men de menschen nu doen zoo'n maand lang ? Voor 't meerendeel wordt de tijd zoekgebracht met allerlei zaken, die met herhalen" totaal niet in verband staan n wat nog erger is, men laat ze 'n groot deel van die opkomstmaand" niets doen. Zeker is de vraag gewettigd, niet waar, had men die lange maand niet in kunnen krimpen tot eenige weken en dan, flink aangepakt, niet 't zelfde bereikt wat dat herhalen" betreft? Zouden de werkelijke arbeidersafgevaardigde der Tweede Kamer niet hun aandacht aan deze zaak schenken en vooral 'r tegen protesteeren ? Militaire nonsens. Bij al 't slappe en onvoldoende wat men in 't vorige lezen kan als bedoeld te behooren tot herhalingsoefeningen", moet ik toch nog enkele feiten noemen van wer kelijk werken", al is 't dat niet in den gewonen zin. En dat dient dan ook inderdaad gebrand merkt te worden, n.l. de marsch op Zaterdag 30 Juli van Naarden over Bussum, Walden, 's Graveland, Kortenhoef, Oud Loosdrecht, langs fort 8pion" naar Nieuwersluis. Aan vangende 7 uur 's morgens, werd N. bereikt onder de ondragelijkste hitte (van 's Grave land is de weg geheel zonnig) te l uur in den middag. Als men zich even dien Zaterdag herinnert en vooral niet vergeet hoe de bepakking is: lange zware blauwe kaporjas, dito onmogelijke broek, en nog onmogelijker sjako als hoofddeksel, verder op den rug ransel met vetlaarzen, koppel, broodzak, en geweer aan den schouder, zal ieder wel toegeven, dat 't niet uit te houden was. Bij massa's vielen dan ook de lui neer, voor het leven van n persoon was men zelfs zér bevreesd. Had men niet gebruik kunnen maken ten slotte van 'n bierkarretje, dat achter den troep toevallig aanreed, 't aantal slachtoffers ware oneindig grooter geweest, want 'n aantal wierp daar z'n uitrusting op en sjokte toen zooveel mogelijk mee, alhoewel 't bijna niet te doen was, daar van de meesten de voeten totaal stuk waren. En de man die dien marsch had gecommandeerd, kaptein v. Vuren (welke niet noodig was, want de 9e Camp. ging zonder ransel naar U. en keerde terug met '?» 600^ ging in 't lichtste pakje van Walden" per fiets naar N. Zoo ziet men weer: commandeeren doen zé, zélf wagen ze d'r beenen 'r niet aan. En 't zelfde valt te melden van de Infanterie, lichting 98; deze kwamen Woensdag 4 Juli te A'dam op en liep Donderdag 5 Juli van A. naar Nieuwersluis. Terwijl te N. is gecommandeerd jvoor den troep zonder ransel" liet men die menschen 't weer sjouwen van 's morgens 7 ongeveer tot 2 a 8 uur in den middag. Nog loopen ze mank en pijnlijk, de arme kerels. Openbaarmaking, heeren! zal u wel leeren wat menschzijn is! Aug. '04. ' L. M. J. Een braaf ambacht. Verleden jaar werd door me in de Groene" eens 'n boekje opengedaan over de prak tijken der opstellers van de talrijke adver tenties in Het Xinucs van den Dag en andere bladen, in welke advertenties geld ter leen wordt aangeboden, meestal met bij vermel ding van billijke condities", gemakkelijke voorwaarden" en dergelijke uitlokkende verklaringen meer. Het ras dier weldoeners der menschheid is nog niet uitgestorven. Integendeel, het schijnt er wel mee te gaan als met de vliegen, van welke 't immers ook heet, dat er zeven op de begrafenis komen als men er ne doodslaat. Echter, een nieuw on derzoek bracht me verleden week in kennis met een heel bijzonder vertegenwoordiger van het gild dier grijpvogels. Meneer heeft een dubbele zaak en een dubbel kantoor. In de eene afdeeling wordt gehandeld in een zeer respectabel artikel, de trots van den Amsterdamschen handels stand, ook wel de goudmijn. Meneer echter heeft behoefte aan nog een andere mijn en daartoe koos hij het ambacht van ano niem voorschotgever. Op kantoor No. 2 hangt een aankondi ging van Credit-ileform" en inderdaad meneer is als een hervormer in het credietwezen. Hij heljit de menschen, roemt daarbij zijn roorzichtitjhetd om niet er in te loopen, welke voorzichtigheid hem dan weer in staat stelt met ingenomenheid te verhalen van den bijzotideren aard zijner voorwaar den. Zoo heel onder de hand verneemt men dan met een, dat - mits gedekt door een soliede borgstelling de rente bedraagt vijf procent per maand. En dan komt er nog bij '« beetje" (meneer noemt 't zelf aldus) voor informatiekosten en zoovoorts. Helaas, 't is me niet mogen gelukken uit te yorschen welke maat meneer han teert bij het meten van dat beetje", dat bovendien alle 3 maanden terugkomt. Want, zegt meneer, ons kantoor wil de clientèle en de borgen voortdurend onder controle houden". Is 't niet aardig ? En is meneer met zijn zestig procent jaarlijksche rente plus 4 beetjes" niet volmaakt thuis in de rubriek der weldoeners ? En past een dergelijk helpen" der menschen niet voortref felijk bij 't drijven van handel in een respectabel artikel ? Gekheid ter zijde. Een goed, doelmatig en doeltreffend volkscrediet hebben we nog niet. En we hebben ook nog niet een straf wetartikel, dat de grijpvogels brengt op de plaats waar ze behooren. Daarvoor kunnen we pro pageeren, maar tot tij l en wijle hierin is voorzien, zou 't misschien goed zijn de plunderaars openlijk aan de kaak te stellen. Misschien deert dat weinig de obscure zaakwaarnemertjes van 3-hoog-achter, maar 't treft stellig wel de meer mon daine en daardoor bij eenvoudige zielen vertrouwen wekkende uitbuiters, zooals de meneer met z'n dubbele zaak, zijn handel en zijn Credit-Reform. Echter, degenen die pijnlijke ervaring met 't ras der weldoeners hebben opgedaan, zullen die ervaring moeten bekend maken. Er er bestaat geen twijfel bij me of de pers zal wel willen medewerken om tegen het braaf ambacht der anonieme voorschotge vers een soort veldtocht te openen. Die pers kan dan op de voorste bladzijde althans weer ten deele goedmaken, wat ze met de onbeperkte gastvrijheid harer advertentie pagina helpt bederven. E. Hel leien in ie h&fstai. VIII. Moest ik mij om binnen de mij door de redactie matig toebedeelde ruimte te blij ven in mijn voorgaande beschouwing be perken, zoodat ik een groot gedeelte van de grieven tegen de middelen van vervoer binnen deze gemeente moest weglaten, thans is het een ander geval. Ik wensch namelijk te han delen over de wetenschap, voor zoover zij in het sociale leven aan het licht treedt; maar nu vrees ik de mij vergunde ruimte niet eens behoorlijk te kunnen aanvullen l De wetenschap wordt hier vertegenwoor digd door eenige hoogleeraren en predikanten in ruste; olium cum dlgnitate, zooals zij het noemen, 's Winters kan men ze aantreffen in de leeskamer van de Witte", 's zomers in de-societeitstent in het bosch. Zij hebben hun levenstaak volbracht, trekken zich de aardsche dingen niet meer aan, maar genieten op den ouden dag van het bestaan in deze aangename omgeving. Verder zijn hier des winters wetenschap pelijke lezingen van meer of minder beroemde geleerden en letterkundigen, die daartoe met zorg worden uitgekozen en daarvoor ook be hoorlijk worden gehonoreerd. Het publiek komt slechts matig op, zoodat de kleine zaal van Diligentia ruim voldoende is orn de be langstellenden, waarvan het grootst gedeelte uit dames bestaat, He bevatten. Of zij er veel van begrijpen, laat ik in het midden, doch tusschen opera, komedie en concert valt wel eens een avond vrij, die dan op deze wijze behoorlijk wordt bezet. Eindelijk is aan de zelfde vereeniging, die de lezingen organiseert, ook een leesinrichting van tijdschriften ver bonden, en hier mede zijn alle openbare be trekkingen tusschen de residentie en de wetenschap vermeld. Het gemeentebestuur geeft zijn belangstel ling in de wetenschap te kennen door de benaming van nieuwe straten ; zoo vindt men hier in verschillende uithoeken een Newtonstraat, Copernicusstraat, zelfs een Keplerstraat en Columbusstraat. Verder gaat do vereering niet; men moet vooral niet aan den bewoner van een dezer straten vragen naar de verdiensten van den man, die zijn naam aan de straat heeft geleend. Zoo heeft men hier ook een Huygensplein en Huygensstraat, maar voor welk lid van het beroemd geslacht deze eer is weggelegd, blijft een ondoorgrondelijk raadsel. Halfweg Scheveningen, dicht bij Promenade staat een ver van fraai borstbeeld ter eere van Constantijn den dichter, doch te vergeefs zoekt men eenige herinnering aan zijn be roemden zoon Christiaan, die toch in den Haag werd geboren en daar ook is gestorven. Hij, die behoort tot de grootste geleerden niet alleen van ons klein land, maar van de geheele beschaafde wereld, is hier niet in tel de herinnering aan hem leeft slechts voort in het hoofd van de weinigen, die in staat zijn 's mans diepzinnige werken te doorgron den en de hooge waarde daarvan te beoordeelen. Doch voor een ander geleerde van niet minder beteekenis is een gedenkteeken opge richt ; de wijze waarop ik hiermede kennis maakte, acht ik merkwaardig genoeg, om haar hier te beschrijven. In de achterbuurt namelijk, waar het be doelde gedenkteeken is opgericht, woont mijn schoenmaker, een oud man in het wel bekende type van Hans Sachs. Toen ik hem dacht te vereeren, door hem met dezen naam toe te spreken, keek hij mij verwonderd aan, daarvan toch had hij rooit iets gehoord. Maar toen ik hem vroeg naar het standbeeld in zijn buurt, sloeg het beter aan; immers de man, ter wiens vereering het beeld is bestemd, had vroeger in deze buurt gewoond, wat hij er had gedaan, kon Hans Sachs niet zeggen. Slechts een flauwe herinnering aan brillenslijpen was hem bijgebleven ; door een paar huizen op te wandelen, zou ik het beeld van den geleerde voor mij zien. Nadat ik den schoenmakerswinkel had ver laten liep ik de Pavillioengracbt verder op en stond weldra voor het beeld ; maar ach, in welk een toestand! De straat was opge broken, een hok voor materialen was achter het beeld geplaatst en vormde den achter grond. Doch ook aan de voorzijde was heyt niet onbeschadigd ; straatjongens schenen het beeld als mikpunt bij het werpen van modder en vuil te gebruiken; althans van boven tot onder was het met de kenteekenen hiervan overdekt; de politie laat ook dit toe en het gemeentebestuur bemoeit er zich niet mede. Het beeld ia in zittende houding, op het voetstuk staat slechts de naam: Spinoza.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl