De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 21 augustus pagina 3

21 augustus 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

1417 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD T OOR NEDERLAND. O meesters, vorsten, heerschers dezer aard, Hs» zal de Toekomst reek'nen met dien Mensch ? Hoe antwoordt ze op zijn brute Traag in't uur Dat opstands wervelwind de wereld schokt? Hoe zal het zijn met vorsten en hun rijk Met wie hem vormden tot hetgeen hij is "Wanneer dit stompe Schrikbeeld antwoord geeft Als na der eeuwen zwijgen God hem roept ? Bergen, 13 Aug. 1904. EDWARD B. KOSTBK. OMerwijs. Een praatje over en naar aanleiding van liet verslag der Vereeniglng V. K. O. I. Er bestaat in ons land sedert korten tijd eene vereeniging, die streeft naar vere» nvoudiging en verbetering (waar mogelijk afschaffing) van examens en naar vereenvou diging en verbetering in het onderwijl (zie art. 2 huish. regiem.). Zij poogt de nadeelen der gebrekkige aanslu'ting tusschen de verschil lende takken van onderwijs tot de kleinste afmetingen terug te brengen. Zij houdt zich BU bezig met dJe admitsie-examens voor H. B. S. en gymnasium, heelt een dozijn vragen aan hare verschillende filialen gericht en zich om inlichtingen gewend tot allerlei erkende en zoogenaamde autoriteiten" met l'/a dozijn vragen. Het vragensysteem is immers de meer en meer gebruikelijke weg om achter de waarheid te komen. Ook de Staat vindt er baat bij ten opzichte van de belasting schuldigen. Gelukkig zijn de vragen door V. E. O. gesteld zonder hulp van verklarende noten te begrijpen. Toch moest men het ant woord soms schuldig blijven. De uitkomst van haar vragenonderzoek heeft zij nu gepubliceerd in een boekje van ongeveer 160 bladzijden, zg heeft die hier en daar van kantteekeningen voorzien en aan 't slot hare conclusiëii opgesteld. De merkwaardigste proeven van Nederlandsche scherpzinnigheid en vindingrjjkheid op paedagogisch gebied heeft zij billijkerwijs door vette letters onder de oogen vari tijdgenoot en nakomeling willen bren gen. Er zijn bepaald heel aardige puzzle's bij, die voor gezelschapsspelen niet ongeschikt zouden zijn en die de kinderen op de exa mens een prettige afwisseling moeten gegeven hebben. Alles te zamen genomen levert helaas nog eens bet bewijs, (Uit ons onderwijs ook in de benedenlageu tamelijk slecht is georganiseerd en dat wij op 't gebied van paedagogiek en oiiderdeelen niet weinig te leeren hebben. Dat alles (in ouafzienbaren tijd) wel beter zal worden, dat we immers druk aan 't aan eenschakelen'' zijn (?uiteenschakelen" heeft iemand het, 't is schande, genoemd), dat we misschien spoedig een proefje zullen krijgen van al 't heerlijke, dat ons eens te wachten staat, als eerst het schakelen maar is afgeloopen", met een smakelijk sausje er bij, dat is een schrale troost voor ingewijden en verzienden. Men kan uit het Naschrift (p. 60) over de programma's van H. B. scholen en gymnasia en uit de opmerkingen bij enkele examenopgaven (p. 130) gemaakt, reeds afleiden, dat we hier zelfs ook zoo'n beetje doen aan het moorden van onnoosle sielen". Plet is maar de vraag of de Staat dan wel de leeraren daarvoor verantwoordelijk zijn. De docenten van H. B. scholen en gym nasia zijn vogels van diverse pluimage. Er zijn vrij wat vreemde vogels onder. De pen van een geestig teekenaar of van een goed opmerker zou hier onuitputtelijke stof vinden. Daar zijn er b.v. die eerst een gymnasium of H. B. S. bezochten, toen aau een univer siteit studeerden en zoo kersversch van de academie komende op alle of op hoogere klassen moesten optreden, zonder ooit gedo ceerd te hebben in het vak hunner keuze. Anderen deden den sprong van de poly technische school of de militaire academie on ?'uit de militaire loopbaan, enkelen doorliepen eerst een kook- of een kweekschool, kwamen toen bij 't lager onderwijs, namen privaatlessen of volgden academische lessgn en gingen zoo over naar middelb. of gym n. onderwijs; nog anderen haalden middelbare aeten zonder een H. B. S. of gymnasium of universiteit te hebben bezocht, werden dus uitsluitend door privaatlessen gevormd. Dan zijn er met bij zondere bevoegdheden,ook met halve bevoegd heden (bevoegdheden op hoop van zegen). Aan bijzondere inrichtingen zijn er misschien met zeer bijzondere bevoegdheden. Maar in 't algemeen kunnen wij constateeren, dat geen der dames of heeren opzettelijk is opgeleid in de paedagogiek en in de didactiek van 't vak voor gymnasiaal en II. B. S. onderwijs; zij hebben niet geleerd wat zij moesten weten, toen zij hun voet in de klassen zetten. Do lageresehool-taktiek kan bij ander onderwijs v-rkeerd werken. Wie nu meent, dat doceeren toch zoo moeilijk niet is en dat het het)l goed gaat zonder vooropleiding, heeft een voorstelling van docenten en doceeren en van mid delbaar en gymnasiaal onderwijs, die niet is van dezen tijd en n:et de mijne; hij stelt aan dit ambt de eisehon, die men stellen kan aan een korporaal-instructeur of een levend» pompraachine en is niet op de hoogte. Men stelt thans aan het ambt hoogere eischen. Aan alle inrichtingen van gymn. en mid delbaar onderwijs zijn dus werkzaam rnenschen van zeer verschillende opleiding, die, hoe knap zo ook in hun vak zijn, het eerste noodigo niet geleerd hebben. Wat er in ons land voor de opleiding der docenten gedaan is, kan op het praedicaat .voldoende' geen aanspraak maken. Ik laatpersonen geheel buiten deze beschouwing. De nieuwere paedagogiek is een zeer uit gebreid vak van wijde strekking, met groote invloedssfeer en in onzen tijd van bijzondere waarde. Sommige gedeelten zijn voor alle menschen. vooral voor ouders, van groot belang, het geheel is voor alle docenten onmisbaar. Men wacht e zich echter voor overdrijving. Dus geen aansluiting van onder, maar evenmin hulp, leiding, harmonie, samenwer king aan de andere zijde. Nu hebben we zoo langzamerhand ieder onze eigen methode, of hoe 't dan heeten mag, uitgevonden en wat men zelf vindt, heeft men lief en acht men eigenlijk 't beste. Het zelfgevoel van den Neder!, docent van lagere en hoogere orde, den selfmade onderwijsman (en dat zelfvormen moet zelfs aan de universiteit nog wel eens pas beginnen), die zich, met enkele uitzonderin gen wellicht, niet eens volkomen bewust is', dat de Staat hem, ofschoon hij autodidact is op een zóó moeilijk, zóó uitgebreid en zóó uiterst samengesteld gebied, de allergevaarlijkste operaties laat verrichten op jonge menschen, was en is de oorzaak van veel onheil. We slaan ons er. nu met geen, met meer of minder succes, soms met lachsucces, meer en meer divergeerende en altijd laveerende, al jaren lang door en dank zij de tact en handigheid van de ireesten en de wakendo oogen van commissies en controleurs, het gelukt ons zoowaar telken,Jare de meeste leerlingen van de zesde er door te halen", al zijn er dan velen onder Treg bezweken. Want dit schijnt juist het cachet van dege lijkheid aan een inrichting van onderwijs te geven, wanneer men kan zeggen: de 20 slaagden alle uf op n na". Nog pas kon den we 't weer overal lezen; rectoren lie ten 't drukken en lazen 't dan met de blijd schap van mr. v. Bommel, als hij het recla mebiljet van zijn candidatuur zit te bewon deren, en herliaalden halfluide met innize zelfvoldoening allen geslaagd". Ik herinner mij ter kwader ure de uitspraak van een ge committeerde, die eens zei: we hadden daar eigenlijk allen moeten laten zakken, want 't.was hier en daar dun, maar dat ging natuur'ijk niet en daarom hebben we zeer allen maar doorgelaten."Dm allen geslaagd"! Deze logica past in het systeem. liet eindexamen onder controle aan het onharmonische en onmondige gymnasium, waaraan ik vroeger in de Tijdspiegel de noodige en do laatste eer heb bewezen, past ook in het systeem. (Slot i-olijt). Dr. J. W. BECK. NIEUWE UITGAVEN. De, Vl'ifk. Xaarhet Engelseh, van HALT.CAIXE, door Hajera. (Xo. 175 van Warendorf's iiiiiiiililiiuiiiitiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiifiiiMiiiiiiimiiiiiiiiiiiMiiifiMiiiiiiiimiiiiiii llttlUllllltlillllMIIIIMMMIIIIIIHMIIIIIIIllllllllMIHII novellen-bibliotheek"). Amsterdam, VanHolkerna & Warendorf. Inhoud van Tijdschriften. Den Gulden Winkel, No. &: Louis David Petit, door Dr. A. S. Kok, (m«t portret). Menschenwee, door J. Kalfi, Jr. (met por tret). Jozef Iraëls en zijn ktmst, door Ja» J. H. Schorer, (met portret). Luitenant Generaal J. B. van Heutsz, door kapitein Thomson, (met portret;. Fragment uit Maagdelijkheid, van J. Steynen, (met por tret). Winekelkout, enz. Op de Hoogte, No. 8: Van verre en nabij. . Beeldende kunst. Schetsen. Literair overzicht. Tooneel. Muziek. Peda gogiek. Uit de natuur en 't menschenleven. Medische en Hygiënische wenken. Recht en wet. Voor keuken en huiskamer. Aan onze abonné's. La Revue, No. 16: Catholicisme et Protes tantisme, Enquête sar la réunion de Séglise* par M. M. Ie vicomte R. d'Adhémar, abb Bricout et autres. d'Estorrrnelles de Constand, Des petits profits de la paix inter nationale. D. E. Tobias, Blancs et noirs aux EtatsTJnis. CamilleMélinand, Psycho logie de la vanitéMarie von Ebner Eschenbach, Margaréte H. de Liancoart, La femme persane. Marie Krysiriska, Les cénacles artistiques et littéraires?R. Blanco Fombona, Le mouvement literaire hispanoamérirain. Collaborateurs de la revue Livres et idees l'etranger. Faits et docuinents: par Dr. L. Caze, J. de Cou«sanges et L. Bollach. Caricatures de la quinzaine. (12 gravures"); Eigen Haard, No. 34: Oorlogspel, door J. F. de, Witt. (Slot). Over hei en heuvel aaa den rand der Veluwe, door Jer°. de Vries, met af b. naar foto's, uitgegeven d»or G. G. Opwijrda te Dieren. Uit het leven van een Volkskind, door Marie Sparnaay. (Slot). Oogsttijd, naar de schilderij Paul Sóborg. Een behanger-ontdekkingsreiziger, door S. Hermina Croiset. De Rijks tuinbouwschool te Wageningen, door J. v. Slooten, met afb. (Slot). Feuilleton. MiiiiitimiMttnMiHtmMMmiiiriHmiiMnmimMiimiMHiiiiimiiiiHmiii van «eu smakelijk gerecht hangt niet alleen af van het hoofere genot bi] het eten, want hoe smakelijker het gerecht, hoe lichter het ook verteerd wordt, en des te beter komen de voedingstoffen, die het bevat, tot haar recht. De/,e waarheid verklaart het succes van MAGGI'8 SPIJZEN en SOEPEN-AROMA. Het is voor de zorgzame Huisvrouw een alom gerenommeerd, goedkoop middel om vleezen, sauzen, soepen en zwakken bouillon, zoo ook groenten, eierspij/cn, melk enz. een krachtigen. a;mgenumen smaak en geur te geven. Eerst bij het opdienen bij te voegen! Te verkrijgen bij kruideniers en comestibleshandt laars. Omdat het zeer geconcentreerd is, neme men nooit te veel. MAQQI's onderscheidingen: 4 groote Prijzen, 28 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 5 Eere-Pryzen, zfsmaal huiten mededinging, o. a. 1893 en 1900 Wereldtentoonstelling Parys. Waar niet rerki'ijgbanr wende, men zicli tot het Cenerna'-Ane-ntmir -rnnr Neiln-land en Koloniën PAUL IIORN, Amsterdam. DE flIllllllllllimMIIIMHIMmillimillimmillimiMltlHilMIMimMUIIMIIMIIIIHHIHItinH^ ....... llllilllllllll limillllimHIMIIilHmf VOOI1 «II-S) Slarara der naald, II. (Slot}. De inspectrices en de rechters staan mach teloos tegenover de patroons, die werksters ontslaan omdat zij de waarheid getuigen. Waren de naaisters evengoed georganiseerd als de spinsters van het Midland, dan zouden zij zelf dergelijke ontslagen kunnen voorko men. Doch zij staan hulpeloos tegenover de overmacht der meesteressen, die roekeloos hare gezondheid opofferen en de slavinnen der naald bovendien door de hongervrees beletten daarover te klagen. De wet zal daarin moeten, en op de een of andere wijze best kunnen, voorzien, door dergelijke ontslagen zwaar te straffen. Want hoe goed en nobel het werk der in 1899 opgeriehtte organisatie, de Industrial Law Indemnity Fund, ook is om de ontslagen .meisjes, die tegen hare meesteres getuigden, een nieuwe betrekking te bezorgen, het zal met de uitbreiding der inspectie voor de bescherming der naald werksters onmogelijk worden alle ontslagenen te helpen. Met welk een willekeur bij dergelijke ontslagen te werk wordt gegaan, blijkt uit dit eene geval, aan het voorlaatste jaarverslag van dat schadeloosstellingsfouds ontleend: Eene jonge vrouw werd ontslagen, enkel omdat de inspectrice hare woning had be zocht en in gesprek met hare moeder was gezien. Zij was' eene machinewerkster. En het hoofd harer afdeeling wak zoo ingenomen met haar werk, dat zij zich speciaal moeite gaf om het ontslagingetrokken te krijgen.Maar liet hielp niet. De hardheid van dit geval werd bitterder gemaakt door het feit, dat de oudste zuster der jonge vrouw 12 jaren bij de firma had gewerkt en twee maanden tevoren was gestorven aan eene ziekte die, volgens het oordeel van een geneesheer, gedeeltelijk dooi de lange werktijden was veroorzaakt." Onder zulke omstandigheden is het werk der 7 inspectrices, die te zamen het toezicht hebben over de arbeidsvoorwaarden van een half millioen werksters, zeer moeilijk. Zij kunnen niet alle werkplaatsen uit eigen be weging onderzoeken en zijn, voor een goede zorg voor de naleving der Arbeidswet, van de werksters zeer afhankelijk. Met minstens vijfmaal zooveel iuspectrices zouden meer werkplaatsen bewaakt kunnen worden en de jnspectrices onafhankelijker zijn van der meisjes inlichtingen. De af beuling der mode werksters zou daardoor spoedig verminderen. Want de wet heeft daaraan reeds paal en perk gesteld, doch enkel op papier. Het is mij echter een raadsel, hoe Lady Frnnces Balfour in de Times van 4 Juli kan zeggen: Wat noodig is, is niet meer inspec trices en strenger voorschriften, maar de af schaffing der voorschriften, die den arbeid van vrouwen beperken, bemoeilijken en straften, totdat de concurrentie onder, haar minder krachtig wordt." De wettelijke regeling van den vrouwenarbeid in de textielnijverheid heeft niet geleid tot beperking en bemoei lijking van dien arbeid, maar integendeel tot eene vermindering der concurrentie, onder de textielwerksters, die zelf krachtig waken tegen ontduiking dier regeling. De voren genoemde feiten in aanmerking nemende, huivert men bij de gedachte, hoe lang de mesdames Stéfanie hare werksters zouden laten zwoegen, als de wet haar daarin totaal vrij en ongemoeid liet. Dames als Lady Bal four, hoe oprecht ook van meening, zouden Anders denken over wat noodig is" om de afbeuling der werksters te beteugelen, als zij het ongeluk hadden het harde lot dezer eens aan eigen lijf te gevoelen. Tot wie anders dan den Staat kunnen de door Mrs. Lyttelton naar het leven geteekende ongelukkigen zich wenden voor bescherming van haar leven gezondheid ? Ja. wanneer bij de rijke dames zooveel verantwoordelijksgevoel en practische mensehenliefde werd gevonden, dat zij geene japonnen wilden dragen waaraan het zweet en de tra nen der maakster kleven, en wanneer zij er op stondea d_at degenen, die hare kleeding naar de nieuwste modes en op de weelderigste wijzen vervaardigen, ook zelf behoorlijk ge kleed gingen, zich goed konden voeden, niet overwerkt werden en deze mooie vruchtbare aarde anders dan als een tranendal konden leeren kennen, o ja, dan zouden de beper kende voorschriften der wet en de contróleerende bemoeiingen der arbeidsinspectie niet noodig wezen. Maar kan het lot van madame Stéfauie's slachtoffers wachten tot bij de rijke dames dat verantwoordelijkheids gevoel en die practische nienschenliefdo opgewekt ?ijn geworden? En zullen dergelijke opwekkingen meer succes hebben, dan die velen in liet algemeen tot ons gericht, om geen brood te eten waarvoor de bakkers hun nachtrust opofferden, geen aardewerk en geen lucifers te gebruiken met vergiftigende procédés vervaardigd, en oni steeds de bestellingen te geven aan werkgevers die hun personeel het best behandelen? Het meuschelijk hart is niet slecht, maar in het algemeen voor ecu dergelijk initiaiief te zwak. Wij zullen niet bij voorkeur be gunstigen wie zijn personeel het slechtst behandelt. En zoo zullen rijke dames ook niet bij voorkeur hare japonnen bij de mesdames Stéfauie bestellen. Maar zij ko men er niet toe, haren modemaaksters den eisch te stellen het personeel niet te over werken en te onderloonen. Doch als de wetgever dien eisch stelt, dan vindt hij zeker steun bij allen die hart hebben voor het lijden der zusteren en die gaarne bevrijd willen blijven van den angstigen droom j dien de Lady van Thomas IJood's gedicht j droomde over: That weary, weary walk, in the ehurehyard's dismal ground! And those horrible things, \vith shady wings, that came and flitted round, Death, death, and nothing hut death, in everv sight and sound' '?And oh! those mai lens young, who wrought in that drenry room, With figures drooping, as spectres thin, and cheeks without a hloom; And the Voice that cried, For the pomp of Pride, make baste to an early tomb!" Londen, Juli 1!H'4. J. K. v. D. V. Bij Begijntjes ten bezoek. Roerlooze stilte in het klein Begijncnhof | te Gent. De zuster-portierster sluit de foische poortdeur achter ons dicht. Wij wandelen door den van bloemen en kruiden geurenden, den van licht glanzenden hof'. Vervaagd het geroezemoes der straten. Een wondere Meidag. Een breede lentejubel. De Elizabeth-kerk gloort in middagzon. Welriekende en kleurige bloemt rossen, teer-rose weigelia's,witte en paurscho seringen, gouden regen, roomige sneeuwballen wiege- ! lend tusschen het mat-groen hunner bladeren, en frisch-roode meidoorn, hangen over de wit-gekalkte tuiumureii vau convent en Begijnen-huisjes. Grazende en vad-dg-neerliggende koeien in de malsche weide, midden in den hof. j Langzaam, de voeten omzichtig drukkend op de puntige, hobbelige keien, kuieren wij voort, lezend wat de naamborden vermelden : Conrtnt run dm Heiligen Jozef", Huis van den Zoeten naam van Jezus", Huis run Santa j Htiggu'', Coierent run liet Heilige /?',')?/". Overal weelde vau licht, stralend over de rustige, keurige huizen. Volmaakte kalmte. Geen enkel doorklinkend geluid. Jonge en oude Begijntjes in haar donker kleed, het hoofd gedekt met de witte kop, de voeten omspannen door hagel-witte kousen en geglipt in lage, breede schoenen, trippen vlug over het erbarmelijk plaveisel van den hof, dien wij in all-o richtingen doorkruisen, kijkend, turend, peinzend, verglijdend onder de bekoring van het liefelijk geheel. Eren wordt de stilte onderbroken door het kleppen der kerkklok, manend ofnoodend de zusterkens uit den hof, ter -nur-dienst. Dof- groene deuren van conventen en woonImisjes gaan open ; van alle kanten vortoouen zich de wit-en-zwarte Begijnen-gestalten, voortschrijdend naar de Sint Elizaboth-kerk, waar wij met haar binnentreden. De smetteloos witte doek, die ieder Begijntje onder den linkev arm draagt, wordt bij het binnentreden der kerk, uitgespreid over het hoofd; terwijl zij met opgeheven armen, twee punten van den doek, lichtelijk tusschen de vingers drukt. In die houding poost zij met smachteuden blik naar het outer des Heeren. Xa een vluchtig aanvaugsgebed, wordt het sneeuwwitte lijnwaad tot huive geplooid, rugwaarts twee slippen kruislings getrokken een blank vierkant voor het aanzicht ge heven, afdekkend naar beide; zijden de oogen van het zusterken, dat ganschelijk /.ich isoleert in haar devotie. Deemoedig hangen haar oogen aan 't kruis, of, sluiten zich kwijnend ter stille bepeinziiu*. Sommige, beducht onder het bidden haar aandacht te, voelen verdoezelen, prevelen heur gebeden met gestrekte armen eu opgeheven handen. Goeiige rimpel-handen en mat-bleeke handjes in steeds bloedeloozer tint. doorliet omhoog gebenrd-zijn, drukken een aandoen lijke smeeking uit. Voor ons oog werden die neergeknielde, zwarte, met wit ovcrhuifde vrouwengeplulten als vogels, vaardig tot hemelvlucht. Ken paar inleidings-akkoordcn van het orgel. Vrouwen heffen aan een biddend gezang: Sacta Maria ora pro nobis." Luisterend naar de klare, reine stemmen, kwamen ons woorden van de Vlaamsoho schrijfster Clara (.'ogen?LcJeganck te binnen, woorden, uit haar symfonie van wit, de aan vang van ,.l5ogijnekens-Leven." Een leven in nauw beperkte witheid. Matte witheid omgeeft en drukt de zinnen. De helderwitte kap omsluit nauw het hoofd; in hare lichtblauwe schaduw kijken de oogen gansch rust;,;, latende zien het wilte, on diepe der ziel. De biiii.ongeruciiten komen verdoofd, als van heel verre, tot de in stijf wit linnen gevangen ooren. Hartstocht dringt niet binnen door die witheid. Twijfel, ziel .voelingen, zoodra ontstaan, sterven uit op dit eli'eue, vlekkelooze. Twee Begijntjes collecteeren; de eene ver zamelt de giften in een geel koperen bak, de andere houdt eenvoudig haar hand op. Aan mildheid /.ijn zij blijkbaar niet gewend. Van een twintig-centimes-stuk, in haar hand gelegd, wil zij teruggeven. Met zachten glim lach en siatigen groet, beantwoordt zij ons afweren. \a afloop van gezang en gebed, verrezen de zusters en schaarden zich allen in het ruim Van de kerk. Dddr zou de preek gehouden worden. Wij bleven op onze plaatsen. Schuchter treedt een Begijntje op ons toe, zegt, dat de preek zal beginnen, eu dat wij de kerk moeten verlaten. Zuster, ik vind het jammer, weg te gaan. Wij zouden de preek gaarne hooren. Mogen wij hier iiet blijven zitten? ? Impossihle, Mesdames. Wij stonden op. ik keuk het Begijntje nog eens vragend aan, Zij fluisterde ons toe: Je vous dirai, mes dames, nous sommes en retraite, et daus ce temps-la, Ie sermon du soir, est exclusivement pour nous aulres, Béguincs". Haastig bogen wij ten groet en verlieten de kerk. In hot voorportaal toefden wij nog hél even, zeggend: Jammer, dat wij niet mogen blijven.''' Begijntje-, die in het koor hadden gezongen, daalden de trap af, j-'ingen langs ons heen, ijl-voetig zich reppend naar het ruim. Eene van haar, die onze verzuchting had opge vangen, treedt naar ons toe: Dames, u zij t uit Holland, ik ben ook eene Hollandsche, wilt u mij soms bezoeken, na de preek, dan wil ik u gaarne een en ander vertellen." .1 fél graag, Zuster. Tijt straks! Ik woon in het convent van den Heiligen ,)o/,cf. Weer stonden wij buiten, in den bloeienden hof. Wachten duurt hing. Na eenigen tijd gingen wij' naar het convent van den Heiligen Jozef, schelden aan, en verzochten, aan de Hollandsche Zuster te willen zeggen, dat wij gaarne den volgenden dag ten bezoek kwamen, na afloop van de, middag-preek. Wij kouden tegen halfzeven verwacht worden. Den volgenden dag, werden wij in het Convent van den Heiligen Jozef, naar de ontvangzaal geleid; een groot, hoog vertrek, waarin een piano stond, en een maudolien rustte o]) een stapel muziek. Onmiddel ij k verscheen het vriendelijke Begijntje, dat ons in de kerk had aangesproken. Was zij plots haar Hollandsch vergeten?! Zij verwelkomde ons zeer hartelijk in 't Fran-'ch. Zij sprak opgewekt, levendig, druk. Met Galli-chon do-sd betuigde zij ons haar vreugde, ons te mogen ontvangen. Wat ben ik toch blij, u te zien! Ja, wér is het Mei, en wér sta ik tegenover Hollandsche dames. Verleden jaar, om dezen tijd, de juiste tla'.um is mij ontschoten, hadden wij Koningin Emma bij ons ten bezoek. Ja. ja, die schilderij boven de piano, waar u zoo naar kijkt, heeft Koningin Emma ook zoo lang staan bekijken. [O! wat is zij min zaam en lief! Eerst niet! Heel in 't begin, keek zij wat stroef, zij wist zeker niet wat zij eigenlijk van ons moest denken! Maar a! spoedig hebbon we gelachen, en de heeren die haar vergezelden plaagden me zoo! Maar, Zuster! Of ze ! indiir, ik bleef den heeren het antwoord niet schuldig! U moet weten, in onze vestibule hangt een oud-Vlaamsch ge dicht Dat hebben we gezien. Kn gelezen? Ja. zeker ! De dichtregelen waarop het schal ke Begijntje doelde, behelzen een aanmaning van elkander geen kwaad te spreken. Wel! wel! is het zóó noodig? had een der heeren uitgeroepen, hier in dit statig huis, die spreuk op te hangen ? Niet voor ons, meneer, had zij geant woord, die woorden zijn gericht tot de be zoekers. Weer proestte ons Begijntje het uit, om haar rap antwoord. Wij lachten hartelijk mee. Haar mond stond niet stil. Alles zal ik u laten zien. Het heele huis en de mooie kanten die we maken, ach! als ik Hollanders zie, dan gaat mijn hart weer open, en dan denk ik nog altijd aan dat onverwacht bezoek van Koningin Emnia. Kwam onze Koningin Moeder geheel onverwacht ? Ja! wij wisten er niets van, dat zij in de stad was. Do lieve vrouw reisde incognito. Ik had wel aanstonds gezien, dat de dames en heeren die haar vergezelden, op hoogst eerbiedige wijze tot haar spraken. Ik begreep dadelijk, dat zij een voorname da ne moest zijn, waar had ik mijn oogen toch gelaten, zult u denken, dat ik haar lieve gezicht niet aanstonds herkende! Ik weet 't niet! T\iet uit me-zelf ben ik op de gedachte gekomen, wie onze vereerde bezoekster toch wel kon zijn. Verbeeldt u, zuster Lucie, óók een Hollandsche, had het van den koetsier ge hoord. De Koningin kwam maar in een doodgewoon huunijtuig hier. Zuster Lucie, rillend van top-tot-teen, komt binnen, en fluistert mij hijgend van opge wonden in 't oor: 't is Emma! de moeder van onze Koningin Wilhelmina. Ik beduidde zuster Lucie, dat u-ij van onzen kant, volstrekt niet mochten laten merken, dat wij wisten, dat Koningin Emma onze gast was. TF ij moesten natuurlijk het incognito eerbiedigen. Maar, ik trilde óók van zennvvachtigheid, verrassing en aandoening. Aan zuster Lucie verzocht ik, onmiddelijk het portret van de jonge Koningin in ce! dic-en-die iieer-te-zetten, zeggend dat ik de Koningin Moeder, dan djïdrheen zou geleiden. Is zal de dames aanstonds in dezelfde cel brengen, door Emma betreden, waar het portret van haar dochter prijkte. Helaas! Emma heeft de photografle vau haar lief kinl niet gezien! Zuster Lucie had het portret op een kastje gezet, en Koningin Emma liep zonder rond te-zien, naar het raam, en bleef daar een poos staan, om het uitzicht in den hof te genieten. Koningin Etnma vroeg of er veel Holland sche zusters waren, in het klein Begijnen hof', te Gent. liet antwoord van het, vlotte spraakzame Begijntje had geluid: Wij zijn hier maar met ons vieren, Ilollaud^che zusters, maar, ons landen on-e mooie, lieve Koningin vergeten wij niet. O ! wij waren tijdens haar ziekte zoo bekommerd, en vurig smeekten wij den goeden God om haar herstel, en innig hebben wij Hem gedankt, voor haar behoud . . . en, ziet u, dames, toen ik d.-it vertelde, verraaddezich toch het teere moederhart der groote dame, die haar onbekend zijn wenschte te handhaven, want, etn paar tranen gleden langs haar wangen. En geestdriftig voegde; onze geleidster er bij : Als de Koningin-Moeder zich aan ons bekend had gemaakt, zouden wij gevraagd hebben, haar hand te mogen kussen. Wij bezichtigden het reefter, waarin elke Begijn haar eigen buffet-kastje heeft, om haar borden, kopjes, glazen en proviand opte-bergen. De maaltijden woi den in-den-regel aan de lange, gemeenschappelijke tafel ge bruikt. Wenschen de zusters geen deel te nemen aan de gesprekken, dan nemen zij plaats voor het uitschniftafeltje aan haar kastje verbonden, en aldus, met den rug naar het overige gezelschap gekeerd, nuttigen zij zwijgend, biddend en overpeinzend haar voedsel. Wij leven hél eenvoudig, en bekom meren ons allerminst om weelde, verzekerde onze opgewekte woordvoerster. \VeeIde-begrippeii zijn rekbaar en betrek kelijk. Armoedig zag het er alles-behalve uit, in die smakelijke buft'etjes met hun vaat^ en glaswerk, glimmend van zindelijkheid en hun scheutigen voorraad van tweeërlei soort brood, kaas, jam, appelen en sina'sappelen. Een geheel, lokkend en appetijtelijk ; elke gedachte aan boetedoening, of gebrek, uit sluitend. In de naaikamer, zaten een aantal jonge en oudere Begijntjes, ijverig zich werend aan naai- verstel- of borduurwerk. Wél was het der moeite waard, de arbeid harer vlugge vin geren, langzaam en aandachtig te bekijken en te bewonderen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl