De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 21 augustus pagina 8

21 augustus 1904 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. Na. 141.7 EERSTE HYPOTHEEKBANK MET OF ZONDER LEVENSVERZEKERING, gevestigd te 's-Gravenhage, Eorte Poten 7 b. Maatschappelijk Kapitaal f 1.500.000?. President van den Baad van Commissarissen: r. H. GOEMAN BOKGES1US, Oud-Minister van Binnenlandsche Zaken, Lid v/d Tweede Kamer der Staten-Generaal, te 's-Gravenhage. Leden van den Raad van Toezicht: -Mr. Dr. W. P. J. BOK, Directeur van de Eerste Nederlandsche VerzekeringMaatschappij op het Leven en tegen Invaliditeit", te 's-Gravenha£ .:. B. J. VAN GORKOM, Oud-Notaris in de Z.-Afr. Republiek, te 's-Gravenhagt. J. F. R. VAN DE WALL, Civiel-Ingenieur, te 's-Gravenhage. DIRECTEUREN: Mr. C. W. TH. VAN DEN BRANDHOF en Mr. J..J. K. DE WIT. De Bank geeft 4 pCt. Pandbrieven uit in stukken van ? 1000.?, / 500.?, ? 100.?en ? 50.-. Om een hypothecaire leening, groot ? 1000.?geheel af te lossen in 10, 15, 20 of 25 jaren met het beding, dat bij overlijden van den debiteur binnen dien termijn het perceel toch onbezwaard op zijne erfgenamen zal overgaan, zonder dat zij verdere aflossingen betalen, moet jaarlijks, doch niet langer dan gedurende het leven van den debiteur, worden betaald: bij een leeftijd van 25 jaar 30 35 40 45 50 en een duur der leening van 10 jaar ? 132.88 133.62 134.7(3 136.54 139.30 143.67 15 jaar j 20 jaar | 25 jaar ? 99.86 100.78 102.21 104.44 107.91 11:139 ?84.23 85.39 87,19 90. 94.38 ? 75.37 76.80 79.,. 82.41 Spaar- en Voorschotbank der Eerste Nederlandsche Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit. gevestigd te 's-Gravenhage, Korte Poten 7b. Maatschappelijk Kapitaal f 1.000.000.?. Directeuren: Mr. C. W. TH. VAN DEN BRANDHOF en Mr. J. J. K. DE WIT. De bank verstrekt voorschotten vanaf / 500.?onder persoonlijke of zakelijke zekerheid (b.v. onder borgstelling, verband op lijfrenten of effecten dan wel tweede hypotheek). In samenwerking met de Eerste Hypotheekbank met of zonder 'Levensverzekering kan de Bank de volle waarde op onroerende goederen verstrekken onder 1ste en 2e hypotheek en persoonlijke borgtocht of andere verdere zekerheid. De Bank geeft 4 pCt. Schuldbrieven uit in stukken van ? 1000 , ? 500.?, ? 100.?en ? 50.?. 31 Dec. jl. ?10.700 groot en geheel belegd was waarin is in 't verslag niet gemeld wordt ? 20.750 bestemd. De kasvoorraad van ruim ? 96.000, zooals 't verslag zegt, nog al ruim, was op 31 Dec. evenwel nog niet voldoende om den aandeelhouders 18 pCt. over hun n millioen kapitaal uit te keeren. De te innen wissels, die voor kasvoorraad in aanmerking zouden kunnen komen, bedragen slechts circa veertig duizend galden. Voeg ik nog de zestig duizend gulden van de Debiteurenvorderingen hierbij, dan zou eerst voldoende hoeveelheid contanten beschikbaar zijn. Van meer beteekenis is echter de opmerking dat niets beschikbaar is gesteld voor afschrijving op de concessie die voor meer dan een half millioen onder de activa voorkomt. Alleen in den hoek der Amerikanen was in de afgeloopen week ter beurze nog al wat leven. Overigens misten de beursmannen die hun vacantie nemen, niet .veel marktbusiness. Van de gewoonlijk vrij stille groep der' tramwegmaatschappijen kan een verdere ver betering vermeld worden voor de BabatDjombaug en voor de Haagsche Tram. Voor de Madoera durft men nog niet meer dan den gestegen prijs van de vorige week besteden. In deze groep vraagt de maatschappij Breskens?Maldeghem" eenige bespreking van het verslag over 1903. Het personen-en in sterkere mate het goederen-vervoer gingen in dat jaar met betrekking tot 1902, nog al beduidend vooruit. Het eerste bracht ?3000.?, het tweede / 9000.?meer op. De exploitatie winst bedroeg bijna ? 47.000.?, waarvan ? 19.000.?voor het vernieuwingsfonds wordt bestemd. Het o verblijvende liet et n dividenduitkeering van 8 pCt. toe. Het vernieuwings fonds is / 120.000.?groot, waarvan ? 125.000.?in efl'ecten zijn belegd, die bij de Ned. Bank zijn gedeponeerd. In welke effecten is het fonds belegd ? En naar welken maatstaf is het bedrag van ruim ? 19.000. 4»t aan het vernieuwingsfonds wordt toe gevoegd, berekend ? Het met zorg bewerkte verslag geeft uitvoerige inlichtingen omtrent de resultaten van de verschillende onderdeelen van het bedrijf. Voorts geven ver gelijkende staten de uitkomsten aan van het personen- en goederen-vervoer gedurende de jaren 1902 en 1903. Bovendien laat de directie door toepassing van de vergelijkende grafische methode, de ontwikkeling van het personenen goederen-verroer,- alsmede de bruto-ontvangsten, de exploitatiekosten, en de winsten zien, van af het begin der exploitatie. Daaruit zie ik dat de ontvangsten van 1887 tot 1898 vrij regelmatig stegen. Na genoemd jaar echter verminderen de inkomsten tot 1902. Voor 1903 gaat de grafische lijn evenwel de goede richting weer in. Sedert enkele maanden zijn de aandeelen niet verhandeld. De vorige koers was 150 pCt. Amst., Marnixstr 409. l lg Aug..04.D.STMTKS. Bussum, Borneo". f fa lusiksa, Naar liet Fransch, van JULES LEM.UTRE. Nadat de vindingrijke Odusseus niet zijne pijlen de minnaars gedood had, bracht hij, rijk aan wijsheid en herinneringen, rustige dagen door in zijn paleis op Ithaka. lederen avond vertelde hij zijne gemalin Penelopeia en zijn zoon Telemachos van zijn reizen, en wanneer hij aan het eind was begon hij weer van voren af aan. Een van zijne avonturen, die hij het liefste vertelde, was zijne ont moeting met Nausikaa, de dochter van Alkinoös, den Koning der Phaiakiërs. Nooit, zeide hij, zal ik vergeten, hoe schoon, hoe liefelijk en hulpvaardig zij mij tegemoet kwam. Drie dagen en drie nachten dreef ik reeds op de open zee rond, mij vastklemmen l aan een balk van mijn stukgeslageii vlot, totdat eindelijk een geweldige golf' mij naar de monding van eeue rivier droeg. Ik be reikte den oever; een bosch was nabij; ik hoopte bladeren op en daar ik naakt was, verborg ik mij er geheel onder. Ik sliep in. Plotseling wekte mij het geruisch van water en stemmen van meisjes. Ik opende mijn oogen en zag meisjes, die aan den oever met een bal speelden. De bal was juist in den diepen maalstroom gevallen. Ik sta op; terwijl ik zorg draag mijne naaktheid met een bebladerden tak te bedekken; ik nader de schoonste der meisjes... ." '?Dat hebt ge ons reeds verteld, lieve vriend!" viel Penelopeia hem in de rede. Wel mogelijk," zeide Odusseus. Wat hindert dat?" meende Telemachos en Odusseus ging voort: Ik zie haar nog op haar wagen en muil ezels, getooid met klinkende bellen trok hem voort. Op den wagen waren geladen de schoone heldere wasch en de veelkleurige gewaden, die de kleine prinses met hare dienstmaagden zoo juist in de rivier gewasschen had. En terwijl zij daar stond, bij het aantrekken der teugels zicb buigend, woei de avondwind haar gouden haar om haar voorhoofd en legde haar licht gewaad dicht om hare rechte en schoongevormde ledematen. En toen?" vroeg Telemachos. Zij was uitstekend opgevoed," ging Odus seus voort. Toen wij de stad naderden, smeekte ze mij, haar te verlaten, om schan delijk gepraat te voorkomen voor 't geval men haar met een vreemdeling zag. Maar aan de wijze, waarop ik in het paleis van Akinoös ontvangen werd, bemerkte ik zeer goed dat ze met hare fiere ouders over mij gesproken had. Zij zeide tot mij : Wees welkom, o vreemdeling, en blijf ook in uw vaderland nog mij gedenken, daar gij aan mij allereerst 't leven te danken hebt." Toen antwoordde ik haar: O fausikaü, dochter van den fieren heerscher der Phai kische mannen, wanneer Zeus, de luiddonderende gemaal van Hera, mij gelukkig naar mijn vaderland, laat terugkeeren en den dag van den terugkeer laat aanschouwen, dan voorwaar zal ik ook daar u als een godin vol eerbied dankbaar zijn. Gij hebt mijn leveu gered, o meisje l" Een mooier en verstandiger meisje heb ik sedert niet meer gevonden, e a daar ik niet meer reizen zal, ben ik er zeker van, dat ik geen meer zal vinden". Denk ge dat ze al getrouwd is ?" vroeg Telemachos. Zij was pas vijftien jaar en nog niet ver loofd". En verteldet gij haar niet, dat gij een zoon hadt?" Ja, en dat het verlangen hem terug te zien mij verteerde." En hebt ge haar goeds van mij verteld ?" Ik heb haar veel verteld, ofschoon ik je nauwelijks kende, daar ik Ithaka verliet, toen jij nog een heel klein kindje op den arm van je moeder waart". Penelopeia was van plan haar zoon uitte huwelijken en stelde hem de schoonstemeisjes van 't land voor, de dochters der heerschers van Samos en Zakunthos. Maar Telemachos zeide;' Geen van dezen wil ik hebben, immers ik ken een veel schoonere en veel betere". Wie dan?" Nausikaa, de dochter van den heerscher der Phaiakiërs. Hoe kunt ge zeggen dat ge haar kent, nooit zaagt ge haar immers?" Ik zal haar zien," antwoordde Telemachos. Eens zeide hij tot zijn vader: Mijn hart, o mijn vindingrijke vader, is vol verlangen met een schip met de vischrijke zee te door ploegen en naar het eiland der Phaeakie'rs te zeilen; dan waarlijk zal ik den koning Alkinoös om de hand zijner dochter Nausika smeeken. Want ik word verteerd door liefde voor dit meisje, dat ik nooit met mijne oogen zag, en wanneer ge u tegen mij n plan verzet, zal ik eenzaam in uw paleis oud wordenen geen kleinkinderen zullen er om u zijn. Hierop antwoordde hem de vindingrijke Odusseus: Voorwaar een godheid heeft dezen wensch in uw geest gelegd. Sedert ik u over deze prinses sprak, hebt ge weinig acht geslagen op de sappige spijzen, die op onze tafel ge plaatst worden en zwarte kringen omgeven uwe oogen. Neem dus dertig mannen met u op een snel schip en zoek haar, die ge niet kent en zonder wie ge niet kunt leven. L)uch waarlijk ! ik moet u waarschuwen voor de gevaren op reis. Wacht u, wanneer de wind u naar liet eiland van Poluphemos drijft, daar aan te leggen; werpt de storm u echter naar de kust, zoo verberg u, vlucht zoodra uw schip weer in zee kan steken en tracht niet den Kukloop te zien. Lang geleden heb ik hem het oog uitge brand, maar ofschoon hij blind is, is hij nog te vreezen. Mijd ook het eiland der Lotophagen, of zoo ge bij hen aanlegt, eet niet van de bloemen, die ze u zullen aanbieden, want hierdoor zult ge de herinnering ver liezen. Ontvlucht ook het eiland Aiaia, het rijk van de bloiidlokkige Kirke, wier roede de meuschen in zwijnen verandert. Wanneer het noodlot het echter toch wil, dat gij haar op uwen weg ontmoet, neem dan deze plant, waarvan de wortel zwait is en wier bloemen melkwit bloeien. De Goden noemen haar Molu en Hermes gaf haar mij. Zij zal de verderfelijke kunsten van de be roemde tooverheks werkeloos maken. Odusseus voegde hier nog andere raad gevingen aan toe betrell'ende de gevaren van het Seirenen-eiland, het eiland van den Zoiinengod en het eiland der Laistrugonen. Ten slotte zeide hij : Mijn zoon, deuk aan mijne woorden, want niet gaarne zou ik willen, dat ge mijne smartelijke avonturen zoudt doormaken !" Ik zal aan u denken. Overigens zal mij iedere hindernis, ja zelfs ieder genoegen onwelkom zijn, dat mijn aankomst op het eiland des wijzen Alkinoös vertraagt". # Telemachos ging dus heen, het hart ver vuld van het beeld van Nausikaü. Een wind stoot deed hem van zijn weg afwijken, en daar zijn schip nu voorbij het eiland van Poluphemos zeilde, beving hem het verlangen, den vroeger door zijnen vader overwonnen reus te zien. Het gevaar kan niet groot zijn, daar Poluphemos blind is!" Hij ging alleen aan land; het schip liet hij in een bocht voor anker en ging in de vruchtbare, heuvelachtige landouwen, om het land te verkennen, dat rijk was aan kudden en bosschages. Aan den horizont dook achter een dal eerst een reusachtig hoofd op, schouders, die als steil in de zee afdalende rotsen waren, dan een borst, als een begroeide bergtop. Een oogenblik daarna werd Telemachos door een geweldige hand gepakt, en een oog, zoo groot als een schild, boog zich over hem: Gij zij t dus niet meer blind V" vroeg hij den reus. Mijn vader Poseidon heeft mij genezen," antwoordde Polnphemos. Een kleine man, zooals jij, heeft mijn oog schandelijk blind gemaakt, en daarom wil ik jou opeten." Daar zoudt ge onrecht aan doen," zeide Telemachos, want indien ge mij in het leven liet, zon ik u met mooie geschiedenissen goed kunnen onderhouden. Ik luister", zeide Poluphemos. Telemachos begon het verhaal van den Trojaanschen oorlog. Toen de nacht kwam zeide de Kukloop : Het is tijd om te gaan slapen. Maar vanavond zal ik je niet opeten, want ik wil het vervolg van je geschiedenis weten." lederen avond zeide de Kukloop het zelfde en dat duurde zoo drie jaren. In het eerste jaar vertelde Telemachos de belegering van de stad van Priamos. In het tweede jaar den terugkeer van Menelaos en Agamemnoon. In het derde jaar den terugkeer van Odus seus, zijne avontui en en zijne wonderlijke listen. Je bent werkelijk zeer overmoedig, op dergelrke wijze voor mij den kleineji man te prijzen, die mij zoo'n groot leed aange daan heeft!" Maar," antwoordde Telemachos, hoe meer ik van den geest, van dezen kleinen man vertellen zal, des te minder beschamend is het voor u, door hem overwonnen te zijn." Dat ben ik met je eens," zeide de reus, en ik vergeef het je. Ik zou natuurlijk an ders spieken, als lütt een godheid mij hot licht van mijne oogen had teruggegeven. Maar geleden leed is als een droom." Tegen het einde van het derde jaar zocht Telemachos tevergeefs in zijne herinnering, hij vond niets meer, wat hij den reus ver tellen kon. Toen begon hij maar weer niet de oude verhalen van voren af aan. Polu phemos hoorde'hom met hetzelfde genoegen aan, en dat duurde weer drie jaar. Maar Telemachos had niet den moed, voor de derde maal de belegering van Ilion en den terugkeer der helden te herhalen. Hij be kende het aan Poluphemos en voegde er bij : Nog liever word ik door u opgegeten. Dit alloen zal ik bij mijn dood betreuren, dat ik de schoone Nausikaüniet gezien heb." Hij vertelde nu uitvoerig van zijn liefde en zijne smart en zag plotseling in het oog van den Kukloop een traan, zoo groot als een pompoen. Ga," zeide de Kukloop, ga haar zoeken, die gij liefhebt. Waarom spratikt ge mij vroeger niet van haar ?" Ik zie wel," dacht Telemachos, dat ik beter gedaan had, daarmee te beginnen. Ik heli door eigen schuld zes jaren ver loren. Het is waar, ik schaamde mij vroeger, over mijn geheim te spreken. Ik heb het verraden, omdat ik vast geloofde, dat ik zou sterven." l lij bouwde een klein schip, want dat in de bocht was reeds lang verdwenen, en waagde zich onnieuw op de diepe zee. Een andere storm wierp hem op het eiland van Kirke. Daar zag hij aan den ingang van een huis, op een uit lianen en ineengedrauide bloemeuranken vervaardigden schommeistoel, een vrouw, die zich lui schommelde. Haar hoofd sierde een met robijnen bezette band; imar smalle wenkbrauwen vereenigden zich ; haar mond was rooder dan een wond ; haar hals en armen waren geler dan salraan ; bloemen van edel gesteenten waren ge/iuutl over huur doorzichtig, hyacinthenklenrig gewaad en ze glimlachte onder haar goudrood haar, dat haar geheel omhulde. Hare roede stak als een degen in haren gordel. Kirke beschouwde Telemnchos. De jonge held zocht in zijn ondergewaad naar de Molu-bloem, de zwartwitte bloem, die zijn vader hem bij zijn vertrek gegeven had. Hij bemerkte, dat hij ze niet meer bezat. Ik beu verloren", dacht hij, zij zal mij met haar roede aanraken en ik zal gelijk worden aan een oikeletend zwijn." Maar Kirke zeide met zachte stem : Volg mij, jonge vreemdeling, en rust bij mij uit." Telemachos volgde haar. Weldra bereikten ze haar paleis, dat bon lerdmaal schooner was dun dat van Odusseus. Uit de diepe wouden en de bergkloven kwamen zwijnen en wolven ? vroeger op het eiland gestrande vreemdelingen achter de tooverheks aan, drongen om haar heen, en ofschoon ze een langen ijzeren staak in de hand genomen had, waarmee ze hen gruwelijk stak, trachtten ze toch de bloote voeten van de tooverheks te likken. Drie jaren vertoefde Telemachos bij de tooverheks. Eens schaamde hij zich, voelde zich dit leven moede en ontdekte, dat hij niet opge houden had, de dochter van Alkinoüs lief te hebben, het onschuldige blauwoogige meisje, dat hij nooit gezien had. Maar hij dacht: Wanneer ik heen wil gaan, zal de vertoornde Godin mij in een dier veranderen, cu nooit zal ik Nausikaa zien." Maar ook Kirke was haar metgezel moede. Zij begon hem te haten, daar ze hem lief had gehad, zoodat ze eens op een nacht van haar purperkleurig bed opstond, hare roede nam, en hem bij het hart aanraakte. Maar Telemachos behield zijne gedaante en zijn uiterlijk, daar hij juist op dat oogen blik aan Nausikaüdacht en zijn hart vol reine liefde tot haar was. Ga heen, ga heen!" huilde de tooverheks. Telemachos vond zijn schip weer, bereikte de open zee en een derde storm wierp heui op het eiland der Lotopbagen. Dat waren gastvrije mannen. Hun koning bood Telemachos een lotosbloem aan. Ik wil er geen eten," zeide de jonge held, want dit is de bloem van hot vergeten en ik wil mij herinneren." Toch is het een groot geluk te vergeten," antwoordde de koning. Dank zij deze bloem, die ons eeuig voedsel is, kennen wij noch smart, noch berouw, noch eenige andere hartstochten, die de ongelukkige stervelingen verontrusten. Overigens dwingen wij geen mensch, de goddelijke bloem te eten." Telemachos leefde gedurende eenige weken van den voorraad, die hij van de schipbreuk gered had. Daarna, daar er op het eiland eetbare dieren nog vruchten waren, voedde hij zich, zoo goed hij kon, met mosselen en visschen. Dus laat de Lotosbloem," wendde hij zich eens tot den koning, de menschen zelfs dat veigeten, waar zij het meest naar verlangen en waaronder ze het meest lijden?" Zeker!" zeide de koning. Nooit," zeide Telemachos, zal ze mij de schoone Nausikaüdoen vergeten." Probeer het dan ! ' Wanneer ik het begroef, dan is het alleen omdat ik zeker weet, dat de Lotosbloem niet dat kan bewerken wat de kunst van n tooverheks niet vermocht." Hij ut de bloem en sliep in. Ik meen daarmee, dat hij op dezelf Ie wijze begon te leven, als de za htzinnige Lotophagen; het tegenwoordige oogenblik ge nietend, zonder zicli om 't overige te be kommeren. Alleen bespeurde hij soms in 't diepste van zijn hart iets als de herinnering aan een oude wonde, zonder precies te weten, wat het was. Toen hij ontwaakte, had hij de dochter van Alkiuoös niet vergeten. Maar twintig jaren waren voorbijgegaan zonder dat hij het bemerkt had; dezen heelen tijd had zijne liefde noodig gehad, om den invloed van de bloem te overwinnen. Het zijn de twintig beste ja-en van je leven," zeide de koning. Maar Telemachos geloofde hem niet. Hij nam hoffelijk afscheid van zijne gastvrienden. Ik zal u niet de avonturen vertellen, waarin nu weer de noodzakelijkheid, dan weer zijn verlangen iets nieuws te zien hem op het Seirenen-eiland, op het eiland van den Zonnengod en op dat der Laistrugonen verwikkeldon, noch hoe zijne liefde sterk genoeg was, hem uit al deze gevaren te redden en hem aan dit oponthoud te ontdekken. Een laatste storm dreef hem naar de monding van een rivier, op liet eiland waar naar hij zoo verlangd had, het land der Phaiakiërs. Een boschje was in de nabijheid. Hij hoopte wat bladeren op en daar hij naakt was, verborg hij er zich geheel onder. Hij sliep in. Plotseling wekte hem het geplas van water. Telemachos opende zijn oogen en zag jonge meisjes op het bevel van eeue bejaarde, rijkgekleede vrouw de wasch wusschen. Hij stond op, terwijl hij er zorg voor droeg zijne naaktheid niet een bebladerden tak te bedekken en hij naderde deze vrouw. Haar gestalte was dik en plomp, en strengen grijs haar waren uit haar voorhoofdsband losge raakt. Men kon wel zien, dat zij schoon geweest was, maar ze was het niet meer. Telemachos smeekte haar om gastvrijheid. Vol welwillendheid antwoordde zij hem en liet hem door haar dienstmaagden klee deren geven. En nu, o vreemdeling, zal ik u naar het huis des Konings geleiden." /.ijl gij de Koningin?" vroeg Telemachos. liet is zooals gij zegt, edele held." Toen waarlijk verheugde Telemachos zich in zijn hart. Mogen de (-i-oden de moeder van de schoone Nausikaüeen lang leven geven !" Ik ben Nausikaa" antwoordde de Koningin, maar wat overkomt n, eerbiedwaardige grij/.aard? In xijn ijlings herstelde boot roeide Tele machos, zonder om te zien, weder o!e open zee in. ge bij ons niet te vrezen, ook in bet jaar 2,_ zal die er noch niet zijn, doch enige geest drift voor onze eigen taal mocht er wel wezenx en >iie bestaat er helaas vooral bij de militaire» in het algemeen bitter weinig, en het kleins weinigje, dat bij enkelen aanwezig is, uit zich bijna nooit. En toch, zondw onze Nederlandse taal geen Nederland, zij is meer waard dan een. vaandel en duldt gij smetten op uw vaandel? Uw oor moet noch wennen aan Neder landse klanken. INGEZONDEN. Militaire taal. De heer De Wilddief schrijft een vermakelik stukje over gezuiverde Militaire taal, de gewone wijze om zich met een gnvjrje van iets af te maken. Dat bet makkeli'ker is om in de oude molen te blijven sjokken, wil ik gaarne toegeven en zelfs, dat zulke woorden als korporaal" en generaal" al verbazend j mooi klinken, maar toch, zou een Hollands woord hier zo belachelik zijn? Gij begrijpt toch wel, wat ik schreef: indien de keuze, dier t<C((Wt_' /voorden juist en yt'lukKifj '/$"/ Wanneer het streven naar goedklinkeiide woorden niet eens aanwezig is, kan men niet veranderen, ik heb niet verklaard, neemt onbruikbare woorden. (lij maakt van present hier zo", onze cavalerie roept immer hier", is dit belachelik? Van chevrons" maakt gij onderscheidingsstrepen", terwijl in het gesprek algemeen gangbaar is stre pen", waarom ook zou dat slechter zijn dan liet woord biezen" ? Zo uw geheel artiekel. Gij erkent, dat de militaire taal door zijn tweeslachtigheid niet bepaald fraai kan ge noemd worden, waarom een gezui verde taal dadelik onmogelik geacht, liet is in ons land niet goed de traagheid te steunen, waarom dus dadelik getracht een wens te verlammen door er een vrome wens van te maken? \Verkelik, voor taalzuiveriugswocA; (nuttig echter, als de kwaal erg is) behoeft 's-Hage, 13 Aug. VAN ELRCNG. Probleem No. 13 is goed opgelost door : L. Goiulsmit, G. van Leeuwen en Jb. Meijer, Amsterdam ; en J. Luteijn, Groede, twee oplos singen. S. S. van Baaien, H. A. J. de Grebber, K. C. de Jonge, Amsterdam ; A. van der Dool, Deventer; K. en N. Bouwes en D. Kikke, Edam; P. Muilwijk, Groot Ammers; W. van Daalen en J. Eortgens, Haarlem; W. Vijn, Hoogwoud ; J. Keuken, Nieuwe-Niedorp ; J. Meijer, Nijmegen, en T. J. Bouwes, Spijk (Gr.), een oplossing. Partij No. 12. Linkerhoekopening" 31?27. Deze partij is gespeeld in den ouderlingen wedstrijd van het V. A. Damgenootschap,. tusscheii de heeren Jb. Meijer niet wit en> M. Snijders met zwart, beiden van Amsterdam.. Wit. Zwart. WTit. Zwart. 1.31 27 1)18 23 2) 14.39:30 18 23! 2.33 28 17 21 3) 15.30 25 17 3. 39 33! 12 18 16. 33 29 24: 22 4. 44 39 7 12 17.27: 2-» 12 18 5.37 31! 21 26 18.29 24 19:30 6.4137 4)2024! 19.25:34 1015 7. 34 29 5) 23: 34 20. 31: 27-9) 7 12 8.40:20 10:24 21.3228 510 9. 49 44? 10 15 22. 37 31! 26: 37 10.45 40 4 10 23.41:32 1. 17! 11.40 34 G) 15 20 7) 24.46 41 17 2210X 12. 34 30 20 25! 25. 28: 17 12: 21 13. 47 41? 8) 25: 34 26. 38 33 '21 26 Stand der partij. Zwart 2/3, 6, 8,10, 13/1 , 18, 26. Wit 27, 32,30, 41/44, 48, 50. 27.4L 37 27 38.50 4414) 3 O 28.44 39 14 20 39. 39 33 8 13 211.332811) 71212)40.2924 19:30 30.43 38 10 14 4], 25: 34 20 24 31. 38 33 13) 20 25 42. 48 43715) 14 : '1 32.42 38? 14 19 43.43 39 20 25 33. 31 29 19 24 44. 34 29 16) 25 30! 34. 29: 20 25: 14 45. 29: 20 15: 24 35.3530 1420 46.3731 26:37 36.30 25 9 14 47.32:41 6 11 37.3329! 1319 48.413717)1217 Stand der partij. Zwart 9, 11, 13, 16,18, 24, 30. Wit 27/28, 33, 36/39, 44. 49.383218)1721: 63.1812 15 423) 50. 44 40 30 35 64.12 8 4:36 51.36 31 35:44 65. 83 36 27 52.39:50 11 17 66. 3:25 27:38 53. 50 44 21 20! 67.25 9! 38 24 54.44 40j.-fdw.13 1919) 68. 9 36 24 19 55.40 34 9 14 69.36 41 19 13 56. 34 30 20) 24: 35 70. 37 32 24) 13 27! 57.3329 172121)71.3228 27 4 58. 28 22 35 40 72. 28 23? 26 31! 25S 59. 22: 24 40 44 73 23 19 21 27 60. 2i) 23 44 50 74.41 28 4 10!! 61. 23 18 50 17!! 75. 19 13 10: 37 26) 62. 27 22 22) 17 17 Opgegeven. 1) Deze opening is goed, maar zij vereenigt zich dikwijls met de korte centrum-opening". 2) Wij zouden 20?24 de voorkeur geven, om niet in de korte centrumopening te ver vallen. 3) Hier had de korte centrumopening" aanvaard moeten worden. 20?24 was nu de zet, als gevolg van 18?23 eu 33?28. Zie de damspeler" VI, 2de zet van zwart bij C. 4) i'out. Hier moest gespeeld zijn 50?44, om de tempo-winst te krijgen, waarvan in de damspeler" VI bij C melding is gemaakt.. 5) Deze afruiling heeft volstrekt geen doel en maakt den korten vleugel ounoodig zwak. 34?30 was veel sterker geweest. 6) 50?45 moest hier gevolgd zijn. 7) Zwart kan nu gerust 15?20 spelen, het geen niet kou geschieden na 50?45 (zie bij Oj. De damslag 35?30, 44?40, 28?23. 39?34 uli 33 : 4 kost thans een schijf, terwijl zwart ook een dam krijgt op 4U. 8) Nog moest hier 50?45 volgen. 9) Met 32?28 eu 37?32 was de schijf 17 spoediger ontnomen. 10) Deze afruiling ia beter dan het opbren gen van de schijf 17 tot op 21. Hiermede staat zwart in veel betere conditie. H) Hier was 43?38 en daarna de schijf 50 opbrengen o. i. beter geweest. 12) 18?23 en 13:24 was o. i. nog sterker geweest. 13) Hier moest gevolgd zijn 37?31 en 42:31, om een sterken aanval te maken op den korten vleugel van zwart. 14) 39?33 beschouwen wij als een betere voortzetting. 15) 44?i O moest hier gespeeld zijn, om aan zwart het voortdriugen te beletten. 16) Nog was 44?10 beter geweest. 17) Waarom wit nog niet vervolgt met 44?40 is ons onbegrijpelijk. Zwart zal straks zeker hiervan protiteeren. 18) Thans is het te laat om 44?40 te spelen. Wit kan nu ook niet vervolgen met 37?31, want op beide voortzettingen zou volgen z 24?29, 18?22 en 13: 42! 19) 24?29, 18?22 en 13:33 was oogen schijnlijk beter, omdat wit hierdoor meer werd bedwongen en inoeielijker spel kreeg, doch bij nauwkeurig afspelen zou hem de remise niet kunnen ontsnappen. 20) Gedwongen, want op 34?29 volgt 14?20!, en wit heeft geen enkelen zet meer. 21) Op 35?40 zou volgen w 29?23, 28?22 en 32 : 45! 22) 18?13 verliest door het volgende: z 17?3, w 13?9 (gedw.), z 14?20!, w 24 : 15, z 3 : 14! Deze aanwijzing verhoogt nog meer den diep doordachten tempo-zet 50?17. 23) 15?29, 29- 12 en 21:12 was beter geweest, om de winststelling te kunnen machtig worden. 24) 41?47 zou waarschijnlijk de remise voortgebracht hebben. 25) Ken prachtige tempo-zet, welke de partij doet beslissen. 20) De opening en het middenspel munten niet uit wat serieus spel betreft, vooral bij wit. Het eindspel is daarentegen prachtig en door beide spelers meesterlijk afgespeeld. Wij kuimcn verzekerd zijn dat er zelden zoo'ii lijn dessert wordt opgedischt. Gaarne bren gen wij hiervoor lof aan du uitvoerders:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl