Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER
A°. 1904,
YOÖE NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTÜS VAN MAURIK Jr.
9SJ
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1S81 (Staatsblad No. 124).
Abonnemem per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Kt W»d i» vwkrjjgbwr Kiosk 10 Boulevard dei Capncine» tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 28 Augustus.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit Daitachland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fit ma
RU DOL F MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs 'pet regel is 35 Ffennig.
I * H O V D:
VAN NABIJ: Ben merkwaardig
door dr. O W. Brninam». Een
Utreebt. door J T. ir.
DefeuaieMr MS (Inirra). door E. Kempe, met
van E. OnderwQzerk-jaarwedde.
), door B. E - rBUILLETO*: Ta»t»
barber, [ft (slot). Vertelling van Gert' nd Franke
9«Wev«lbeit»?KUNST SN LETTEREN:
Epana, d'ttr Di»k Oo«l»r. Van stijjd en vrede,
Gsatar Pienmen, beoordeeld door P. H
Militaire taal, (Ingéz) door A. de
JBrtCOnhler. - VOOB DAMES: Alessandro Ho etti,
«Joor Vraawke. -j- Ter ocgedauhtenio van mevr.
liw T*-I Cdloar, (Inge*), door dr. K. H E de
Jfoé*. jperlei, door Oaprice. Een vergeten
Kr4g«r-mwainoiit. (met portret), door M.
SchartenAntink. Het nienwe (teboow der Gereformeerde
Ziekeof«rpleginK te Amsterdam (met afb.) door
Go» - 0»«f bet moderne der eteden, door J. A.
I G UIT DE NAT00B: door E. Heimans
nHANOaSEUB EN OEOONOMI3CHE EBONIEE
door D. Stigter. Albertine Madeleine van
Schalkwijk. DAMBDBBIEK
80HAAK- PEN- EN POTLOODKBA83EN.
Ken merkwaardig wetsontwerp.
Het bedrijf van levensverzekering
neemt in -de laatste jaren gestadig toe;
steeds meer personen en vennootschap
pen houdon zich met haar bezig. De
Ne.derlandsche Almanak van Levensverze
kering van 1901 vermelden 127 maat
schappijen, die in Nederland werkzaam
varen ea het laatste jaarboekje geeft de
adressen van 145: namelijk 90
binnenlanésebe en 55, die in het buitenland
gevestigd zijn, doch allen hier te lande
.hare vertegenwoordigers en kantoren
hebben.
Sommige dezer maatschappijen bewe
ren, Aak zij haar zaken niet behoorUjk
kunüen uitoefenen zonder medewerking
Van dégeneesheereu. die overigena niets
met haar ie maken hebben. ^
~" ''SUtSgM. namelijk voor die maatschap
pijen -Ha groot gewicht om tegen de ge
wone premie alleen zulke personen te ver
zekeren voor uitkeering na overlijden,
welke in normalen toestand verkeerea, wat
hwn gezondheid aangaat en bij afwijking
dezer laatste daarvan in kennis te worden
gesteld, opdat of hun verzekering worde
geweigerd óf anders een hoogere premie
worde bedongen. De maatschappijen
schreven daarom eertijds voor aan allen,
die een verzekering wenschten aan te
gaan een huisdokters attest over te leggen.
Al spoedig bleek echter hoe dikwjjls
groote onaangenaamheden het gevolg
waren van deze mededeelingen van den
geneesheer omtrent den lichaamstoestand
van zijn cliënt. Niet altijd was .deze zoo
gezond als hij zelf dacht, somwijlen kwa
men ernstige afwykingen vooiv waarvan
hij «elf onbewust was, of het was den
geneesheer bekend, dat zijn cliënt in
vroegere jaren een ziekte had doorstaan,
wier stoornissen niet geheel verdwenen
waren, of dat in zijne familie
constitutioneele ziekten voorkwamen, wier erfe
lijkheid ook hem bedreigden.
Bij het openbaren van deze omstan
digheden kon het niet anders of de be
langen van zijn cliënt werden hoogelijk
benadeeld en konden soinwijler toestan
den bekend werden, die de geneesheer
volgens zijn ambtsplicht niet het recht
heeft mede te deelen. Dat hieruit conflicten
moesten ontstaan, lag voor de hand.
Het duurde dan ook niet lang of de
geneesheeren weigerden eenparig deze
attesten af te geven, oordeelende dat
indien ene maatschappij of wie ook er
belang bij had iets te vernemen omtrent
den lichaams- en gezondheidstoestand
van dezen of genen, zij zelf maar dooreen
deskundige het onderzoek moesten laten
verrichten. Vrij algemeen h> bben sedert
-dien tijd de maatschappijen vaste genees
kundigen aangesteld, bij wie de personen,
die eene levensverzekering wenschen aan
te gaan, zich moeten vervoegen en die
aan hunne maatschappij rapport uitbren
gen omtrent den gezondheidstoestand
van den onderzochte, zijne antecedenten,
mogelijk bestaande familiekwalen, bijzon
dere levensomstandigheden en al het
geen misschien invloed kin uitoefenen
op zijne levenskansen. Geen beroepsge
heim of ambtseed behoeft deze genees
kundigen te weerhouden bij het doen
hunner mededeelingen, omdat zij niet als
zoodanig optreden, doch als experts en
ambtenaren der maatschappij, met bepaal
den last en wederzijds goedvinden om
van hunne bevindingen verslag te doen.
Thans echter beweren dezelfde maat
schappijen nogmaals aaj| het einde der
verzekering de tusschenkTHnst der gewone
huisdokters noodig te hebben en wel om
twee redenen l o. om te kunnen nagaan
of zij door hun eigen
expert-geneeskundigen ook zijn misleid en een hunner mis
schien als gezond heeft opgegeven iemand,
die volgens de oorzaak van zij n dood toen
ter tijde reeds aan een kwaal lijdende
was en 2o. omdat bij sommige oorzaken
van overlijden, bepaaldelijk bij zelfmoord,
de uitkeering aan de nabestaanden kan
worden geweigerd.
Het springt elk in het oog, dat de eerste
reden om de tusschenkomst van den ge
wonen geneesheer te verlangen onzinnig
is; iedere maatschappij moet zelf zorgen
ambtenaren, experts, deskundigen aan te
stellen, die hij vertrouwen kan; ook een
brandassurantie kan door een agent wor
den misleid door op zijn advies panden
tegen gewone premie te verzekeren, die
aan meer dan gewoon brandgevaar zijn
blootgesteld of die bewoond worden door,
met het oog op brandstichting, onver
trouwbare personen; dit zijn zaken
tusschen de maatschappij en haar beambten,
geen particuliere geneeskundige heeft er
iets mee noodig.
Ook de tweede reden, waarom de
maatschappij opgaaf van de doodsoorzaak
verlangt, geldt een belang, dat haar alleen
raakt en waarvoor zij wel allerminst
recht heeft de tusschenkomst te vorderen
van personen, die met haar en haar zaken
niets te maken hebben, zooals de ge
neesheeren aan het ziekbed hunner
patienten.
't Is nauwelijks te gelooven welk een
begripsverwarring er op dit gebied
heerschende is onder de meeste ondernemers
van~ levensverzekering, die luide verkon
digen, dat hun bedrijf, hun zaken, hun
particuliere aangelegenheden' van zulk
een groot gewicht zijn, dat zij een alge
meen belang vertegenwoordigen en daar
om, ieder, wie er toe in staat is.
belangloos daaraan moet medewerken, zij het
zelfs 'met voorbijgaan van andere en hem
.jjneer nabij liggende belangen. ?'.-.;
De huismedicus is zedelijk verplicht"
riep de heer A, E. van Reesema uit op
eea der vergaderingen van de Vereeniging
voor Levensverzekering, om de
maatschappijen te helpen om er achter te
komen dat bij het aangaan der
verzekeriag belangrijke ziekten zijn
verzwegen of het overlijden plaats vond ten
gevolge van een omstandigheid,
waarvoor zij het risico niet hebben op zich
genomen."
En wanneer de geneeskundigen bewe
ren, dat zij, door het vertrouwen hunner
clientèle geroepen om hulp en bijstand"
te verleenen,' geen spionwerk wenschen
te verrichten in dienst eener maatschappij,
waarmee zij niets te maken hebben, voegt
dr. J. van Geuns als voorzitter van het
congres van levensverzekeraavs er aan
toe, dat hij in deze quaestie het hooge
algemeen belang boven het bijzondere
belang van zoo geringe beteekenis stelt
en gelooft dat de geneesheeren ten
aanzien der verzekeringsstatistiek over dit
bezwaar kunnen en moeten heenstappen."
Derhalve wordt van den te goeder
trouw zijnden geneesheer aan het ziek
en sterfbed van een verzekerde geheime
controle verlangd op mogelijke ware of
vermeende bedriegerijen van een onbe
kenden collega of van patiënten, die zich
in hun laatste ziekte aan hem hebben
toevertrouwd!
Alleen wie hun eigen werkkring en
persoonlijke belangen hebben verblind,
zien niet in de verregaande onkieschheid
van zulk een verradelijk optreden, zelfs
tegenover schuldigen en voelen niet hoe
het beroepsgeheim ook tegenover dezen,
den geneesheer het stilzwijgen moet
opleggen, omtrent alles wat bij de uit
oefening zijner praktijk ter zijner keanis
is gekomen.
De menschelijke samenleving, de ge
meenschap, de groote, algemeene maat
schappij heeft er het hoogste belang bij,
dat allen zonder onderscheid, goeden en
boozen, bij ziekte en lichamelijk lijden
de hulp kunnen erlangen, die de kennis
en wetenschap van geneeskundigen hun
kan verschaffen en dat geen overwegingen,
van welken aard ook, geen mogelijke ont
dekking van schande of misdaad, ooit
iemand behoeft te weerhouden deze des
kundige hulp en bijstand in te roepen.
Maar dan ook moet de patiënt en zijne
omgeving geen vrees behoeven te koes
teren, dat hetgeen zij den geneeskundige,
ter wille van het lichamelijk herstel,
moeten toevertrouwen of deze zelf bij
zijn onderzoek van den lijder noodwendig
zal ontwaren aan iemand, wie het ook
zij, worde geopenbaard.
Deze eisch van het maatschappelijk
leven kennen en voelen de geneeskundigen
en den daaruit voortvloeienden beroeps
plicht, die hun strikte geheimhouding
voorschrijft tegenover derden omtrent
alles wat zij bij dit optreden en handelen
als deskundige gewaar worden. Het is
een ongeschreven, maar niet minder dui
delijke wet, wier beteekenis en kracht
door geene spitsvondige redeneeringen
of belangen van anderen kunnen worden
te niet gedaan. Geestelijken bij 4» be
diening van hun ambt, en rechtskundigen
in de uitoefening hunner betrekking, zijn
aan dezelfde ongeschreven wetgeving
onderworpen, doek bij <ie geneeskundigen
heeft zij nog eene bijzondere sanctie
verworven, doordat z|j bij duverkryging
van het recht tot uitoefening van de
praktijk er aan worden herinnerd en in
formeele woorden bezweren zich aan
dezen plicht tot geheimhouding te zullen
houden.
De Regeermg zelf schyutop ditoogen
blik te vergeten, dat deze eed niet den
plicht tot geheimhouding schept, maar
hem alleen onder woorden brengt en
dat verandering dier bewoordingen hem
ook in geen geval kan opheffen.
De belangen der Levensverzekering
maatschappijen kunnen echter bij zulk
een strenge geheimhouding wel ietwat
in het gedrang komen; dit heeft de
maatschappij Neerlandia" een paar jaren
geleden ondervonden. Zij vermoedde dat
een bij haar verzekerde reeds aan eene
kwaal" lijdende was geweest, ten tijde
zijner aanneming; dat dus de maatschappij
door een onnauwkeurig onderzoek of
opzettelijk bedrog van haren ambtelijken
geneeskundige was misleid en om hier
omtrent meerdere zekerheid, te erlangen,
eischte zij overeenkomstig de bepaling
harer polis, dat de rechthebbende op de
verzekeringsom een verklaring zoude
overleggen van de oorzaak van den dood,
afgegeven door den geneesheer, die de a
verzekerde in z\jne laatste ziekte had
behandeld. Deze geneeskundige; weigerde
zulk eene verklaring op grond1 tan zijn
beroepsgeheim en de maètschapMj daarop
eveneens de uitkeejingaÉa het verzekerde
bedrag; ten slotre i^PleÏFfeen drietal
scheidsrechters de maateöaappij in het
gelijk. Ten einde herhaling dezer onaan
genaamheden te voorkomen heeft
Neerlandia" 39 andere verzekeringsmaatschap
pijen, wier namen echter zorgvuldig
geheim zijn gehoudeu, overgehaald om
een adres aan de Regeering te zenden
en deze daarin te verzoeken maatregelen
te nemen, dat de geneeskundigen in den
vervolge zich van weigering dezer ver
klaringen zullen onthouden. Dit adres
geheel alleen en zonder meer of verder
onderzoek is werkelijk voldoende geweest
om den Minister van Binnenlandsche
zaken een ontwerp in de pen te feven,
waarbij art. 5 der wet, regelende de
uitoefening der geneeskunst, in dien geest
gewijzigd wordt.
Dit artikel luidt: de geneeskundigen
onderteekenen bij het overlijden van
elk hunner lijders ten behoeve van den
ambtenaar van den burgerlijken stand
eene verklaring van dit overlijden, en
doen daarbij naar hunne overtuiging,
doch met inachtneming van den door
hen afgelegden eed of belofte van
geheimhouding 200 nauwkeurig »ogelijk
opgave van de oorzaak van den dood".
Nog kortelings is gebleken, dat niet
bedoeld werd deze opgaven te doen strek
ken tot inlichting van deze of gene be
langhebbenden, maar alleen en uitsluitend
ten behoeve der medische statistiek; eene
aanschrijving van den tegenwoordigen
minister van B. Z., d.d. 27 Mei 1902,
heeft namelijk een middel aan de hand
gedaan om den inhoud dezer opgaven
zorgvuldig geheim te houden voor allen
buiten de bureaux van den burgerlijken
stand.
Thans echter wordt bij wetswijziging
ieder geneesheer bevoegd verklaard deze
oorzaken van overlijden ook op te geven
aan de bestuurders der maatschappij,
bij welke eene overeenkomst van
verzekering op het leven van den overledene
gesloten was."
Wel wordt er aan toegevoegd:
Bestuurders van deze maatschappij en
verdere bij haar werkzame personen
zijn verplicht tot geheimhouding van
die opgaaf' tegenover derden, doch al
kliukt het reeds vreemd zulk een ver
plichting te zien voorschrijven aan allerlei
kantoorpersoneel in eene wet, regelende
de uitoefening der geneeskunst, zij
beteekent niemendal bij de onmogelijkheid om
eene overtreding van het gebod ooit te
ontdekken, te vervolgen of te bestraffen
bij een wisselend personeel, zonder eenig
ambtelijk verband of toezicht.
Een breede weg tot bekendmaking van
de oorzaken des doods van bepaalde
personen wordt dus open gezet, indien
de deskundigen van deze hun verleende
bevoegdheid gebruik maken. Na de uit
spraak per referendum der Nederlandsche
Maatschappij ter bevordering der Genees
kunst spreekt het echter bijna van zelf,
dat züdaartoe niet zullen overgain.
De voorgestelde wetswijziging, indieu
zij mocht worden aangenomen, zal dus
vermoedelijk in den eersten tijd alleen
de onaangenaamheden tusschen de medici
?& hun clientèle vermeerderen, zooals dit
vroeger het geval was bij de weigering
der huisdokters-attesten, en die sedert
zjjn vaarwel gezegd, zooals boven is
aangetoond. '
Ook toen werd beweerd, zooals thans
in de Jf. v. T., dat de ontwikkeling van
het verzekeringswezen" deze medewer
king der huisartsen vorderde, doch de
maatschappijen hebben geleerd zich op
andere wijze te redden en haar aan tal is
niet verminderd;
Ook thans hebben sommige harer reeds
doeltreffende maatregelen genomen, en in
hare voorwaarden bepalingen opgenomen
zooals : Indien de geneesheer geen
verklaring wil afleggen, dan heeft de
maatsjhappij het recht om een onderzoek in
te stellen op kosten van de
rechthebbenden" of indien de bevoordeelde
of belanghebbende ten genoege van dat
bestuur bewijst, dat het hem niet mogelijk
is de gevorderde verklaring van den
geneeskundige te verkregen, kan hij in
overleg met het bestuur de oorzaak van
den dood van den verzekerde op andere
wijzen aantoonen". Sommige eischen
slechts eene verklaring gedurende den
eersten tijd der verzekering, b. v. Indien
de verzekering 3 jaar van kracht is
geweest, kan het ontbreken van deze
verklaring de maatschappij niet ontheffen
van uitkeering van kapitalen of renten".
Anderen hebben het facultatief gesteld
en vragen overlegging van eene
geneeskundige verklaring omtrent de
oorzaak van het overlijden of zoodanig ander
bewijs als daarvoor naar het oordeel
der directie kan in de plaats treden", enz.
Deze enkele aanhalingen mogen vol
doende zijn om het bewijs te leveren,
dat er van een onoverkomelijk bezwaar
bij de verzekering, wanneer de huis
medicus zijn plicht tot geheimhouding
wenscht te bewaren, geen sprake is. Doch
dan te meer klemt de vraag: hoe is het
mogelijk, dat de Regeering op zulke
onnoozele vertoogen cener enkele maat
schappij, met geen andere argumenten
dan dan deze zijn voorgehouden en zonder
de geringste poging om elders eenig licht
zich te verschaffen, geheel de wetgevende
machine in werking stelt ?
De invloed der direct belanghebbenden
bij den bloei der levensverzekeringmaat
schappijen moet wel bij uitstek groot zijn!
Op allerlei wij zen wordt dikwijls aange
drongen op verbetering onzer genees
kundige wetten, altijd te vergeefs ; mis
standen die voor aller opgen duidelijk
zijn, in verschillende wettige regelingen
blijven steeds bestendigd; tijd, lust en
gelegenheid ontbreken bij achtereenvol
gende regeeringen om haar verbetering
ernstig ter hand te nemen en het vorige
jaar doet eeno Maatschappij van Levens
verzekering in een enkel adres het voorstel
om een in veler belangen diep ingrijpende
aljemeene wet ter harer gerieve te
wijzigen en reeds 'nu ligt een wetsont
werp ter tafel! Wanneer de
Levensverzerkering behoorde tot een tak van
Staatsbemoeiing of althans de Staatszorg
onmiddellijk haar invloed en macht kon
doen gevoelen, zoodat de verbetering der
volksgezondheid, de verpleging van zieke
burgers, de verhooging der levenskansen,
die wordt verkregen door gezamen
lijk werken der gemeenschap, ook ten
goede zoude komen aan de verzekerden,
alleen dan zou op verschillende wijze de
wetgeving ten haren behoeve zich mogen
doen gelden. Onder de tegenwoordige
omstandigheden is het aangeboden wets
ontwerp niet alleen merkwaardig, zooals
liet in liet opschrift werd betiteld, maar
erger en ergerlijk tevens.
G. W. BRÜIKSMA.
Ein groot plan te utrecht,
Daar is me toch in Utrecht 'n plannetje
uitgebroeid, zoo grootsch van opzet, dat
menschen, die Utrecht en de Dtrechtsehe
toestanden kunnen, versteld zullen staan en
zullen zeggen: En dat in Utrecht?"
Dat plan is nu of eigenlijk al een tijdje
geleden uitgekomen van onder de verwar
mende vleugels, die twee Utrechtsche advo
caten, een apotheker en iemand in assuran
tiën e. d. er ongeveer een jaar lang over
uitgespreid hielden.
Toen het eenmaal was geboren, werd er
groote kraamvisite gehouden; het plan van
zoo reusachtig, dat daarvoor een zaal als
Tivoli noodig was. Die zaal was versierd met
groen en bloemen, er waren lange tafels
ge^et met groene tafelkleeden en de zaal
stond verder vol met stoelen. De burgemeester
was uitgenoodigd en gekomen, vele
vereenigingen waren uitgenoodigd en ook gekomen,
alle menschen mochten vrijelijk in en
uitloopen en er waren ongeveer zestig stoelen
bezet. Voor -het tooneel zaten aan een lange
tafel eenijgen van de vaders, achter hen stond
op 'n soort van ruwhouten gchildersezel het
portret van het plan, daarboven stond met
groote letters te leien:
Internationale Tentoonstelling van voe
dingsmiddelen, genotmiddelen en kookkunst."
Zoo heette het plan: ze hadden een
tentoonstellingsplan uitgebroeid. Wat er zou worden
tentoongesteld was nog onzeker, maar ten
toongesteld zou 'er nu ook,in Utrecht een*
?worden. Onder het broeien werd het een
tentoonstelling van, enz. Zie boven, -r-"
en "eindelijk werd ze ook Internationaal"
d. w. r,, de vaders zouden graag zien, dat
ze dat werd.
Op deze bijeenkomst dan werd het plan
den volke getoond. Op een
voorzangersdreuntje werd door den secretaris van het
voorloopig bestuur" het plan voorgelezen.
dat in een mager architecten-best ek-atijltj e
was opgesteld.
Allereerst hoorde men de redenen, waarom
die tentoonstelling gehouden zou wordenen
waarom dat in Utrecht gebeuren moest. Ze
kwamen hierop neer, dat UtrecSht in het
midden van Nederland ligt (da's wel zoo wat
waar), dat de tentoonstelling in Groningen
ook gelukt was (wat zou dat?), dat Utrecht
grooter was dan Groningen (da's waar we
hebben 108,000 menschen in de stad en Gro
ningen misschien 70,000), dat zoo'n tentoonr
stelling iets nieuws was en wel zou trekken
(da'a weer betrekkelijk waar veel zy'n er
nog niet geweest van dat soort wellicht
omdat de groote massa van de tentoon te
stellen zaken zich niet leent voor een ten
toonstelling van 'n maand of t wee in warmte,
stof en asem van kijkende menschen), verder,
dat men wel geloofde er een flink slaatje
uit te zullen slaan (dat zullen we nog eens
afwachten).
Ook bleek, dat het voorloopig bestuur.met
de bekende, beroemde hand" was begiftigd
geweest, die op het juiste moment kan wor
den gelegd op een geschikt terrein voor de
tentoonstelling".
Een oogenblik dreigde die hand" neer te
komen ergens bij den Vleutenschen weg of
langs den Amsterdamschen straatweg, maar
dat bleek niet het ware terrein te zjjn voor
tentoonstellingen,. Waarom niet?
Zeker weet men het niet, maar "er wordt
gemompeld, dat de Utrechtfche winkeliers
meenden, dat dit terrein te dicht lag bij het
station, vanwaar de -internationale" menschen
moesten komen, dat deze daarom lijnrecht
zouden gaan van het station naar het terrein
en dus in de stad niets zouden koopen of
gebruiken". Geen aprils, geen theerandjes,
geen dombitter, geen prentbnefkaarten, niets
zou er gesleten worden aan de vreemdelin
gen. Is dit waar indien het terrein werke
lijk geschikt ware geweest dan is voor
zeker rog nooit een reden opgegeven, die
van zoo'n bekrompen standpunt getuigde.
Nu is de hand, na boven den Vleutenschen
weg weer opgeschrikt te zyn, neergekomen
aan het andere einde van de stad, ergens
achter het Wilhelminapark, waar een slimme
boer, die goed geld maakt met de uitbreiding
onzer stad, .nog wat grond had liggen. Om
op dat terrein te komen laten we het
Centraalstalion maar weer als uitgangspunt
nemen moet rnen dwars door de stad
(net goed voor de theerandjes en de sprits)
en het is ongeveer een uur loopen, daarna
moet men door het Hoogelandsche park,
door het Wilhelminapark, waar het in dem
zomer nogal heet is en dan langs een langen
weg zonder schaduw en vol zand
Het voorloopig be*tuur" hoopt op '»
tramlijntje in aansluiting met de lijn Sfation
W. Barentsstraat (hoop is zoet).
Op dat terrein zullen dan, behalve veel
zon en warmte, allerlei gebouwen komen
met de eigenlijke tentoonstelling, maar ook
een Hollandsche en een Deensche boerderij
in werking, een paviljoen voor jacht en
visscherij, bassins voor rivier- en zeevisch,
waar je onderdoor zult kunnen loopen, omdat
visschen in allerlei aquariums lang genoeg
van boven en opzij bekeken zijn, waarbij de
buikzijde altijd vergeten werd, een pagode
en een Indisch woonhuis (dat wordt zoo
langzamerhand wel wat afgezaagd) feest
zaal voor congressen van bakkers, koks,
winkeliers, fabrikanten van ingelegd" en
ingemaakt", restaurants uit alle landen
tentoonstelling van schilderijen (wat doet dat
er nu bij) uitstekende" muziek (als ze
daarmee kunst" bedoelen, wat doet dat dan
in een tentoonstellingshurrie), verder draai
molens, poffertjeskramen, café-chantants,
hoofden van Jut, enz.
Om dat geheel tot stand te brengen rekende
men zoo wat ?400.000 nocdig te hebben,
waarvan voorloopig /100.000 gestort moesteu
worden daarvoor verwachtte" men de
hulp van handel en industrie en van parti
culieren. Die hulp is tot nu toe uitgebleven;
toch wordt het tijd, dat er wat zekerheid
komt of het plan kan doorgaan of niet. Op
de vergadering dacht men wat aandeeltjes
te plaatsen: het bestuur zwermde toen ook
om den burgemeester heen., en om een
bekend dik raadslid, maar dezen teekenden
niet; ze moesten eerst meerdere waarborgen
voor een goeden uitslag hebben, 't Ging zoo
magertjes, dat voor een poosje de secretaris,
misschien bang voor een fiasco, zijn ontslag
heeft genomen.
Waarschijnlijk zal men veel van de in
Groningen overgebleven tenten, gebouwen,
en andere tentoonstellingsbenoodigdheden
voor een prikje kunnen overnemen. Men
moest ook de bekende Groningsche kapita
listen kunnen overnemen ; ze zijn hier even
broodnoodig als daar. Wij hebben ze ook