De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 28 augustus pagina 3

28 augustus 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

. jl?TvuW-.-.^Lt'aL.g: wpiiiwiwwwfc^ /t \ssïr. &B AMfeTÏRBiAMMER WEEKBLAD YOOR * E B E Br~L A ff A volbwetende poging we*d ged*an om de diepte ?van dit brokje werk eens te peilen, geen «nkele meeUiaie analyse om tot de zekerheid te komen d*t .de biedoeïing van zijjn werk even wankel wel was, als hij haar ea enaeker nog, uitzeide. «i w. Boor de technische fouten in a' gehinderd, heeft de critiek zich vergenoegd met alleen het taaischooa, dat dit werk bezat, aan te -wijzen en kalmpjes te vaardeeren. En toch . . . glrf ia dit werk de proletarische dichter zteh reeds geheel en al. Bfr jonge kunstenaar heeft in Primivera" wei ~*ér bewust wülë» symbolieeereu den overgang )rte de moderne maatsehappjj de krachteloóze, blinde, ia-Windheid-wijfelende, in die-der toekomst : de socialistische blijde wereld : de sterke, de doel- en wi '«-zekere ! # * Ontbonden nu van de, voor een jong werker zeker wel knellende banden van het drama" de personen-actie in 't ge dicht geeft, in anderen en zekerlijk gelaMdger vorm, Nico Van Such telen in dit nieuw* brok wei k Epanatolion heet liet «ene gewijzigde herhaling van dit vroeger behandeld motief, thans echter, wijl hij waweeh^nlyfc zeer mis-begrip zijner bedoeling vreesde ond«r een den inhoud-verk'arend ? Het geheele gedicht draagt in conceptie een zeer -Groethè'iaansch cachet. Dit blijkt uit d» soms zoo bekoorlijke betrrt e-zang van Hymne- & Kwor, van Stem" en Intermezzo", ui*' het s^ejk<- vooruitspringend gebruik van 't ?wfcórdeke wvsTJnn«h en ookliit d'e rhythrnische g&ng der /iorgri. Maar wat uiterlijke overeenfcouist San aan de persoonlijkheid van dit werk geenszins tornen. . De Stem", zijode de alleenige, zoekende, indrvidueete nwnsch der maatschappij, kfaagt uit z\jtt eenzaamheid, zijn smart om 't verlies van zy'n ziels-rust en liefde. Inden WoMM-nacht dwaalt hjj oin en zijn klago?roep breekt door de duisternis. lfaw?l«6* Koor" (= de droomen) zingt d*n Verlaten», den zoeker toe, en vindt Hoof ik muziek Br wuift een gewiek Vian vloeiend gefluister, Sproeiende niteeht er, (Jit zilt» ftmtetaen ? ' -Korting v«B ktenfeen ate [wkterisstallijne Maneglans door den nacht. En terwijl de Hymae, statige, klaakpaarlende zang, zich verheft, meent de mensch dat hij zyn Geluk, zyne Liefde in den Droom herwennen heeft. En hij juicht het uit, zij het dan ook met de vibratie van «achten weemoed om het vergangene! (meii lette slectrtB op d« wieg'leadtreurende hobo-klanken in 't midden van dit vers) : Breotaetu, o» droomen. Nu «il ik .droüBien mijn lev-eu lang, EndröonsBendesangeninijnrouwgezang; ' Mjjn liefde is dood, H«t avoadrood Nam mijne "ItefSe mee, Maar dtep in myn zelf In een scheem'reiid gewelf Loeft de heog'Bi» duc Liefde die vlood. Maat Tiet Intermezzo" valt in. Met kort- klshkeitde zangen. . Hbpt is nu de. dichter zelf, die spreekt. . bÏCT *p***H . te'veef. ^ Hij" zingt niBtjhu oreert ! De didactiek heeft zich niat in- de lyriek kunnenkristalliBeej'eD, en koud, koelljjuig blijft des dichters'bedoeling ons voor d'oogen staan : Van-het gemeenzame, sterke bedoelen zoo innmiiiHluuiulMUmmummi laidt het dwaalt tot vereenzaamd en machteloos voelen, 't zelf zich verloochenend verstand. Maar zoo de niensch d'eenzamen waan heeft voldragen, dan zal hem 't gemeen zame weten Aagfn, van den geweldigen brand, waarmee de reid'/ijkheid 't al houdt omgeven, <hier wankelt de dichter helaas weer juUt op 't al-beslissende hoogtepunt van zijne schepping. C.) Wat liet verleden schiep Eent zijn gedachte, Met wat in 't heden riep Tot de gewetene machten, Waardoor der toekomst [schoonheid bestaat. Ziehier de geconcentreerde meening van dit vers. En voor den Mensch breekt nu 't helle licht van 't Nieuwe Leven uit, (?de morgenstond). Een Hymne zingtin goudene klank-val aan den nieuwen morgen haar foreche groete-zang, en de mensch jubelt uit de blijheid over zijne ontwaking, .over zijn herboorne, gelouterde kracht: Droomen, o, droomen, De dag is gekomen Die mij mijn waan heeft genomen, En het bewuste, Sterke geruste, Scheppende leven bracht; De klinkende klaarheid Der werkende Waarheid, Ontwaakte der Wereld nacht". Dézelf-bevrediging als schepper het Geluk" dus zal door den in-zich-zelfgescholen mensch nooit gevonden worden! De zelf-aanbidding, de schuwe afzondering, hetis alleseen Waan, waarin de Levens-stroom verzandt en, de Scheppings-kra'cht verlamt. Keel het tcerten van uin burgerlijken modernen kunstenaar is een droef-niachtelooze poging, om niet zwakke handen een zwakke naglans van des Verleden's stralende, sterke Schoon heid vast te grijpen. Dit is, naar ons voorkomt, de beduidenis van Van Suelitelea's Epanatolion. * * ,W«*en we reeds op da Goeihe'iaKnsehe behandeling van dit gedicht, het moet hier nog even worcteaJtajigeïtipt,<iat Van Saehtelen 9tók zijjn w*rk nog «iet zeex gezuimxl heeft «u» vage iadrukk<<£n w» Halïtndsehe werkers. 800 b. v. ia: Lengen' is, leugen is ledere beagenis, Van wat ik liefde in den dag en En overal springen Er wemelingen, Van vreugden als zingende Kinderen dansend te voren. mia of meer Gorter-gelijk (Mei) terwijl: Ik ben een niensch, en mijn eenige wensch, Is een liefde die koestert en lacht" eene vage weemoeds-verlang toon is uit Perk's Iris". * * Rijk aan sentiment, aan fijne plastische zeggingen, rijk aan-lyrische kracht en klankweeld'rige aaelodiën vooral; is dit brokje werk zeer zeker ! In de steeds aangroeiende rijen van socia listische werkers, neemt van Suohtelen dan ook eene eigene, tot-nog-toe vrij wel geïsoleerde plaats in. Als lyricus is hij niet de zoeker van eene nieuwe Verskuust, diezuiverer zou neeten te behooren bij eene nieuwe, komende maat schappij, neen, beraden en in stadige ontwildteling tracht hij met de sterke mid delen, hem door de burgerlijke ? en met name de Nieuwe Gidskunst in de hand gegeven, te komen tot eene zuiver-sodalische l/riek. Laat hij daarbij slechts nauwlettend zórgen niet dl te lang rond te fladderen om een enkel groot levens-probleem, zoolang althans hij nog onmachtig blijkt dit opeens, in 'n groot-gehouwen kunst-schepping, in 't leef-innigste hart te treffen. ? Want dan is er een gevaar.: dat zijne al te trouwe verknochtheid aan de theoretische zijde van 't Leven ook ziju ontroeringsstroom doet verzanden !! Delft, Aug. '04. DIRK COSTER. iMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiitiiiiiuinMiiiiiMHtintnHilHriMuiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiitttiiMiiiiini Van strijd en vrede, door GUSTAV FRENSSEÏT, vertaling van DR. 3. HEEDBHBCHEE. Nieuwe reeks. Auaeterdaui. Van Holkema en Warendorf. Dat een bloemlezing jwt Frenssen's Dorfpredigten, in 't Nederlarflfech vertaald, er zoo goed is, ingegaan dat vertaler en uitgevers't hebben aange iurfd een nieuwe reeks in 't licht te zenden, verwondert mij hoegenaamd niet. Waut deze preeken voldoen aan den tweeledigen eisch dien de leekedichter aan den echten preektraut stelde: zy geven natuur en waarheid" weer. Zij zij a eenvoudig en gewoon, doch zoo gewoon als ik mij zelf zou wenschen." Van de offlcieele kansellfaal, van dt-n gezwollen preektoon is hier schijn noch schaduw overgebleven. Frenssen spreekt tot zijn boeren over de gewone dingen van het dagelijksch leven, over het weer en den landbouw, over regen en zonneschijn, over liet huisgezin en het dagelijksch bedrijf, maar om in al die dood-gewone dingen symbolen en dragers te zien van hoogere gedachten en eeuwige waar heden. Menigmaal begint hij, even als wij onze dagelijksclie gesprekken beginnen, met een praatje over 't weer. Hij weet hoeveel, belang zijn boertjes daarbij hebben' en hoe zij er voortdurend mee vervuld zjjn. Daarom al aanstonds in de eerste preek van den bundel een winteriudruk: Nu is natuur gehec4 te ruste gegaan. ledere boom, elk uitspruitsel op de velden en weilanden is stil en stijf geworden, alsof zy gestorven waren. De koude oostenwind waait dag en nacht. Weldra zal hij met zijn harde, kotrde vingeren op onze vensters ijsbk>enaen schilderen, en uit het noord-oosten de witte lovers aanvoeren, waar mee hij deze wereld toedekt. Dan zullen wij, zoo geheel anders dan zom«rs, gescheiden van de bekoorlijke natuur, in stille eenzaam heid, gedurende korte donkere dagen en lange nachten, voortleven in onzen eenvoudigen, beperkten kring." De winter doet zich in zijn volte kracht gevoelen en-Frenesen spreekt: Een gesreldige sneeuwstorm raasde in de afgeloopen week uit^het noorden en noord-oosten over onze velden en ons dorp. In zijn woeste vaart wierp hij onregelmatige, langu witte schansen tegen de lente op, die uit hut zuiden in aan tocht is, vervulde hy de lucht met zijn witte vlokken en joeg hij de mensehen binnen hunne huizen, de vogels onder het be schuttend dak". Maar de lente, met vurig verlangen tegemoet, gezien, keert eindelyk terug en elders heet het: De wind is gekeerd, in plaats vanden kouden oostenwind hebben wij er, een uit het zuiden gekregen, die ons koelte en voch tigheid heeft gebracht. Do vogels zijn beladen mot halmen voor hun nestje*, de boomen doen schuchter hun bloemoogvu open, het gras komt langzaam overeind, nndat het gcruimen tijd sluimerend ineen was gedoken. Jubelend gaat alles de lente tegemoet en wij gaan mede." Zoo leeft Frenssen in zijn godsdienstige toe spraken mémet het leven der natuur. Zoo hangt er, naar gelang van het seizoen, een kille winternevel, zoo ademt er een frisïcho voorjaarskoe'te of koestert ons een warme zonneschijn in zijn prediking. En omdat hij de natuur zoo liefheeft, heeft hij ook de kinderen lief, bekoort hem de eenvoud, de frischhefd, het vertronwen van het kinderlijk gemoed. Vt-len onzer", zegt hij, hebben eene dikke hnid rondom hun hart. Zij kunnen geen vertrouwen meer-stel len in, geen liefde koesteren voor het goede; zij kunnen niet meer yerblyd en vriendelijk zijn, niet meer vroolyk lachen. Zy' kunnen ook niet meer hopen, omdat zjj vreezen, dat alle licht en alte bly'dschap een eind neemt, wanneer de dood is gekomen.... Laat hen omkeeren naar hunne kindsheid. Wanneer gij wordt als de kinderen, hebt gij deel aan liet godsrijk. Men vreest tot God te gaan, a!s kinderen tot hun vader. Kinderen zijn zorgeloos en voelen zich veilig onder de hoede hunner ouders. Zij werpen zich in vaders armen en vreezen niet. Vertrouwt ook gij van uwen heroelschen Vader alles goeds... Kinderen zy'n onschuldigen. Ziet, hoe ont steld het kiml is, hoe op zijn gezicht te lezen staat als het iets leelijks ziet. Vreest en ver mijdt gij evenfens het slechte. Het is te erg, dat gij met het kwaad zoo vertrouwd zijtge worden. ... Kinderen kunnen bidden. Bidt weder, gelijk gij .hebt kunnen bidden, toen gij klein waart... Ziet, als gy' dat doet, als gij zoo weder kinderen wordt, dan, dat gevoelt gij, nadert uw ziel dicht tot God." Of elders: ik geloof niet, dat wy' volwassen kinderen ?an God zijn. Dwaas denkbeeld, wij volwassen? Veeleer houd ik ons voor jonge kinderen. Wij zijn Gods jonge kinderen. Wanneer gij uw geheele leven u ho,udt aan deze overtuiging, dan hebt gij veel voor boven hen, die dit geloof missen. Hebben uwe kin deren iets boven u voor? Zeker, zy bezitten niet uwe zonden en zorgen. Zijn. zij niet als duiven op de til, voor wie trouw wordt gezorgd? Bouwen zij geen huizen op hetgeen gij zegt? Of meent ge van niet, want zij hebbun niet onze kennis, ons inzicht. Mij dunkt, velen onzer weten niet;, wat zij met hun in zicht moeten beginnen en onze geringe kennis baat aan weinigen onder ons. Blijf maar God J kind. Verwijder u niet ver van Hem. Stel al uw vertrouwen op God. Dan zijt gy goed af. Des menschen weg t >eh is te onzeker en te omgelijk om dien alleen te vinden en het Eoeaischelijk lot is te veelomvattend om het alleen-te dra .'en. Maar met God galakt hét. N-abij God blijft men rein, onbezorgd, blij. Men gaat met zekerheid zijns weegs. Naar myn meening moet een inenseh bij God blij ven niet het gebed en liet vertrouwen v*m een kind, met het gevoel van veiligheid,-dat een kind heeft op moeders schoot Zoo brengt meia het best zijn leven door." Zoo eenvoudig, natuurlijk en, 'k zou haast zegaen, naïef is de toon die in deze preeken aangeslagen wordt. Wie evenwel meenen mocht dat hier een kinderachtige, onnoozele geest gevonden wordt, zou zich schromelijk bedriegen. Frenssen, die de kinderwereld kent en liefheeft, voelt zich tegelijk in de groote menschen wereld thuis. Hij heeft in die wereld met open oogen rondgezicn. Hij spreekt van literatuur en kunst, van handel en bedrijf, maar dat alles in de eenvoudige taal van zijne boeren, zoodat zij 't begrijpen kunnen. Hij spreekt van Goethe's Faust en van de schoone slaapster in 't bosch, van volksge bruik in Thuringen, en van den ambtenaar in de koloniën, van Siesfried en Parsifal, maar om aan dat alles vast te knoopen religieuze gedachten en practisrhe ervaringen. Daarom acht ik Frens«en's preeken een "weldadige lectuur voor allerlei geblazeerde en zenuwachtige menschen. Laat hen zich dompelen ir: dit krachtig staalbad. 'k Heb alle hoop, dat zij ecnigszins moediger en op gewekter daaruit te voorschijn zullen komen. P. U. HUGESIIOLTZ JR. (Inyezemdai). Alvorens mijn artikel Mllttriro taaT* *e schrijven, geachte heer BIriwg, t>cn ik er T*H overtuigd: geweest, dat uwe oemi beter- saai Nederlandse" klanken geerend zijn, dun n^n arme, (ife bea helaas iemand, wiw h«t Nederlandse bloed" nfet gèfawl vnn vrtyeonie smetten vrij, doer de aderen rldert). Zoozeer -was- ik dawrvan overtuigd, dat «lire vreemde kltmk u eene ergerat», een sfeeu xles aaostoots non wezen, dat ik mijn naam, hoewel minder-vteiéd Ttior m« zelf, inzuirer onvervalecht Neder-Diets, heb omgezet. Echter ter zake: heasch geachte heer Vati Elring, ik wil me werkelijk niet met een grapje ervan af raafen, ai heb ik, oek een verarakelik" stukje geschreven. Ik ben er van overtuigd, dat enfcele mili taire woorden en uitdrukkingen gezuiverd kunnen worden, doch dat eene algeheete gezuiverde militaire taal", voor de praktijk" onmogelijk zal blijken. Ik schreef u reeds, dat in liet Ned.-Ind. leger een streven bestaat, tot het vereen voudigen van taal en tot zuivering van ver schillende militaire woorden Foei, nu stelt u me tpeh te leur; u schrijft daar, dat de militairen in het algemeen niet veel belangstelling toonen voor onze Neder landse" taal en de w-einigen die zulks doen, dit nooit uiten. Gij, geachte heer Van Elring, gij die zoo ' belangstelt in de tale der krijgslieden", moet maar eens een spraakkunst samenstellen, uitsluitend voor dearme taallooze militairen." Werkelijk, u zoudt de dankbaarheid inoógsten van het geheele leger. Geachte heer Van Elring, toekomstig red der van het Ned. en Indische (lieverIndiese niet waar?) leger in zake taal, ik wil u een raad geven. Neem dien aan al wordt die ook gjegeven door iemand wiens ooren niet gewend zijn aan Nederlandse" klanken Die raad is een zuiver Nederlands" spreekwoord: Schoen maker, houd je bij je leest". A. na BRACONNIBR. JMEUWfc UITGAVEN. J)e verlegging van den Haagmand. (Een concert van triomf?) Een opwekkend woord gericht tot de beide kamers on«er volks vertegenwoordiging, en aan heii, wier belan gen betrokken zijn bij de opening der nieuwe rivier, door den voormaligen adjunct-ingenieur bg -de werken tot verlegging van dun Maasmond O. J. VAN DER ELRT. Dordrecht, J. P. Revers. Jaarboekje van de vereeniging Ons Belang". Vereeniging van actief dienende Onder officieren en militaire geëmplooijeerden in den graad van Onderofficier, behoorende tot de Nederlandsche Landmacht. Maart 1902 Maart 1904. A Grammar of late modern English, for the use of continenlal, especially Dutch, students, bij H. POUTSMA. Part I. The sentence. Section I. The elementsof thesentence. P. Noordhoff, Groningen. A n Englwh reader, for commercial schools & colleges selected frona Hooper & Graham, modern business methods" and annotated bij. A DB FIJOE. P. Noordhoff, Groningen. Huid m Haren, naar Hygiënische Vlug schriften" uitgegeven door de redactie van het tijdschrift Deutsche Praxis", vrij gevolgd door Dr. H. PINKIIOF. Amsterdam, F. van Bossen. Eerste aflevering van llomoeopath'te in de Pratijk door Dr. J. VOORHOEVE. (Compleet in acht afl.). fcwolle, La Rivière & Voorhoeve. Geschiedenis van liet Herstel der Hiërarchie in de Nederlanden, door P. ALBERTS S. J. 2e deel. Nijmegen, L. C. G. Malmberg. OH! t 6 K mi Q 6 11 is ecu eenlg beproefd ra I d d «l oin gerechten, groenten, vleezen, soepen, sausen, ragout?, oogenblikkelijk een krachtigen aangenatnen geur en smaak te geven. Keu Itleine hoeveelheid druppels z|jii voldoeade. Verkrijgbaar bij alle soliede kruideniers en comestiblesaandelaren. MAGGI's onderscheidingen: 5 groote Prijzen, 30 Goudei Medailles, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1691 en 1901 Werddtentowstelling Parijs. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HÜRV, AmstertLira. liiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiiiiiitiuiiiiiiiHiMiiiiiiniiiii lINIItMIIIIllllllllllllUIIIIIIlll 1IIMIMIIUIMMII IM 1 1IMMIII1I IIHHIItnilllM 111 1 IIIIIIII Of 1 1-^ V^>/ -1?t tiiiiiiiiiMiiiniMiiiiiiiMiHiiiiiiiiMittiiiiiiMiiiiiinMiiiiiniMiiiiiiiiiiiiiiniiiiiniiiiiiniiiiiiMiiiiiiiitiui iiitiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiinii Ml-^ . ^^ < | .......... *-<<« 1 m f^J ? 1 " ^ " ~*t) iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiriiiiiiniKiiiiiiiii ? iiirnuiniM Moreiti. Wij allen kennen ze, ze hebben ons genot ge geven, die kleine, waarachtige kunstwerkjes, komend allen uit de hand van hem, wiens naam hierboven staat. En hebt ge nmaal genoten, van wat hij u biedt,biedt in die grijze bustetjes vanpijpaarde, zoo vol goedmoedigen humor soms, vol satyre 'n ander maal, maar toonend onder allen vorm, 't fijn, 't gezond-voelen van den naaker, dan zijt ge voor uw leven gekomen onder den indruk van zijn werk, en zult ge 't nooit verwisselen met dat van anderen. Moreiti ... Zeker, wij allen kennen z'n arbeid ... Niets echter, niets weten we van d«n man die 't wrocht... Toch is Moretti's geschiedenis een, die u brengt tot grooter bew-ondèring voor den kunstenaar, een, die, zoo ge daarbij, gelijk ik, 't voorrecht hebt gehad van een persoon lijke kennismaking, u een Hoe-is-'t-mogelijk" afdwingt. En deze uitroep, te meer natuurlijk ia hij, waar Moretti-zelf 't een wonder acht, gen werk der voorzienigheid", dat hij niet is ten onder gegaan, niet ver komen is, als zoovele duizenden, gelijk hij verwekt in atmosfeer van diepste, m eestafschuwelijke armoe en van al wat daarmee onvermijdelijk samen gaat. Een kunstenaar is gegroeid uit 't kind, geboren van een reeds oudere, door mishandeling krachtelooze moe der, en een bruut-vader, die óók 't. zwakke, bloedarme wicht van hegin-af, maakte tot mikpunt van woedekoeling. Nauw vermochten de z-wakke beentjes 't gaan, nauw verstond de mond 't staamlen, of geld moest worden ingebracht door 't nog geen vier jaar oude knaapje, en kwam hij thuis met lêege hand dan ... al, weten de meesten »kchtt uit boeken wat dat leven is" alzoo onze Italiaan hieromtrent blijv' elk détail bespaard. ?»-Met vijf jaar stierf de vader, en Alessandro moest verder geld verdienen. Nu was 't niet, de stok, nu was 't honger, die 'hem de stad ia joeg, honger en... gebrek aan 'n bed, wat beschermend dak voor zijn zwakke moe der, voor hem zelf. Van school gaan geen sprake; maar.. . evenmin van 'n samenspannen in 't kwaad met de andere proletariërskinderen . .. Ales sandro Moretti heeft geen spoor van jeugd gekend, maar is dan ook onbesuiet gebleven van den kanker, waarmee schier elk wezen behebt is dat 't leven ontvangt uit dien poel, ontstaan door eeuwenoude sociale misstanden. Dat hij vrij bleef van dien verpestenden invloed, dat dankt hij aan twee karakter eigenschappen. Ten eerste was 't zijn onltsbare wetens- en werkensdorst, die hem by nacht met kaarsstoinpjes geheel alleen 't lezen en schrijven zich deed eigen maken, om dildma met twaalf, dertien jaar, Dante, Schil ler, Göthe, Shakespeare, zij 't dan ook in vertaling, voor zoorer 't do vreemdelingen betreft in zich op te nemen. De tweede goede engel heette : trots. Trotsch is Moretti; hem leidt die trots, die, maar <U IK velen onder de bezittenden vreemd, tóch de nige hooge is. Alessandro ziet er geen schande in, veeleer 'n eer, dat hij, de uit ellende geborene, zich geheel door eigen-kunnen heeft opgewerkt tot mensch, tot kunstenaar . . . n ... dat hij noch nooit gebedeld, noch . . . geslolen heeft". Geslapen heeft hij en heeft zijn moederin 't hooi, geslapen op kastanjebolsters, als in den oogsttijd, daar ginds in de ruwe Apenijen, alles, klein en groot, werk kan vinden, werk tegen minimum loon, by' 't inhalen van den kastanjeoogst. Geslapen heeft Moretti onder 'n afdakje, met als hoofdkussen t mandje met beeldjes, waar van den volgenden dag verkocht moest worden, wilde wér niet de nacht onder blooten hemel worden doorgebracht . . . Van alles deed 't wakkre kereltje, om aan den kost te komen; van daag hoog in de bergen bij een boer, dan weer in de steden, lucifers, zeep, beeldjes verkoopend ... en tóch . . . al van hél klein kind af, zoodra hij'n stukje klei in handen kon krijgen, boetseerend, zoekend weer-te-geveri de trekken van hen, die hem op zijn zwerftochten trollen. Zelfs vóór den dood zijns vaders was hij reeds begonnen uiting te geven aan zijn aangeboren talent en... had er menigen houw voor opgedaan. Of niemand zich dan ernstig interesseeren wilde voor den begaafden jongen? Hij leefde niet in den kring waarin men maecenassen ontmoet. Kerst later werd hem nu en dan aangeboden als academie-leerling zijn groot talent systematisch Ie ontwikko len . . . maar tóen, tóen was in hem te veel ontwikkeld de, Bohémien, toen zag hij te zeer er tegen op, om een jaar lang en mér, iri dezelfde stad op dezelfde plek te werken, te studeeren ... 't Kustelooze had hem gegre pen ... 't rustelooze zal hem nooit weer loslaten. Toen zijn moeder, na smartelijk lijden was heengegaan en Moretti, a's zeer jonge jongen totaal alleen in de wereld stond, toen verliet hij Italië, trok naar Spanje, naar Frankrijk, naar Duitschland, naar Holland en... hij had succes met de plaatsing van zijn kunstwerkjes. Men zag, voelde 't typische van zijn werk. Yin zoo bleef hij hier, daar, zocht z'n klei te bemachtigen en werkte voor meestal niet meer dan n lirma in elke stad. Zijn vroegrijpe levenservaring deed hem steeds dengene uitzoeken, die 't best zijn werk zou apprccieeren en do beste clientèle er voor had. In Amsterdam is 't de firma Focke en Meltzer, die hij tot heden voor Holland den al leen verkoop van zijn beeldjes afstond. Maar ook in Keulen en andere plaatsen kan men ze maar in n magazijn vinden. -<ip 't oogeriblik maakt Moretti hier in Londen portretten naar de natuur, d. w. z. voor een betrekkelijk zér laag bedrag maakt liij uw buste, mits... ge in EaiTs Court in zijn miniatuur-werkplaatsje wilt poseeren. Verlangt ge, dat hij bij u aan huis arbeide zooals b.v. graaf zu Eulenberg in Berlijn hem zulks verzocht of wilt ge een grooter formaat, dan wat hij gewoonlijk maakt, dan wordt als kunstwerk de zaak vél vél duur der betaald. Ook in 't Noorden had Moretti veel succes en koning Oscar van Zweden heeft zijn werkplaats opgezocht om voor den Italiaan te poseeren. En nu meent ge, dat wat ik daar mede deelde, zoo een, twee, drie, bij wijze van zelf verheerlijking of van reclame mij door den nu vijf-en-dertig-jarigenMoretti is opgedreund? Niets ligt minder in zijn aard ... hij ver foeit elke reclame, en 't is zijn groote jovialiteit, zijn naïve goedhartigheid, die hem er toe bracht, mij toe te staan om, wat ik te hooi en to grus van hem vernam," bijeen te garen en ... 't den volke te verkonden. Naïef eenvoudig en goedhartig, dut is Moretti; hij kan geen lijden zien zonder m te lijden. Hij, die aan den lijve gevoeld heeft, wat armoe is, hij helpt waar hij kan . . . Ik geloof 't is een te groote gevoeligheid der zenuwen" zei hij, toen dit diep treurige onder werp : sociale ellende eens ter sprake kwam en hij verklaarde, dat 't lijden van mensch en van dier hem physieke pijn gaf. Te wen schen waren 't, dat recht recht velen, die nu van deze .. . kwaal" zoo bitter weinig speuren, eens duchtig onder haar invloed kwamen ! Ik hoop met dezen schets den mensch en den kunstenaar Moretti, nader tot den bewon deraar van diens arbeid te hebben gebracht, en al" zal de zoozeer sympathieke Italiaan, mij verwijten, dat ik te veel hem ophemelde, ik weet, dat ik niets gaf dan zijn waarheids getrouw, zij 't dan ook maar vluchtig beeld. Londen. VKOU\VKE. TMpflacliteiiis TI meir, Elisuyanüaluar. (Ingezonden). Met weemoedigen eerbied breng ik hier mede mijne hulde aan de onvergetelijke vrouw, die ik meer dan twaalf jaren het voorrecht lieb gehad van nabij te kennen, die mij in moeilijke omstandigheden tot steun en be moediging is geweest on ten allen tijde tot een ideëele opvatting van dit leven en een vast geloof aan eeue hoogere wereld heeft opgewekt. Wanneer ik er over nadenk, hoe weinig de goede wil, het groote talent, de ontzachelijke werkkracht van Elise van Calcar waar deering hebben gevonden en hoe weinig notitie men over 't geheel van hare geschriften neemt, terwijl zoovele litteraire prullaria worden opgehemeld, kan ik een gevoel van wrevel niet onderdrukken en zou^ aan de tijdgenooten het woord van den dichter Fred. van Eeden willen toeroepen (Ge) trapt een diamant in 't zand, en blikkert met wat glas!" en dan moet ik onwillekeurig de vraagstellen en trachten te beantwoorden: »Wat is toch de reden, dat zulk een eminente persoonlijkheid niet meer invloed heeft uitgeoefend? Draagt haar mtellekt de schuld ? Haar karakter ? Men .heeft aan Elise van Calcar inkonsequenties, vooral wat theologische opvattingen betreft, verweten. ? Voor de rechtzinnigen ging zij te ver, voor de vrijzinnigen niet ver genoeg. Het zij zoo. Maar weet men wel, hoeveel moeite het kost, zich aan de suggestie van eeuwenoude denkbeelden ook maar eerii^szins te ontworstelen? En zouden die k'onsequente geesten het ooit zoo Ver hebben ge bracht, wanneer niet mindtr konsequente voor hen de baan hadden gebroken? Elise van Calcar had eene enorme wils kracht en is van de fouten, die daarmee bijna onafscheidelijk gepaard gaan, niet vrij gebleven. Zij had een ontsachelijke werkkracht (meer dan honderd geschriften zijn door haar uitgegeven), maar de opmerking schijnt ons gegrond toe, dat zy te veel heeft willen doen en vaak ook de uitwerking van datgene over nam, waarvan zij niet dan de leiding had moeten op zich nemen. Wij durven de kritiek onder de oogen te zien, inde vaste overtuiging, dat eene eminente persoonlijkheid er door wint. Zoo ooit, dan geldt het schoone Turksche spreekwoord : De sultan is rijk genoeg om nu en dan een slag te verliezen." Het zijn trouwens ook niet de gebreken, waardoor Elise van Calcar- den afkeer van zoo velen heeft opgeivekt. Met meer gebreken en minder gaven wordt men nog algemeen bewonderd. De reden va-n de schromelijke verguizing dier groote vrouw ligt wij weten het maar al te goed in hare bemoeiingen op spiritistisch gebied. Eri daarom juist treft ons die verguizing zoo smartelijk. Want al verwerpt men het principe, waarvan zij uit ging, of al oppert men bezwaren tegen hare wijze van uitwerking, dit ontslaat niemand van de plicht, om voor de geestkracht, .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl