Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMIER
A°. 1904,
WEEKBLAD VOOB NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit Wad i» verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover bet Graad Café, te Parijs.
Zondag 4 September.
Advertehtiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel » 0.40
AüDonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSB te Keulen en door alle filialen dezer firma. De IM-IJS per regel is 35 Pfennig.
I M H O 17 »:
TAK VEBKE EN VAN NABIJ: Drie dooie
letters, I, door v. d. Pol. Militaire uitgaven,
herhalingsoefeningen en militaire nonaens, door
G. de J., met Naschrift' TMI de Bed. Briefen
uit Nieuw-Nederland, I, door A. E. M. 8. te Laer.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Vrijheid Tan
den «beider, door O. KOMSTEN LETTEREN:
Collectie Wisselingh, (PoJchri Studio), door
Plas?chaert FEUILLETON: Het Oordeel, I, van
Marie Tbieiy. Het eigene, door dr. J. B. Sche
pers. Onderwas, II, (slot), door dr J W. Beek
VOOB DAMES: Op school en in hm», IV, door
Egb. C. v. d. M» dele. Miniatuurljes, door
Vronwke. Allerlei, door Caprice. William
Morris Kunst en Maatschappij, (met af b), door W.
Steeuhoff. Soestdflk, I, door J. H. T.
Dodeweerd. DIT DE NATOER: door E. Heimans.
«HANCIEELE EN OECONOMI3CHE KRONIEK
door D. Stigter. BOEKAANKONDIGING.
SCHETSJE: Op het slagveld. INGEZONDEN.
DAMBÜBBIEK SCHAAKSPEL PEN- EN
POTLOODKBA83EN. ADVEBTENTIEN.
Drie doode letters.
I.
De publicist, die nu een jaar of vijf
tien geleden, in Indiëhet woord auto
nomie" dorst uit te spreken, gold in de
fficieele wereld voor een gevaarlijken
raddraaier. En ook thans nog haalt de
groote- meerderheid de schouders op over
zulk al te onnoozel" denkbeeld. Toch
bestaat er sinds 23 Juli 1903 een staats
blad, volgens welk bij het
regeeringsreglemènt van Ned. Indiëzijn ingelascht
de drie artikelen 68 a, b en c, die bij een
financieele decentralisatie voornamelijk
ook ten doel hebben, _de Indische bur
gerij op tévoeden tof een zichzelf
bestarende.
Er zijn dus voor Indiëtwee elementen
in de wetgeving gebïacht, die moeten
voeren" tot autonomie; n.l. de decentralisatie,
- d. i. overdracht van bevoegdheden van
het centraal gezag op de lagere bestuurs
organen ; en de medewerking van
de burgerij tot behartiging van de publieke
aangelegenheden. Twee elementen*?zoo
verklaart de regeering r die wel niet
noodzakelijk bij elkaar behooren, doch
die elkaar aanvullen. En zoo ver
klaarde de minister van koloniën op 26
Mei 1903 in de Tweede Kamer, en het
is wel noodig zulke uitspraak komende
uit dien mond goed in het geheugen te
beitelen een belangrijk deel in het
regelen van eigen aangelegenheden... is
niet slechts noodig voor een doeltreffende
voorziening in locale behoeften, maar ook
een eisch van billijkheid. Het gaat niet
aan om de ingezetenen van Ned. Indi
steeds in een toestand van politieke on
mondigheid te laten. Het is tijd dat van
de goede, degelijke, kundige elementen in
die maatschappij geprofiteerd worde bij
de behandeling van belangen, die hun
het naast aan het hart liggen en tot
welker beoordeeling zij het best in staat
zijn"
De vooruitstrevendste politicus zou het
niet beter kunnen zeggen, dan deze adept
van dr. Kuyper. Na zulk getuigenis
zal dan ook wel niemand meer aan over
drijving denken, wanneer er sprake is van
Indische onmondigheid.
Bij het inzicht, blijkend uit de geci
teerde woorden, kan het niet bevreemden
dat minister Idenburg het
decentralisatieontwerp van zijn voorganger Yan Asch
van Wijck overnam, zij 't dan met
eenige wijziging. De financieele decentra
lisatie, in het oorspronkelijk ontwerp op
zichzelf staande, werd vastgekoppeld aan
de instelling van raden van gewesten
of gedeelten van gewesten." Men kan dit
allicht nemen voor een verbetering, mits...
er werkelijk van die raden zullen komen.
Dit laatste nu hangt geheel af van de
wijze, waarop de minister en de Indische
autoriteiten gebruik maken van de hun
in deze verleende zeer ruime machts
delegatie. De Nederlandsche wetgever
heeft toch niets meer dan een principieele
beslissing gegeven, voor de praktijk alles
overlatend aan de te nemen maatrege
len van algemeen bestuur.
"Want, nadat deze quaestie ruim een,
eeuw achtereen aan de orde is geweest;
zelfs reeds principieel was opgelost vóór
1830, toen toch Willem I generaal Van
den Bosch instrueerde tot het nemen van
decentralisatie-maatregelen; zelfs meer
dan eens belichaamd werd in latere voor
stellen, o.a. in het ontwerp-Yan Dedem;
nadat er dus in verschillende tijden
en omstandigheden uitgebreide studies
over gedaan zijn, tastten in 1903 regee
ring en parlement nog dusdanig in het
duister rond, dat aan geen concreet voor
schrift in de decentralisatie-wet te den
ken viel.
Maar geen nood! Ambtelijke toewij
ding zou in alle leemten ruim voorzien.
De minister was overtuigd verklaarde
hij, en de Kamer hoorde dat aan, zonder
uit den ernstigen plooi te geraken!
dat de groote meerderheid van de
bestuurs-ambtenaren, niet slechts omdat het
moet, inaar met volkomen toewijding zal
medewerken om datgene in te voeren
wat geacht wordt te zijn in het belang van
Ned. Indiëin 't algemeen, en van de
ressorten, die aan haar bestuur zijn toe
vertrouwd in het bizonder."
Nu krijgen deze bestuurders wel niet
eer de vrije hand, vóór er een stel
algemeene verordeningen zal gearresteerd
zijn, maar zoowel bij den
gouverneurgeneraal als bij den Raad van Indië, en
ook bij hen, die in eerste instantie met
het gereedmaken zijn belast van de maat
regelen, die noodig zijn voor de invoering
dezer decentralisatie, (zat) de zeer warme
begeerte (voor), om zoo spoedig als dit
met een koel hoofd mogelijk (was) een
begin te maken "
volgens deministerieele overtuiging"
gloeide men dus in Indiëvan decen
tralisatie-ijver!
Dit klopte echter al zeer slecht met
de verklaring der Indische regeering, dat
de decentralisatie niet uit te voeren is
zonder eerst een speciale boekhouding
aan te leggen, .die eenige jaren moet
werËBn. Dit natuurlijk om de bedragen
vast te stellen, die voor plaats of gewest
van de algemeene middelen moeten wor
den afgezonderd voor de locale diensten.
Wanneer de Indische autoriteiten met
zulke bezwaren komen aandragen, weet
iedereen die officieel Nederlandsen ver
staat, hoe laat het is..., ook, en vooral,
een minister van koloniën. D*n is het
noodig om tegen zulk een als non
possumus" bedoeld bezwaar, dwingend
op te tredenv
Nu is er in deze slechts n dwingende
macht denkbaar: n.l. de wetgevende, die
tot in de kleinste bizonderheden haar wil
beteekent. Dit brengt ongetwijfeld groote
technische bezwaren mee. Wij willen
decentralisatie en gewestelijk en plaat
selijk zelfbestuur, dan, daar en zóó,"
dit hebben de regeering en de
StatenGeneraal niet zoo durven voorschrijven.
De minister moest maar handelen naar
omstandigheden.
Men maakte dus de decentralisatie en
burgelijke medewerking aan het bestuur
slechts mogelijk, doch regelde deze dingen
niet.
Deed men anders, ging men in
legislatieven zin verder, dan zou dit vol
gens den heer Cremer worden
centraliseeren in 't groot" in Nederland,
decentraliseeren in 't klein" in Indië.
En zoo is het. Maar dan dient men ook
consequent te zijn, en zij 't dan
voorloopig slechts in beginsel! ruiterlijk
te verklaren, dat wetgeven voor Indi
in Nederland niet langer meer mag plaats
hebben. Dit toch blijkt telkens meer
practisch onmogelijk; afgezien nog
van het feit, dat verreweg het grootste
deel der Nederlandsche wetgevende
macht bot-onverschillig is voor zijn
Indische taak.
In de leemten van de wet de uit
voering van de drie nieuwe artikelen
van het Indisch regeerings-reglement
zal nu worden voorzien door een konink
lijk besluit, den Raad van State gehoord.
Daarna kan de wetgever in Indiëover
gaan tot het maken van ordonnancies,
volgens welke alle bizonderheden voor
ieder gewest of plaats zullen geregeld
worden.
Tot het voorbereiden van dit alles
heeft de minister het niet willen laten
aankomen op de diligentie van de Indi
sche regeering. Wel-is-waar beschikt
deze in het onderwerpelijke geval over
wagonladingen gegevens, zoodat men ge
neigd is te meenen, dat binnen iederen
termijn een degelijke concept-regeling te
maken is. Wat er echter gereed zij,
een speciale boekhouding" een werk
van eenige jaren" ontbreekt. En het
is gezegd: zonder deze gaat het niet.
Hoe noode dan ook(?), onze
decentralisatielievende en naar buiten-ambtelijke
medewerking smachtende (!) hooge In
dische ambtenaren moeten hun ijver nog
wat intoomen.
Opdat het echter met die intooming
niet al te veel vaart zal loopen, is er
dan een ongetwijfeld volijverig
regeerings-commissaris naar Indiëge
zonden ; iemand, die het klappen van de
zweep kent, n.l. jhr. O. Yan der Wijck,
laas'telijk directeur van onderwijs,
eercdienst en nijverheid. Gewapend met
een regeerings-instructie met welks
samenstelling ruim vijf maanden gemoeid
waren ! moet deze vorstelijk bezoldigde
missionaris den ingetoomden ijver toch
wel wat .prikkelen.
Reeds binnen het jaar, du» met
bekwamen spoed"! heeft de
gecomitteerde dan geleverd een ontwerp voor
een plaatselijkeh raad te Batavia. Dat
kostelijk stuk schijnt tot stand gekomen,
onafhankelijk van een speciale boek
houding" wat haast van zelf spreekt.
Lukt het nu met dien raad, dan is er
volgens proefondervindelijke gegevens
een koninklijk besluit te maken, waarin
voor heel Indiëde hoofdlijnen" voor
de plaatselijke of gewestelijke zelf besturen
zijn vast te stellen.
(Slot volgt.) v. D. POL.
Militaire uitgaven, herhalings
oefeningen, en militaire nonsens
Onder deze drie opschriften komen in
De Amsterdammer van 21 dezer een
drietal stukken voor, het eerste van * * *,
de beide laatste van L. M. J.
Het eerste stuk, goed geschreven en
degelijk van inhmd, wijst er op, dat de
uitvoering der Militiewet pp den
tegenwoordigen voet de financieele krachten
der natie te boven gaat. We vreezen
echter, dat het den schrijver wel niet
gelukken zal, die opdrijving der militaire
uitgaven onder dit Ministerie te remmen.
De militaire uitgaven n.l. worden voor
verreweg het grootste deel beheerscht
door: de vredessterkte. En deze weder,
door het aantal maanden gedurende welke
men den milicien voor eerste oefening
onder de wapenen houdt.
Het kan genoegzaam bekend worden
geacht, dat de Premier* & dit opzicht
machteloos staat tegenover den Minister
van Oorlog, die als hij maar even laat
doorschemeren van te zullen werkstaken,
elk oogenblik dit Ministerie in de grootste
ongelegenheid kan brengen.
De Militiewet spreekt van een eersten
kazernetijd van ten hoogste 8'/2 maand.
Dat maximum der Wet wordt, geheel
onnoodig, alvast elk jaar gebruikt.
Geheel onnoodig. Als in het eind van
September de najaarsoefeningen zijn
afgeloopen, heeft een langer kazerne verblijf
voor de miliciens geen zin en geen nut
meer. De viermaanders gaan dan, als
volkomen goed afgerichte soldaten naar
huis. De achtmaanders (die al 21/2'maand
vroeger opkwamen), moeten en zullen
nog 2 maanden langer oefenen." Oefenen
op een manier d;e het laatste greintje be
langstelling verdwijnen doet, en dem
«ompagnies-comniandanten dagelijks hoofd
breken kost, om er zoo mogelijk nog een
tintje ernst aan te geven. Oefenen in
allerlei onmogelijke manoeuvretjes, waar
bij zeven achtsten der troepen door TÏaggem
gemarkeerd wordt, en' waarbij zelfs de
beste en meest ambitieuse officieren de
dienst met ellen de keel uithangt!
Men kon heusch zonder eenige schade
voor de oefening, de lichting na afloop
der najaarsmanoeuvres naar huis zenden.
Zooals trouwens overal elders geschiedt.
Men heeft hier evenwel te doen met
de idee fixe, van het Nederlandsen mili
tair conservatisme, en als niemand in
't regeeringscollege kans ziet daartegen
op te tornen, zullen de klachten over
het schromelijk opgedreven oorlogsbudget
niet baten, zoomin nu als een volgend jaar.
Ook in het stukje over Herhalings
oefeningen" schuilt waarheid. Die oefe
ningen konden zonder bezwaar worden
verkort. Dat er bijv. een dag heengaat
met het kleeden" en wapenen" der
opgekomen lichting, ware in eens
wegeenomen, als de miliciens, zooals in
Zwitserland, hun kleeding en wapens
thuis hadden. In Zwitserland ziet men
schrijver dezes woonde het pas enkele
weken geleden nog zelf bij ? aan het
station een massa volledig bewapende
en uitgeruste soldaten, kader en officieren
uitstappen, zich naar de kazerne begeven
op 't appel, en al enkele uren na aan
komst van den trein een oefening in de
gesloten exercitie houden. Hun herha
lingsoefening is ia tien dagen weer
afgeloopen.
Bij ons moeten de wapens worden
ontvangen, de pakjes worden nagezien,
de achtergelaten kleeding gepast en
frootendeels naar den kleermaker
geracht worden voor verwijding." Andere
kleeding moet worden vernieuwd. En
dat alles op de Nederlandsche,
wijdloopige, veel tijd en papier kostende,
peutermanier.
Ook de stemmen die in dit opzicht op
hervorming aandringen, roepen al sedert
jaren als in de woestijn."
Een leelijk stukje daarentegen vinden
we No. 3, getiteld Militaire nonsens."
De afstand van Naarden naar
Nieuwersluis is minder dan 30 K.M. en wordt
dus altijd marcheerende afgelegd. Wat
I»H men wel zeggen, als het legerbestuur
de militaire uitgaven nog eens opdreef,
door ook voor zulke kleine troepenver
plaatsingen dadelijk spoorwegvervoer te
bezigen ?
Dat het dien dag erg warm was, is
toch niet de schuld van de militaire
overheid ?
Yoorts moet worden in aanmerking
genomen, dat de verplaatsing van een
compagnie vestingartillerie van Naarden
naar Nieuwersluh geen oefeningsmarsch
was, doch eenvoudig een verplaatsing.
De kapitein verplaatste zich over een
deel van den weg per rijwiel, is dat nu
zoo'n grief? Weet L. M. J. wel, dat als
de soldaten thuis komen, en hun gemak
kunnen nemen, er voor dien kapitein
nog verscheidene uren arbeid ligt te
wachten ?
De ransels moeten natuurlijk door den
man worden gedragen. Op den rug. In
Nederland hebben we daar geen aparte
koelies voor, en werkelijk, de ongegronde
klachten hierover in het derde stukje,
bederven o. i. veel van den indruk dien
de voorafgaande zeer juiste opmerkingen
hadden gemaakt.
We zouden daarom hen die er iets aan
doen kunnen, kamerleden in de eerste
plaats, willen aanbevelen, na lezing, de
beide eerst aangehaalde stukjes nog eens
te herlezen, doch het derde maar voor
notificatie te nemen.
G. DE J.
Zijn we het met de opmerkingen van G. de J.
eens, de laatste worde hiervan uitgezonderd:
hetgeen hij schrijft betreffende de volgende
uitlating van L. M. J. in het nummer van
21 Augustus. t
Es dan dient dan ook inderdaad gebrand
merkt te worden, n.l. de marsch op Zaterdag
30 Juli van Naarden over Bussum, Walden,
'gGraveland, Kortenhoef, Oud Loosdrecht,
langs fort Spion" naar Nieuwersluis. Aan
vangende 7 uur 's morgens, werd N. bereikt
onder de ondragelijkste hitte (van 's
Graveland is de weg geheel zonnig) te l uur in
den middag. Als men zich even dien Zaterdag
herinnert en vooral niet vergeet hoe de be
pakking is: lange zware blauwe kapotjas,
dito onmogelijke broek, en nog onmogelijker
sjako als hoofddeksel, verder op den rug
ransel met vetlaarzen, koppel, broodzak, en
geweer aan den schouder, zal ieder wel toe
geven, dat 't niet uit te houden was. Bij
massa's vielen dan ook de lui neer, voor het
leven van n persoon was men zelfs zér
bevreesd. Had men niet gebruik kunnen
maken ten alotte van 'n bierkarretje, dat
achter den troep toevallig aanreed, 't aantal
slachtoffers ware oneindig grooter geweest,
want 'n aantal wierp daar z'n uitrusting op
en sjokte toen zooveel mogelijk mee, .alhoe
wel 't bijna niet te doen was, daar van de
meesten de voeten totaal stuk waren. En de
man die dien marsch had gecommandeerd,
kaptein v. Vuren (welke niet noodig was, want
de 9e Comp. ging zonder ronsel naar U. en keerde
terug met 'n boot) ging iii 't lichtste pakje
van Walden" per fiets naar N.
Zoo ziet men weer; commandeeren doen
ze, zélf wagen ze d'r beenen 'r niet aan. En
't zelfde valt te melden van de Infanterie,
lichting 98; deze kwam Woensdag 4 Juli
te A'dam op eii liep Jtonderdag 5 Juli van
A. naar Nieuwersluis. Terwijl te N. is ge
commandeerd : voor den troep zonder ransel"
liet men die menschen 't weer sjouwen van
's morgens 7 ongeveer tot 2 a 3 uur in den
middag. Xog loopen ze mank en pijnlijk,
de arme kerels."
Dat het volstrekt onnoodig is, ook al beschikt
men niet over koelies, de manschappeu op
een snikheeten dag aldus af te beulen, wordt
door G-. de J.'s schrijven o. i. allerminst weer
legd. Men had den marsch kunnen doen aan
vangen 's morgens vóór dag en dauw, of
's avonds tegen zons ondergang. En het leger
beschikt over genoeg vervoermiddelen om
ransels enz. per as te verplaatsen", terwy'l de
soldaten in hun onpractische kleeding te voet
zich bewegen. Bovendien, de kosten van een
vervoer te water dier ransels enz. zijn waarlijk
al zeer gering. Langs de Vecht zijn de scheepjes
en schuitjes niet schaarsch!
En of het nu zoo erg is, dat de kaptein in
een luchtig pakje op de fiets reisde T Och neen,
maar we kunnen ons toch wel voorstellen,
wat er in het gemoed van den soldaat om
gaat, die belast en toegetakeld, in een hitte
om te smoren, van dat ritje getuige moet zijn.
't Was o. i. zelfs zeer verstandig van den
kaptein, dat hij aan zijn flets heeft gedacht,
alleen er had ook iemand behooren te zijn,
die er voor had gezorgd, dat de manschappen
zich iets gemakkelijker konden bewegen.
Maar de overweging: hoe zullen wij onzen
ondergeschikten het soldatenleven, zoo min
mogelijk onaangenaam, trachten te maken...
schijnt in het leger nog wel wat veel te
ontbreken.
EED.
Brieven nit Nieuw-Nederland.
Oud-Nieuw Amsterdam,
den 12n van Oogstmaand, 1904.
Sinds een halve eeuw hebben President,
land en volk niet zulk een tijdperk
van onspoed beleefd als hef thans voor
komende. President Roosevelt de
omnis homo" en evenknie van
Gtrman William." Autokratie en im
perialisme worden Brotker Jonathan1 s
telgen te machtig. Allerlei buiten- .
landsche demonstraties. Moeilijk
heden met Roodhuiden. Lakschheid
van den Petersburgschen gezant.
De verongelijkte mijnwerkers van
Colorado. Ondoeltreffend optrelen van
den opperpriester der Republikeinen.
Geen Wall Street fondsen voor de
campagnekas. Steeds verergerende
werkstakingstoestanden. Ontzettende
bedragen in den arbeidsstrijd verloren
gaande. ??Inkomelingen meer dan
ooit het schuim van Europa. Aan
slagen van Italianen. Onveiligheid
erger dan immer tevoren. Buiten
gewone duurte van levensmiddelen.
Slechte vooruitzichten van het belang
rijkste oogstproduct.
Elkeen, die niet blind is door chauvinisme,
of in casu niet erger imperialist is dan de
chief-imperialist" van het Witte Huig
erkent het hoogst bedenkelijke der thans hier
heerschende toestanden.
Hoewel natuurlijkerwijze tijdens den
voorpostenstrijd aan den vooravond van den
grooten verkiezingsveldtocht de oppositie
pers fel gestemd is, behoeft men zelfs maar
de meest bezadigde Republikeinsche organen
te hooren oordeelen over wat de statenunie
en haar hoofd thans doorleeft, om te erken
nen, dat sinds den burgerkrijg hier-inder
daad geen kwader tijdperk voorkwam.
President Eooseveït's wederwaardigheden
zijn grootendeels van persoonlijken aard te
achten. Even als bij zijn Europeesch even
beeld doet zich bij Roosevelt telkens weer
de neiging gelden autokratisch en imperia
listisch op te treden. Zulke hebbelijkheid
moet echter op den duur in deze republiek
tot zijn nadeel uitkomen.
In overeenkomst met German "William"
bedisselt onze Yankee omnis homo vooral
graag alles zelf. Hij schijnt zichzelf in staat te
achten alles aan te pakken, daarbij niets te
gering achtende yoor bemoeienis vanwege
het landshoofd, en evenmin iets als te machtig
aanziende, om van zijn standpunt in te
grijpen. Hij is daarenboven druk in de
weer, om, waar hij al niet metterdaad gaat
optreden, minstens toch zijne inzichten op
te dringen als onfeilbare heilmiddelen. Zijne
vermaningen gaan zoowel uit tot
handwerkslui als tot landbouwers, tot bankiers als tot
huisvaders. Men verwondert zich, dat hij
tot dusver nog niet voor den dag kwam
met raadgevingen aan kraamvrouwen, waar
hij den volke immers kortelings vermaande,
met hand en tand te streven naar groote
gezinnen, om niet te vervallen in het euvel,
dat door hem voor niets minder dan ras
zelfmoord (race-suicide) werd uitgekreten.
Een man, die zich bemoeit met zooveel,
dat hem feitelijk niet aangaat, moet natuur
lijk in allerlei moeilijkheden komen en teven»
heel wat last veroorzaken. Hij overschrijdt
dan ook meermalen de perken van zijne
bevoegdheid en komt in botsing met het
Congres, welks macht hij o. a. ergerlijk tekort
deed in de Panama-kwestie, alsook door alle
overlevenden van het Unieleger uit den
burgerkrijg (1861?'65) bij maatregel van
inwendig bestuur te pensioneeren. Boven
dien verwijt men hem deswege, dat dit
misbruik van macht alleen strekte, om deze
leden der Grand Army of' the Republiu"
als kiezers aan zich te verplichten.
Geen wonder dan ook, dat, temeer nu de
Demokraten hunne keuze vestigden op een
uitstekend man als Alton Brooks Parker,
die steeds meer voor zich inneemt door zijne
wijze van optreden, in verband met zijn
politiek program, de kansen der
Republikeinen aanmerkelijk verminderen. Menig
Republikein van beteekenis wordt dag aan
dag zelfs openlijk vermeld als zich te hebben
verklaard tegen Roosevelt's kandidatuur,
door als beslist voorstander van Parker op
te treden. Bryan, de Radikaal-Demokraat
en vrijzilyerman, die, als dwarsdrijver in
zijne partij gedurende een dozijn jaar, als
indirecte bate door de Republikeinen werd
beschouwd, heeft zich, met zijn machtigen
aanhang tot steun, openlijk voor Parker
uitgesproken.
Wat tal van Yankees ook ten zeerste
hindert, is Roosevelt's aanhoudende
buitenlandsche hokuwdegen (big stick) politiek.
Nog tuiten ons de ooren van de machtige
woorden, die naar Tanger werden
overgeseind, om den Marokkaanschen roover te
bedwingen: Perdicaris alive or Raisouli
dead", terwijl er alweer naar enkele andere
richtingen met geweldmaatregelen wordt
gedreigd.
Enkele dagen geleden ging er van
Roosevelt een machtige vermaning uit aan Gastro,
om de beslagslegging op de New-Yerk and
Bermudez Asphalt Company" ten spoedigste
op te heffen. Hoeveel Yenezuela ander»
ook op het geweten moge hebben, van meer
dan n onpartijdige zijde wordt staande
gehouden, dat hier terdege redenen aan
wezig waren, aangezien in verschillende
opzichten deze maatschappij hare overeen
komst niet naar eisch was nagekomen, door
gecontracteerde kanalen en andere gemeen
schapsmiddelen niet te jjoen aanleggen.
Daarenboven verwijt men Roosevelt, dat
Amerikaansche oorlogsschepen worden
be