De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 4 september pagina 1

4 september 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMIER A°. 1904, WEEKBLAD VOOB NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit Wad i» verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover bet Graad Café, te Parijs. Zondag 4 September. Advertehtiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel » 0.40 AüDonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSB te Keulen en door alle filialen dezer firma. De IM-IJS per regel is 35 Pfennig. I M H O 17 »: TAK VEBKE EN VAN NABIJ: Drie dooie letters, I, door v. d. Pol. Militaire uitgaven, herhalingsoefeningen en militaire nonaens, door G. de J., met Naschrift' TMI de Bed. Briefen uit Nieuw-Nederland, I, door A. E. M. 8. te Laer. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Vrijheid Tan den «beider, door O. KOMSTEN LETTEREN: Collectie Wisselingh, (PoJchri Studio), door Plas?chaert FEUILLETON: Het Oordeel, I, van Marie Tbieiy. Het eigene, door dr. J. B. Sche pers. Onderwas, II, (slot), door dr J W. Beek VOOB DAMES: Op school en in hm», IV, door Egb. C. v. d. M» dele. Miniatuurljes, door Vronwke. Allerlei, door Caprice. William Morris Kunst en Maatschappij, (met af b), door W. Steeuhoff. Soestdflk, I, door J. H. T. Dodeweerd. DIT DE NATOER: door E. Heimans. «HANCIEELE EN OECONOMI3CHE KRONIEK door D. Stigter. BOEKAANKONDIGING. SCHETSJE: Op het slagveld. INGEZONDEN. DAMBÜBBIEK SCHAAKSPEL PEN- EN POTLOODKBA83EN. ADVEBTENTIEN. Drie doode letters. I. De publicist, die nu een jaar of vijf tien geleden, in Indiëhet woord auto nomie" dorst uit te spreken, gold in de fficieele wereld voor een gevaarlijken raddraaier. En ook thans nog haalt de groote- meerderheid de schouders op over zulk al te onnoozel" denkbeeld. Toch bestaat er sinds 23 Juli 1903 een staats blad, volgens welk bij het regeeringsreglemènt van Ned. Indiëzijn ingelascht de drie artikelen 68 a, b en c, die bij een financieele decentralisatie voornamelijk ook ten doel hebben, _de Indische bur gerij op tévoeden tof een zichzelf bestarende. Er zijn dus voor Indiëtwee elementen in de wetgeving gebïacht, die moeten voeren" tot autonomie; n.l. de decentralisatie, - d. i. overdracht van bevoegdheden van het centraal gezag op de lagere bestuurs organen ; en de medewerking van de burgerij tot behartiging van de publieke aangelegenheden. Twee elementen*?zoo verklaart de regeering r die wel niet noodzakelijk bij elkaar behooren, doch die elkaar aanvullen. En zoo ver klaarde de minister van koloniën op 26 Mei 1903 in de Tweede Kamer, en het is wel noodig zulke uitspraak komende uit dien mond goed in het geheugen te beitelen een belangrijk deel in het regelen van eigen aangelegenheden... is niet slechts noodig voor een doeltreffende voorziening in locale behoeften, maar ook een eisch van billijkheid. Het gaat niet aan om de ingezetenen van Ned. Indi steeds in een toestand van politieke on mondigheid te laten. Het is tijd dat van de goede, degelijke, kundige elementen in die maatschappij geprofiteerd worde bij de behandeling van belangen, die hun het naast aan het hart liggen en tot welker beoordeeling zij het best in staat zijn" De vooruitstrevendste politicus zou het niet beter kunnen zeggen, dan deze adept van dr. Kuyper. Na zulk getuigenis zal dan ook wel niemand meer aan over drijving denken, wanneer er sprake is van Indische onmondigheid. Bij het inzicht, blijkend uit de geci teerde woorden, kan het niet bevreemden dat minister Idenburg het decentralisatieontwerp van zijn voorganger Yan Asch van Wijck overnam, zij 't dan met eenige wijziging. De financieele decentra lisatie, in het oorspronkelijk ontwerp op zichzelf staande, werd vastgekoppeld aan de instelling van raden van gewesten of gedeelten van gewesten." Men kan dit allicht nemen voor een verbetering, mits... er werkelijk van die raden zullen komen. Dit laatste nu hangt geheel af van de wijze, waarop de minister en de Indische autoriteiten gebruik maken van de hun in deze verleende zeer ruime machts delegatie. De Nederlandsche wetgever heeft toch niets meer dan een principieele beslissing gegeven, voor de praktijk alles overlatend aan de te nemen maatrege len van algemeen bestuur. "Want, nadat deze quaestie ruim een, eeuw achtereen aan de orde is geweest; zelfs reeds principieel was opgelost vóór 1830, toen toch Willem I generaal Van den Bosch instrueerde tot het nemen van decentralisatie-maatregelen; zelfs meer dan eens belichaamd werd in latere voor stellen, o.a. in het ontwerp-Yan Dedem; nadat er dus in verschillende tijden en omstandigheden uitgebreide studies over gedaan zijn, tastten in 1903 regee ring en parlement nog dusdanig in het duister rond, dat aan geen concreet voor schrift in de decentralisatie-wet te den ken viel. Maar geen nood! Ambtelijke toewij ding zou in alle leemten ruim voorzien. De minister was overtuigd verklaarde hij, en de Kamer hoorde dat aan, zonder uit den ernstigen plooi te geraken! dat de groote meerderheid van de bestuurs-ambtenaren, niet slechts omdat het moet, inaar met volkomen toewijding zal medewerken om datgene in te voeren wat geacht wordt te zijn in het belang van Ned. Indiëin 't algemeen, en van de ressorten, die aan haar bestuur zijn toe vertrouwd in het bizonder." Nu krijgen deze bestuurders wel niet eer de vrije hand, vóór er een stel algemeene verordeningen zal gearresteerd zijn, maar zoowel bij den gouverneurgeneraal als bij den Raad van Indië, en ook bij hen, die in eerste instantie met het gereedmaken zijn belast van de maat regelen, die noodig zijn voor de invoering dezer decentralisatie, (zat) de zeer warme begeerte (voor), om zoo spoedig als dit met een koel hoofd mogelijk (was) een begin te maken " volgens deministerieele overtuiging" gloeide men dus in Indiëvan decen tralisatie-ijver! Dit klopte echter al zeer slecht met de verklaring der Indische regeering, dat de decentralisatie niet uit te voeren is zonder eerst een speciale boekhouding aan te leggen, .die eenige jaren moet werËBn. Dit natuurlijk om de bedragen vast te stellen, die voor plaats of gewest van de algemeene middelen moeten wor den afgezonderd voor de locale diensten. Wanneer de Indische autoriteiten met zulke bezwaren komen aandragen, weet iedereen die officieel Nederlandsen ver staat, hoe laat het is..., ook, en vooral, een minister van koloniën. D*n is het noodig om tegen zulk een als non possumus" bedoeld bezwaar, dwingend op te tredenv Nu is er in deze slechts n dwingende macht denkbaar: n.l. de wetgevende, die tot in de kleinste bizonderheden haar wil beteekent. Dit brengt ongetwijfeld groote technische bezwaren mee. Wij willen decentralisatie en gewestelijk en plaat selijk zelfbestuur, dan, daar en zóó," dit hebben de regeering en de StatenGeneraal niet zoo durven voorschrijven. De minister moest maar handelen naar omstandigheden. Men maakte dus de decentralisatie en burgelijke medewerking aan het bestuur slechts mogelijk, doch regelde deze dingen niet. Deed men anders, ging men in legislatieven zin verder, dan zou dit vol gens den heer Cremer worden centraliseeren in 't groot" in Nederland, decentraliseeren in 't klein" in Indië. En zoo is het. Maar dan dient men ook consequent te zijn, en zij 't dan voorloopig slechts in beginsel! ruiterlijk te verklaren, dat wetgeven voor Indi in Nederland niet langer meer mag plaats hebben. Dit toch blijkt telkens meer practisch onmogelijk; afgezien nog van het feit, dat verreweg het grootste deel der Nederlandsche wetgevende macht bot-onverschillig is voor zijn Indische taak. In de leemten van de wet de uit voering van de drie nieuwe artikelen van het Indisch regeerings-reglement zal nu worden voorzien door een konink lijk besluit, den Raad van State gehoord. Daarna kan de wetgever in Indiëover gaan tot het maken van ordonnancies, volgens welke alle bizonderheden voor ieder gewest of plaats zullen geregeld worden. Tot het voorbereiden van dit alles heeft de minister het niet willen laten aankomen op de diligentie van de Indi sche regeering. Wel-is-waar beschikt deze in het onderwerpelijke geval over wagonladingen gegevens, zoodat men ge neigd is te meenen, dat binnen iederen termijn een degelijke concept-regeling te maken is. Wat er echter gereed zij, een speciale boekhouding" een werk van eenige jaren" ontbreekt. En het is gezegd: zonder deze gaat het niet. Hoe noode dan ook(?), onze decentralisatielievende en naar buiten-ambtelijke medewerking smachtende (!) hooge In dische ambtenaren moeten hun ijver nog wat intoomen. Opdat het echter met die intooming niet al te veel vaart zal loopen, is er dan een ongetwijfeld volijverig regeerings-commissaris naar Indiëge zonden ; iemand, die het klappen van de zweep kent, n.l. jhr. O. Yan der Wijck, laas'telijk directeur van onderwijs, eercdienst en nijverheid. Gewapend met een regeerings-instructie met welks samenstelling ruim vijf maanden gemoeid waren ! moet deze vorstelijk bezoldigde missionaris den ingetoomden ijver toch wel wat .prikkelen. Reeds binnen het jaar, du» met bekwamen spoed"! heeft de gecomitteerde dan geleverd een ontwerp voor een plaatselijkeh raad te Batavia. Dat kostelijk stuk schijnt tot stand gekomen, onafhankelijk van een speciale boek houding" wat haast van zelf spreekt. Lukt het nu met dien raad, dan is er volgens proefondervindelijke gegevens een koninklijk besluit te maken, waarin voor heel Indiëde hoofdlijnen" voor de plaatselijke of gewestelijke zelf besturen zijn vast te stellen. (Slot volgt.) v. D. POL. Militaire uitgaven, herhalings oefeningen, en militaire nonsens Onder deze drie opschriften komen in De Amsterdammer van 21 dezer een drietal stukken voor, het eerste van * * *, de beide laatste van L. M. J. Het eerste stuk, goed geschreven en degelijk van inhmd, wijst er op, dat de uitvoering der Militiewet pp den tegenwoordigen voet de financieele krachten der natie te boven gaat. We vreezen echter, dat het den schrijver wel niet gelukken zal, die opdrijving der militaire uitgaven onder dit Ministerie te remmen. De militaire uitgaven n.l. worden voor verreweg het grootste deel beheerscht door: de vredessterkte. En deze weder, door het aantal maanden gedurende welke men den milicien voor eerste oefening onder de wapenen houdt. Het kan genoegzaam bekend worden geacht, dat de Premier* & dit opzicht machteloos staat tegenover den Minister van Oorlog, die als hij maar even laat doorschemeren van te zullen werkstaken, elk oogenblik dit Ministerie in de grootste ongelegenheid kan brengen. De Militiewet spreekt van een eersten kazernetijd van ten hoogste 8'/2 maand. Dat maximum der Wet wordt, geheel onnoodig, alvast elk jaar gebruikt. Geheel onnoodig. Als in het eind van September de najaarsoefeningen zijn afgeloopen, heeft een langer kazerne verblijf voor de miliciens geen zin en geen nut meer. De viermaanders gaan dan, als volkomen goed afgerichte soldaten naar huis. De achtmaanders (die al 21/2'maand vroeger opkwamen), moeten en zullen nog 2 maanden langer oefenen." Oefenen op een manier d;e het laatste greintje be langstelling verdwijnen doet, en dem «ompagnies-comniandanten dagelijks hoofd breken kost, om er zoo mogelijk nog een tintje ernst aan te geven. Oefenen in allerlei onmogelijke manoeuvretjes, waar bij zeven achtsten der troepen door TÏaggem gemarkeerd wordt, en' waarbij zelfs de beste en meest ambitieuse officieren de dienst met ellen de keel uithangt! Men kon heusch zonder eenige schade voor de oefening, de lichting na afloop der najaarsmanoeuvres naar huis zenden. Zooals trouwens overal elders geschiedt. Men heeft hier evenwel te doen met de idee fixe, van het Nederlandsen mili tair conservatisme, en als niemand in 't regeeringscollege kans ziet daartegen op te tornen, zullen de klachten over het schromelijk opgedreven oorlogsbudget niet baten, zoomin nu als een volgend jaar. Ook in het stukje over Herhalings oefeningen" schuilt waarheid. Die oefe ningen konden zonder bezwaar worden verkort. Dat er bijv. een dag heengaat met het kleeden" en wapenen" der opgekomen lichting, ware in eens wegeenomen, als de miliciens, zooals in Zwitserland, hun kleeding en wapens thuis hadden. In Zwitserland ziet men schrijver dezes woonde het pas enkele weken geleden nog zelf bij ? aan het station een massa volledig bewapende en uitgeruste soldaten, kader en officieren uitstappen, zich naar de kazerne begeven op 't appel, en al enkele uren na aan komst van den trein een oefening in de gesloten exercitie houden. Hun herha lingsoefening is ia tien dagen weer afgeloopen. Bij ons moeten de wapens worden ontvangen, de pakjes worden nagezien, de achtergelaten kleeding gepast en frootendeels naar den kleermaker geracht worden voor verwijding." Andere kleeding moet worden vernieuwd. En dat alles op de Nederlandsche, wijdloopige, veel tijd en papier kostende, peutermanier. Ook de stemmen die in dit opzicht op hervorming aandringen, roepen al sedert jaren als in de woestijn." Een leelijk stukje daarentegen vinden we No. 3, getiteld Militaire nonsens." De afstand van Naarden naar Nieuwersluis is minder dan 30 K.M. en wordt dus altijd marcheerende afgelegd. Wat I»H men wel zeggen, als het legerbestuur de militaire uitgaven nog eens opdreef, door ook voor zulke kleine troepenver plaatsingen dadelijk spoorwegvervoer te bezigen ? Dat het dien dag erg warm was, is toch niet de schuld van de militaire overheid ? Yoorts moet worden in aanmerking genomen, dat de verplaatsing van een compagnie vestingartillerie van Naarden naar Nieuwersluh geen oefeningsmarsch was, doch eenvoudig een verplaatsing. De kapitein verplaatste zich over een deel van den weg per rijwiel, is dat nu zoo'n grief? Weet L. M. J. wel, dat als de soldaten thuis komen, en hun gemak kunnen nemen, er voor dien kapitein nog verscheidene uren arbeid ligt te wachten ? De ransels moeten natuurlijk door den man worden gedragen. Op den rug. In Nederland hebben we daar geen aparte koelies voor, en werkelijk, de ongegronde klachten hierover in het derde stukje, bederven o. i. veel van den indruk dien de voorafgaande zeer juiste opmerkingen hadden gemaakt. We zouden daarom hen die er iets aan doen kunnen, kamerleden in de eerste plaats, willen aanbevelen, na lezing, de beide eerst aangehaalde stukjes nog eens te herlezen, doch het derde maar voor notificatie te nemen. G. DE J. Zijn we het met de opmerkingen van G. de J. eens, de laatste worde hiervan uitgezonderd: hetgeen hij schrijft betreffende de volgende uitlating van L. M. J. in het nummer van 21 Augustus. t Es dan dient dan ook inderdaad gebrand merkt te worden, n.l. de marsch op Zaterdag 30 Juli van Naarden over Bussum, Walden, 'gGraveland, Kortenhoef, Oud Loosdrecht, langs fort Spion" naar Nieuwersluis. Aan vangende 7 uur 's morgens, werd N. bereikt onder de ondragelijkste hitte (van 's Graveland is de weg geheel zonnig) te l uur in den middag. Als men zich even dien Zaterdag herinnert en vooral niet vergeet hoe de be pakking is: lange zware blauwe kapotjas, dito onmogelijke broek, en nog onmogelijker sjako als hoofddeksel, verder op den rug ransel met vetlaarzen, koppel, broodzak, en geweer aan den schouder, zal ieder wel toe geven, dat 't niet uit te houden was. Bij massa's vielen dan ook de lui neer, voor het leven van n persoon was men zelfs zér bevreesd. Had men niet gebruik kunnen maken ten alotte van 'n bierkarretje, dat achter den troep toevallig aanreed, 't aantal slachtoffers ware oneindig grooter geweest, want 'n aantal wierp daar z'n uitrusting op en sjokte toen zooveel mogelijk mee, .alhoe wel 't bijna niet te doen was, daar van de meesten de voeten totaal stuk waren. En de man die dien marsch had gecommandeerd, kaptein v. Vuren (welke niet noodig was, want de 9e Comp. ging zonder ronsel naar U. en keerde terug met 'n boot) ging iii 't lichtste pakje van Walden" per fiets naar N. Zoo ziet men weer; commandeeren doen ze, zélf wagen ze d'r beenen 'r niet aan. En 't zelfde valt te melden van de Infanterie, lichting 98; deze kwam Woensdag 4 Juli te A'dam op eii liep Jtonderdag 5 Juli van A. naar Nieuwersluis. Terwijl te N. is ge commandeerd : voor den troep zonder ransel" liet men die menschen 't weer sjouwen van 's morgens 7 ongeveer tot 2 a 3 uur in den middag. Xog loopen ze mank en pijnlijk, de arme kerels." Dat het volstrekt onnoodig is, ook al beschikt men niet over koelies, de manschappeu op een snikheeten dag aldus af te beulen, wordt door G-. de J.'s schrijven o. i. allerminst weer legd. Men had den marsch kunnen doen aan vangen 's morgens vóór dag en dauw, of 's avonds tegen zons ondergang. En het leger beschikt over genoeg vervoermiddelen om ransels enz. per as te verplaatsen", terwy'l de soldaten in hun onpractische kleeding te voet zich bewegen. Bovendien, de kosten van een vervoer te water dier ransels enz. zijn waarlijk al zeer gering. Langs de Vecht zijn de scheepjes en schuitjes niet schaarsch! En of het nu zoo erg is, dat de kaptein in een luchtig pakje op de fiets reisde T Och neen, maar we kunnen ons toch wel voorstellen, wat er in het gemoed van den soldaat om gaat, die belast en toegetakeld, in een hitte om te smoren, van dat ritje getuige moet zijn. 't Was o. i. zelfs zeer verstandig van den kaptein, dat hij aan zijn flets heeft gedacht, alleen er had ook iemand behooren te zijn, die er voor had gezorgd, dat de manschappen zich iets gemakkelijker konden bewegen. Maar de overweging: hoe zullen wij onzen ondergeschikten het soldatenleven, zoo min mogelijk onaangenaam, trachten te maken... schijnt in het leger nog wel wat veel te ontbreken. EED. Brieven nit Nieuw-Nederland. Oud-Nieuw Amsterdam, den 12n van Oogstmaand, 1904. Sinds een halve eeuw hebben President, land en volk niet zulk een tijdperk van onspoed beleefd als hef thans voor komende. President Roosevelt de omnis homo" en evenknie van Gtrman William." Autokratie en im perialisme worden Brotker Jonathan1 s telgen te machtig. Allerlei buiten- . landsche demonstraties. Moeilijk heden met Roodhuiden. Lakschheid van den Petersburgschen gezant. De verongelijkte mijnwerkers van Colorado. Ondoeltreffend optrelen van den opperpriester der Republikeinen. Geen Wall Street fondsen voor de campagnekas. Steeds verergerende werkstakingstoestanden. Ontzettende bedragen in den arbeidsstrijd verloren gaande. ??Inkomelingen meer dan ooit het schuim van Europa. Aan slagen van Italianen. Onveiligheid erger dan immer tevoren. Buiten gewone duurte van levensmiddelen. Slechte vooruitzichten van het belang rijkste oogstproduct. Elkeen, die niet blind is door chauvinisme, of in casu niet erger imperialist is dan de chief-imperialist" van het Witte Huig erkent het hoogst bedenkelijke der thans hier heerschende toestanden. Hoewel natuurlijkerwijze tijdens den voorpostenstrijd aan den vooravond van den grooten verkiezingsveldtocht de oppositie pers fel gestemd is, behoeft men zelfs maar de meest bezadigde Republikeinsche organen te hooren oordeelen over wat de statenunie en haar hoofd thans doorleeft, om te erken nen, dat sinds den burgerkrijg hier-inder daad geen kwader tijdperk voorkwam. President Eooseveït's wederwaardigheden zijn grootendeels van persoonlijken aard te achten. Even als bij zijn Europeesch even beeld doet zich bij Roosevelt telkens weer de neiging gelden autokratisch en imperia listisch op te treden. Zulke hebbelijkheid moet echter op den duur in deze republiek tot zijn nadeel uitkomen. In overeenkomst met German "William" bedisselt onze Yankee omnis homo vooral graag alles zelf. Hij schijnt zichzelf in staat te achten alles aan te pakken, daarbij niets te gering achtende yoor bemoeienis vanwege het landshoofd, en evenmin iets als te machtig aanziende, om van zijn standpunt in te grijpen. Hij is daarenboven druk in de weer, om, waar hij al niet metterdaad gaat optreden, minstens toch zijne inzichten op te dringen als onfeilbare heilmiddelen. Zijne vermaningen gaan zoowel uit tot handwerkslui als tot landbouwers, tot bankiers als tot huisvaders. Men verwondert zich, dat hij tot dusver nog niet voor den dag kwam met raadgevingen aan kraamvrouwen, waar hij den volke immers kortelings vermaande, met hand en tand te streven naar groote gezinnen, om niet te vervallen in het euvel, dat door hem voor niets minder dan ras zelfmoord (race-suicide) werd uitgekreten. Een man, die zich bemoeit met zooveel, dat hem feitelijk niet aangaat, moet natuur lijk in allerlei moeilijkheden komen en teven» heel wat last veroorzaken. Hij overschrijdt dan ook meermalen de perken van zijne bevoegdheid en komt in botsing met het Congres, welks macht hij o. a. ergerlijk tekort deed in de Panama-kwestie, alsook door alle overlevenden van het Unieleger uit den burgerkrijg (1861?'65) bij maatregel van inwendig bestuur te pensioneeren. Boven dien verwijt men hem deswege, dat dit misbruik van macht alleen strekte, om deze leden der Grand Army of' the Republiu" als kiezers aan zich te verplichten. Geen wonder dan ook, dat, temeer nu de Demokraten hunne keuze vestigden op een uitstekend man als Alton Brooks Parker, die steeds meer voor zich inneemt door zijne wijze van optreden, in verband met zijn politiek program, de kansen der Republikeinen aanmerkelijk verminderen. Menig Republikein van beteekenis wordt dag aan dag zelfs openlijk vermeld als zich te hebben verklaard tegen Roosevelt's kandidatuur, door als beslist voorstander van Parker op te treden. Bryan, de Radikaal-Demokraat en vrijzilyerman, die, als dwarsdrijver in zijne partij gedurende een dozijn jaar, als indirecte bate door de Republikeinen werd beschouwd, heeft zich, met zijn machtigen aanhang tot steun, openlijk voor Parker uitgesproken. Wat tal van Yankees ook ten zeerste hindert, is Roosevelt's aanhoudende buitenlandsche hokuwdegen (big stick) politiek. Nog tuiten ons de ooren van de machtige woorden, die naar Tanger werden overgeseind, om den Marokkaanschen roover te bedwingen: Perdicaris alive or Raisouli dead", terwijl er alweer naar enkele andere richtingen met geweldmaatregelen wordt gedreigd. Enkele dagen geleden ging er van Roosevelt een machtige vermaning uit aan Gastro, om de beslagslegging op de New-Yerk and Bermudez Asphalt Company" ten spoedigste op te heffen. Hoeveel Yenezuela ander» ook op het geweten moge hebben, van meer dan n onpartijdige zijde wordt staande gehouden, dat hier terdege redenen aan wezig waren, aangezien in verschillende opzichten deze maatschappij hare overeen komst niet naar eisch was nagekomen, door gecontracteerde kanalen en andere gemeen schapsmiddelen niet te jjoen aanleggen. Daarenboven verwijt men Roosevelt, dat Amerikaansche oorlogsschepen worden be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl