Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1419
etemd, om -voor eene maatschappij op te
i reden, die groetendeek in handen is van
Britsche aandeelhouders.
Om maar niet te. spreken van Haïti en
San'-Domingo, Waarheen tevens oorlogs
schepen zijn afgezonden, k het Turkije,
dat thans met niet Minder wórdt bedreigd,
dan de in beslagneming van Smyrna's rijke
Ka-ven. Terwijl zelfs het nu oorlogvoerende
Rusland niet eens nadrukkelijk aandringt
by de Porte om afbetaling der achterstal
lige i oorlogskosten, wil Uacle Sara aldus
krachtig af vorderen, wat de Zieke Man den
Yankees schuldig is.. Van verschillende
zijden protesteert men en vraagt, waarom
niet met scherpe diplomatieke vertoogen of
desnoods door afbreking der diplomatieke
betrekkingen, dat doel wordt nagestreefd.
Niet alleen, dat zoovele vreemde poten
taten, hei gouvernement- last veroorzaken,
iBaar d« machtige Indianenstam der Sioux
verzet zich tegen de ontneming hunner
jacïfctgronden van de Zwarte Heuvelen. De
ongelukkige roode mannen worden meer
«n »eer beroofd van hunne gebieden
(reservations), die voor blanke immigranten enz.
gereedeljjk worden opengesteld. Op zulke
ruwe wirjze wordt het Indianenvraagstuk
niet opg*loet.
? (Slot volgt.) A. E. M. S. TE LAER.
Tfljliffll ran ien arbeider
Mr. P. Brooshooft geeft in De XXe Eeuw
van Angustus eene beschouwing over de
maatschappelijke vrijheid van den arbeider,
in Indiëen in ons land, onder den titel:
F» coarfws", (d. w. z. door geweld gedwon
gen), zijnde het bekende kantschrift van
Camel is de "Wit, bij de hem door het grauw
afg«dwoagen onderteekening van het stuk,
waarin bet eeuwig Edict herroepen werd.
Nïei zoozeer voor de beschouwing over
de» hoirgerdwang des Javaanschen arbei
der», ' als wel voor het middel dat de
heer Brooshooft aan de hand doet, om den
ongelijken rechts-toestand van den arbeider
te verbeteren vragen wij even de aandacht.
Van 't tweede gedeelte van dit artikel
daarom een kort overzicht:
"Waar de verplichte .arbeid, gelijk bij
de Inlanders in 't Westen niet meer
bestaat, daar moet ook de vrijheid voor den
arbeider wel een heerlijk bezit zij u", zoo
zou men meenen.
't Jiijkt er echter niet naar.
"Wel zou zeer zeker vrijheid" hier 'n
heerlijk bezit zijn, als het maar vrijheid was.
Wat de arbeider bezit is slechts haar scha
duw. De motie der te Utrecht vergaderde
vakvereenigingen, 5 Juni j.l. aangenomen,
naar aanleiding van minister Loeff's arbeids
contract, drukte het zoo juist mogelijk uit:
-de vergadering overwegende dat de
arbeiders eiken dag gedwongen worden door
de economische verhoudingen, op straffe
van gebrek, hun arbeidskracht te verkoopen,
waardoor de overeenkomst tusschen hen en
den kooper der arbeidskracht geen vrijwillig
maar een gedwongen contra .-t is" enz.
Want bekijkt men de zaken eens van
dichtbij, dan is de algemeene toestand,
enkele luie en onwillige individuen, zooals
die trouwens in alle klasse der maatschappij
gevonden worden, uitgezonderd dat de
arbeidsman thuis een gezin heeft, 't geen
hu moet voedea, kleeden, enz. Om 't geld
daartoe te verdienen, biedt hij zijn arbeids
kracht aan, de patroon stelt zijn voor
waarden ; die soms goed, maar soms ook
zwaar, onbillijk, slecht-arbeidsloonend zijn.
Wil hij een fatsoenlijk man blijven, dan
moet hij 't werk binnen enkele dagen aan
nemen, zelfs al heeft hij zich neer te leggen
bij allerlei machtsbepaïingen, of al levert
het' loon hem en de zijnen geen menson
waardig bestaan.
Dat is dwang- niets anders dan dat! Er
staat voor den fatsoenlijken arbeider geen
andere weg open dan die... welke leidt
tot de gevangenis.
Dat is dwancj, dwang zóó straf, dat men
onwillekeurig geneigd is om eens te onder
zoeken in hoeverre onze wetten dergelijke
onder-d wang-aangegane overeenkomsten
wel geldig verklaren.
Doet men dit, dan komt men tot eigen
aardige resultaten.
Want de art. 1356 vlg. B. W. verklaren;
iiiiHHimiiliiimiiliniiiliiiiilliilitiiiiiiiimilimiiiiiiiiiiiimiMiMft
HET OORDEEL,
VAN
MARIE THIERY.
Het ? was omstreeks Paschen en Kobert
Sivreux behoorde tot de meest trouwe en
geregelde bezoekers van een café-concert op
de Boulevards van het groote Parijs. Wat
den jongen man daar deed heengaan'.' Dood
eenvoudig de Ster", die op het podium der
concertzaal was opgegaan. Eigenlijk was het
maar een sterre- tje l Maar Kobert Sivreux
schepte ontzachelijk veel behagen in Fraüleiu
Elitta, bet katje" bijgenaamd. Elitta was
zoo mager als een kat, tandaar ook haar
bijnaam en haar stem had, zoowel als ze
sprak, als wanneer ze zong, heel veel over
eenkomst met het knarsende, zachtspiunende
geluid van een kat, hetgeen ook niet weinig
tot haar bijnaam had bijgedragen.
Ze zag er dom uit, de kleine Elitta en
zong ook altijd domme liedjes en hoe het
nu eigenlijk gekomen was, bleef een raadsel,
maar een feit was het zij had Kobert
Sivreux het hoofd op hol gebracht eu hem
bijna eren dom gemaakt, als zij zelve was.
Robert v-erkeerde in de heilige veronder
stelling, dat hij het katje" onuitsprekelijk
liefhad en als zijn diensturen om waren
was militair bewandelde hij met het
grootste genoegen en zonder de minste wroe
ging die paden des levens, welke nu niet
tot de soliedste worden gerekend.
Kortom, het katje" had hem heeiemaal
van- streek gebracht en hij zegende dan ook
het toeval dat hem op zekeren dag met een
zijner vroegere kennissen, den dichter Bodier,
samenbracht. Gekleed in licht-bruine paletots,
den buit rellets" op het hoofd, ontmoetten
zij. elkander in de vestibule van het caf
dat een overeenkomst nietig is zoo aan den
vrijen wil van een der partijen zoodanig
geweld is aangedaan, dat het een redelijk
mensch de vrees kan inboezemen, door te
weigeren «ijn persoon of zijn vermogen
bloot te stellen aan een aanmerkelijk of
dadelijk-aanweziggevaar. Deze dwang kan
ook uitgaan van een derde.
Maar klaarblijkelijk is door de wet alleen
bedoeld: dwang uitgeoefend door
me»schelijk toedoen.
?X- -^
Welnu : volgens moreele begrippen, blijft
het onomstootelijk vaststaan, dat
hongerdwang even fel, even direct kan nijpen als
pressie, uitgeoefend door eenig m,enschelijk
toedoen, en even zeker is het dus dat straf
bepalingen die men stelt voor contractbreuk
des arbeiders, daarom op wankele basis
rusten. Want de basis van dergelijke bepalin
gen is, en moet zijn : dat zulke arbeids-o
vereenkomsten zijn aangegaan in volkomen
vrijheid.
Het kabinet Kuyper heeft dit helaas maar
niet willen begrijpen. Door allerlei spits
vondigheden, zelfs door juridische ketterij,
(om verbreking eener burgerlijke overeen
komst door de strafwet te doen bedreigen)
heeft het zich ingespannen om den nadeeligen
contracts-toestand van den arbeider nog te
verslimmeren, en om daarenboven den
aldusgebondene nog débeschuldiging van
contractbrsuk" naar 't hoofd te werpen.
Dit alles noemt mr. rooshooft eene
oneerlijke speculatie op een leugen" der
vrijheid. En daardoor heeft dit kabinet
bewezen, te staan beneden de regeertaak
in haar schoonste beteekenis" Aldus de
schrij ver.
Wat valt er nu te doen om die voorloopig
onontkombare rechts-ongelijkheid van den
arbeider te verbeteren ?
't Eischen van een wettelijke ingrjjping
is vooralsnog niet raadzaam. Want in dit
geval kan de onwillige arbeider wel steeds
het voorwendsel van dwingend broods-gebrek
als reden tot contract-vernietiging in de
hand houden als dreigend wapen jegens den
werkgever, zoodat de laatste daar door alle
rechts-zekerheid zou missen.
Neen volgens den schrijver moet hjer
de Staat door de Regeering
verte^gmwoordigd ingrijpen. Hij moet zijn groote
Macht in de schaal werpen ten bate van de
menschen, die onder zulke met
den-geest-derwet-strijdige onvrijheid moeten contrac
teeren.
Voor den Staat als bewaker der ethiek
bij de toepassing der wetten mag de
overweging niet gelden, dat de burgerlijke
wet deze soort van dwang niet bedoelt, of
althans niet... bepaalt.
De actie van den Staat moet juist gaan
in de richting, tegenovergesteld aan die van
het kabinet-Kuyper.
En wel al-dus:
Dat hij voor den arbeider, die door nood
druft de ware vrijheid mist, een fictieven
arbeider in de plaats stelle, wien deze vrij
heid volop wordt toegekend. Met andere
woorden, een Hooyi' Hau'.l van Arbeid wordo
in 't leven geroepen, samengesteld voor de
helft uit arbeiders, voor de helft uit werk
gevers, met een onaf hankelijken outsider als
voorzitter, die voor den werknemer de voor
waarden bepale, welke hij zelf niet in volle
vrijheid kan bedingen. Voor ieder vak, voor
iedere streek, stad of complex van industrie
worden door dien Raad, of zijne plaatselijke
gedelegeerde Raden, vastgesteld alle hoofd
punten der arbeidsvoorwaarden, minimum
en maximum loon en werktijd, boeten,
opzeggingstermijnen, kinder- en vrouwen
arbeid, verloven, inhoudingen van verze
keringen, etc. etc., alles in overeenstemming
met de noodige landswettcn op
ongevalleninvaliditeits- en ouderdoms-vorzekering,
veiligheids- en gezondheids-bepalingen en
wat dies meer zij. Op deze voorwaarden
heeft dan do arbeider recht. Een werkgever
.die oen werkman in dienst noemt op ongun
stiger voorwaarden bekome, boete".
.... Men moet dan voor/eker breken zoo
voegt de schrijver hieraan toe met de
fictie, dat do staat zich niet zou mogen
inlaton met particuliere arbeiils-regelingon,
waarop trouwens reeds door allerlei arbeids
wetten, en ten onzent weer door de ont
werpen der huidige regeering, (schooit
grootcndeels in slechte richting) meer en
meer inbieak wordt en i-i gemaakt.
Die doctrine heeft sinds lang have
onschendbaarheid verloren. Men stoote
haar dan zoo spoedig mogelijk geheel van
den troon, door substitutie van een onafhan
kelijk zedelijk lichaam, opiat onder geen
concert", waar l'.odier kwam luisteren, hoe
zijn Komance'' werd gezongen.
Robe t volgte hem op den voet en het
imponeerde hem, te zien, hoe liodier achteloos
even aan den hoed tikte en aan de kas slechts
even z'n visitekaartje behoef'de te vertoonen,
om direkt te worden doorgelaten. Hè, het
moest toch een aangenaam gevoel wezen,
zoo beroemd to zijn ! Natuurlijk begon de
gelukkige dichter til heel spoedig te spreken
over de zangeres, ilio zijn werk had voor te
dragen. Hij versierde baar niet met allerlei
deugden, dacht juist niet alle eigenschappen
die een uitvloeisel zijn van gemis aan deugd.
Het kostte Bodier natuurlijk niet de min-te
moeite, zijn vriend mede l-: nemen achter de
coulissen en zoo mocht Kobert Sivreux dan
het genoegen smaken aan liet lieve katje"
te worden voorgesteld. Het katje" vond hem
bizonder aardig en noodigde hem uit, haar
eeu visite te komen maken ; een
uitnoodiging, die natuurlijk met beide handen aan
genomen weid.
Elitta woonde in afwachting van een villa
in het Buis de Boulogne, op de vierde ver
dieping van een buurhuis. Maar jonge, ver
liefde menschen zien niet op tegen trappen
loopen en zoo beklom Kobert Sivrenx .lus
niet zelden de trappen, waar zijn ster" hem
met ongeduld (zooals hij dacht) zat af' te
wachten . . . totdat op zekeren dag .. .
Ja, tot het katje hem op zekeren dag op
een /.waren proef steld.-. En dit kwam aldus.
Toen Kobert Sivreux op zekeren dag een
visite kwam maken bij de zangeres, lag deze
in haar volle leugtu op een be.renhuid, en
rondom het berenvel zaten op met rood rips
bekleede leunstoelen de dichter Bodier en
een paar andere bezoekers te babbelen niet
Franlein Elitta die, op baar eeneii elleboog
leunend en de kin in haar hand laten rustend
in de houding van een sphin.x audiëntie
verleende.
Niemand had eigenlijk gelet op do komst
van Robert en zelfs het katje had hem met
arbeids-contract meer passéhet troostlooze :
door geweld gedwongen".
C.
IlmlIIIIIIIIIIIMmlllltlMimillHflllllllHHMIMttmMlllllllllmlINIII
Collectie Wisseling (Pulcliri
Studio),Wat sprekende van schilderijen ik meesten
tijds de gedachte noem is een andre naam voor
innerlijke menschelijkheid'1. En zoo kan het
gebeuren dat in een enkele appel, geschil
derd, meer gedachte" is dan in nog zoo
uitvoerig verhaal voorgesteld op een schilderij.
De belangrijkheid van een werk is de resul
tante van twee factoren: voorstelling op de
tweede plaats en menschelijkheid van den
kunstenaar op de eerste plaats. En dit maakt
kritiek een zoo aangenaam en belangrijk
werk: het wordt het zoeken van zielen, het
trachten te vinden van geesten. Anders ware
het een vak voor klerken een optelling
van zoo- en zooveel kleuren, van dit glacis,
van dat frottis nu is het een hartstochten
bezig houdend, een geestdrift hijgen doend
werk.
-::x. ft
Ik schreef reeds over eenige schilderijen
dezer belangrijke collectie het is uiijn doel
niet een geannoteerde katalogus te schrijven
maar van enkele -werken,, uu en dan, wat
trof, trachten te karakteriseeren.
De Bauers. Het is een meeniug die ik sinds
lang .al had, maar die geenszins verzwakt
wierd door deze tentoonstelling: de grootheid
in Bauers werk is niet zonder holheid. De
oorspronkelijkheid van hem is een geliefkoosd
gezegde van vele kritici, alleen wordt
Rembrandt, het wonder, soms genoemd in verband
met hem maar zijn in vroegst werk de
Monlicelli's niet duidelijk, is hier in 't In
Spanje" Daumier niet te zien, en is het groote
wittige gezicht aan de ri/ier, met de prop
pende volten van menschen, niet een com
binatie van een Zièm en een Monl-iceUi ?
Ziem in wolken en stad, Monticelli in de
volten? Ge kunt zeegen dat Bauer niet zonder
grootschheid is, maar een slappe grootschheid;
de funtaisie dunkt me een eenvoudige nu ze
eenmaal verworven is geworden maar een
feit is dat de kleur van zijn schilderijen dof
en als van decor is; in de meesten zijner
moskeeën etc. is de lijn die de grootheid
steunen moest door haar leven, flup. Er is
iets illustratiefs aan sommig werk zooals het
langwerpige In een oase" dat hier is; zijn
vroegste etsen zijn in hun klein-heid, volheid
en charme vuor mij zeker niet hut geringste
wat hij maakte.
-::- x
*
Het is mij moeilijk over een zoo dierbaar
iets als mensehen-iri-schi'derijen schrijvend
niet uit te weiden over wat zoo'n werk is,
of niet is geest of niet. Het is mij moeilijk
oin nu woorden te houden bij een tentoon
stelling en niet te spreken tot u over de
menschen er achter. Maar ik laat dit. Het
mocht u verschrikken. Ge denkt dat de
schilderijen verf zijn in schoone massaas, in
schoone figuren gesteld op een doek, opeen
paneel er zijn schilders, die zich schilder
noemen en die dit danken en die geen.
geest hebben buiten de tube en geen harts
tocht buiten het hout van het penseel en
die zich noemen kunstenaars, en zitten op
stoelen waar andere moeten zitten en succes
hebban en eer ontvangen zooals een ijdle
zanger en toch, en dit is de glimlach, en
toch, en dit is de pracht van het Keuwig :
ze zijn niks en niks en niks van den eersten
dag, en do stoelen waarop ze zitten zijn ijdel
en de vlag die ze valscli dragen is ijdel. En
er zijn andreu . ..
Ik zou 't hebben over de tentoonstelling.
3>'i>. ':')7. Courbft. Onder eeu lucht met rosc
wolken bedekt (aan den horizon voller van
massa en ijler wordend naar boven; eer diep
blauwe zee. Er voor strand en rots. Een stuk
niet zonder grootscliheid maar de grootsch
heid niet doorbeefd genoeg; liet beste gedeelte
van dit natuurlijk wél geschilderd schilderij
is het zand met de lijne, licht, lila schaduwen
en het donkerder gedeelte dat schaduw ont
vangt van de rotsen . . .
Courbi't was een schilder van een gaaf
heid buonder, van een harde vastheid, maar
zonder ooit een grein van de diepe
inelancholve die den weidscheii geesten eigen is
en die voortkomt uit een meelij en een moe
heid van veel doorschouwd. En toch in dit
doorschouvren is een gevaar en in dit neer
zitten en telkens hervatten van een gedachte,
of een meening, of een verlangen; is een
neiging die voor een vorm-kun-tenaar, als
een schilder, gevaarlijker is dan iiog voor
den musicus. Het kan zelfs een niet geringe
gebeuren dat de jammer hem overvloeit en
vorm vervaagt, dat de gedachte e*n schemer
ronde-n doet om alles. En is zoo van de drie
Marissen den intellectueelsten, den diepsten,
niet ietwat gegaan? Is de schemer van het
verlangen niet als een mist gaan hangen om
zyn figuren en waren toch de gestalten
van Matthijs niet even van gedachte en ver
langen doordrongen als de vagere fantaisiën
die nu zijn werk werden?
-X -K
-*
Van Jacob Naris zijn (51) liggend figuur,
(92) landschap en (93) kindje in de wieg
(gesigneerd 1-o-a. J. Maris f 1868. Het liggend
figuur, een zware schildering stelt voor een
vrouw in zwart liggend op een sofa. Aan het
hooSIeind ligt er een blauw etc. gekleurd
doek over het meubel die zeer schoon ge
schilderd is, zeer vol en waarvan bet blauw
als email gedropen lijkt over den witten
ondergrond. Links op het schilderij een tafeltje
met een stilleven er op met rooie blommen
van een fransche, zware, deftigheid die later
bij hem 'veel ijler werd. (92) Het landschap:
wat kleine boomen aan een water, grijzig;
met iets van den weemoed van Matthijs er
aan. Het kindje in de wieg uit '68 zal den naam
van Dou doen noemen en toch in
werklijkheid welk een andere man zit tr achter.
I)e bekoring van dit kleine schilderijtje (met
een bran lende kaars op tafel vooraan, een
gemakkelijke stoel op den voorgrond en links
een kijkje naar de diepte van het huis, met
het voornaamste: 't kindje wakker in een
teenen wieg) is immers een andere. Er is
niet de nette, koele, zuiverheid van Dou
maar het is al zinnelijker, hoewel vveeker,
geschilderd. Het kleine kind heeft het gezicht
recht naar den kijker mot heldre oogen wijd
open ; half voor het gezicht hangt een waas
van gaas. Als aquaiellen zijn hier de sneeuw
(avond) met rosgrijze lucht, wat hutten, wat
tronken een schoone waterverfteekening,
en een stadsgezicht van een fijnheid die ijl
is zonder zwak te zijn. Van Muhrmann, den
vriend van M. Maris, een falaise en 'n
Moonlight. De falaise met z'n vervoegde vorm
eigentlij k beter dan de wat weeke maan
nacht die evenwel niet zonder breedte en
zekere nobelheid is, en voorstelt boomen aan
een watertje, en aan beide zijde daarvan
weiden.
Poggenbeek's eenvoudige vaste studies vindt
ge hier. Kasteel Radbout (111). het
franschachtige," Muiderberg (een strandgezicht), de
zwarte koe, en de bruine ko?, het
varkenshok (uit '88). Deze schilderstukjes duiden
niet op een grooten zwieri^en geest maar
ze zijn zeer stellige uitingen van een fijnen,
veulen, schilder. Wat bizonder treft is de
reine simpelheid waarmee hij zich voor alles
zette, en liet genoegen dat dit alles hem aan
bracht. Een tegenstelling tot Poggenbeek, hoe
wel altijd grooter, ruimer eerder, dunkt mij
\\itsen. De eene aquarel No. 203 Een stadsge
zicht in Amsterdam : vooraan de brug bedekt
met sneeuw en dan naar de diepte de wij
kende straat het voorste huis nog een muur
latende zien langs de gracht, is. van een vaste
opvulling vSn de ruimte en van een somber
heid die niet tot levensloosheid wierd. Een
schilderij gezicht op een brug over de
AtrHterclainsche gracht (iu de richtingvan de gracht
g'zien, en met de foutieve perspectief in de
goKiijntjes die de boot rimpelt in het water)
dunkt mij in zijn doodsche grootuchhcid een
typeering van Witsen, iu wiens werk ,,1'ennui
de pi'indre" soms zoo duidelijk is ; en wiens
schilderij of aquarel alleen haar belangrijkheid
1104; verkrijgt- door door den stuggeii stand
van hoogmoed, en ruimte, die er in te be
speuren blijft.
Van l'k RoufSfiiu een stilleven : visschen
en andere voor\vurpjo.s, op tafel, een open
teenen mand er bij niet op do rechtopstaande
deksel een vogeltje, witte keel bij zwart lijf
een aangenaam vast geschilderd werkje
van Th. li<iu*.vau een studie Tronc d'Arbre
1X0. 121). Een stuk dooie boom, in zijn
lengte liggend voor don kijker, met in het
midden ongeveer een paar bladeren van een
plant, liet schijnt of deze Kousseau ook
| technisch een even machtig schilder was, als
i ooit een vroegere, en het is zoo, zeker, in
' deze studie. Het is niet een ding van
woiii derbaarlijke sch lonheid door een edelheid
J van geest, maar het is een byzonder
eerbiedl waardig ding door zijn applicatie, door zijn
geen enkel vriendelijk lachje of welwillend j
woord welkom gelieeten. j
Onze prima-donna is vandaag een beetje j
nerveus," zei Bodier, haar halt' en huif ver
ontschuldigend.
Wat!... nerveus... ik? Daar!" en niet i
meer kracht, dan men van haar magere ge
stalte zou hebben durven verwachten, vloog
een sierlijk, hcoggehakt rood-leeren
pantoffeltje ten eind weg door het vertrek, bijna
terechtkomend op Kobert's neus. Ik ben niet
zenuwachtig, maar il* verveel me gruwelijk !
Jullie denken allemaal, dat je zoo amusant
bent. 't mocht wat, geen van jullie allen is
amusant. God, God ! wat b*u jelui saai ! Ik
hoor niets Jan oue moppen ! Geen spat
nieuws. Weet niemand van jullie, nu eens
iets nieuwste vertellen '.' Over een paar weken
is het Pasehen, ik durf wedden, dat geen van
allen er nog over gedacht heeft, wat hij mij
geven zal bij die gelegenheid, 't Zal natuurlijk
wel weer iets zijn, dat iedereen krijyv ; niets
origineels, niets nieuws, allemaal dingen
tausendmal dagewe.sen."
Natuurlijk protesteerde de lieele kring van
aanbidders tegen een dergelijke veronder
stelling en . . . men zou wel eens bedenken . . .
eens goed uit de oogen zien . . . ja, met een
beetje moeite zou men wel slagen... enz.
Niets was immers te veel, om liet lieve,
katje" jilei/ier te doen!"
Ik móet iets trachten te bedenken ... ik
móet iets zien te vinden . . .," dacht Kobert
Sivreux voort lureml, maar ondanks deze
steeds bij hem voor den geest zwevende
w-oorden, kon hij niets vinden.
Eruüiein l litta had als laatste termijn
paaschmaandag uitgeschreven; later
inko[ mende liiildebewijzen zouden niet meer wor
den aangenomen.
En zoo verliepen de dagen en vergeefs
kwelde Kobert zich met de vraag, wat hij
tocli doen zou. Daarbij kwam nog, dat liet
paasclifeest dit jaar toevallig zeer vroeg en
wel einde Maart viel en dat Kobert's
portomonn-üe op het eind van de maand altijd
uiterst plat en schraal voorzien was. Hij zou
dus, als g-een geniaal idee van iets nieuws
hem mocht invallen, niet eens door een vorste
lijk cadeau zijn gebrek aan vindingrijkheid
kunnen goedmaken. Hot werd Paaschzondag
en nog had Kobert niets bedacht. Een vaag
idee van zelfmoord was bij hem opgekomen.
Hoe zou het zijn, als hij een gewoon, groot
chocohule-ei zond en daarin een briefje sloot
van den volgenden inhoud ongeveer: . . . Mijn
liefste schat. Als je deze woorden zult lezen,
is hij, die ze geschreven heeft, niet meer iu
het land der levenden want de wanhoop, je
wen.scb niet in vervulling te hebben kunnen
brengen, heeft hem den dood doen zoeken
en vinden . ." Elitta zou natuurlijk diep
bewogen en ontroostbaar zijn, als K dit las
en hem na zijn dood pas naar waarde weten
te schatten... maar, als ze nu eens niet zoo
troosteloos zon zijn, als ze eens gewoonweg
een beetje verdrietig... .Veen... zieli van
kant maken, dat deed hij niet. Daartoe kon
hij later altijd nog wel overgaan.
Den eersten paaschda,' bracht Rnbert
Sivreux in den huiselijken f.tinilikrirg door ;
wel had hij liever bij Elitta gegeten, doch
het was zulk een oude gewoonte, dat alle
familieleden, klein en yrout, zich dien dag om
den gemeenseliappelijken disclt ten huize van
een of ander familielid idit jaar bij zijn ouders)
schaarden, dat bij onmogelijk .aan deze ge
woonte zich onttrekken kon. Hij was echter
buitengewoon afgetrokken en zijn gelaat stond
ernstig en be/.orgd, iets wat onmiddellijk de
aandacht trok van zijn dame, een verre nicht,
die van kind af aan met hem gespeeld en
met wieii hij altijd op zeer intiemen voet
omgegaan had. Ja, voor dat hij met Elitta in
kennis was gekomen, had hij ha.ir wel
eenigszins het hof gemaakt. Ze vroeg hem dus al
heel spoedig wat hem scheelde.
Niets, hoegenaamd niets, Verbeelding!''
klonk Kobert's antwoord.
.,Zoo, nu je kijkt anders net als toen -we
studie van ieder, détail en toch zonder scha
voor liet gelieel; door de straöe, stellige
manier waarop de bladeren geschilderd
werden van de groene plant. Het heeft al
de voornaamheid van eun oud werk, liet heeft
iets van een boom van Kuysdael, maar toch
voelt ge er reeds een ander eeuw in. En
tot de voornaamheid van deze indruk werkt
mee : het kleurgeheel dat donker is en wat
bruinig, een haast zwarte achtergrond, en de
grootschiieid er in; anders was de rest toch
niets, niets dan ijdel werken. Bousseau (Th.)
is een van de zeer weinigen die kunnen han
gen naast een zeventiende eeuwer; die van
even stugge geaardheid is, van zeer groote
vastheid en toch met een oorspronkelijkheid.
Van Jan Veth een nog al degelijk ge
schilderd portret van Israëls maar in den
kop niets van den schilder Israëls, Floris
Verster Cineraria's (uit 91) een
breed-impressionistisch werk met de rooie bloemen als
eeu zware massa email van Tincelet (den,
leerling van Vollon, meen ik) bloemen d ie in
sommige opzichten zeer den invloed doen
zien van den meester.
C. H. Shannou. The Bathers 1903. Vrouwen
figuren, naakt, een fond van een stuk water
zich buigend als een b#ai waaraan op hun
knieën eenige vrouwen zitten. Er is iets
in dit werk iets, dat recht tegen ons Hol
landers in gaat. En toch is het niet zonder
verdienste. Het is te gebruiken als een decor
maar is dan ook op z'n best.
Het veronderstelt, het maken van zulke
schilderijen, veel eruditie en niet alleen deze
eruditie toch. Het veronderstelt een ouder
cultuur dan de onze, een meer vertrouwd
omgaan met de goden der Grieken, met de
mythologie der Komeinen. En zulk eene die
de Muze kan zien als een persoon levend, ia
zeldzaam bij ons. Soms vermoedt ge dit in
den dichter Boeken maar anders in wien,
onder ons, tegenwoordig? En omdat naast
een meeleven in onzen tijd, een anderen tijd
te. kunnen voelen als reëel een soort uiting
van macht is, is zulk een werk (met vele
tekortkomingen) nooit kleingeestig, een beetje
leeg soms en heeft in Shannon daardoor
het niet te verwonderene dat het werk deco
ratief wordt, niet als de vlakversiering maar
als een schoorsteenstuk. Van van der Weele
een studie uit vroegeren tijd, van Tholen een
gezicht in den Haag, een aquarel: meisje met
kraai (met fijne kleur in het kleed en de schort
van 't kin 1). Van de Zwart naast een groot
aantal onbelangrijker werk, eoms leelijke din
gen zooals de grove koeien in de koestal,
wier lichaam geen bouw meer vertoont, met
enkele schilderijen waarin de ongare combi
natie rood bruin-paars rood overheerscht, een
schilderij als (136) koeien op don dijk en 149
(Boerenwoning) die beter zijn. Er is nog
altijd het bezwaar tegen dat het zoo weinig
voornaam is, dat de kracht meer in 't
<mmutiiiHiMiHiM!ni!liiiii!iMmiiiii!iiuiiliiiiiimiiuiiifmiiilinutnvB
40 cents per regel.
?nnHIIIHIMMMIHIIIimHIInilMlillMIMIIHIIllllUIIIIIII
Geen beter middel ter voorkoming van
braakloop en Komerdiarrhee, dan de
voeding van zuigelingen met KUFKKE's
Kindermeel, dat bij koemelk gevoegd
evenals bij de moedermelk doze in de maag
tot fijnere vlokken stremt en daardoor ge
makkelijker verteere wordt. De eiwitstoffen,
die zich in het Kindermeel bevinden, vormen
voor de ziekte- voortbrengende organismen
juist een zeer onvruchtbareu voedingsbodem,
zoodat zij' het kind voor braakloop vrijwaren.
ECHT VICTORIAWATER.
Oberlahnstein.
Fourattteurs de
Co ir,
CHOCOLA.T-V3EN
ARTIST1QUE"
LE PLUS DELICIEUX
CHOCOLAT POUR CROQUER.
Utines a Snetk (HollanileJ.
I
nog op school waren en je iets doen moest,
waartoe je volstrekt geen kans zag."
Is het werkelijk waar ?" vroeg Kobert zich
verbazend, dat zijn nichtje een zoo scherpen
blik in zijn hart had weten te slaan. Xii,je
slaat den spijker op den kop, en nu je het
dan toch geraden hebt, misschien kun je me
dan wel een raad ? '
Raad geven ? Ik jou ! en waarin dan ?''
Ik moet... ik heb... het betreft. . . het
bewijzen van een beleefdheid. Ik moet iemand
een paaschei zenden en nu heb ik beloofd,
met iets origiueels, iets Tjizon Iers te zullen
verschijnen, dat niet zoo alledaagsch is."
Kii voor wie is dat d in ?"
Juist kwam de knecht schoone borden
geven en Robert was b'ij, dat de uitge
strekte arm van den knecht hem een
oogenblik onttrok aan de vragende blikken van
l zijn nichtje; maar toon do bediende verder
ge-gaan was, zag hij zich toch verplicht, te
antwoorden.
liet is voor een jonge dame, waar ik veel
aan huis kom."
Ah!..."
Een oogenblik wierp het aardige jonge
nichtje een veelzeggenden blik op hem, doch
geen seconde later verdiepte ze zich in het
bestndeeren van het voor haar liggend menu.
Weet je niets ?"
Ik bedoni al... Welke dame is het ?"
Wat komt er dat nu op aan ?"
O, heel veel ... Zeg me dan ten minste
of ze bruin, blond of zwart, groot, klein of
! middelmatig is ?"
| Kobert gaf zijn nichtje een oppervlakkige
beschrijving van het katje" eu terwijl hij
sprak, bleef ze onafgebroken de oogen op het
menu houden. Ze keek zelfs niet eens op,
toen ze zacht vroeg : Zingt ze ?"
(Slot vol'jt).