Historisch Archief 1877-1940
He. 1419'
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
«ttwe ligt dan in hét werklïjk-sterke maar
als compositie hebben deze twee met een
enkel ander landschap iets firiseh, tets
sterts, i«ts «on een een schilder. 186 is een
koe Staande op een hoogte tegen de lucht
e» heeft een eigenheid en realiteit in het
geval, die het tot een gezicht niet zonder
genoegen maakt terwfji 149 de boerenwoning
afe compositie important is. Een huis met
steppe Iftpen van onderdom, rechts er van
fcpomen hoog opgaand geven een eenigszins
werkelijk groot aanzicht aan dit werk. Te
meer jammer rs dat de kleur wat bleef in
't rettige en onverzorgde anders ware dit schil
derij rets bizonders.
Van Karsen een aantal schilderijen waarvan
een slootje (niettegenstaande een hinderlijke
ftwrt) en een Stadsgezicht, 79, de beste zijn
TOKT, droefgeestig, doodsch, werk. Van Jong
kind een schilderij, en een frissche aanzet
fam een aquarel, van K. Onnes veel werk
nraar te ijl, te veel geen stof, te veel geen
Toren, een Alb. Nenhnys een aquarel, zwakjes,
eterere.
Dit alles een toch belangrijke tentoonstelling.
PLASSCHAERT.
OMEB WATTEZ, Germaantche beelden uit
de Ifflckmagtn. Boekhandel voorheen
BrtW, Leiden-; Ned. Boekh., Antwerpen.
F. BUITENRUST HETTBKA, Waarom
volkstaal, waarom 't Fries bestudeerd? Van
HoJfcenuv & Wareadorf, Amsterdam.
Zelden heb ik in 'en zo kort tijdsbestek
kennis gemaakt met twee mij zo geheel sym
pathieke boeken. EiLhet merkwaardigste vind
ik dit: twee mensen, n uit het noordelikste
Nederlandse gewest (Friesland) en n van
de aan t Franse grenzende landouwen
(Doornik) schrjjven over niet dierekt bij el
kaar passend'e onderwerpen zó, dat en derde
alweer gel jjkdenkende, hun beider werk onder
n hoofd kan samenvatten en de derde man
fcm nja die de spraak aanbrengt.
De Vlaming wijst op het grote belang voor
OKS vso de Germaanse hél lengartalten nét
JS&fo, MevejSnftn- lied en Goedrae* « beeldt
ia wjj rxbra» Brunhild, SiegfiMk (uit 4»
JSSAte); EruHtóid en Kriemhild, Sitgfrietts dood
en Kntittlntdt wraak (uit het N««Mifingen-lied)
met.Öoetfrsen (uit het gedicht ra» die naam)
tift. Belangngk is vooral ook de Inleiding,
waarin hij11 r op wijst, koe geheel averechts
onze poëtiese opvoeding is, zodast wij dienen
te dwepen met het uitheemse en met dat
van eigen bodem, dat het meest op 't vreemde
lijkt, terwijl het eigene onbekend is of voor
plat uitgescholden word*. De kunst van
Kacine en Corneille, en b^j ons die van
Vondel en Hooft i* geen nationale kunst..."
en iets verder: Nationale kunst blijft". Met
dergelijke gedachte bezield kan hij natuurlik
maar niet ophebben met onze sciiijnsehoone
m-odukuQi-t, maaksel en mester van den dag,
bombast der 19de eeuw", zoals Frederik van
Eeden de oppervlakkige steanaingsverzen
b§vele oaoderno dichtere" noemt. Ze zijn
product der zuid«l§ke landen". Ik vind die
intóiding zo gehetl waar iii hoofdzaak, dat
ik die aeff graag geschreven bad; al had ik
dan TOOT vele stemmingsverzen 'en uitzonde
ring gemaakt eu mevr. Bosboom-T oussaint
niet geaoftaad onder dagenen, die in de
romantische Middeleeuwen de handeling
hunBar aamdflenlyksle gewrochten plaatsten".
Haar beste werk is toch het
zeventtendeewwfie, niet waar ? En dan tevens vol van
*en zucht naar het eigene, blijkens het
zoeken naar het oude woord, de aloud*
historie, maar helaas ookvian 'en uitheems
schrijftaal-begrip, dat Busken Hnet al tegen
haar deed gebruiken het woord van Lamartine
aan 'en dame: Cela ne se dit pas, madame".
Maar dit is 'en kleinigheid, en zo is er nóg
wel 'n enkel ietsje, maar wonderlik eenstem
mig ben ik met de verre Vlaming. En nu
de beelden zelf: Eenvoudig zijn ze, ook al
zweefden Wagner's beelden de schrijver voor
ogen toen bij ze schilderde, eenvoudig ook
van staf- envgelijkklank, eenvoudig van ritme.
Dit laatste is in 't algemeen dat van de
Trompeter von Sakkingen b. v., laat mij iets
aanhalen :
In den dom de klokken lui len
Klinken hel door 't sehoone Rijnland.
Vreugdezangen zingt de schare
Bij het echtfeest dat gevierd wordt.
Koning Gunther trouwt met Brunhild,
Schitt'rend schoon nu als vorstinne;
Men ziet het : er is stafrijm in, maar niet
overal. Int ussen voor nieuwe beelden uit de
oude sagenscliat zou het niet ongewenst
wezen als de schrijver wat meer afwisseling
aanbracht, zoals Hettem*. zegt en dat
niet aJleen van Gysbert Japicx Elke
gedachte-uiting heeft zo zijn eigen rhytme.
Dan volgen elkaar de akseaten in vrije
rhythmen, 't vrjj-vers; of ze binden zich tot
koepletten; of zelfs zjj voegen zich tot
ongelijke regels, of ook wel tot kadansérende".
Dat geeft al 'en grote rijkdom; maar ook wie
zich alleen b. v. aan de door Sievers gevondene
ritmiese wetten van de oude Germanen houden
wil heeft daarin 'n rijkdom die haast alle
schakeringen toelaat. In bovenstaande verzen
is het schema meest zo :
J-S^-LX^/ w - w
of dus twee maal dit : J- \_/ j- \_/. Hiernaast
nu voegt S. met tal van bewijzen andere
half-verzen, die tegelijk en naar verkiezing,
naar de klank dus naaêt elkaar geplaatst
kouden worden en zo het hele vers vormen.
Die halfverzerr waren dus zo:
W * J- ->?>
en nog veel meer ; voeg daarbij dat het aantal
lettergrepen in daling niet altijd zo eng be
perkt werd; dat zo'n vers niet stafrijm ge
zongen werd met snaartoon vermoedelik bij
elke heffing in stafrijm, zoals Speenhof z'n
akkoorden aanslaat ; dat in die gelijk begin
nende woorden kracht of zachtheid werd
uitgedrukt ea men kan zich de oud-germaanse
rijkdom voorstellen; vooral als men bedenkt
dat SJevew nog niet eens alle verzen onder
zij* r*gels geva«g»n beeft 1), b. v. :
Zonsopgang.
Ztenermaefait zweeft!' | o«er 'tzoxneloosjtardrijk
Droevig dracf zjj, J in dampen geknld
Langs 't riet dat ritselde | waar zij het roerde.
De sterren weerstraalden | stippels van licht
In d* warende j wazige ogen. (enz.) 2)
Die nog grotere rijkdom vinden w« bij die
andere Germaan : Gysbert Japicx, en Hettema
wil hem en andere Friese schrijvers van
nu en vroeger, niet alleen door het volt
zelf gelezen hebben, maar ook ter studie
aan allen zien gegeven, die van het
nulevende wensen op te klimmen tot het
vreeger-levende, om zo het
van-eldersaangebrachte, het zich slecht bij ons wozen
voegende ervan af te scheiden. Daarom in
't algemeen volkstaal bestudeerd en niet
uit minachting voor of kleinering van het
Saksies het Fries bij voorkeur, omdat
dat volk uit oude middeleeuwen (oud- Friese
wetten), uit 17e eeuw (Gysbert Japicx), uit
18e eeuw (Althuizen e. a.), uit 19e en 20e
eeuw letterkunde heeft aan te wijzen, omdat
het het rijkste aan vastgelegd taallevon is.
Zeker, als men in den Haag tussen al
het polietiek en theologies gedebatteer en
geknoei nog eens tjjd vindt om de wet
op ons Hoger Onderwijs goed te herzien, dan
is 'en eerste eis voor 'en gestudeerd
Nederlands filoloog, dat naast, ja zelfs boven
bet nn geëiste: kennis van Angelsaksies,
Middel- of oud-Hoogduits, geplaatst wordt:
kennis van alle tijdperken door 'en Neder
landse volkstaal doorleefd en dan komt
stellig vóór het Saksies en Frankjes het
Fries daarvoor in aanmerking om z'n be
langrijkheid als verbinding tussen Noors,
Engels, Nederlands en Duits. Maar ook zonder
liiiiliiiiiiiiiliiiiiirimiiiiiiiiHiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiHiiiiiiimiiiii iiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiitiiiiiiiMiiiMiiiiMiiniMi
die wetswijziging is het .dringend nodig nu
al, voor de gewone meus die van taal houdt,
oui die taal te bestuderen. Immers veel
gaat door voor Germanisme of ander-isme
wat zuiver Fries is : b.v. zonverbrand Eng.
sunburnd, ja maar vgl. Fries snie-beditsen
(sneeuw bedekt), sinne-omztrielle (ion om
straald); hij koud-lachte zou 'en Nieuwe
Gidser kunnen schrijven; ba, uitheems! of
gezocht! Nee toch niet: de Fries zegt: hij
küld-gnyske in dezelfde betekenis en vindt
zich heel gewoon. Nieuwegidsig zou wezen,
lijken ten. minste, als 'en schrijver schreef
van 'en jongetje met 'en kermis-ballonnetje
spelende: hij luchtballende. Ik hoorde 'en
gewone jongen tegen 'en kameraad roepen:
giat mei (ga je mee) te luchtballon)en. Boog
voor vel papier is 'en door en door Fries
woord, niet alleen Hoogduits enz. enz. Zie
dat eigene in taal en in poëzie, dat dienen
we ons ? helaas nog ??eigen te maken.
De lezing van het kernachtige, rijke boekje van
Hettema en het doen van wat hij zegt, kan veel
daartoe bijdragen. Voor de meesten bestaat
beschaving in het uitheems vernieje en zo
scheiden zij zich af van het volk, zien zij er op
neer. De duizenden van alle rang en stand die
zich in geheel Nederland verenigd hebben tot
'en twintigtal Friese verenisringen, zij doen dit
vaak onbewust, toegevende aan de drang
naar het eigene, en'tot beloning ervaren zij
dat zij rijker worden aan mensenkennis van
allerlei slag en hartelikheid vinden waar de
klassenstrijd" niet koud op in kan werken ;
men voelt zich n, zoals 't behoort.
Welnu, voor dat volk in z'n eigen-aard
plaatst Orner Wattez de oude beelden van
helden en heldinnen, die de onzen zijn, alleen
forser en romantieser. Laten onze jongeren
die zo licht bloot staan aan verklassieking
daarvan genieten en dom wat h ij vraagt:
dat er dichters en andere kunstenaars:
schilders, beeldhouwers en toonkundigen, zul
len opdagen, vooralin de (Noord ?) Nedrrlandsche
geweyten, waar het zoo noodig is 3), die de
poëzie van hun volk en roor lam volk zullen
in beeld brengen, zoowel uit het leven van
vroeger een wen, a.Is uit dat onzer dagen".
Laten zij dat doen, al hoeft het niet, omdat
zgn, Wattez, werk niet geslaagd is. Er rest
nog veel meer.
Waarom bet in de Nederlandsche ge
westen zoo noodig is?" Van Holland straalde
daar de kunst, het teven uit. Maar Holland is
Boodzakelik kosmopoliet door ligging en ge
schiedenis ; het eigeno werd er naar achteraf
plaatsen verdreven en vaak uitgelachen,
omdat men het niet waardeerde. Friesland
en Vlaanderen bleven door de historie en
de ligging met vele andere ver van Holland
gelegen gewesten het meeste vrij van het
vreemde. En zo komt het nu weer dat de
Vlaming en de Fries elkaar over Holland
heen de hand reiken, en Holland willen leren
het eigene te waarderen: Gelukkig helpen
de Afrikaanders ook mee. Moge dit slagen,
want eerst van 'en zich-zelf-bewust volk kan
kracht voor de toekomst uitgaan!
Haarlem. J. B. SCHEPERS.
1) Ik zelf maakte van de wetten van Sievers
zoveel mogelik gebruik in de Zangen van
Bernlef', zie Bragi III 47, 50, 53, en verder
in Elsevier's Maandschr. vooral. In'en lieries
wotidspel, Alwin, waarvr.iv het eerste bedrijf'
staat in N. G. VIII 296 maakte ik van de nog
vrijere ritmiek gebruik, waar Hettema op wijst.
2) Zie Bragi III 53. Er zijn misschien in
onze letteren nog wel beter voorbeelden te
vinden, maar dit had ik het.naast bij de hand.
3) Ik kursieveer dit zinnetje.
Een praatje over en naar aanhiding van het
verslag der Vereeniging V. E. O.
II. (Slot).
Keeren wij tot het boekje van V. E. O.
terug. Als er wat humbug en een dosis
schoolrosserüinsteekt, dan weet men, hoe dat
mogelijk is.
Wij hebben, ondermeer, gebrek aan actieve
en eminente paedagogische krachten gehad
en er is te veel werkkracht en geestdrift verlo
ren gegaan. Ik benijd o. a. Düsseldorf een man
als Paul Cauer en ik zon 't mij tot een eer reke
nen met zulk een man te mogen samenwerken.
In hoeverre nu van samenwerking met en
onder zulk een bonte schare, bont ook in haar
leer-principes, sprake kan zijn en hoe een
directeur of rector van kennis en karakter
soms moet gestemd wezen, kan men zich
eenigszins voorstellen. Ik geef de heeren
gaarne de verzekering van mijn oprechte
deelneming.
Nu gunt dit boekje ons maar een kijkje in
hot voorportaal. Maar als we de deuren eens
wat wijder openzetten of binnengingen, onver
schillig waar ... zouden we dan geen kostelijke
variaties hooren op enkeie motie yen in het
bx>«kje aangegeven?
Zouden we meteen niet eens gaan luisteren
naar wat er in de huiskamers over onderwijs en
onderwijzers zoo al gebazeld en gela-sterd
wordt ? Daar zitten pa'pa en mama en de
dochters en zoons des huizes soms te rede
neeren over zaken, waarin zelfs de meesten
onzer nog heel wat te leeren hebben. Over
lastige, onverstandige of onware ouders zou
ook nog iets te zeggen zijn. Er bestaan ouders,
die hun kinderen tot eiken prijs door
't leven trachten te sleepen, die geen middelen,
van welken aard ook, geen kosten ontzien,
wie aan het onderwijs en aan de onderwijzers
zelf niets gelegen is ... ala hun spruiten maar
zoo spoedig mogelijk klaar komen (klaar ge
stoofd worden). Zij vergallen het jonge leven
ran hun kind, dat misschien voor iets anders
geschikt is dan de ouders meenen, en dat
van de onderwijzers of leeraren er bij. Zelf
haast volmaakt, meenen zij, dat onderwijzers
even voortreffelijk zijn als zij zelf en hun
kinderen. Ze hooren de praatjes en leugentjes
van hun lievelingen geregeld aan, begonnen
hen reeds op de lagere school van de eene
inrichting naar de andere te sleepen en nadat
ze ben eindelijk met veel moeite op een
H. B. S. of gymnasium gesleept hebben, zetten
te daar het sleepen voort. Als hij maar eerst
aaa de Universiteit i?, gaat 't van zelf", wel
t» verstaan in zekere vakken. En
daaronder zijn misschien wel vaders, die eenig
v«K*tand kunnen hebben van de menschelijke
ziel of het menschelijk lichaam, ijveraars en
pleiters voor afschaffing van examens, van
huiswerk, strenge tucht, straffen enz., leden
wellicht van V. K O.
W«t zou men zeggen van de oprichting
etner vereenigiug, die zich bemoeit met de
leiding, in easu verbetering, van vele ouders
van schoolgaande kinderen en vooral met
het verspreiden van deugdelijke begrippen om
trent onderwijs" ? (aan zuivere definities van
middelbaar-, gymnasiaal- en vooral van hooger
onderwijs zijn we nog niet toe). Ik mis onder
de vragen van V. E. O. met smart deze:
a. Wat verstaat u onder onderwijs"? b. Wat
verstaat u onder een goed onderwijzer" ?
c. Wat is het doel der school" ?
Geven wij dus aan de eene zijde toe, dat
we nog veel moeten leeren, aan de andere
zijde mag niet worden verzwegen, dat d«
Nederlandscbe staat of, wil men, het vaderland,
ons aller gemeenschappelijke moeder, al te lang
en in meer dun (én opzicht de opleiding van
docenten schromelijk verwaarloosd heeft en dat
ook vele ouders een natuurlijke en gezonde ont
wikkeling van 't onderwas in den weg staan.
Verder wordt in overweging gegeven of
het niet hoog tijd wordt front te maken legen
onverstandige en lastige ouders van moeilijke
kinderen, die personen en inrichtingen in
opspraak brengen of belasteren en tegen uit
latingen in het openbaar, die kant noch
wal raken.*) Eindelijk zou 't billijk zijn, dat
men niet altijd kritiek oefende op dezelfde
*) D« D ... sche kwestie beeft hiermee nietg
te maken.
instelling (of op personen, die men niet, of
slechts uit de verte, kent), maar op alle zond«r
onderscheid. Het is oreraf zeer onvolmaakt,
maar aan goeden wil ontbreekt t nergens.
Het is gemakkelijk commissies te benoemen
voor het samenstellen ran wetten en regte^
menten. Men kan instellingen van onderwijs
tot in 't oneindige vermenigvuldigen, op papier
nieuwe scheppen, des noode gebeuwen laten
oprichten ea ze vol leerlingen doen loopen.
De mogelijkheid ia zelfi niet uitgesloten, dat
na verloop vanjaren een secte of party onder
een slimmen enr bekwamen leider, geen genoe
gen meer neemt met 't dan bestaande. Het
geluk van 't vaderland, uw zieleheil, uwe zalig
heid en die uwer kinderen en kindskinderen1',
zijn projectielen van groote draagwijdte en
zeker trefvermogen, waarvoor menig eerzaam
burger uit den weg gaat of moet gaan. Men
kan dan wér gaan vermenigvuldigen of
deelen, totdat het spel uit is en de vreem
deling den pot verdeelt en de speifrs uitlacht.
Wij hopen, dat de tijd hier spoedig zal
aanbreken, waarin men bestaande e« ge
waande kloven leert dempen en overschrijden
en waarin bet Kederl. volk eindelijk tot
elfkennis is gekomen.
Het vergrooten" en uitbreid*»" is voor
een klein land met beperkte krachten en hulp
bronnen gevaarlek, als 't bestaande nog zoo
allergebrekkigst is. Men doet hi«r wat een
fabrikant zou doen, die in plaats van zijn kleine
zaak eerst tot meerderen bloei en grootere vol
making te brengen en zich eerst een aantal
uitstekende wtrkkracbttn te verschaffen en
kapitaal te maken, een greote fabriek laat
bouwen, zonder daarvoor genoeg geld, het
noodige materiaal, de vereisebte machines
en het geschikte personeel te bezitten.
Het is heel eenvoudige waarheid. Als
wij die niet leeren begrijpen, dan zal het ons
vroeger of later w«l op de een of andere wijze
duidelijk worden gemaakt.
De eerste artikelen van het reglement van
V. E. O. sluiten groote plannen en beloften
in. Menigeen zal zich daardoor hebben laten
verlokken om lid te worden en daaronder
zullen wel ouders zyn van kinderen, wit-n bet
op school niet voor den wind ging of gaat.
Want ouders van knappe en vlijtige kinderen,
die ook in ongunstige omst*ndigheden hun
weg wel vinden, zullen niet veel voor V. E. O.
voelen en ouders-leden, die zelf deze of
gene onaangename herinnering aan hun
Schooljaren hebben bewaard, 't z^j dan, omdat
ze minder begaafd waren of abnormaal in
andere oplichten, of omdat ze 't zeer slecht
hebben getroflen, mogen niet uit 't oog ver
liezen, dat er goen kruid is gevonden voor
zwakke hersens en dat er veel verbeterd
is, maar veel in de eerste tijden niet kan
verbeterd worden, al werkten er ook tien
V. E. O.'s samen, veel ook nooit beter zal
worden. Wij hebben veel geld en onafhan
kelijke, bekwame mannen noodig. De wegen
om tot verbetering te komen zijn bekend.
Deze vereeniging maakt door middel
van een vragen-instrument een soort van
partieele diagnose. Zij constateert ergens
gebreken, zal trachten die te verzachten, ver
zuimt op de eigenlijke oorzaak ervan te
wijzen. Die ligt dan ook diep, te diep zelfs.
Het ontbreekt ons nog aan de noodige mid
delen tot genezing.
De jongere broer heeft de familiekwaal (al
wil hij 't niet weten) en de kans is groot, dat
in de tegenwoordige omstandigheden beide
patiënten niet goed geholpen kunnen worden.
We hebben met den ouderen broeder al
genoeg te tobben, hy eischt al onze zorgen.
Het is een moeilijk ^ev»l. Wie zou niet gaarne
zien, dal alle Nederlanders tevreden en geluk
kig waren ook op onderwijsgebied. Óf we
het, verdeeld als we zijn, met twee ge
brekkige stuinpers zullen worden ... ? Of ze
eenmaal beide zullen genezen en broederlijk
samenwonen ? Of dat nog wel een halve eeuw
zal duren? Maar: Wie gelooft, die en sal
niet, haesteii". Zoo lezen "webjj den profeet.
Dr. J. W. BECK.
IHflllMllllmlIIIIIMMUlmltllllllllllUIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIImHmllMIIUlmlIIMMIIlmUMIIIIIHIlmHIUIH
VOORDEELEN
van den alom
gerenommeerden
MAGGP AROMA
om te
kruiden.
Arnmo aan groenten, vleezen. sauzen, soepen en zwakke bouillon. Hierin eenig
niUmd en nrroffen.
t/nnrd>tnlift * Yess v^ond spaarzaam in 't gebruik, claar de oorspronkelijke smaak
LMJI UOPiiy ,
IR
1jljgj> - f2f|pfllf finn '
^3k UUPlmUup .
jier gerechten wei verhoogd, doch niet verdrongen moet worden.
in tegenstelling mot do vaste extracten.
l Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het
Generaal'
Yanaf 30 cent per flacon. | Agentuur voor Nederland en Koloniën PAl'L HORS, Amsterdam.
HAGGI's onderscheidingen: 5 groote Frezen, 30 Genden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-Prjjzen, zesmaal buiten mededinging, o. o. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs.
flirtiiinntlliniiiiiiintllMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiliiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiMiiMMinMiiiiHiiiiiiiiHiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiniiiiiiiiiii iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimMuiimiiliiiniiiimimmiMiiimiMitiiimimiMiiMHiiimiMMiimiiH iMiiiiiiiiiiiniiiiiiiiMiiM iiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiitiiiiiiiitiiiiiiiiii iimimmiMtmniitimimiiiimiMuimmiuiiimiiiiiiim
>>, O
l»
OB school en in irois,
IV.
In mijn eerste artikel heb ik beweerd, dat
de opvoedkunde eene wetenschap ip. Wil
ze als zoodanig algemeen beschouwd worden,
dan moet men haar ook wetenschappelijk be
handelen; dat wil zeggen, alles wat tot een
goede opvoeding van het kind behoort, moet
worden onderwezen, evengoed als leztn en
schrijven en dat wel door menschen, die op
het punt van paedagogie proeven van be
kwaamheid hebben afgelegd. Er is, mijn
inziens, niet alleen te weinig samenwerking
tusschen school en huis, er is zelfs een zekere
neiging waar te nemen van elkaar uit den
?weg blijven en een ongaarne dulden op eikaars
terrein.
Willen de ouders met de kinderen mee
werken of thuis het werk van de school laten
herhalen, om zich te overtuigen of ze wer
kelijk het geleerde in zich hebben opgenomen,
dan is dit den onderwijzer maar half aangenaam
en alle ouders over n kam scherend
oordeelt hij: Ik. heb liever, dat er met de
kinderen tfeai» maar niet gewerkt wordt, ik
geef er de voorkeur aan het kind geheel alleen
onder mjjne leiding te hebben".
Onnoodig te zeggen, dat er dus van de
ouderlijke leiding op het gebied van onderwijs
niet heel hoog wordt gedacht. Tot op zekere
hoogte heeft echter d« onderwijzer gelijk.
Heel veel otnïers kunnen niet meegaan met
't onderwys van hunne kinderen, niet uit
gebrek aan kennis, doch bij gebrek aan de
goede methode, en omdat het eene niet ge
ringe inspanning kost om zich geheel op de
hoogte te stellen van wat het laatste onder
wijs systeem wil en doet. Omgekeerd duldt
de ouder gewoonlijk niet, dat de mijnheer
of de juffrouw op school zich mengt in de
particuliere aangelegenheden van het kind,
?want betrapt de onderwijzer zijn leerling soms
op verkeerde dingen en maakt hij hem, ge
<3
makshalve spreek ik generaliseerende
alleen in mannelijken vorm, daarover eene
aanmerking, dan voelt moeder of vader zich
in 't zwak getast en vinden zij 't overdreven"
dat de onderwijzer zich buiten schooltijd met
zijn leerling bemoeit. Die verdere opvoeding
moest hij maar aan ons, ouders, overlaten,"
redeneeren zij, overtuigd, dat zij allén dan
in staat zijn te waken over het wel en wee
van bun kind.
En zoo ontbreekt veelal, wat juist zoo heel
noodig is, samenwerking tusschen school en
huis, niet alleen wat betreft het intellectueel,
maar ook, wat betreft het moreel gedeelte
der opvoeding.
Omdat dit zoo heel nocdig ip, lijkt me
cocducatie slechts tot op zekere hoogte mo
gelijk. Ik zou jongens en meisjes absoluut
hetzelfde onderwijs willen laten genieten,
tot hun twaalfde jaar, docb dan is scheiding
noodzakelijk, wijl de naturen van jongens en
meisjes daarna teveel uiteen loopen.
Op de gymnasia, de hoogerburgerscholen
voor jongens, waar ook de meisjes gaan, ont
beren de meisjes te veel vakken, die toch
voor haar zoo hoognoodig zijn.
In de eerste plaats noem ik de handwerkles,
waaraan toch al in de meeste scholen zoo
heel weinig tijd gegund wordt, en wat toch
zoo hél, hél onontbeerlijk is in de vrou
welijke opvoeding.
In de tweede plaats de gymnastiek.
Om verschillende redenen kan die les niet
voor jongens en meisjes samen plaats hebben,
en het is voor meisjes toch zoo noodig dat
ze lenig zijn en hunne spierkracht ontwikkelen.
Waar op sommige jongensscholen nog zulk
een les, apart voor meisjes, plaats heeft, daar
wordt in den regel toch niet dienzelfden ernst
betracht en beschouwt men gymnastiek zoo'n
beetje als bijzaak.
Indien ik kapitaal genoeg bezat, zou ik
willen stichten een groote model-school, waar
zoowel jongens als meisjes onderwijs kregen
en opgevoed werden, ieder naar hun aard.
De drie a vier laagste klassen zou ik willen
openstellen voor gezamenlijk onderwijs, waar,
behalve de grondbeginselen van het lager
onderwijs, tevens muziek werd geleerd en
bijbelsclie geschiedenis zonder bepaalde
godsdienstige richting , onderwezen op
dezelfd wijze, zooals men algemeene
geschienis onderwijst.
In de vierde klasse, dus op tienjarigen
lijftijd zou ik de jongens een uur gymnastiek
onderwijs extra, de meisjes een uur hand
werkles meer willen geven.
Na hun twaalfde jaar, als do jongens
aan wisknnde gaan doen, zou ik de meisjes
meer in andere richting willen ontwikkelen.
Toch kunnen zij enkele lessen samen blijven
volgen, als daar zijn: de uren, besteed aan
verschillende talen en letterkunde, natuur
lijke historie en natuurkunde (tot op bepaalde
hoogte) en de rekenkundige lessen. Voor de
meisjes moeten echter dun komen de lessen
in de nuttige handwerken (een enkel uur in
de week voor fraaie handwerken), huishoud
en kookonderwijs. Daartoe moest in iedere
school aanwezig zijn een kleine model-keuken
en een mangelkamer waar het wasch- en
keukenbedrijf groepsgewijze door een diplo
meerde onderwijzeres kan worden onderricht.
Verder mochten lessen in gezondheidsleer, en
in de hoogste klasse paedagogie niet uitblij
ven. Daarom moest aan die modelschool
worden verbonden een fröbelklasse, waar
alweer onder leiding van een gediplomeerde
onderwijzeres de meisjes der hoogste klasse
om beurt met de kleintjes leeren omgaan.
Voorts moest in die school aanwezig zijn
een pop, aangekleed als model-zuigeling,
zoodat, wanneer in de lesuren der gezondheids
leer, de behandeling van het kleine kind
wordt onderwezen aan de alleroudste meisjes,
practisch zich kunnen bekwamen in het
hanteeren, aan en uitkleeden van hunne
toekomstige kinderen, ook al geeft dit stomme
rnodel geen kikje en spartelt het niet tegen
als het onhandig wordt vastgepakt.
Na het ailoopen van deze school, waarvan
ik het schema slechts in zeer ruwe lijnen
trok, moest eeu diploma verkrijgbaar worden
gesteld, waaruit zou blijken, dat de lessen
met vrucht en ijver waren gevolgd, en waar
door dus de leerling wordt geacht de grond
beginselen te kennen van zekere ontwikke
ling, noodig voor hare positie in het leven,
of wat men in 't algemeen noemt de roeping
der vrouw : het moederschap.
Wanneer in het algemeen het onderwijs
meer op deze leest werd geschoeid, zouden
er misschien evenveel willooze, gemakzuch
tige, maar minder onwetende moeders zijn.
Nu hebben velen niet geleerd wat ze weten
moeten. Bij het gegeven onderwijs-systeem
zou dat argument overbodig zijn.
Dochters gaan op burgerscholen en gym
nasia, waar ze gewoonlijk veel huiswerk
hebben.lloeveel moeders sturen hunne meisjes
nog eens naar een extra handwerkcursns ?
Hoeveel percent jonge meisjes bezoeken
kook- en huishoudscholen, genomen het aan
tal dat jaarlijks de scholen verlaat, zooge
naamd volleerd ? Hoeveel percent dier meisjes
vinden thuis een goede leerschool om zich
te bekwamen in het hanteeren van naald en
potlepel ?
En juist omdat van extra-onder wij s zoo
weinig gebruik wordt gemaakt, meestal om
de kosten men heeft er geen geld voor
over ? en omdat de leerschool thuis in vele
gevallen een zeer gebrekkige is, moest het
onderwiJ3 op de school voor do meisjes meer
afgerond zijn, moest de school het meisje aan
de maatschappij afleveren klaar, althans in
theorie, orn hare roeping te vervullen.
Evenals de onderwijzeres, die hare akte
gehaald heeft, in theorie alles weet, wat zij
weten moet, doch in de practijk zal moeten
toonen of ze een goede onderwijzeres is, even
zoo moet ook 't jonge meisje in theorie klaar
zijn voor haar taak. Blijkt zij later geen goede
huisvrouw, geen goede moeder en opvoedster
te zijn, dan heeft zij dit slechts aan zichzelf
te wijten. Hare opvoeding liet niets te
wenschen over.
(Wordt vervolgd). Een. C. v. D. MANDELE.
Miniatnorties,
I. Bloemen.
Droevig nu in de Laan. Zwaar hangt
regenzwanger wolkgevaarte, grauwig. grijs. Nu en
dan s-:heurt 't uit-een, als heftig komen felle
windstooten uit Noordstretk. Dan buigen
de toppen der hooge pooplen, buigen de pas
groene takken, zwichtend voormachtsgeweld...
Om eigen kracht gierlacht dan wind.
Maar zwijgt de wind, dan plast straalregen
en valt zwaar neer op plaveisel, klets, klets ...
Spatgeluid alleen, breekt dan droeve stilte
van Chaussée.
Af en toe schicht iets voorbij: 'n glimnatte
hond, 'n flets, 'n groentekar. Dau spatten
uit-een de kleine meren, door regen gevormd;
tot ver-weg gaan moddrige waterstralen ...
Bloemen, bloemen!"... Nauw breekt klank
de doode rust...
Bloemen, bloemen I" Geen vroolijkheid
brengt die roep; bij 't naderkomen klinkt
die als 'u jammerkreet.
Bloemen, bloemen l"
Door de Laan nu komt de wagen ; hoog
bestapeld is-ie, hoog bestapeld van louter
bloemen.
Donkre Irissen, en ook teer-lila, schuchter
zich toonend, even maar, uit mooi-lynig
spitsblad; diep-roode en zacht-rose pioenen,
rustend op eigen Mscbgroen; el-gevormde
lelies, rein-blank, en óók zacht-geel, liggend
op donker-bruine beukentak, theerozen, half
nog in knop ...
Maar zwaar valt neer, pijngend zwaar, kille
regen op al die heerlijkheid ...
Bloemen, bloemen l" Achter de wagen