De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 4 september pagina 8

4 september 1904 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

BE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND: No. 1419 «BSTE HYPOTHEEKBANK IET OF ZWtBER LEVENSVERZEKERING, -s 'n, te 's-Gravenbage, Korte Poten 7 b. Maatcchappelijk Kapitaal f 1500X300-. President van den Raad van Commissarissen: H. GOEMAN BORGES1US, Oud-Minister van Binoenlandsehe Zaken, Lid v/d Tweede Kamer der Staten-Generaal, te VGravenhage. Leden van den Raad van Toezicht: til.' Dr. W. P. J. BOK, Directeur van de Eerste Nederlandsche VerzekeringMaatschappij op het Leren en tegen Invaliditeit", te 's-Gravenhaj .. B. J. VAN GORKOM, Oud-Notaris in de Z.-Afr. Republiek, te 's-Gravenhagt. J. F. E. VAN DE WALL, Civiel-Ingenieur, te 's-Gravenhage. DIRECTEUREN: UT. C. W. TH. VAN DEN BRANDHOF en Mr. J. J. K. DE WIT. De Bank geeft 4 pCt. Pandbrieten uit in stukken van f 1000.?, / 500.-, / 100.?en ? 50.?. Om een hypothecaire leening, groot ?1000. geheel af te lossen in 10, 15, 20 of 25 jaren met het beding, dat bij overladen van den debiteur binnen dien termijn het perceel toch onbezwaard op zijne erfgenamen zal overgaan, zónder dat zij verdere aflossingen betalen, moet jaarlijks, doch niet langer dan gedurende het leven van den debiteur, worden betaald : bij een leeftijd van 25 jaar 30 35 40 45 1 ? 60 en een duur der leening 10 jaar ? 132.88 133.63 134.76 136.54 139.30 143.67 15 jaar ? 99.86 100.78 102.21 104.44 107.91 113.39 20 jaar ? 84.23 85.39 87,19 90.94.38 van 25 jaar ? 75.37 76.80 79.82.41 Spaar- en Voorschotbank der Eerste Nederlandsehe Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit. gevestigd te 's-Gravenhage, Kfcrte Poten 7 b. Maatschappelflk Kapitaal f 1.000.009.?. Directeuren: Mr. C. W. TH. VAN DEN BRANDHOF en Mr. J. J. K. DE WIT. De bank verstrekt voorschotten vanaf / 500.?onder persoonlijke of zakelijke zekerheid (h.v. onder borgstelling, verband op lijfrenten of effecten dan wel tweede- hypotheek). In samenwerking met de Eerste Hypotheekbank met of tonder Levensverzekering kan de Bank de volle waarde op onroerende goederen verstrekken onder 1ste en 2e hypotheek en persoonlijke borgtocht of andere verdere zekerheid. De Bank geeft 4 pCt. Schuldbrbttm «tt in «tokken van ? MOP.?, ? 500.-, / 100.- en ? 50.-. waarover in de vorige kropiek is geschreven, kunnen worden gedaan. B. Dank voor de inlichtingen en voor uwe ' bereidwilligheid, 'k Houd mij aanbevolen. Jgg».»^N*Ni»w^'*^*'''-'-W'V'^^Arf«M'*»'Xj'V^V*^^.^^^ ?????IIUUMmMMiUtttUIlUlttfUWIttMM IIHUMUniltUIMM M MHMUMJÉM* BjP^a-'^l**"*Ji'VV^-*/'VNj'>XVN*-ViN^~l^'VVVXVV^^ Katharina van Si'éna. Roman uit de ge schiedenis van Mystiek en Occultisme, door EMILIE WEGOEMAN GULDEUONT. Dordrecht, J. P. Revers. Een roman uit de geschiedenis, is dat een historische roman? 't Is ten minste niet precies een roman met een intrige en een ontknooping, en ook niet precies een geschie denis. Wat is 't dan? Ik vrees, dat de schrijf ster 't zelf niet goed weet. In het voorwoord" zegt z$j: dat het boek eer een vraag is dan een plertarede. Een vraag, waarnaar? Een pleitrede, waarvoor of waartegen? Was 't meer een pleitrede voor een waarbeid -waarvan de auteur ten -volle overtuigd was, hoogst waarschijnlijk zou dan boek interessanter zijjn. Het laut zich wel lezen. Heiligen-legenden hebben iets zeer aantrekkelijks. Men kan ze genieten om het fantastische, het wonderbare en -waaideeren omdat de Christenen van zeker tijdvak daarin hun godsdienstig en zedeljjk ideaal hebben uitgesproken. Bovendien St. Katharina was "een buitengewone vrouw, zij behoorde onder de heiligen, voor zoover men een mensen heilig mag noemen, en vertegen woordigde in haar persoon meer dan ne zyde van het Christendom. Haar ascetisme was een protest tegen het sensualisme en de wereldvergoding van haren tijd. Zij was go@d katholiek n«ar de begrippen harer eeuw. Ja ,ook goed roomsch, en twijfelde niet aan het g«aag .van den paus als opperhoofd der kerk, maar als alle mystieken, die den peieoonlijken omgang met Christus genieten in hun con templatief leven acht z\j haar zielevrede niet afhankelijk van het pauselijk gezag. Zij durfde de zedelooze kardinalen en den zwakken paus duchtig de les te lezen, zich beroepende op Christus. Zij was nederig genoeg om den armsten de voeten te wasschen en stout ge noeg in, haar geloof om den paus met zjjn jheele conclave de ooren, te wasschen. Groot ?was haar invloed. Zij voorzag het pauselijk gcisma en bewoog Gregoriua IX den pauselijken zetel van Avignon weer naar Rome te verplaatsen, hoeveel grooter machten ook samenspanden om hem in Frankrijk te hou den. Haar macht wordt niet licht overschat. Wie de kinderen van onzen tijd deze uit nemende persoonlijkheid, dit groote karakter leert waardeeren, doet een goed werk, en het is te begrijpen, dat een kunstenaar zich daar toe geroepen gevoelt. Maar het schynt onze auteur niet in de eerste plaats te doen ge weest te zy'n om Katharina's karakter te doen kennen. Bij voorkeur vestigt zij de aandacht op de wonderen die van de Heilige verteld worden, en die ze meedeelt als feiten, zoodat zij meer verwondering dan bewonde ring wekken. Indien nog maar verwondering alleen ! Is 't toch een feit, dat Katharina op haar zevende jaar reeds beloofd heeft maagd te blij ven en dan reeds begint met angstvallig het gezel schap van mannen te vermijden, dan is er in deze ziekelijke vroegrijpheid iets droevigs en walgelijks tevens. Z\jn het feiten, dat Katharina haar lichaam kon verlaten om op verren afstand tegen woordig te zijn, en dat de hostie, door een priester, haar gereikt in zijn hand begon te trillen om daarna in haar mond te vliegen? Zgn dat feiten ? Ja ? Nu dan zijn er voor eeuwen rare dingen gebeurd; maar ze zeg gen ons niet wat er in de ziel van Katharina is omgegaan. Maar onze schrijfster wil, ofschoon slechts half overtuigd, zeggende, dat zij maar een vraag opwerpt, toch een soort pleidooi leve ren voor het occultisme. Uit de wonderverhalen leidt zij niet af welken indruk haar heldin op de tijdgenooten maakte, of wat de Roomsche kerk later in hare Heiligen 't meest bewonderde; o neen, zij brengt deze legenden in verband met andere verhalen uit de wereld van het occul tisme om de lezers minstens te doen vragen: Is er toch niet zoo iets ia de wereld van dat geheimzinnige...? Zoo verdwijnt het groote karakter in de ruime plooien van het wonderkleed. Dr. Allard Pierson heeft in zijn geschiedenis van het Roomsch Katholicisme ongeveer 12 pagina's gewijd aan Katharina van Siëna; deze bladzijden zijn mij meer waard, dan iet heele boek van E. W. Guldemont. _ v. H. NIEUWE UITGAVEN. Het Noorden, geïllustreerd Tijdschrift vooi liet Noorden van Nederland, aflevering l?6. Van Veen & Evers, Groningen. De zoogenaamde Gemeentenood in verband met de Nederl. Gemeente-rekeningen en begrootingen, jdoor HUIBERT VETH, Dordrecht, J. P. Revers. Nog bij Moeder, door JAN LIGTHART en H. SCHEEPRTRA; geïllustreerd door C. JETSES. 2e Stukje. Groningen, J. B. Wolters. Zestien, door JEANNE REIJNEKE VAN STUJTE, Amsterdam L. J. Veen. HENEI BOKEL, De Stille Stad, Amsterdam, L. J. Veen. Dr. FEIEDEICH SIEBERT, Een boek voor ouders Aan boek voor Vaders van Aankomende Jongens en Aan de Moeders van Aankomende Meisjes. Gouda, J. T. Swartaenburg. Uit mijn Land, door VICTOR DE MEYEKE. Utrecht, H. van Romburgh. Inhoud van Tijdschriften. Ome Eeuw, 9e afl.: Een vrouwenportret, door A. S. C. Wallis. Toscaansche steden, I, door mr. S. Muller Fzn. De arbeidsover eenkomst der dienstboden, door jhr. mr. H. Smissaert. De dageraad der Hollandsche renaissance te Rome, door prof. dr. K. Kuiper. Recruteering van ons veldleger, door P. Donk. De schaduw van Faust, door dr. D. J. Bierens de Haan. Verzen, van F. B. De XXe Eeuw, 9e afi.: Wat de landbewoner sprak over de samenleving, door Albert Verweij. Kinderliefde, door St\jn Streuvels. Een handelstrijd tusschen stad en /land, door T. J. de Boer. Uit de lage landen bij de zee, door Albert Verweij. Verken ningen om Gijsbrechts vesten, door J. Koopmans. Herfst verzen, door J. L. Walch. Langs de straten, door H. Bouma. Little Pitch, door A. van Collem. De dag der dagen, door H. Bouma. Groot Nederland, Sept. 1904: CyrielBuijsse, De Landverhuizers. Louis Couperus, Im peria. G. Simons, Tot het uiterste. Ren de Clercq, Een merel. S. Goudsmit, Jehoediem. Prosper van Hove, Vlaamsche kroniek (Liberale politiek). Litteratuur. Is. Querido, Over litteratuur. Bibliographie: Frans Coenen Jr., Vluchtige verschijningen. Mil van Hoorn, Ruiter weelde. B. Stichter, Leven en bedrijf van Barendje Licht. Groenloopen. Vragen van den Dag, aflev. IX: Dr. H. Blink. Katoennood, Katoencultuur en Katoenindus trie, mede in betrekking tot Nederland en de Koloniën. Het Gajoland en zijne be woners (rnet een kaartje). Elise A. Haighton, Internationale vrouwenenergie. F. J. van der Molen, Het vraagpunt waar de bakermat der Ariërs moet gezocht worden. P. Adriani, De Sociale beteekenis der epidemische en besmettelijke volksziekten. Bibliographie. Van maand tot maand: F. H. van der Kop, De Somali-expeditie. Een nieuwe werking der X-stralen. Nieuwe goudvonden in Mexico. ? Kinderloosheid iu Engeland. ? Vier en veertig voorteekens van regen. Eucalyptushout als brandstof. Toeneming der bevolking in Europa. Alcohol en koude. De Katholieke Gids, 9e afl.: Een groot be keerling, door Herm. Smitz Az. Is het Kersfeest eene mythe, door Dimondo, Een katholiek strijder in de pers, door P. J. van den Goor, pr. Christus Mystrews, door A. Th. v. H. Tijdschriftentafel. De vrije Tribune, Afl. 8 : Bevalling, door W. Schürmann. Liedje, door P. Koomen. De vrije Schoonheidsleer, door «Ir J. Huberts. Verzen, door N. Hiddar. Naar Rome, door J. Havermans. ? Noordsche nachtegaal, door J. ter Lecke. Repliek, door G. H. v. Senden. Kritiek van Beeldende Kunsten en Kunst nijverheid, Afl. 8: Huisje te Leiden. Ezeltje. Koolsnijden. ? Kippen. Pioenen. Schui ten. Hortensia's. Bokkingen. Molen op Texel. Dorpshuis te Borger. Studies in Volkskracht, No. 10: Zedelijke opvoeding zonder geloofsdogma door A. H. Gerhard. Zedelijkheid en Godsdienst, door dr. J. A. Kramer. De Natuur 15 Aug.: Verschillende soorten van gouden en stalen pennen, uit la Nature". Zeezwaluwen of Sternidae, door J. Daalder, Dz. liet stofvrij-maken van wegen, door R. W. Tuinzing. Aan het begin van het leven, door dr. H. J. Calkoen. De decimale dagverdeeling, door J. v. d. Breggen. ? De Sneltelegraai van Siemens en Halske, door dr H. F. Hinsken. De dadel palm en zijn tegenwoordige cultuur, door dr. A. J. C. Snijders. ??? Onzo groote zalmvisscherijen, J. B. J. Loeft'. Iets over petro leum- en benzinemotoren in 't algemeen, door J. G. Pouw Hz. ? Eenvoudige proeven: het kristalliseeren van Zouten, door dr. A. J. C. Snijder. Korte mededeelingen.. Sterrekundige Opgaven voor den herfst van 1904, door dr. H. Pannekoek. Maandelij ksch weerbericht, door C. L. de. Veer. mjsgeerige bladen, II: Wijsgeerige grondbe ginselen. Kunst-Godsdienst-Wijsbegeerte.?? Godsdienst-wijsbegeerte als ontwikkelingsleer. Tijdschrift toor Onderwijs en Opvoeding, Ie en 2e afl.: Dr. P. Anema (Batavia), Het on derwijs in de plant- en dierkunde aan do Hoogere Burgerschool. Dr. H. D. Tjeenk Willink (Batavia), Eenige opmerkingen naar aanleiding van het artikel Het onderwijs in de plant- en dierkunde", doov dr. P. Anema. L. Jfi. van der Ley (Middelburg), Jus promo vendi. Herman J. de Vries (Haarlem) en J. de Jong Czn. (Utrecht), Het teekenen op de eindexamens der Hoogere Burgerscholen.?? Kleine bijdragen. De beteekenis der gewaar wordingen in spierenten beweging voor de geestelijke vorming. ? F. S. M. Guyot (Bunnik), Brieven. Eigen Haard, No. 36 : Gees, door L. Kla ver, L In Bretagne, door J. Eigenhuis, met illustr., naar penteekeningen van J. J. Damme, II. Javaansche kunstnijverheid, door T. ter Horst-De Boer, met af b. Toen ds Koning nog leefde... door V. H. De eerste Nederlandsehe pers-auto, met af b. Verscheidenheid. Feuilleton. Op liet slapeld. (Naar het Duitsch, van LUD WIG BAUER in Jugend.) Een modderige vlakte in Mandschoerije, op welke in de morgen?chemering de omtrekken van verstrooide lichamen zichtbaar worden. Een lichte nevel van vochtigheid, waarmede zi«li de reuk van bloed en kruit en ontbinding vermengd. EEN RUSSISCH OFFICIER (zich schreeuwend op den grond wentelend): Het is niet uit te houden!" EEN JAPANSCII OFFICIER (die op eenige meters van hem ligt): U zult het moeten dragen." DE Rus: Werda? kameraad?" DB JAPANNER: Neen. Ik ben luitenant bij het llde Japansche infanterie-regimeut en ik heet... Maar op 't oogenblik is die voor stelling eigenlijk overbodig..." DE Rus: O!... kunt ge u nog bewegen?" DE JAPANNER: Tot mijn spijt niet zoo als ik wel zou wenschen. Mijn rechterbeen hangt nog maar aan een huidlap." DE RUS : En ik heb een schot in de borst. Maar ge spreekt Russisch! Als ge uw lands lieden een teeken zoudt willen geven ..." DE JAPANNER: Dat zou niets baten. Mijlen ver in den omtrek is niemand meer. De kolonne is natuurlijk doorgemarcheerd. Wij liggen hier niet een paar lijken in een boschje; vandaar dat men ons niet heeft opgemerkt." DE Rus: Verdoemd! Dan zijn we dus verloren ?" DE JAPANNER : Zooals u zegt, Kapitein." DE Rus: Maar zouden we elkaar niet kunnen helpen ?" DE JAPANNER : Ik kan mij maar een klein beetje verschuiven; het bloedverlies heeft mij te veel verzwakt." Dfi Rus: En ik kan mij in 't geheel niet oprichten, het is alsof er een stuk rots op mijn borst ligt. Hoe ver zouden we wel van elkaar af zijn ?" DE JAPANNER : Drie meter, denk ik. Maar op 't oogenblik is dat precies hetzelfde als drieduizend meter." (Beiden zwijgen droef geestig.) DE Rus: Hebt ge iets te eten ?" DE JAPANNER: Een paar gekooktekorr^,. rijst. Als ik u daarmee kan dienen, ^laa^ pas goed op waar ze neerkomen, of ge ermet uw band bij kunt." (Hij werpt; de korrels vallen een meter van den Rug op den grond.) DE Rus : Vervloekt! Vroeger kondt ge wel beter mikken l" DE JAPANNER : Neem mij niet kwalijk ! Toen stierven we ook nog niet!... Overigens zoudt ge er toch niets aan gehad hebben." DE Rus : Dus meent ge dat er voor ons geen hoop meer is ?" DE J.ÏTANNER : Als er tenminste geen won der geschiedt ..." DE Rus: Ik zal bidden tot mijn schuts heilige." DE JAPANNER : Als u dat genoegen doet." (De Rus bidt; beiden l'ggen een hal} uur roerloos.) DE Kus {plotseling): Zijt ge al dood V" DJ: JAPANNER: l'ardon, nog niet." DE Rus : Het moet al middag zijn." DE JAI'ANNF.R: Gij vergist u. 't Is nauwe lijks een half uur geleden, dat wij kennis maakten." DE Rus: Wie van ons beiden zou wel het eerst sterven?" DE JAPANNER: Ik denk, ik. Ik zal koud vuur krijgen." DB Rus: Hoe komt het, dat ge zoo goed Russisch spreekt?" DE JAPANNER : Ik ben twee jaar geweest op de Polytechnische School te Petersburg." DE Rus f belangstellend): Kent ge professor Lischrnanow'.'" DE JAPANNER : Zeker." DE Ru*: Zijn dochter Gabrilowna is mijn vrouw." DE JAPANNER : Ik heb de dame eens met haar vader zien uitrijden. Zij is bekoorlijk." Du Rus: Nietwaar ? Een engel is ze! En ze heeft me zóó Hef. Als ze wist, dat ik hier stierf, de oogen zou ze zich uit het hoofd weenen! Ze nou zich van iant maken." DE JAPANNER (twijfelend): Denkt u dat?" DE Rus: Ge gelooft het niet? Als ze mijn naam op de lijst van de verliezen ziet staan, dan zal ze zich van kant maken! Ge zult het zien." DE JAPANNER: Met uw welnemen, ik zal het niet zien. Overigens komen wij beiden niet op de lijst van de verliezen, maar op die van de vermisten." DE Rus: ..Dat is waar! Het arme vrouwtje! Maanden lang zal ze nog hopen," (Hij weent.) DJ: JAPANNER: Heeft dat u wat verlicht?" DE Rus : .,0, mijn ledematen zijn heelemaal stijf! Ik kau niet eens mijn vingers meer bewegen ! Waarom moot ik hier crepeeren ? Omdat jelui Mandschoerije wilt hebben." Di; JAPANNER : Neen omdat gij het hebt." DE Rus : Dat kan ook wel zijn. Heeft de czar geen land genoeg? Wat moeten we met deze woestijn aanvangen ? Toen ik als kind rondsprong in onze bossehen en op onze roggeakkers, heb ik toen gedacht, dat ik in zoo'n woestijn zou moeten sterven ? Om zulk een woestijn te verrotten! En Gabrilowna zal óók sterven ! Ze heeft mij zoo lief! Meneer, is dat niet onnatuurlijk?" DE JAPANNER : Waarom vraagt ge zooveel ? Gij Europeanen vraagt altijd en hebt geen antwoord, of meer dan n en dat is nog erger. Wij hebben oorlog; wij zijn soldaten ; we moeten sterven. Daar is toch niets bij zonders aan." DE Rus: Maar diit voor zoo'n woestijn ?" DE JAPANNER : Wel, kapitein, we bemesten haar tenminste. Alles is groot waarvoor men sterft. En dan, er zyn zóó- veel menschen. Wat is aan ons gelegen ? Stel u maar eens voor, hoevelen na ons zullen komen." DE Rus: Ik heb geen kinderen. En wat heeft Rusland er aan, als ik hier sterf? De Popen zullen blijven brabbelen, de Tchinowniks zullen blijven stelen, en de kameraden, die naar huis terugkeeren, zullen pronken met hun ridderorden. Aan mij zal niemand denken. Mijn ouders zijn dood en Gabrilowna zal zich van kant maken." , DE JAPANNER : Zeker, ze zal zich van kant maken. Maar kapitein, denk nu toch eens aan alles, waaraan ge uw leven lang hebt gedacht." DE Rus: Aan mijn bevordering? Aan feestjes voor Gabrilowna? Aan een onder scheiding van den czar? Dat alles is voor mij uit, en nu zou het mij toch onverschillig zijn. Kan zoo iets u troosten?" DE JAPANNER: Ik denk, dat ik altijd mijn plicht heb gedaan. In mijn leven, in mijn dood; dat is voldoende." DE Rus: Alles voor Japan ?" DE JAPANNER: Alles voor mij. Wat ik ge leerd heb, was toch voor mijzelf, en juist daardoor óók voor Japan. Wat kon ik mér doen?" . DE Rus: En uw vrouw f' DE JAPANNER : Toen .ik uittrok voor den oorlog, heeft zij haar weduwenkleed gekocht." DE Rus: Zal zy zich van kant maken?" DE JAPANNER: Neen. Zij zal hertrouwen. Wij hadden nog geen kinderen. Er sterven tegenwoordig zoo velen. Daarom hebben wij menschen noodig, om weer te leeren en vooruit te komen." De Rus: Ja, bij ons hebt ge geleerd, en nu wilt ge zelf onderwijzen?" DE-JAPANNER: Wij willen alles zijn, wat we kunnen zijn. Dat is immers natuurlijk." DE Rus: Maar moet men in den oorlog'!" DE JAPANNER : De oorlog is de beste proef." DE Rus : De laatste proef". DE JAPANNER : Alleen voor ons. Er zijn nog anderen". DE Rus (bid): Erbarm U l..." (H ij verliest het bewustzijn.) DE JAPANNER (roept): Kapitein ! . .. Hij hoort niet meer. Ik wist dadelijk, dat hij vóór mij zou sterven ... Maar waarom zou ik het hem gezegd hebbeu? En Gabrilowna zal zioh niet van kant maken. Ze zal misschien trouwen met een van zijn kameraden, die het Kruis van St. George heeft... Maar waarom zou ik hem ook dat gezegd h ebben? Dat is immers zoo onverschillig... (Zacht gl mlachend.) Wonderlijke lui, die Europeanen! Och ja... (Hij sluit minaelitend de oogen en wacht. . . wacht.) MIIIIIIIIHIIIIHIIllllllltlllMIIIUIIIIIIIIIIIIMIMIIIIUIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIMIIMf ~~ INGEZONDEN. Prinselijke nittlnttiflieid. Ik ben den heer Winkle.r Prins een kleine opheldering schuldig, dewijl dezelve rare din gen van mij zegt. In het Weekblad van 14 Aug. vraagt de hee-r W. Pr.: Is het dr. Koster niet die Yellowstone-park be/angt en Sevilla zonder een zweem wezenlijke impres sie van beide?" Ach ja, lieve heer, peccavi, ik heb heusch Sevilla bezongen", hoewel ik er nooit 'n voet heb gezet. Maar wat zou dat? Mag ik niet uiten hoe ik mij Sevilla fantaseer, hoe 't mij in inün verbeelding aandoet? 'n Dichter behoeft zich niet te laten ^voorschrijven wat hij doen of niet doen mag; hij put uit den rijken overvloed van werke lijkheid en fantasieën naarmate zijn gemoed hem aandrijft. Met het andere voorbeeld heeft W. Pr. liet mis. Op blz. 52 v g. van mijn Vfz. Gedichten komt een stukje voor Het Rotspark en Omgeving", dat de heer Prins zoo vrij is met Yellowstone-park te verwar ren; als hij echter zijn oogen wat uit en zijn brilleglazen wat afgewreveu had, dan zou hij hebbeu kunnen zien dat mijn stukje onderteekend is Valkenburg in Limburg", welk liefelijk oord niet precies in de onmiddelijke nabijheid van Amerika ligt. Boven dien, ligt een fantasie van Sevilla, met al den glans van historie en romantiek er om heen, niet meer voor de band dan een van bijv. Valkenburg (Z.-II. of L.), Moergestel, Ulekoten of Beekbergen? De heer W. Pr. neemt het Dante zeker ook kwalijk dat hij Hel, Vage.ruur en l'aradijs en Tasso dat hij Jeruzalem rerloxt heeft bezongen". De heer W. Pr. leere in Amerika niet Amerikaansch... overdrijven. Den Haag, 18 Aug. 1904. FDWARD B. KOSTER. Een brutaal stnljp. Dezer dagen las ik in een der dagbladen, dat aan het Hoofdbestuur een oud-majoor van het 0.1. Leger was benoemd tot inspecteur der Posterijen en Telegrafie. Ik was hierover ten zeerste verwonderd en begreep niet, hoe jan en alleman maar met succes bij die administratie werkzaam kan zijn. Ik vernam nu nader, dat deze oud-otlicier, oud 43 jaar, die den dienst als kapitein had verlaten, ? 2000 Indisch pensioen heeft en een goede bekende is van den Minister van Koloniën. Nu heeft men aan een der afdeelingen van het Hoofdbestuur voor dien man een nieuwe onbeduidende afdeeling in het leven geroepen, aan hot hoofd waarvan hij komt te staan, als belast" met de functiën van Inspecteur. In de vakkringen moet dit feit hevige verontwaardiging hebben gewekt, daar men hier voor doodgewone werkzaamheden, het doen verzenden, etc. van het materieel aan de kantoren, iemand buiten het vak om heeft aangewezen met een titel, die anders slechts bereikbaar is na jarenlangen dienst en veel routine. Het heeft mij zér verbaasd, dat niemand onder de post- en telegraafambtenaren, naar aanleiding van dezen willekeur, waardoor de toekomst der ambtenaren het speelgoed wordt van ministers, de pen heeft opgenomen, en ik heb gemeend, niet te mogen nalaten, dit feit onder de aandacht der publieke opmie te brengen. ' N. VERBETERING. In het artikel van den heer J. A. Idem».. Greidanus Over het moderne der Steden" opgenomen in het no. van 28 Augustus, staat in het begin van het slot: en in de stinkende en bochtige grachtje» de oude kromme bruggen en bruggetjes" in plaats van: en de stinkende en bochtige gnu-Mje» en de oude kromme bruggen en bruggetjes". Mevr. Scharten?Antink, die hare correctievan haar artikeltje Een vergeten KrugerMonument" eerst afzond toen het stukje reedswas verschenen, deelt ons med«, dat in de tweede kolom voor woorden vau bezielden arbeid", moet worden gelezen maanden van. bezielden arbeii". MiiirniiimiHiMimtjMHiimimittJfiïiitmiiiimiiiijijiffmijifiifitiiififiiim 1ste Jaargang. 4 September 1904. Eed.: C. H. BROEKKAMP, Damrak 59, Amst. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek. betreifeude, te richten aan bovenstaand adres. Probleem No. 15, A en B zijn goed opgelost door : S. S. Van Baaien, L. Goudsmit en G. van Leeuwen, Amsterdam ; K. en N. Bouwen en D. Kikke, Edam ; W. van Daalen en J_ Fortgens, Haarlem ; W. Vijn, Hoogwoud ; H. J. van den Broek, Rotterdam. No. 15 B, is goed opgelost door: K. C, de Jonge, Amsterdam; J. Luteijn, Groede; J. Meijer, Nijmegen; E. J. M. de Kat, Eotterdarn; A. van der Dool, Deventer en K. Koster, Hoog Carspel. Van No. 14, is de eerste oplossing ook ge vonden door L. Goudsmit, Amsterdam. Partij No. 13. Onregelmatige opening". Deze partij is gespeeld per Correapondenti& tusschen de heeren W. van Daalen van Haarlem, met wit en A. J. van der Woude van Amsterdam, met zwart. Maart 1904 Juli. Wit, Zwart. Wit. Zwart. .1.3328 18 23 12.3933 2024 2. 31 27 17 21 1) 13. 46 41 27 3. 34 30 2) 20 24! 14. 36 31 12 18 5) 4. 39 33 15 20? 3) 15. 43 39 7 12 5. 36 31? 12 177? 16. 49 43! 5 10 6.31 26! 10 15 17.50 45 17 7. 41 36 4) 24 29? 18. 30 25 10 1.5 8. 33: 24 20: 29 19. 34 30 4 !(?? 6> 9.40 34? 29:40 20. 41 36 15 20 10.45:34 7 12 21. 47 41 10 15 11.44 39 15 201 Stand na den 21sten zet van zwart. 22. 39 34 7) 24 29 gedw. 38. 28: 17 21:12 23.33:24 20:40 39.4136 1823 24. 45:34 8) 35 20 40.27 21 10:27 25.3833 2024 41.32:21 1015 26. 42 38 14 20 gul*. 42. 37 32 83 27. 25:14 19:1(1 43.31 27 11 17 28. 28: 19 18 22 44. 21 16? 6 11 29. 27: 18 12: 14 45. 16 29 24: 44 9) 30.30:19 13:24 46.3228 20 2i>? 31. 31 27 14 20 47. 38 32 15 20 32. 43 39 7 12 48.43 39 44:31 33.4843 1218 49.36:27 17:22 34. 36 31 8 13 50. 27: 18 13:22 35.3430 3 8 51.32:27! 22:31 36. 30:19 13 24 52. 26: 37 remise. 37. 33 28 17 22 1) Hier moest gespeeld worden 20?24. Zie de danispeler" VI bij C. 2) Hier was het antwoord 39?33 enz.,. waardoor een tempo werd gewonnen. Zie de damspeler" VI bij C. Na 34?30 hersteld zwart zijn fout niet den tegenzet 20?24, waardoor zijn positie weder in de goede richting wordt gebracht en het voordeel voor wit verloren gaat. 3) 12?18 was het juiste antwoord. Zie de damspeler" VIII, de vierde zet van zwart. 4) 44?39 was de zet. Zwart kwam hier door onmiddellijk in .een slechte conditie,. (opgesloten of het centrum verloren.) 5) 5?10 moest hier gevolgd zijn, om aan stonds een krachtigen aanval op den korte» vleugel van wit te kunnen ondernemen 6) 14?20 en 9 : 20 moest nu geschieden. Zwart zou hierdo«r in een gunstige stelling zijn gekomen. 7) 45?40 rnoest hier gespeeld zijn. omdat zwart daarna zijn stelling moest afbreken, hetgeen zeer nadeelig voor hem was geweest. Zie het volgende: z 24?29 (de beste), w 33 : 24, z 20:29,. w 39?33, z 14?20, w 25 : 14, z 9 : 20, w 33 : 24r z 20:29, w 30?25, z3?9 (de eenige goede voortzetting), w 27?22, z 18 : 27, w 31 : 22,. z 12?18, w 37?31, z 18 : 27, w 31: 22, z 19?24 a) w 28 : 30, z 17:46,w 26 :17, z 11:22, w 30?24, z 29 : 20, w 25 : l a) z 7?12, w 41?37, z 12?18, w 37?31, z 18 : 27, w 31 : 22, z 8?12, w 42?37, z 12?18, w 37- 31, z 18 : 27, w 31 : 22!!, en zwart heeft nu geen enkele goede zet meer. 8) 35:44 verliest een schijf door het vol gende : zwart 14?20, 19 : 10 en 13 : 35. 9) Waarom niet 24 : 42 geslagen ? Deze slag , zou beter tot de winsttelling geleid hebben. 10) Deze Correspondentie-partij is zeer onregelmatig gespeeld. Men moet in zulke partijen alles nauwkeuriger doorrekenen en de spelers mogen niet te snel voortfchuiven, want dan komt het spreekwoord haastige spoed is zelden goed", te veel op den voorgrond. AVij vertrouwen dat ook hier de onder vinding de beste leermeester zal zijn. Aan de problemisten. Wij verzoeken nog maals beleefd de problemen ons toe te zenden op diagram en niet enkel met cijfers. Wij ontvingen weder een probleem, waarbij wordt aangegeven zwart 8 schijven", terwijl wij 9 getallen zien staan. Duidelijkheid in toezen ding, bespaart ons veel nutteloos nazien.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl