Historisch Archief 1877-1940
BE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND:
No. 1419
«BSTE HYPOTHEEKBANK IET OF ZWtBER LEVENSVERZEKERING,
-s
'n,
te 's-Gravenbage, Korte Poten 7 b.
Maatcchappelijk Kapitaal f 1500X300-.
President van den Raad van Commissarissen:
H. GOEMAN BORGES1US, Oud-Minister van Binoenlandsehe Zaken,
Lid v/d Tweede Kamer der Staten-Generaal, te VGravenhage.
Leden van den Raad van Toezicht:
til.' Dr. W. P. J. BOK, Directeur van de Eerste Nederlandsche
VerzekeringMaatschappij op het Leren en tegen Invaliditeit", te 's-Gravenhaj ..
B. J. VAN GORKOM, Oud-Notaris in de Z.-Afr. Republiek, te 's-Gravenhagt.
J. F. E. VAN DE WALL, Civiel-Ingenieur, te 's-Gravenhage.
DIRECTEUREN:
UT. C. W. TH. VAN DEN BRANDHOF en Mr. J. J. K. DE WIT.
De Bank geeft 4 pCt. Pandbrieten uit in stukken van f 1000.?,
/ 500.-, / 100.?en ? 50.?.
Om een hypothecaire leening, groot ?1000. geheel af
te lossen in 10, 15, 20 of 25 jaren met het beding, dat bij
overladen van den debiteur binnen dien termijn het perceel
toch onbezwaard op zijne erfgenamen zal overgaan, zónder
dat zij verdere aflossingen betalen, moet jaarlijks, doch niet
langer dan gedurende het leven van den debiteur, worden
betaald :
bij een
leeftijd van
25 jaar
30
35
40
45
1 ? 60
en een duur der leening
10 jaar
? 132.88
133.63
134.76
136.54
139.30
143.67
15 jaar
? 99.86
100.78
102.21
104.44
107.91
113.39
20 jaar
? 84.23
85.39
87,19
90.94.38
van
25 jaar
? 75.37
76.80
79.82.41
Spaar- en Voorschotbank der
Eerste Nederlandsehe Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit.
gevestigd te 's-Gravenhage, Kfcrte Poten 7 b. Maatschappelflk Kapitaal f 1.000.009.?.
Directeuren: Mr. C. W. TH. VAN DEN BRANDHOF en Mr. J. J. K. DE WIT.
De bank verstrekt voorschotten vanaf / 500.?onder persoonlijke of zakelijke zekerheid (h.v. onder borgstelling,
verband op lijfrenten of effecten dan wel tweede- hypotheek). In samenwerking met de Eerste Hypotheekbank met of
tonder Levensverzekering kan de Bank de volle waarde op onroerende goederen verstrekken onder 1ste en 2e hypotheek
en persoonlijke borgtocht of andere verdere zekerheid.
De Bank geeft 4 pCt. Schuldbrbttm «tt in «tokken van ? MOP.?, ? 500.-, / 100.- en ? 50.-.
waarover in de vorige kropiek is geschreven,
kunnen worden gedaan.
B. Dank voor de inlichtingen en voor uwe
' bereidwilligheid, 'k Houd mij aanbevolen.
Jgg».»^N*Ni»w^'*^*'''-'-W'V'^^Arf«M'*»'Xj'V^V*^^.^^^
?????IIUUMmMMiUtttUIlUlttfUWIttMM IIHUMUniltUIMM M MHMUMJÉM*
BjP^a-'^l**"*Ji'VV^-*/'VNj'>XVN*-ViN^~l^'VVVXVV^^
Katharina van Si'éna. Roman uit de ge
schiedenis van Mystiek en Occultisme,
door EMILIE WEGOEMAN GULDEUONT.
Dordrecht, J. P. Revers.
Een roman uit de geschiedenis, is dat een
historische roman? 't Is ten minste niet
precies een roman met een intrige en een
ontknooping, en ook niet precies een geschie
denis. Wat is 't dan? Ik vrees, dat de schrijf
ster 't zelf niet goed weet. In het voorwoord"
zegt z$j: dat het boek eer een vraag is dan
een plertarede. Een vraag, waarnaar? Een
pleitrede, waarvoor of waartegen?
Was 't meer een pleitrede voor een
waarbeid -waarvan de auteur ten -volle overtuigd
was, hoogst waarschijnlijk zou dan boek
interessanter zijjn.
Het laut zich wel lezen. Heiligen-legenden
hebben iets zeer aantrekkelijks. Men kan ze
genieten om het fantastische, het wonderbare
en -waaideeren omdat de Christenen van zeker
tijdvak daarin hun godsdienstig en zedeljjk
ideaal hebben uitgesproken. Bovendien St.
Katharina was "een buitengewone vrouw, zij
behoorde onder de heiligen, voor zoover men
een mensen heilig mag noemen, en vertegen
woordigde in haar persoon meer dan ne
zyde van het Christendom. Haar ascetisme
was een protest tegen het sensualisme en de
wereldvergoding van haren tijd. Zij was go@d
katholiek n«ar de begrippen harer eeuw. Ja
,ook goed roomsch, en twijfelde niet aan het
g«aag .van den paus als opperhoofd der kerk,
maar als alle mystieken, die den peieoonlijken
omgang met Christus genieten in hun con
templatief leven acht z\j haar zielevrede niet
afhankelijk van het pauselijk gezag. Zij durfde
de zedelooze kardinalen en den zwakken
paus duchtig de les te lezen, zich beroepende
op Christus. Zij was nederig genoeg om den
armsten de voeten te wasschen en stout ge
noeg in, haar geloof om den paus met zjjn
jheele conclave de ooren, te wasschen. Groot
?was haar invloed. Zij voorzag het pauselijk
gcisma en bewoog Gregoriua IX den
pauselijken zetel van Avignon weer naar Rome te
verplaatsen, hoeveel grooter machten ook
samenspanden om hem in Frankrijk te hou
den. Haar macht wordt niet licht overschat.
Wie de kinderen van onzen tijd deze uit
nemende persoonlijkheid, dit groote karakter
leert waardeeren, doet een goed werk, en het
is te begrijpen, dat een kunstenaar zich daar
toe geroepen gevoelt. Maar het schynt onze
auteur niet in de eerste plaats te doen ge
weest te zy'n om Katharina's karakter te
doen kennen. Bij voorkeur vestigt zij de
aandacht op de wonderen die van de Heilige
verteld worden, en die ze meedeelt als feiten,
zoodat zij meer verwondering dan bewonde
ring wekken.
Indien nog maar verwondering alleen ! Is
't toch een feit, dat Katharina op haar zevende
jaar reeds beloofd heeft maagd te blij ven en
dan reeds begint met angstvallig het gezel
schap van mannen te vermijden, dan is er
in deze ziekelijke vroegrijpheid iets droevigs
en walgelijks tevens.
Z\jn het feiten, dat Katharina haar lichaam
kon verlaten om op verren afstand tegen
woordig te zijn, en dat de hostie, door een
priester, haar gereikt in zijn hand begon te
trillen om daarna in haar mond te vliegen?
Zgn dat feiten ? Ja ? Nu dan zijn er voor
eeuwen rare dingen gebeurd; maar ze zeg
gen ons niet wat er in de ziel van Katharina
is omgegaan.
Maar onze schrijfster wil, ofschoon slechts
half overtuigd, zeggende, dat zij maar een
vraag opwerpt, toch een soort pleidooi leve
ren voor het occultisme.
Uit de wonderverhalen leidt zij niet af
welken indruk haar heldin op de tijdgenooten
maakte, of wat de Roomsche kerk later in
hare Heiligen 't meest bewonderde; o neen,
zij brengt deze legenden in verband met
andere verhalen uit de wereld van het occul
tisme om de lezers minstens te doen vragen:
Is er toch niet zoo iets ia de wereld van
dat geheimzinnige...?
Zoo verdwijnt het groote karakter in de
ruime plooien van het wonderkleed.
Dr. Allard Pierson heeft in zijn geschiedenis
van het Roomsch Katholicisme ongeveer 12
pagina's gewijd aan Katharina van Siëna;
deze bladzijden zijn mij meer waard, dan
iet heele boek van E. W. Guldemont.
_ v. H.
NIEUWE UITGAVEN.
Het Noorden, geïllustreerd Tijdschrift vooi
liet Noorden van Nederland, aflevering l?6.
Van Veen & Evers, Groningen.
De zoogenaamde Gemeentenood in verband met
de Nederl. Gemeente-rekeningen en begrootingen,
jdoor HUIBERT VETH, Dordrecht, J. P. Revers.
Nog bij Moeder, door JAN LIGTHART en H.
SCHEEPRTRA; geïllustreerd door C. JETSES. 2e
Stukje. Groningen, J. B. Wolters.
Zestien, door JEANNE REIJNEKE VAN STUJTE,
Amsterdam L. J. Veen.
HENEI BOKEL, De Stille Stad, Amsterdam,
L. J. Veen.
Dr. FEIEDEICH SIEBERT, Een boek voor ouders
Aan boek voor Vaders van Aankomende Jongens
en Aan de Moeders van Aankomende Meisjes.
Gouda, J. T. Swartaenburg.
Uit mijn Land, door VICTOR DE MEYEKE.
Utrecht, H. van Romburgh.
Inhoud van Tijdschriften.
Ome Eeuw, 9e afl.: Een vrouwenportret,
door A. S. C. Wallis. Toscaansche steden, I,
door mr. S. Muller Fzn. De arbeidsover
eenkomst der dienstboden, door jhr. mr. H.
Smissaert. De dageraad der Hollandsche
renaissance te Rome, door prof. dr. K.
Kuiper. Recruteering van ons veldleger,
door P. Donk. De schaduw van Faust, door
dr. D. J. Bierens de Haan. Verzen, van F. B.
De XXe Eeuw, 9e afi.: Wat de landbewoner
sprak over de samenleving, door Albert
Verweij. Kinderliefde, door St\jn
Streuvels. Een handelstrijd tusschen stad en
/land, door T. J. de Boer. Uit de lage landen
bij de zee, door Albert Verweij. Verken
ningen om Gijsbrechts vesten, door J.
Koopmans. Herfst verzen, door J. L. Walch.
Langs de straten, door H. Bouma. Little
Pitch, door A. van Collem. De dag der
dagen, door H. Bouma.
Groot Nederland, Sept. 1904: CyrielBuijsse,
De Landverhuizers. Louis Couperus, Im
peria. G. Simons, Tot het uiterste. Ren
de Clercq, Een merel. S. Goudsmit,
Jehoediem. Prosper van Hove, Vlaamsche
kroniek (Liberale politiek). Litteratuur. Is.
Querido, Over litteratuur.
Bibliographie: Frans Coenen Jr., Vluchtige
verschijningen. Mil van Hoorn, Ruiter
weelde. B. Stichter, Leven en bedrijf van
Barendje Licht. Groenloopen.
Vragen van den Dag, aflev. IX: Dr. H. Blink.
Katoennood, Katoencultuur en Katoenindus
trie, mede in betrekking tot Nederland en
de Koloniën. Het Gajoland en zijne be
woners (rnet een kaartje). Elise A. Haighton,
Internationale vrouwenenergie. F. J. van
der Molen, Het vraagpunt waar de bakermat
der Ariërs moet gezocht worden. P. Adriani,
De Sociale beteekenis der epidemische en
besmettelijke volksziekten. Bibliographie.
Van maand tot maand: F. H. van der Kop,
De Somali-expeditie. Een nieuwe werking
der X-stralen. Nieuwe goudvonden in
Mexico. ? Kinderloosheid iu Engeland. ?
Vier en veertig voorteekens van regen.
Eucalyptushout als brandstof. Toeneming
der bevolking in Europa. Alcohol en koude.
De Katholieke Gids, 9e afl.: Een groot be
keerling, door Herm. Smitz Az. Is het
Kersfeest eene mythe, door Dimondo, Een
katholiek strijder in de pers, door P. J. van
den Goor, pr. Christus Mystrews, door A.
Th. v. H. Tijdschriftentafel.
De vrije Tribune, Afl. 8 : Bevalling, door
W. Schürmann. Liedje, door P. Koomen.
De vrije Schoonheidsleer, door «Ir J. Huberts.
Verzen, door N. Hiddar. Naar Rome, door
J. Havermans. ? Noordsche nachtegaal, door
J. ter Lecke. Repliek, door G. H. v. Senden.
Kritiek van Beeldende Kunsten en Kunst
nijverheid, Afl. 8: Huisje te Leiden. Ezeltje.
Koolsnijden. ? Kippen. Pioenen. Schui
ten. Hortensia's. Bokkingen. Molen
op Texel. Dorpshuis te Borger.
Studies in Volkskracht, No. 10: Zedelijke
opvoeding zonder geloofsdogma door A. H.
Gerhard. Zedelijkheid en Godsdienst, door
dr. J. A. Kramer.
De Natuur 15 Aug.: Verschillende soorten
van gouden en stalen pennen, uit la
Nature". Zeezwaluwen of Sternidae, door
J. Daalder, Dz. liet stofvrij-maken van
wegen, door R. W. Tuinzing. Aan het
begin van het leven, door dr. H. J. Calkoen.
De decimale dagverdeeling, door J. v. d.
Breggen. ? De Sneltelegraai van Siemens en
Halske, door dr H. F. Hinsken. De dadel
palm en zijn tegenwoordige cultuur, door
dr. A. J. C. Snijders. ??? Onzo groote
zalmvisscherijen, J. B. J. Loeft'. Iets over petro
leum- en benzinemotoren in 't algemeen, door
J. G. Pouw Hz. ? Eenvoudige proeven:
het kristalliseeren van Zouten, door dr. A. J.
C. Snijder. Korte mededeelingen..
Sterrekundige Opgaven voor den herfst van 1904,
door dr. H. Pannekoek. Maandelij ksch
weerbericht, door C. L. de. Veer.
mjsgeerige bladen, II: Wijsgeerige grondbe
ginselen. Kunst-Godsdienst-Wijsbegeerte.??
Godsdienst-wijsbegeerte als ontwikkelingsleer.
Tijdschrift toor Onderwijs en Opvoeding, Ie
en 2e afl.: Dr. P. Anema (Batavia), Het on
derwijs in de plant- en dierkunde aan do
Hoogere Burgerschool. Dr. H. D. Tjeenk
Willink (Batavia), Eenige opmerkingen naar
aanleiding van het artikel Het onderwijs in
de plant- en dierkunde", doov dr. P. Anema.
L. Jfi. van der Ley (Middelburg), Jus promo
vendi. Herman J. de Vries (Haarlem) en
J. de Jong Czn. (Utrecht), Het teekenen op
de eindexamens der Hoogere Burgerscholen.??
Kleine bijdragen. De beteekenis der gewaar
wordingen in spierenten beweging voor de
geestelijke vorming. ? F. S. M. Guyot
(Bunnik), Brieven.
Eigen Haard, No. 36 : Gees, door L. Kla
ver, L In Bretagne, door J. Eigenhuis,
met illustr., naar penteekeningen van J. J.
Damme, II. Javaansche kunstnijverheid,
door T. ter Horst-De Boer, met af b. Toen
ds Koning nog leefde... door V. H. De
eerste Nederlandsehe pers-auto, met af b.
Verscheidenheid. Feuilleton.
Op liet slapeld.
(Naar het Duitsch, van LUD WIG BAUER in Jugend.)
Een modderige vlakte in Mandschoerije,
op welke in de morgen?chemering de
omtrekken van verstrooide lichamen
zichtbaar worden. Een lichte nevel van
vochtigheid, waarmede zi«li de reuk van
bloed en kruit en ontbinding vermengd.
EEN RUSSISCH OFFICIER (zich schreeuwend op
den grond wentelend): Het is niet uit te
houden!"
EEN JAPANSCII OFFICIER (die op eenige meters
van hem ligt): U zult het moeten dragen."
DE Rus: Werda? kameraad?"
DB JAPANNER: Neen. Ik ben luitenant bij
het llde Japansche infanterie-regimeut en
ik heet... Maar op 't oogenblik is die voor
stelling eigenlijk overbodig..."
DE Rus: O!... kunt ge u nog bewegen?"
DE JAPANNER: Tot mijn spijt niet zoo als
ik wel zou wenschen. Mijn rechterbeen hangt
nog maar aan een huidlap."
DE RUS : En ik heb een schot in de borst.
Maar ge spreekt Russisch! Als ge uw lands
lieden een teeken zoudt willen geven ..."
DE JAPANNER: Dat zou niets baten. Mijlen
ver in den omtrek is niemand meer. De
kolonne is natuurlijk doorgemarcheerd. Wij
liggen hier niet een paar lijken in een boschje;
vandaar dat men ons niet heeft opgemerkt."
DE Rus: Verdoemd! Dan zijn we dus
verloren ?"
DE JAPANNER : Zooals u zegt, Kapitein."
DE Rus: Maar zouden we elkaar niet
kunnen helpen ?"
DE JAPANNER : Ik kan mij maar een klein
beetje verschuiven; het bloedverlies heeft mij
te veel verzwakt."
Dfi Rus: En ik kan mij in 't geheel niet
oprichten, het is alsof er een stuk rots op
mijn borst ligt. Hoe ver zouden we wel van
elkaar af zijn ?"
DE JAPANNER : Drie meter, denk ik. Maar
op 't oogenblik is dat precies hetzelfde
als drieduizend meter." (Beiden zwijgen droef
geestig.)
DE Rus: Hebt ge iets te eten ?"
DE JAPANNER: Een paar gekooktekorr^,.
rijst. Als ik u daarmee kan dienen, ^laa^
pas goed op waar ze neerkomen, of ge
ermet uw band bij kunt." (Hij werpt; de korrels
vallen een meter van den Rug op den grond.)
DE Rus : Vervloekt! Vroeger kondt ge wel
beter mikken l"
DE JAPANNER : Neem mij niet kwalijk !
Toen stierven we ook nog niet!... Overigens
zoudt ge er toch niets aan gehad hebben."
DE Rus : Dus meent ge dat er voor ons
geen hoop meer is ?"
DE J.ÏTANNER : Als er tenminste geen won
der geschiedt ..."
DE Rus: Ik zal bidden tot mijn schuts
heilige."
DE JAPANNER : Als u dat genoegen doet."
(De Rus bidt; beiden l'ggen een hal} uur roerloos.)
DE Kus {plotseling): Zijt ge al dood V"
DJ: JAPANNER: l'ardon, nog niet."
DE Rus : Het moet al middag zijn."
DE JAI'ANNF.R: Gij vergist u. 't Is nauwe
lijks een half uur geleden, dat wij kennis
maakten."
DE Rus: Wie van ons beiden zou wel
het eerst sterven?"
DE JAPANNER: Ik denk, ik. Ik zal koud
vuur krijgen."
DB Rus: Hoe komt het, dat ge zoo goed
Russisch spreekt?"
DE JAPANNER : Ik ben twee jaar geweest
op de Polytechnische School te Petersburg."
DE Rus f belangstellend): Kent ge professor
Lischrnanow'.'"
DE JAPANNER : Zeker."
DE Ru*: Zijn dochter Gabrilowna is mijn
vrouw."
DE JAPANNER : Ik heb de dame eens met
haar vader zien uitrijden. Zij is bekoorlijk."
Du Rus: Nietwaar ? Een engel is ze! En
ze heeft me zóó Hef. Als ze wist, dat ik hier
stierf, de oogen zou ze zich uit het hoofd
weenen! Ze nou zich van iant maken."
DE JAPANNER (twijfelend): Denkt u dat?"
DE Rus: Ge gelooft het niet? Als ze mijn
naam op de lijst van de verliezen ziet staan,
dan zal ze zich van kant maken! Ge zult
het zien."
DE JAPANNER: Met uw welnemen, ik zal
het niet zien. Overigens komen wij beiden
niet op de lijst van de verliezen, maar op
die van de vermisten."
DE Rus: ..Dat is waar! Het arme vrouwtje!
Maanden lang zal ze nog hopen," (Hij weent.)
DJ: JAPANNER: Heeft dat u wat verlicht?"
DE Rus : .,0, mijn ledematen zijn heelemaal
stijf! Ik kau niet eens mijn vingers meer
bewegen ! Waarom moot ik hier crepeeren ?
Omdat jelui Mandschoerije wilt hebben."
Di; JAPANNER : Neen omdat gij het hebt."
DE Rus : Dat kan ook wel zijn. Heeft de
czar geen land genoeg? Wat moeten we
met deze woestijn aanvangen ? Toen ik als
kind rondsprong in onze bossehen en op onze
roggeakkers, heb ik toen gedacht, dat ik in
zoo'n woestijn zou moeten sterven ? Om zulk
een woestijn te verrotten! En Gabrilowna
zal óók sterven ! Ze heeft mij zoo lief! Meneer,
is dat niet onnatuurlijk?"
DE JAPANNER : Waarom vraagt ge zooveel ?
Gij Europeanen vraagt altijd en hebt geen
antwoord, of meer dan n en dat is nog
erger. Wij hebben oorlog; wij zijn soldaten ;
we moeten sterven. Daar is toch niets bij
zonders aan."
DE Rus: Maar diit voor zoo'n woestijn ?"
DE JAPANNER : Wel, kapitein, we bemesten
haar tenminste. Alles is groot waarvoor men
sterft. En dan, er zyn zóó- veel menschen.
Wat is aan ons gelegen ? Stel u maar eens
voor, hoevelen na ons zullen komen."
DE Rus: Ik heb geen kinderen. En wat heeft
Rusland er aan, als ik hier sterf? De Popen
zullen blijven brabbelen, de Tchinowniks
zullen blijven stelen, en de kameraden, die
naar huis terugkeeren, zullen pronken met
hun ridderorden. Aan mij zal niemand denken.
Mijn ouders zijn dood en Gabrilowna zal
zich van kant maken."
, DE JAPANNER : Zeker, ze zal zich van kant
maken. Maar kapitein, denk nu toch eens
aan alles, waaraan ge uw leven lang hebt
gedacht."
DE Rus: Aan mijn bevordering? Aan
feestjes voor Gabrilowna? Aan een onder
scheiding van den czar? Dat alles is voor
mij uit, en nu zou het mij toch onverschillig
zijn. Kan zoo iets u troosten?"
DE JAPANNER: Ik denk, dat ik altijd mijn
plicht heb gedaan. In mijn leven, in mijn
dood; dat is voldoende."
DE Rus: Alles voor Japan ?"
DE JAPANNER: Alles voor mij. Wat ik ge
leerd heb, was toch voor mijzelf, en juist
daardoor óók voor Japan. Wat kon ik mér
doen?" .
DE Rus: En uw vrouw f'
DE JAPANNER : Toen .ik uittrok voor den
oorlog, heeft zij haar weduwenkleed gekocht."
DE Rus: Zal zy zich van kant maken?"
DE JAPANNER: Neen. Zij zal hertrouwen.
Wij hadden nog geen kinderen. Er sterven
tegenwoordig zoo velen. Daarom hebben wij
menschen noodig, om weer te leeren en
vooruit te komen."
De Rus: Ja, bij ons hebt ge geleerd, en
nu wilt ge zelf onderwijzen?"
DE-JAPANNER: Wij willen alles zijn, wat
we kunnen zijn. Dat is immers natuurlijk."
DE Rus: Maar moet men in den oorlog'!"
DE JAPANNER : De oorlog is de beste proef."
DE Rus : De laatste proef".
DE JAPANNER : Alleen voor ons. Er zijn
nog anderen".
DE Rus (bid): Erbarm U l..." (H ij verliest
het bewustzijn.)
DE JAPANNER (roept): Kapitein ! . .. Hij
hoort niet meer. Ik wist dadelijk, dat hij
vóór mij zou sterven ... Maar waarom zou
ik het hem gezegd hebbeu? En Gabrilowna
zal zioh niet van kant maken. Ze zal misschien
trouwen met een van zijn kameraden, die
het Kruis van St. George heeft... Maar
waarom zou ik hem ook dat gezegd h ebben?
Dat is immers zoo onverschillig... (Zacht
gl mlachend.) Wonderlijke lui, die Europeanen!
Och ja... (Hij sluit minaelitend de oogen en
wacht. . . wacht.)
MIIIIIIIIHIIIIHIIllllllltlllMIIIUIIIIIIIIIIIIMIMIIIIUIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIMIIMf
~~ INGEZONDEN.
Prinselijke nittlnttiflieid.
Ik ben den heer Winkle.r Prins een kleine
opheldering schuldig, dewijl dezelve rare din
gen van mij zegt. In het Weekblad van 14
Aug. vraagt de hee-r W. Pr.: Is het dr.
Koster niet die Yellowstone-park be/angt en
Sevilla zonder een zweem wezenlijke impres
sie van beide?" Ach ja, lieve heer, peccavi,
ik heb heusch Sevilla bezongen", hoewel
ik er nooit 'n voet heb gezet. Maar wat zou
dat? Mag ik niet uiten hoe ik mij Sevilla
fantaseer, hoe 't mij in inün verbeelding
aandoet? 'n Dichter behoeft zich niet te laten
^voorschrijven wat hij doen of niet doen mag;
hij put uit den rijken overvloed van werke
lijkheid en fantasieën naarmate zijn gemoed
hem aandrijft. Met het andere voorbeeld heeft
W. Pr. liet mis. Op blz. 52 v g. van mijn
Vfz. Gedichten komt een stukje voor Het
Rotspark en Omgeving", dat de heer Prins
zoo vrij is met Yellowstone-park te verwar
ren; als hij echter zijn oogen wat uit en
zijn brilleglazen wat afgewreveu had, dan
zou hij hebbeu kunnen zien dat mijn stukje
onderteekend is Valkenburg in Limburg",
welk liefelijk oord niet precies in de
onmiddelijke nabijheid van Amerika ligt. Boven
dien, ligt een fantasie van Sevilla, met al
den glans van historie en romantiek er om
heen, niet meer voor de band dan een van
bijv. Valkenburg (Z.-II. of L.), Moergestel,
Ulekoten of Beekbergen? De heer W. Pr.
neemt het Dante zeker ook kwalijk dat hij
Hel, Vage.ruur en l'aradijs en Tasso dat hij
Jeruzalem rerloxt heeft bezongen". De heer
W. Pr. leere in Amerika niet Amerikaansch...
overdrijven.
Den Haag, 18 Aug. 1904.
FDWARD B. KOSTER.
Een brutaal stnljp.
Dezer dagen las ik in een der dagbladen,
dat aan het Hoofdbestuur een oud-majoor
van het 0.1. Leger was benoemd tot inspecteur
der Posterijen en Telegrafie. Ik was hierover
ten zeerste verwonderd en begreep niet, hoe
jan en alleman maar met succes bij die
administratie werkzaam kan zijn. Ik vernam
nu nader, dat deze oud-otlicier, oud 43 jaar,
die den dienst als kapitein had verlaten,
? 2000 Indisch pensioen heeft en een goede
bekende is van den Minister van Koloniën.
Nu heeft men aan een der afdeelingen van
het Hoofdbestuur voor dien man een nieuwe
onbeduidende afdeeling in het leven
geroepen, aan hot hoofd waarvan hij komt
te staan, als belast" met de functiën van
Inspecteur. In de vakkringen moet dit feit
hevige verontwaardiging hebben gewekt, daar
men hier voor doodgewone werkzaamheden,
het doen verzenden, etc. van het materieel
aan de kantoren, iemand buiten het vak om
heeft aangewezen met een titel, die anders
slechts bereikbaar is na jarenlangen dienst
en veel routine.
Het heeft mij zér verbaasd, dat niemand
onder de post- en telegraafambtenaren, naar
aanleiding van dezen willekeur, waardoor de
toekomst der ambtenaren het speelgoed wordt
van ministers, de pen heeft opgenomen, en
ik heb gemeend, niet te mogen nalaten, dit feit
onder de aandacht der publieke opmie te
brengen. ' N.
VERBETERING.
In het artikel van den heer J. A. Idem»..
Greidanus Over het moderne der Steden"
opgenomen in het no. van 28 Augustus, staat
in het begin van het slot:
en in de stinkende en bochtige grachtje»
de oude kromme bruggen en bruggetjes" in
plaats van: en de stinkende en bochtige gnu-Mje»
en de oude kromme bruggen en bruggetjes".
Mevr. Scharten?Antink, die hare
correctievan haar artikeltje Een vergeten
KrugerMonument" eerst afzond toen het stukje
reedswas verschenen, deelt ons med«, dat in de
tweede kolom voor woorden vau bezielden
arbeid", moet worden gelezen maanden van.
bezielden arbeii".
MiiirniiimiHiMimtjMHiimimittJfiïiitmiiiimiiiijijiffmijifiifitiiififiiim
1ste Jaargang. 4 September 1904.
Eed.: C. H. BROEKKAMP, Damrak 59, Amst.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek.
betreifeude, te richten aan bovenstaand adres.
Probleem No. 15, A en B zijn goed opgelost
door : S. S. Van Baaien, L. Goudsmit en G.
van Leeuwen, Amsterdam ; K. en N. Bouwen
en D. Kikke, Edam ; W. van Daalen en J_
Fortgens, Haarlem ; W. Vijn, Hoogwoud ; H.
J. van den Broek, Rotterdam.
No. 15 B, is goed opgelost door: K. C,
de Jonge, Amsterdam; J. Luteijn, Groede;
J. Meijer, Nijmegen; E. J. M. de Kat,
Eotterdarn; A. van der Dool, Deventer en K. Koster,
Hoog Carspel.
Van No. 14, is de eerste oplossing ook ge
vonden door L. Goudsmit, Amsterdam.
Partij No. 13. Onregelmatige opening".
Deze partij is gespeeld per Correapondenti&
tusschen de heeren W. van Daalen van
Haarlem, met wit en A. J. van der Woude
van Amsterdam, met zwart.
Maart 1904 Juli.
Wit, Zwart. Wit. Zwart.
.1.3328 18 23 12.3933 2024
2. 31 27 17 21 1) 13. 46 41 27
3. 34 30 2) 20 24! 14. 36 31 12 18 5)
4. 39 33 15 20? 3) 15. 43 39 7 12
5. 36 31? 12 177? 16. 49 43! 5 10
6.31 26! 10 15 17.50 45 17
7. 41 36 4) 24 29? 18. 30 25 10 1.5
8. 33: 24 20: 29 19. 34 30 4 !(?? 6>
9.40 34? 29:40 20. 41 36 15 20
10.45:34 7 12 21. 47 41 10 15
11.44 39 15 201
Stand na den 21sten zet van zwart.
22. 39 34 7) 24 29 gedw. 38. 28: 17 21:12
23.33:24 20:40 39.4136 1823
24. 45:34 8) 35 20 40.27 21 10:27
25.3833 2024 41.32:21 1015
26. 42 38 14 20 gul*. 42. 37 32 83
27. 25:14 19:1(1 43.31 27 11 17
28. 28: 19 18 22 44. 21 16? 6 11
29. 27: 18 12: 14 45. 16 29 24: 44 9)
30.30:19 13:24 46.3228 20 2i>?
31. 31 27 14 20 47. 38 32 15 20
32. 43 39 7 12 48.43 39 44:31
33.4843 1218 49.36:27 17:22
34. 36 31 8 13 50. 27: 18 13:22
35.3430 3 8 51.32:27! 22:31
36. 30:19 13 24 52. 26: 37 remise.
37. 33 28 17 22
1) Hier moest gespeeld worden 20?24. Zie
de danispeler" VI bij C.
2) Hier was het antwoord 39?33 enz.,.
waardoor een tempo werd gewonnen. Zie
de damspeler" VI bij C.
Na 34?30 hersteld zwart zijn fout niet den
tegenzet 20?24, waardoor zijn positie weder
in de goede richting wordt gebracht en het
voordeel voor wit verloren gaat.
3) 12?18 was het juiste antwoord. Zie de
damspeler" VIII, de vierde zet van zwart.
4) 44?39 was de zet. Zwart kwam hier
door onmiddellijk in .een slechte conditie,.
(opgesloten of het centrum verloren.)
5) 5?10 moest hier gevolgd zijn, om aan
stonds een krachtigen aanval op den korte»
vleugel van wit te kunnen ondernemen
6) 14?20 en 9 : 20 moest nu geschieden.
Zwart zou hierdo«r in een gunstige stelling
zijn gekomen.
7) 45?40 rnoest hier gespeeld zijn. omdat
zwart daarna zijn stelling moest afbreken,
hetgeen zeer nadeelig voor hem was geweest.
Zie het volgende:
z 24?29 (de beste), w 33 : 24, z 20:29,.
w 39?33, z 14?20, w 25 : 14, z 9 : 20, w 33 : 24r
z 20:29, w 30?25, z3?9 (de eenige goede
voortzetting), w 27?22, z 18 : 27, w 31 : 22,.
z 12?18, w 37?31, z 18 : 27, w 31: 22, z 19?24
a) w 28 : 30, z 17:46,w 26 :17, z 11:22, w 30?24,
z 29 : 20, w 25 : l
a) z 7?12, w 41?37, z 12?18, w 37?31,
z 18 : 27, w 31 : 22, z 8?12, w 42?37, z 12?18,
w 37- 31, z 18 : 27, w 31 : 22!!, en zwart heeft
nu geen enkele goede zet meer.
8) 35:44 verliest een schijf door het vol
gende : zwart 14?20, 19 : 10 en 13 : 35.
9) Waarom niet 24 : 42 geslagen ? Deze slag ,
zou beter tot de winsttelling geleid hebben.
10) Deze Correspondentie-partij is zeer
onregelmatig gespeeld. Men moet in zulke
partijen alles nauwkeuriger doorrekenen en
de spelers mogen niet te snel voortfchuiven,
want dan komt het spreekwoord haastige
spoed is zelden goed", te veel op den voorgrond.
AVij vertrouwen dat ook hier de onder
vinding de beste leermeester zal zijn.
Aan de problemisten. Wij verzoeken nog
maals beleefd de problemen ons toe te zenden
op diagram en niet enkel met cijfers. Wij
ontvingen weder een probleem, waarbij wordt
aangegeven zwart 8 schijven", terwijl wij 9
getallen zien staan. Duidelijkheid in toezen
ding, bespaart ons veel nutteloos nazien.