Historisch Archief 1877-1940
P/
420DE AMSTEEDAMMEE
A°. 1904.
WEEKBLAD YOOE NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f \.5Q, fr. p. post ? 1.65
Vogr Indiëper jaar , mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capnciues tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 11 September.
Advertentiën van t?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiima
KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Drie dooie
letters, II, (slot), door G. T. d. Pol. Het wapen
der Koningin. Jtotterdam's gemeentelijke mild
heid, door P. Vijftien maanden in de Concen
tratiekampen, door B. Neethling-Murray. Brieven
uit Nieuw^Nederlamd, (slot), door A. E. H. 3. te
Laer. Het leven in de hofstad, IX, door Senior.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Gedwongen
winkelnering, door mr. dr. H. S. Veldman.
KUNST EN LETTEREN: De Beweging. Het
Tweede Deel .Verzen", van Willem K loos, door
dr. H. J. Boeken. Het Ta il-congres te Deventer,
door Junior FEUILLETON : Het Oordeel, (slot).
van Marie Thieiy. VOOR DAMES: Portret van
mevr. M. C. G. Limbnrg-Clant v. d. Mgll. Op
?chool en in huis, V, (slot), door Eg b. C. v. d.
Mandele. Internationale kinderlilteratuar door
N. van Hichtam. Allerlei, door Caprice.
Hollandsche primitieven, I, door F. A. B.?Twee
Haarlemmers f. Soestdp, II. (slot), door J. H.
van Doodeweerd. UIT DE NATUUR: door E.
Heimans. FINANCIEELE EN
OECONOMI8CHE KRONIEK door D. Stigter. - INGEZON
DEN -DAMR0BRIEK SCHAAK SPEL. PEN
EN POTLOODKRA83EN. ADVERTENTIËN.
Drie doode letters.
II. (Slot.)
Nauwelijks was er iets bekend van
het ontwerp van den
regeerings-commissaris, tot vorming van een plaatselijken
raad te Batavia, of... de zaken begon
nen naar wensch te loopen; hetgeen
in dit geval zeggen wil, dat zij misliepen.
Er stak toch een storm van verontwaar
diging op onder de Indische bevolking.
Deze blijkt van zulke decentralisatie niet
gediend, en evenmin van zulke plaat
selijke raden, als waarmee de voor
naamste plaats van Indiëin zekere
mate dan toch een centrum van intel
lect zal worden gezegend (?). Elders
dan te Batavia vroeg men zich af: als
er zoo met het Bataviasche groene hout ge
handeld wordt, wat zal er dan wel met
het dorre van de minder voorname
plaatsen geschieden ?
En geen wonder!
Er zijn toch in dit als proef bedoeld
ontwerp van den regeerings-commissaris
teen geldmiddelen aangewezen,
afgezonerd van de algemeene middelen; zooals
de bedoeling der regeering was bij de
indiening van artikel 68a van het Indisch
regeeringsreglement, en ook van de beide
Kamers der Staten-generaal, toen zij het
ontwerp aannamen. Eigener autoriteit
kon de regeeringscommissaris die mid
delen niet aanwijzen; en het betrokken
departement evenmin, omdat er geen
speciale boekhouding is, die reeds eenige
jaren" gewerkt heeft.
Decentralisatie zoo redeneert nu
het Indisch publiek beteekent
duitenklopperij". Waar geen algemeene mid
delen worden afgezonderd, zal het moeten
komen tot plaatselijke belastingen. Men
begrijpt echter zeer wel, dat deze op den
duur toch niet te vermijden zijn ; ja, men
kan dit billijken, wanneer er verbetering
van oeconomische toestanden die nood
zakelijk uit een behoorlijke behartiging
van locale belanden moet voortvloeien
mee gekocht wordt. Maar eerst eischt men
het beloofde aandeel uit de algemeene
middelen, door den minister van
koloniën in zijn memorie van antwoord
op het voorloopig verslag der Eerste
Kamer zelf genoemd: een eerste en
noodzakelijke voorwaarde voor het wel
slagen der voorloopige hervorming".
Bovendien" stond ah een thans
reeds letterlijk vervulde profetie in het
zelfde stuk, zou echter te vreezen zijn,
dat die hervorming algemeen met wan
trouwen zou worden ontvangen, indien
niet werd vooropgesteld, dat geen locale
belastingen zullen worden geheven, dan
ter bevrediging van nieuwe of zich uit
breidende behoeften".
Dit alles laat alweer aan duidelijkheid
niets te wenschen. Toch is er in zijn
ontwerp door den regeerings-commissaris
te Batavia met deze ministerieele uit
spraken ganschelijk geen rekening ge
houden. Evenmin met de herhaaldelijk
zoo duidelijk uitgedrukte bedoeling tot
het verleenen van zelf bestuurlijke be
voegdheden. Zóó ver durft de
regeeringscommissaris zelfs te gaan, van alle leden
van den plaatselijken raad te Batavia te
laten benoemen door de regeering.
Maar dit is niet alleen een bespotting
van de bevolking van Indie's hoofdplaats,
het is niet minder een loopje nemen met
de wetgevende macht in Nederland.
Immers, deze bedoelt opvoeding tot zelf
bestuur, ja, tot volledig zelfbestuur".
Eerst zou aldus heeft de minister aan
de Eerste Kamer toegezegd de meer
derheid van de raadsleden door de
regeering, de minderheid door de bevol
king benoemd worden, totdat de ervaring
recht mocht geven om toezicht allén
(op de behoorlijke behartiging van de
belangen der inlandsche bevolking) vol
doende te achten". Dus daarna ziet de
regeering zelfs geheel van de benoemin
gen af...
En ziedaar: nu komt een
regeeringscommissaris met een ontwerp, dat bij
wijze van proef uitgevoerd zal worden
waarin niets van al de zoo duidelijk
aangegeven hoofdbeginselen!
Hetzelfde spelletje ??doch vrij wat
brutaler nog! als in 1878. Toen kwam
de regeering de bevolking ook schijnbaar
tegemoet door de instelling van een
decentralisatie-commissie, doch nagenoeg
tegelijkertijd, de heer Fock herinnerde
er verleden jaar op 26 Mei in de Tweede
Kamer aan werden patent- en
personeele belastingen ingevoerd. Vandaar
natuurlijk verzet en wantrouwen.
In 1900 beleefde men een herhaling.
Eerst instelling van een commissie van
advies over plaatselijke belastingen,
daarna indiening van het ontwerp-Cremer.
En thans staat er eindelijk een wet
in het staatsblad; doch wanneer het
koninklijk besluit moet komen, dat aan
de wetsbepalingen leven zal inblazen,
wordt het volk tegen de wet opgezet ;
zoodat het besluit er niet zal kunnen
komen, omdat... de zoo noodzakelijke
medewerking van de bevolking er niet is.
Zoo maakt men revolutie en contra
revolutie, en komt niet verder! Het
geen dan ook voor een autocratische,
verstokt reactionaire, grootendeels laksche
en hersenslooze Indische hoogere amb
tenaarswereld wel het verkieselijkst moet
wezen. Doch wie zal zeggen, hoe lang
nog op deze wijze straffeloos wantrouwen,
en zelfs haat, jegens regeering en wet
gevende macht zullen wordon gezaaid ?
Hoe groot de schrik is, thans in het
denkende deel der Indische bevolking
gevaren, kan blijken uit het feit, dat
aan de Tweede Kamer een rekwest
gezonden is door eenige notabelen te
Padang en door de burgerij
mede-onderteekend, waarin erop gewezen wordt,
hoe groot een wantrouwen en teleurstel
ling het ontwerp van den
regeeringscommissaris heeft gewekt. De Kamer
wordt verzocht den minister van kolo
niën uit te noodigen, aan den
gouverneurgeneraal zoodanige instructies te ver
strekken als leiden kunnen tot handhaving
van de wet van 23 Juli 1903, Ned. Stbl.
1903 no. 219 en Ind. Stbl. 1903 no. 329".
Dit beteekent dus niets minder, dan
dat een bende tamme oproerlingen"
zich genoodzaakt acht aan de
Nederlandsche wetgevende macht te verzoeken
de verkrachting van Indie's hoogste wet
tegen te gaan...
Hoewel niet rechtstreeks betrokken bij
de Bataviasche aangelegenheden, hebben
die menschen dit verzoek gedaan, omdat
zij vreezen voor ordonnancies als bedoeld
bij de ingelaste artikelen 68 l. en c. van
het Indische regeerings-reglemcnt, vol
gens welke gewestelijke en plaatselijke
raden ingesteld en deszelfs bevoegdheden,
taak, inrichting, enz. geregeld wordon.
Zulk een ordonnancie, zoo meent
men, zal gebaseerd zijn op het thans
bekend geworden ontwerp van den
regeerings-commissaris voor een
Bataviasch gemeentebestuur. Die vrees zal wel
te eenenmale ongegrond blijken, omdat er
geen algemeen geldende bepalingen ge
maakt kunnen worden tegen de zoo
duidelijk uitgedrukte bedoelingen des
wetgevers. Ook zullen de hoofdlijnen"
aan te geven in een alsnog te maken
koninklijk besluit niet kunnen strijden
tegen den geest der wet.
Maar moge al de vrees der Padangsche
rekwestranten ongegrond zijn, hun op
treden teekent dan toch zeer duidelijk
den geest van wantrouwen en ontevreden
heid, die bijna stelselmatig in Indiöwordt
aangekweekt. Wat moet er in zulke om
standigheden terechtkomen van een her
vorming, die niet vlug genoeg, niet radicaal
genoeg, kan worden doorgevoerd; want...
alles hangt ervan af? Wat van's minis
ters verwachting, uitgesproken aan
het slot van zijn laatste memorie over
de wet dat de invoering van gewestelijk
zelfbestuur al spoedig door de vorming
van plaatselijk zelfbestuur op de belang
rijkste hoofdplaatsen zal kunnen worden
gevolgd ?" En dan van de ministerieele
belofte: In elk geval zal dit van
regeeringswege zooveel doenlijk worden
bevorderd ?"
Voorloopig is er al geen sprake meer
van gewestelijke decentralisatie en begint
men met de plaatselijke, ? die toch
zonder hartelijke medewerking van de
bevolking niet kan gelukken, in vol
slagen discrediet te brengen. Alles gaat
in Indiëtoch al zoo tergend langzaam,
moet deze leyensquaestie nu imderda»d
nog stelselmatig op de lange baan neen:
van de baan geschoven worden ?
Want daarom is het te doen. De wet
gevende macht in Nederland heeft al te
duidelijk haar vrees voor ingrijpen",
haar blind vertrouwen in een totaal ver
steende Indische bureaucratie laten blij
ken. Men durft nu alles!
Toen wij het ontwerp-Van Asch van
Wijck in dit weekblad van 31 Augustus
1902 bespraken, noemden wij het de
eerste stap" in de goede richting. Doch
tevens waarschuwden wij met het oog
op de Indische bureaucratie: hier komen
voetangels en klemmen te liggen... Aan
de Tweede Kamer de taak den Indischen
autoriteiten de wettelijke duimschroeven
aan te leggen".
Bij do schriftelijke behandeling van
het o at werp, en ook bij de openbare
bleek in de Kamer wel iets van hetzelfde
inzicht. Maar de heer Cremer, die
het immers weten kan! was optimis
tisch gestemd, wat betreft de toekomst
van de decentralisatie. Wij moeten"?zoo
betoogde hij, steunen op een loyale
medewerking van Indië, niet alleen om
het wetsontwerp uit te voeren, maar het
te doen leven". Wij komen niet ver
met dien steun; want men d. i. de
bestuurswereld weet in Indiëgeen
raad met de decentralisatie; de
bestuursmannen an Allerhikhster Stelle
deinzen er zelfs voor terug.
De vrees van den heer Pock blijkt
al te gegrond, die naar aanleiding van
de administratieve bezwaren van de
Indische regeering verklaarde, dat het
nog tientallen van jareii'zoa duren, eer
er zelfs een begin met de uitvoering van
de decentralisatie-plannen werd gemaakt.
Want het is mij niet voldoende" zei
die afgevaardigde, dat er een wet in
het Staatsblad komt, die decentralisatie
en zelfbestuur voorschrijft, en dat bij een
koninklijk besluit de richting wordt aan
gegeven die moet worden gevolgd. Neen,
wet en .besluit moeten werkelijk wor
den uitgevoerd... De Indische mijn
wet van Mei 1899 is in Mei 1903 (en 1904)
n>g niet tot een begin van uitvoering
gekomen..."
Welnu, de decentralisatiewet van Juli
1903 was in Juli 1904 reeds een voorwerp
van wantrouwen voor de bevolking;
daardoor dus zoo goed als ten doode
opgeschreven. De drie nieuwe artikelen
van het reglement op het beleid van de
regeering vau Nederlandsen Indië, blijken
lang reeds voor er gedacht kan worden
aan de toepassing... drie doode letters.
Den Haag, 31 Augustus.
C. VAN DEK POL.
Eet wapen der Koningin.
In het Volk lezen wij 't volgende
schrijven:
Vergunning om het wapen der koningin
te voeren is o.a. verleend aan de Wed.
Schaelfer?De Ruijter te Arnhem. Toevallig
zagen we dezen naam onlangs vermeld in
een bericht over arbeidsivet-overtredinsr. De
kantonrechter heeft haar veroordeeld tot
? 2<S.ïboete en de rechtbank heeft in hooger
beroep dit vonnis bevestigd, omdat niet alleen
de arbeidswet schandelijk overtreden was,
maar ook aan de politie bij inspecties moeilijk
heden en misleiding in den weg werden ge
legd. Toch kort daarop waardig gekeurd voor
hofleverancier! Verwondering bracht dit ons
niet, doch we houden het den
Verbruikersbond" als aanmoedigend voorbeeld voor."
Er zullen zijn, die zich, evenals wij,
wol een weinig verwonderen over het
hier medegedeelde.
Natuurlijk wordt de vergunning tot
het voeren van het Koninklijk Wapen
niet verleend, dan na informatie aan
gaande den goeden naam van dengene,
die op zulk een vergunning aast. En
zoo heeft men dan hier het geval, dat
de gezaghebbende persoon, die II. M.
heeft ingelicht, of niet eens geweten
heeft, dat de Wed. Schaeffer?de Ruiter
aan zoo groot een vergrijp schuldig stond,
of dit vergrijp van zoo weinig
beteekenis heeft geoordeeld, dat hij het der
vermelding ten Hovc niet eens de moeite
waard heeft geacht!
Hoe dit zij, ieder zal met ons aanne
men, dat H. M. de Koningin der Neder
landen, toen zij de vergunning tot het
voeren van haar wapen gaf, niet gewe
ten heeft, hoe zij daarmede begiftigde
een overtreedster van de arbeidswet, ge
straft met een boete van 285 gld.!
Thans echter wordt de zaak anders.
De wetenschap, dat zij geheel onschuldig,
misleid door haar voorlichters, het recht
tot het voeren van haar wapen heeft ge
schonken aan iemand die 's lands wet
heeft geminacht en heeft trachten te ont
duiken, zal haar ongetwijfeld door hare
getrouwe dienaren zijn bijgebracht. En
nu meenen wij, is het te hopen en te
verwachten, dat dit verleende recht zal
worden teruggenomen.
Wij- zijn er zeker van, dat een zeer
groot deel der natie het met bizondere
voldoening zal vernemen, als het konink
lijk wapen, op deze wijs zich keert tegen
iretsovertreding.
En dan een wetsovertreding van zoo
inhumanen aard!
Rotterdam's gemeentelijke
mildheid.
Het komt niet dikwijls voor, dat B. en "W.
van Rotterdam een vooruitstrevend" voor
stel doen op het terrein der
gemeentelijksociale bemoeiing. Integendeel: indien zich
zulk een geval voordoet, is het zulk een
buitengewoon verschijnsel, dat het wel
aparte aanteekening verdient in de geschie
denis onzer gemeente-politiek.
Welnu, zulk een buitengewoon geval doet
zich thans voor: B. en "W. van Rotterdam
stellen, als conclussie van hun prae-advies
op een aantal, reeds in 1901 daaromtrent
ingediende adressen, aan den Raad voor,
een begin te maken met het verstrekken
van voeding en schoeisel aan de armste
bezoekers der lagere scholen.
Een mooie stap voorwaarts, nietwaar ?
Eigenlijk zelfs te mooi voor Rotterdam, voor
wie op dit terrein alles behalve de rol van
baanbreker is weggelegd. Dat heeft het col
lege van B. en W. blijkbaar óók zeer sterk ge
voeld, en ten einde de moeizaam veroverde
traditie van reactionair, of minstens dubbel
overgehaald veorzichtig, niet zoo maar op
eens te verliezen, heeft zij haar vooruit
strevend" voorstel zóó ingekleed, dat. het een
heftig verzet van onderwijzers, van arbeiders,
en van allen wien de verhef/ing en het belang
van het zwakste deel der armere klasse ter
harte gaat, heeft in 't leven geroepen.
Een kort overzicht van de geschiedenis
dezer zaak is hier wel gewenscht. Er bestaan
te Rotterdam vier vereenigingen, die zich
speciaal het verschaffen resp. van voeding,
kleeding en sehoesel ten deel stellen : 1. De
Vereeniging van Kindervoeding", die ge
durende de wintermaanden eiken middag
aan ongeveer 2000 kinderen warme spijs
verschaft; 2. De Vereeniging ter verschaf
fing van kleeding en schoeisel", die, eveneens
alleen in de wintermaanden, aan plm. 1800
kinderen van openbare scholen
kleedingstukken en klompjes verschaft; 3. de
Wilhelmina Hendrinkstichting", die meer uit
sluitend werkt aan den Linker Maasoever,
die 's winters aan plm. 200 kinderen een
warm middagmaal verstrekt; en 4. de
Israelietische kindervoeding", die van 100
tot 200 kinderen aan warm voedsel helpt.
Een 2500-tal kinderen wordt dus aan voeding,
kleeding en klompen geholpen gedurende
het meest barre jaargetijde een uiting
van de particuliere liefdadigheid, die door
elkeen in hooge mate wordt gewaardeerd.
Kchter men komt elk jaar enorm veel
te kort, men kan aan de behoefte op verre
na niet voldoen! De hulp loopt over meer dan
100 lagere scholen, zoodat, gemiddeld ge
nomen, van elke school niet meer dan 25
kinderen er van kunnen profiteeren. De
Vereeniging van Kindervoeding heeft elk
jaar een tekort van ettelijke duizenden.
Over 1903 bedroegen hare inkomsten
f 2422.27 hare uitgaven f WMJ..9.9. . Dat is
geen buitengewone verhouding, maar eene
dip reeds van 1892 af voortduurt. En dat
zij, trots deze tekorten, toch eiken winter
maar doorgaat met de 2000 kinderen een
warm middagmaal te verschaffen, komt door
dat deze enorme tekorten voornamelijk door
n milddadig, vermogend stadgenoot gedekt
worden. De Vereeniging voorkinderkleeding
werkte het laatste jaar met een budget van
pi. m. f 8500; ze geeft uit wat ze ontvangt
en heeft dus geen tekort. Maar aan tal van
aanvragen kan niet worden voldaan en over
het boekjaar 1901?1902 werd /' 600 aan
bijdragen minder ontvangen dan het voor
gaande j-aar. Met de beide andere stich
tingen is het evenzoo gesteld: de
Feijenoordsche stichting heeft een inkomen aan
vaste bijdragen van /' 160, terwijl voor het
verstrekken van voedsel aan 200 kinderen
? 1500 noodig is. En de Israelietische moest
de maaltijden aan 100 van de 200 kinderen
inhouden.
Uit deze cijfers moge blijken, dat, hoezeer
ook de particuliere liefdadigheid zich voor
deze sympatieke zaak krachtig laat gelden,
haar hulp voor een stad als Rotterdam, met
haar relatief sterke arbeider-bevolking,
waarvan een groot deel ook nog afhankelijk
is van de conjunctuur in handel en scheep
vaart, verre van voldoende is.
In den strengen winter van 1900?'01, toen
er verschrikkelijk veel armoede was in de stad,
en de behoefte aan hulp voor noodlijdende
kinderen zich hevig deed gelden, adres
seerden een aantal arbeiders- en
onderwijzersvereenigingen aan den Raad, in een uitvoerig
gemotiveerd adres, om gemeentelijken steun,
eventueel directe gemeentezorg.
Nadat het gemeentebestuur meer dan drie
jaar lang op antwoord had laten wachten,
welken tijd men noodig verklaarde te hebben
om.. .een onderzoek in te stellen, kwam er
eindelijk in 't laatst der vorige maand een
prae-advies, met de conclusie, die ik reeds
in den aanvang qualificeerde als voor ons
Rotterdamsch doen zér vooruitstrevend:
dat er n.l. reden was. gebruik te maken
van het recht, 't welk art. 33 der Leer
plichtwet aan de Gemeentebesturen geeft,
om n.l. voeding en kleed ing te verschaffen
aan schoolkinderen voor wie daaraan be
hoefte bestaat". Het beginsel werd dus ter
verwezenlijking aanvaard wat voor ons
doen heel wat zeggen wil!
"Waarom nu het verzet der
arbeidersvereenigingen, der onderwijzers, en van allen
die de moreele en lichamelijke verheffing
der arbeidsklasse wezenlijk willen bevor
deren ? Dat komt niet in de eerste plaats
van het krenterig kleine bedrag wat B. en
W. voorstellen er voor uit te trekken. Het
voorstel luidt n.l., om voor het tijdvak
October?December, d. i. drie maanden,
f 2000 toe te staan als... maximum. Terwijl
kindervoeding, die slechts een deel van de
taak, n.l. alleen voeding, op zich neemt,
ruim ? 8000 noodig heeft, voor de winter
maanden, en dan nog niet over de geheele
stad haar bemoeiing kan uitstrekkeng;
terwijl b.v. Groningen ? 6000 besteedt en
Amsterdam f 35000, stellen B. en W. van
Rotterdam voor... f2000 in drie maanden
voor voeding en schoeisel over heel Rotter
dam, bijzondere zoowel als openbare scholen.
Geen kleeding ? Neen, geen kleeding. Waar
om niet ? Is er minder behoefte aan klee
ding ? Integendeel, in ie stukken wordt er
den nadruk op gelegd, dat het gemis aan
kleeding' meermalen een eerste oorzaak is
van schoolverzuim, mér dan voeding.
Waarom dan het verschaffen van kleeding
uitgesloten, terwijl de particuliere
vereeniging toch elk jaar klaagt over haar tekort ?
Dat is een diep geheim. B. en W. verklaren
hun maatregel zelf goed gezien', dus
moeten we maar wachten op hun nadere
toelichting. Tegen het onvoldoende der
voorgestelde regeling zou verzet" niet
passen; daar zou het ijveren voor een mér
voldoende regeling, voor hooger som uit de
Gemeentekas, voor breedere opvatting van
de taak, plicht zijn.
Het verzet richt zich hier tegen een
anderen kant van de voorgestelde regeling
van het denkbeeld van B. en "W. om bij
toekennen van voeding en schoeisel het
Armbestuur zoo direct te betrekken, dat
heel de controle bij het Burgerlijk Arm
bestuur berust.
Daardoor krijgt heel het voorstel, op den
eersten blik sympathiek, zulk een
weerzinwekkenden bijsmaak, dat daaruit het verzet
van den breeden kring der direct betrok
kenen, arbeiders en onderwijzers, voldoende
te verklaren Talt.
P.
Vijftien maanden in ie Concentratiekamp!.
Herinneringen van eene Boerenvrouw uit de dagen
harer gevangenschap,
DOOR
E. lEETBLlHMÖHRtf.
Eene Zwitsersche Dame, Mevr. Evelvn
degli Asinchi wenscht in Nederland de aan
dacht te vestigen op het in Zwitserland ver
schenen boekje: Erinnerungen einer Burenfrau
au» ilirfr Gefangenschaft, geschreven door E.
Xeethling-Murray, de zuster van den in Trans
vaal zeer beminden predikant, Andrew Murray.
De herinneringen berusten, tot in de kleinste
bijzonderheden, op feiten. Zij geven een die
pen indruk van het geleden lijden, en van de
ellende en den jammer als nasleep van den
onmenschelijk gevoerden oorlog, waarbij de
Engelschen vaak vrouwen en kinderen als
schild gebruikten om hen tegen de kogels
der Boeren te beschermen.
De Zwitsersche dame doet een beroep op
het goede hart der Xederlanders om het
boekje te koopen; de opbrengst wordt besteed
om het treurig lot der kinderen en de ellende
der Boerenvrouwen te verzachten, in het ver
woeste land. Ieder kan dit boekje koopen door
het zenden van een bedrag van 50 centimes
of meer, aan: Nadlle Anna de Wat/eville,
Gurzelen, canton de Bern (Suisse), met bij
voeging: A u profit des Boers.
De te verkrijgen som -wordt ? gesteld ter
beschikking van Miss Emily Hobbouse, die de
moeilijke en veel omvattende taak op zich
genomen heeft, de zwaar beproefde Boeren
vrouwen te helpen en te schragen.
De Zwitsersche dame heeft zelf een groot
aantal exemplaren genomen en die persoon
lijk aan vrienden en bekenden verkocht, van
welke de meesten nog wel iets meer dan 50
cents gaven, vaak het tienvoudige en het
honderdvoudige. Zoodoende heefc zij eene
belangrijke som aan Mlle Anna de Watteville
kunnen verstrekken voor het edele doel.
Een voorbeeld ter navolging?
De Zwitsersche dame schrijft dienaangaande:
J'en ai donnéun nombre considérable
d'exemplaires et ai pu de la sorte recuejjMr
de belles sommes en Suisse pour 1'oeuvrS'B»
notre philanthrope, miss Hobhouse. Je sais
que les Hollandais continuent a envoyer des
subsides en Afrique et je me dis que fort
probablement la lecture de ces tristes pages
donnerait. un nouvel lan a la charit
publique. Cette idee est confirmée par l'exp
rience DE MOS AMIE, Mine STEYN, FEMME Dr
PRESIDENT. Vous-savez sans doute qu'elle a
passéavec soa mari trois semaines
inoubliables a Schéveningue et a Kotterdam, oütous
deux ont téentourés d'attentions sans nom
bre et d'une sympathie touchante. Or,
pen