Historisch Archief 1877-1940
D.E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, 1421.
UBSTE UYPOTHEEKBAIH IET W ZWEI LEVENSVERZEKERING.
«gevestigd te 's-Gravenlwige, Korte Poten 7 b.
Maatschappelijk Kapitaal f 1:500.000?.
President van den Raad van Commissarissen:
*ts. H. GOEMAN BOKGES1US, Oud-Minister van Binnenlandsche Zaken,
Lid v/d Tweede Kamer der StatenrGeneraal, te 's-Gravenhage.
Leden van den Raad van Toezicht:
.-Mr. Dr. "W. J?.'J, BOK, Directeur van de EersteNederiandsche
VerzekerineMaatschappij op het Leven en tegen Invaliditeit", te 's-Gravenha^
. & J. VAN GOBKOM, Oud-Notaris in de Z.-Afr. Republiek, te 's-Gravenhagb.
? J. F. B. VAN DE WALL, Civiel-Ingenieur, te 's-Gravenhage.
DIRECTEUREN;
Kr. C. W. TH. VAN DEN BRANDHOF en Mr. J. J. K. DE WIT.
De Bank geeft 4 pCt. Pandbrieten uit in stukken van ? 1000.?,
/ 800.?, ? 100.?en ? 50.-. '^
Om een hypothecaire leening, groot ? lOÜO.?geheel af
te lossen in 10, 15, 20 of 25 jaren met hot beding, dat bij
overlijden van den debiteur binnen dien termijn het perceel
toch onbezwaard op zijne erfgenamen zal overgaan, zonder
dat zij verdere aflossingen betalen, moet jaarlijks, doch niet
langer dan gedurende het leven van den debiteur, worden
betaald:
bij een
leeftijd van
25
30
35
40
45
50
jaar
en een duur der leening van
10 jaar 15 jaar ! 20 jaar
25 jaar
? 132.88
133.62
134.70
136.54
139.30
143.67
? 99.80
100.78
102.21
104.44
107.91
,',113.39
? 84.23
85.39
87,19
90.
94.38
f 75.37
'?76.80
79.82.41
Spaar- en Voorschotbank der
Eerste Nederiandsche Verzekering Mij. op het Lev^en en tegen Invaliditeit.
gevestigd te 's-Gravenhage, Korte Poten 7 b. Maatschappelijk Kapitaal f 1.000.000.?.
Directeuren: Mr. C. W. TH. VAN DEN BRANDHOF en Mr. J. J. K. DE WIT.
De bank verstrekt voorschotten vanaf ? 500.?onder persoonlijke of zakelijke zekerheid (b.v. onder borgstelling,
verband op lijfrenten of effecten dan wel tweede hypotheek). In samenwerking met de Kerste Hypotheekbank met of
vonder Levensverzekering kan de Bank de volle waarde op onroerende goederen verstrekken onder 1ste en 2e hypotheek
en persoonlijke borgtocht of andere verdere zekerheid.
De Bank geeft 4 pCt. Schuldbrieven uit in stukken van ? 1000?, ? 500.?, ? 100.?en / 50.?.
het maken van eene verbinding tusschen
de hoofdlijn en de stad Toronto, omdat de
maatschappij van de lijn van de Grand
Pacific geen gebrul 't, meer kan maken. De
nieuwe aandeelen zullen worden uitgegeven
al naar gelang de kosten van den aanleg
dat vorderen.
Het aandeelenkapitaal, ruim 2 jaren ge
leden nog 65 millioen, zal dan 110 millioen
dollars groot zijn.
Alhoewel de ontvangsten over het
afgeloopen jaar in vergelijking met 19023 en
1901/2, onderscheidenlijk met ruim 3 en bijna
9 millioen dollars vermeerderden, stegen even
wel de exploitatiekosten eveneens, en moest
ook voor vaste lasten en dividend op de
aandeelen heel wat meer betaald worden.
Het surplus is voor 1903/4 dan ook slechts
1.6 millioen tegen ruien 3 millioen dollars
in elk der beide vorige jaren.
De vernreerdering der vaste lasten is o. m.
veroorzaakt door de uitgifte van 15 millioen
dollars 4 pCt. cons. perp. stocks, die in
December jl. plaats had.
De Canadian Pacific keerde den aandeel
houders over het laatste boekjaar, G pCt. uit.
In 1903 5M en in 1902 en 1901 telkens 5 pCt,
Om nu over het loopende jaar eveneens
6 pCt. voor de aandeelhouders beschikbaar
te kunnen stellen, dan moeten de ont
vangsten heel wat vermeerderen. Voor
betaling van dat dividend toch zou dan
ruim 1.5 millioen dollars meer noodig zijn,
terwijl ook de vaste lasten, door de nieuwe
4 pCt. stocks een meerdere uitgaaf van
500.000 dollars zullen vorderen. He; surplus
van het-afgeloopen jaar zou voor deze meer
dere betalingen niet toereikend zijn.
Inmiddels schijnt 't nieuwe boekjaar goed
te zyn begonnen. De bruto-ontvangsten zou
den in Juni en Juli 409 duizend dollars
meer hebben bedragen dan in dezelfde
periode van 1903/4.
* * :.'"
*
B. P. Den heer B. Stichter, heb ik nooit
gezien, noch gesproken. De bedoelde ver
gissing", in dat verband gesteld, doet aan
afgunst denken. Die behoort men zonder
spreken voorbij te gaan. Beter benijd, dan
beklaagd.
HETSJES
De izier en zijn ZOOD.
Een leerrijke Turksche geschiedenis,
door YAKOEB ARTIN PASCHA.
De vizier van een machtig sultan wae ziek.
Hij liet daarom zijn zoon roepen, een ont
wikkelden, knappen enijverigen jongen man.
Mijn zoon", zei hij tot hem, ga naar
het ministerie en neem voor mij mijne
zaken waar, tot Allah mij mijn gezondheid
weergeeft!"
De zoon ging dadelijk naar het ministerie.
Nauwelijks was hij de voorkamer binnen
gekomen of hij zag een menigte menschen.
Sommige wachtten op de oplossing van
aangelegenheden, die reeds jaren loopende
waren, andere op uitspraken in processen,
die sinds weken of maanden aanhangig
waren en eenige nieuwen waren er ook ge
komen, om over nieuwe vragen gehooid te
worden.
De laatsten schenen veel hoop te hebben.
Ze waren spraakzaam en mededeelzaam. De
anderen echter waren min of meer verdrietig,
Stil en ontmoedigd, naarmate zij de bureaux
van den vizier reeds langeren of korteren
tijd bezocht hadden.
Onmiddellijk begon de zoon van den vizier
de aangelegenheden te bestudeeren en zonder
eenigen tijd te verliezen deed hij eerst de
oudste, dringendste en meest samengestelde
zaken af. Het ging hem zoo goed van de
hand, dat reeds na eenige dagen door het
heele land n lof ging over zijn ijver, zijn
kennis en zijn onpartijdigheid.
Toen nu de vizier na een maand en nog
eenige dagen hersteld was en tot zijn werk
terugkeerde, was hij bij zijn aankomst hoogst
verbaasd. Hij vond niet meer, zooals vóór
z\jne ziekte, de gewone menigte requestranten,
die hem reeds bij de deur of in de voorkamer
opwachtten, noch al de sollicitanten die hem
bij zijn komst met hunnen deemoedigen
groet ontvingen.
Wel zag hij enkele bedrijvige menschen,
die in en uit gingen, met hoopvolle of
.tevreden gezichten.
Hij bracht weer alles in zijn werkkamer
in orde en liet zijn zoon roepen.
Deze verscheen dadelijk, kuste zijn vaders
hand en bleef vol eerbied voor hem staan.
Zijn gezicht glansde van vreugde toen hij
.zyn vader weer hersteld zag.'
Deze echter zeide tot hem:
Wat beduidt dit eigenlijk, mijn zoon?
Ik zie niemand 'nier. Al die handeUmenschen
en requestranten, die de gangen, voorkamer
en zalen van dit paleis gewoonlijk vulden
z\jn ze dan gestorven of verdwenen ?"
Neen, neen, vader1', 'antwoordde de jonge
man. Maar zoodra ik hier kwam, heb ik, uw
bevel getro'iw, alle vroegere zaken afgedaan.
De nieuwe strijdvragen heb ik getracht zoo
snel mogelijk op te lossen en zelfs onmiddelijk,
waar dat mogelijk scheen, zonder in te grijpen
in de rechten van Zijn Majesteit onzen ver
heven Heerscher of in die van de betrokken
personen. Verder zijn hier de aanteekeningen,
die ik dag aan dag gemaakt heb, opdat gij,
mijn doorluchtige vader, zien kondet, hoe
elke aangelegenheid is afgedaan."
Dat is een goed denkbeeld van u geweest,mijn
zoon. Deze aanteekeningen zullen zeer belang
rijk zijn. Lees ze mij een voor een voor, in
de volgorde, zooals gij ze gemaakt hebt!"
De jonge man begon voor te lezen, en
telkens als hij een zaak had meegedeeld,
streek de vizier met zijn hand door zijn
'angen, grijzen baard en riep:
In den naam van Allah, den goeden en
rechtvaardigen! Gij hebt wél gedaan, mijn
zoon!...."
Toen de zoon geëindigd had, hield de
vizier in zijn geestdrift niet op, hem te prijzen,
zoodat zijn zoon, zeer verheugd en bewogen,
voor hem neerknielde en uitriep:
O, mijn vermaarde vader, al deze lof, die
gij mij toezwaait zal uwe hoogheid ten goede
komen, want gij hebt mij de liefde, de recht
vaardigheid en de kunst van 't bestuur
geleerd."
Goed zoo, mijn zoon," antwoordde de
vizier, ik zie u wel gaarne zoo bescheiden,
maar nadat ge een bewijs gegeven hebt van
uw doortastendheid en kennis waarover ik zeer
tevreden ben, wil ik u toch nog een les
geven. Ga zitten en luister aandachtig!
Er was eens een leeuw, die over alle
dieren regeerde met kracht en rechtvaardig
heid. Ieder vreesde en gehoorzaamde hem.
Maar met de jaren werd de leeuw oud, zijn
kracht verminderde en zijn aanzien leed
daaronder. Men begon hem minder te vreezen
en meer en meer maakte tucht en gehoor
zaamheid in zijn staten plaats voor wanorde.
Tegen den avond bracht men koning
Leeuwzijn eten in een grooten schotel, maar hij
had al eenige tanden verloren en at slechts
langzaam en met moeite. Dan kwamen de
ratten uit de donkerste hoeken van de grot
en namen ieder eenige stukjes vleesch weg,
zoodat er voor den koning geen heele portie
moer overbleef.
Daar zijn oogen door den ouderdom ver
zwakt waren, bemerkte de koning niet dat
die kleine dieren een groot deel van zijn
voedsel meenamen; zijn krachten werden
steeds minder, en hij gaf daarover zijnen
hofmeester eu zijnen artsen zijn ergernis lucht.
Eindelijk beraadslaagden eeiiigen van zijn
trouwste vrienden erover, /ij ontdekten de
oorzaak van 't ongeluk van Zijn Majesteit en
stelden hem voor een kater in dienst te nemen
ter bewaking van zijn middagmaal.
De leeuwenkoning gaf zijne toestemming,
maar niet zonder tegenwerpingen, want met
zijn toenemenden ouderdom was hij wantrou
wend en gierig geworden. Ook schuwde hij
de toelating van een nieuwen aankomeling in
zijn paleis, omdat hij hem dan een deel van
zijn bezitting zou moeten afstaan.
. Slechts met tegenzin gaf hij dan ook den
kater bij lederen maaltijd iets mee, ofschoon
hij bekennen moest dat deze hem bij't weg
houden van de ratten onontbeerlijk was.
Langzamerhand begon de leeuw zich weer
sterker te voelen en hij verheugde zich
daarover zoo zeer, dat hij de dagelijksche
portie van den kater verdubbelde. Deze kon
nu trouwen on werd vader van een kalje.
dat weldra de lieveling van den koning werd.
Eens op een dag werd de kater ziek; nu
was het heel natuurlijk, en het beantwoordde
ook aan den wensch van den leeuw, dat het
kleine katje den dienst van zijn vader waarnam.
Dit katje had. sinds hot begrip kroeg van
de dingen dezer wereld, innerlijk altijd do
handelwijze, anders gezegd de politiek van
zijn vader veroordeeld.
Deze had -werkelijk, ala hij gewild had, het
geslacht van de ratten makkelijk geheel kun
nen uitroeien. Dit deed hij echter niet. In
tegendeel, hij liet aliijd eenige jonge paren
in 't leven, die zich naar hartelust verme
nigvuldigden; zoodoende waren er altijd tal
rijke hongerige ratten, die slechts op de ge
legenheid loerden, om zooveel mogelijk van
'skonings voedsel te stelen.
Die gelegenheid scheen het katje nu zeer
gunstig.
Het zeide tot zich zelf: terwijl ik mijn
vader vervang, zal ik hem en onzen koning
Leeuw eens voor altijd geheel van die vuile
dieren bevrijden!" liet katje ging meteen
aan 't werk met al do ijver en kracht van
de jeugd.
De leeuwenkoning had veel pleizier in de
jeugdige werkkracht van zijn lieveling. Hij
wakkerde hem aan bij zijn bloedigen arbeid
en prees hem zoo zeer, dat weldra geen enkele
rat meer overbleef.
Toen de kater weer beter was. kwam hij
bij den koning terug, om zijn werk weer op
te nemen.
Er varen echter goen ratten meer, en nu
hadden beide katten niets meer te doen.
Daarbij verden ze goed gevoed, zoodat ze
dik en lui werden.
Ondertusschen echter zag de leeuwenkoning
in, dat het onnoodig was, dat hij zijn maal
tijd deelde met twee trage, niet meer te ge
bruiken katten, en eens, dat beide katten
rustig aan zijn borst sliepen, sloeg hij zijn
geweldigen klauw op beiden, doodde ze in
n slag en at ze op."
Toen de vizier zijn verhaal geëindigd had
voegde hij er dit bij :
Mijn zoon, keer naar uw werk terug en
denk eens over deze geschiedenis na!"
??MiilliiiiiiiimiHiiMiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiijimijijiifjiHfHffiiijfiiifMffi
1ste Jaargang. 18 September 1904.
Bed.: C. II. BBOEKKAMP, Daiarak 59, Amst.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, te richten aan bovenstaand adres.
Probleem No. 16 is goed opgelost door L.
Goudsmit, G. van Leeuwen en Jb. Meijer,
Amstcrda_m ; W. van Daalcn en J. Fortgens,
Haarlem; D. Kikke Kz, Edam ; F. C. Hem
mes, Haren ; W. Vijn, Hoogwoud, en H. J.
van den Broek, Kotterdam.
DE PKOBLEMIST. (Vervolg).
Na 43?38 moet zwart antwoorden, en
ziende dat elke andere zet de remise voort
brengt, zoo speelt hij 34?40, hopende hier
mede wit te vangen indien deze onbedacht
de schijf 44 wegspeelt. In dit geval zou zwart
winnen door het volgende: w 44?39,1.11?l(i,
w 35 : 44, z 22?27,w 31:11, z 10 : 4' Een aardig
idee, want wit kan nu met zijn twee
waardelooze schijven 23 en 44 niets meer uitvoeren.
Dit onbedacht wegspeleu komt helaas maar
al te dikwijls voor, omdat men niet gaarne
een reeds gewonnen schijf wil missen, en het
spreekwoord zuinigheid bedriegt de wijs
heid", wordt in het damspel vaak bewaar
heid. Daarbij komt nog de onvoldoende
spelkeiinis en vooral het onbedacht voortspelen,
in plaats van vooraf de gevolgen van een
zet goed te overwegen.
Wij hebben nu duidelijk gezien dat in beide
kleuren de stelling zeer natuurlijk is bewerkt.
Dit moet trouwens bij elk probleem aan
schouwelijk gemaakt kunnen worden. Nim
mer mag men een positie samenstellen, welke
in een spelende partij niet kan voorkomen.
Men moet niet behoeven te twijfelen aan
den voorafgaanden gespeelden zet of zetten,
en indien het werd toegestaan deze kunnen
terugbrengen, bemerkende dat het foutief zet
ten zijn. Kan dit niet geschieden en is het met
den besten wil niet mogelijk het probleem in
een normale stelling terug te brengen dan
kan men den stand gerust onnatuurlijk noe
men en wij zullen niet opgewekt worden tot
zoeken naar de ontleding. W. v. V.
AAN DE DAMS ELEES VAX NEDERLAND.
GliOOTE NATIONALE DAMWKDSTIJD,
per Correspondentie.
Uitgeschreven door de Redactie van de
damrubriek in De Amsterdammer.
Op herhaalde aanvragen, zijn wij besloten
een schoon en hoogst belangwekkend Con
cours te organisecren, ouder de hierna vol
gende bepalingen :
1. Er kunnen aan den wedstrijd hoogstens
13 spelers deelnemen. Zij die zich het eerste
aanmelden, genieten de voorkeur.
?2. De aanmelding moet schriftelijk geschie
den vóór l October a.s., met bijvoeging van
4 gulden inloggeld.
3. Er zullen minitens vijf prijzen worden
uitgeloofd, bestaande in medailles of kunst
voorwerpen, ter waarde van 25, 15, 10,
S en (i gulden, benevens fraaie diploma's.
Tevens zal er een zilveren medaille beschik
baar gesteld worden voor de fijnste combi
natie, voorkomende in een der gespeelde
partijen. Een vooraf' benoemde jury zal echter
oordeelen over de waardigheid van de com
binatie ter bekroning.
4. Elke deelnemer speelt met de anderen
een partij (rondspel). Een gewonnen partij
geeft 2 punten, een remise l punt.
5. Vóór den aanvang van den wedstrijd
ontvangt elk deelnemer een letter, welke ge
durende den wedstrijd zijn naam vervangt.
De letters worden getrokken door de redactie,
in tegenwoordigheid van het bestuur van
het V. A. Daingenootschap.
(i. Zij die aan de beurt van spelen zijn,
moeten hun zetten per briefkaart opzenden
aan do redactie van de rubriek, uiterlijk
Dinsilagurond van elke week. Bij schriftelijke ken
nisgeving van ziekte of wettige Verhindering,
wordt er gepardonneerd, hoogstens rijf ach
tereen volgende weken.
7. De gespeelde zetten worden wekelijks
in de rubriek kenbaar gemaakt, waarna de
tegenspelers weder verplicht zijn hunne ant
woorden binnen genoemd tijdstip op te zenden.
S. De namen der deelnemers zullen na de
trekking met vermelding van de letter waar
onder /ij spelen, in de rubriek kenbaar ge
maakt worden.
!>. De bepalingen van het algemeen
damrcglement zullen s.'.ipt nagevolgd worden.
10. lïij gelijk aantal behaalde winstpunten,
wo]1'U er gi'loct om de gewonne prijs of prijzen.
11. De partijen waarin 20 of meer zetten
zijn gemaakt worden als verloren beschouwd
voor hen die twee achtereen volgende weken,
zonder kennisgeving ophouden met spelen of
vijfmaal gedurende den wed->trij l te laai l.mi
zetten opzenden De poststempel van afzon-"
ding zil als bewijs dienen voor de controle.
Bij minder dan 20 zetten, blijven de partijen
waardeloos, tenzij de positie als verloren kan
beschouwd worden voor hen die ophouden
met spelen of in gebreke zijn met de ge
noemde bepalingen, vervat in dit artikel.
De beoordeeling van de positie zal over
gelaten worden aan het bestu ar van het V.
A. Damgenootsrhup aan wiens uitspraak
onvoorwaardelijk zal vastgehouden worden.
In geen geval wordt het inleggeltl terug
gegeven.
12. De gespeelde partijen blijven eigendom
van de redactie on mogen zonder toestemming
iu geen andere bladen of tijdschriften ver
schijnen dun De Arn^terdummer..
13. Do regeling en de controle is opge
dragen aan de redactie van de damrubriek,
die gaarne bereid is, op aanvrage nadere
toelichtingen te ge-'en.
Model tor invu'ling van briefkaarten als
mede nog enkele noodige gegevens zullen
vóór den aanvang van den wedstrijd kenbaar
gemaakt worden.
Voor de deelnemers en belangstellenden
die den wedstrijd willen volgen en bijhouden,
om in het bezit te komen van vele serieus
gespeelde meesterpartijen, zullen speciaal
hiervoor ingerichte dubbel ge vouwen notatie
billet ten met annex 5 duidelijk genummerde
diagrammen alsmede tsvee blanco bladzijden
voor aanteekeningeu en analyse's verkrijg
baar zijn a 2 i cent de 12 stuks. Bij schrifte
lijke aanvrage en toezending van postwissel
a 20 cents, worden ze franco toegezonden.
De billetten zijn zoodanig afgewerkt dat zij
zeer geschikt tot een boekdeel kunnen
vereenigd worden.
Er worden 78 partijen gelijktijdig gespeeld.
Wij hebben de verwachting dat vele be
kwame damspelcis zullen mededingen, en
daarom verzoeken wij hen, die wenschen
deel te nemen, dit ons vooral tijdig kenbaar
te maken, opdat wij niet genoodzaakt worden
te moeten teleurstellen met afwijzingen we
gens plaatgebrek, daar het niet mogelijk is
een grooter aantal spelers te laten'deelnemen
dan is opgegeven.
De Redactie, Damrak 59.
IS September 1904.
'nat.
>zonb<
&n
iiilllliiiiiuimMmHllllMiiimiiiimrlimmiMMMtniiimmiiiiimnuimiil
De oude strcoi.
De beweging van raderlandlonze
menschelijkheid, die stoffelijk en yeettelijk 'Ie tolken
?ian Europa heeft aangegrepen, 'is ook in
Nederland en is als Geestelijke }Jewer/intj
aan het woord gekomen in Jacques Perk.
AI.ÜKHT VEKWEV, in z'n voorrede
t.d. Beweging. (Gr. Amst. 11 Sept.)
Met do/e lelike zin geeft Albert Verwey
aan: liet karakter -van wat men met een
woord mag noemen de Nieuwf-fjids-lewegmg,
samengaand met de socialistiese. De geest
drift voor een vaderlandsch verleden" ver
liep na de stichting van het Duitse rijk.
Na het Vaderland" als grootste ge lachte
kwam do Menschheid" in de gedachten
van de mensen van '80 en dat niet alleen in
die van de Nieuwe Gidsers maar daarbuiten
ook in cle machtiger en machtiger wordende
Socialistieso partij.
En die beweging moet nu noodzakelik
voortgezet worden vindt Verwey in De
Beweging", zijn nieuw Tijdschrift. Ik vind
dit verloop van de Nieuwe Gidsbeweging,
om niet te spreken van het verlopen, -alles
zins te verklaren: de Heren traden op niet
het individueelste van het individueelste tot
leus eii doel, en ze hadden gelijk: er moest
'en grote schoonmaak worden gehouden.
Maar natuurlik al die individuen waren
moeilik samen te houden zonder kibbelen :
allemaal haantjes! Ju) de gevolgen bleven
niet uit: na verschillende splijtingen en
scheuringen gaat eindelik ieder zijn weg:
allen hebben 1111 hun Tijdschrift : Kloos z'n
Nieuwe Gids, v. Deyssel z'n NNste Eeuw,
immers de atl'aire wordt op dezelfde voet
voortgezet door hem v. Eeden z'n Pionier,
van der Goes en Gorter, die nog samen gaan
hun Nieuwe Tijd, de minder strijdbare
mannon hebbeu daarbij hun Gids, hun Onze
Eeuw, hun Groot Nederland, Elsevier's Maand
schrift, Nederland enz., enz., om alleen maar
de oudere te noemen. Nu heeft Verwey
weer De Beweging" en het Nederlandse
lezend publiek heeft... geen geld om op de
hoogte te blij van van dat alles, maar ... heeft
het er wel lust toe? Hebben zich de Vla
mingen al niet afgescheiden van onze Tijd
schriften door hun eigen Vlaanderen te
stichten? Is dat niet tekenend?
Zoals liet de Vlamingen gaat, gaat het ons
lezend publiek ook, waut de geestclike be
weging waarvan Verwey sprak is als 'en
waterval neergebruist en nu uitgelopen in
een breed rievierdal maar op weg om
samen te vloeien met de oude stroom, die
sedert 1S15 door ons Inml ging, eerst zwak,
gaandeweg sterker wordend vooral na 1830
en later wel wat verlopend in 'en moerassig
land tussen hoog riet, maar toch stromend
en blijvend do oude, wiens kracht bij verzet
van rotsen zou blijken, in het begin van de
Atjehoorlog b.v. n nu is het duidelik dat
die Beweging zich wel verbeeldde dat zij de
hoofdrivier was, omdat zij met zo'n donderend
geraas neerviel, maar de grote massa van het
volk liet zich niet van de wijs brengen en
wachtte geduldig af tot de beide rievieren
zich zouden verenigd hebben tot een krachtige
brede stroom. Dat is nu gebeurd.
Geen vaderlandlooze menschelijkheil"
zoekt ons volk als geheel: wij hebben het
begrip vaderland voelen verdiepen sedert de
Z.-Af'rikaanse vrijheidsoorlog; het Algemeen
Nederlands Verbond heeft ons vaderland
ruimer gemaakt en onze opvatting tevens;
het volkje van vroeger is een eigenaardige
volkstam gebleken overschaduwend Neder
land, Vlaanderen, Z.-Afrika, Oost- eu
WestIndie on elk plekje waar een van ons woont.
En zo is het niet het Nederlandse volk
alleen gegaan: zie in alle landen van Europa
hetzelfde krachtige opleven uitbotten van
oude naar men meende gestorven
volksstaminen : Polen, Czcchen, Albanezen,
Macedoniërs. leren, Afriksurnilei-s, Vlamingen,
Friezen: allen om alleen dezen maar te noe
men tonen eigen karakter.
De Internationale" van vroeger blijkt sterk
nationaal te zijn, al staat men dan ook niet
altijd als natie tegenover 'in Andere: hoe
kwam dit verschil uit op het laatste kongrea
te Amsterdam ! Hoe voelde ieder de fraze
in het elkaar-de-hand-geven van Kusen
Japannees.' Hoe de volkstrijd in die tussen Jaurès
en Bebel! Troelstia, de Friese dichter, die
z'n roem als dichter, de
trots-van-z'n-volk-ophem verachtte om in de bruisende waterval
van de vaderlandloze menselikheid zich te
storten en die 'en Fries bleef' door en door
en thuis met vrouw en kind z'n Friese taal
bleef spreken! Is dat in Nederland niet 66n
aardig bewijs dat het zo is als ik zei: de
Friese verenigingen hier te lande zijn er
meer: nergens heeft sterker de socialistieze
beweging gebruist als in onze provincie,
maar na de grote geluiden komt de andere
stroom versterkt door de grote beweging
te voorschijn eu sleept de socialistiese
mee. Socialist, Calvinist en Liberaal zitten.
broederlik samen als Friezen.
Geen geestdrift voor een Vaderlandscfi
verleden" alleen is nu echter meer de leus:
wij denken aan heden en toekomst. En voor
die beiden is onze geestdrift
gerechtvaardigddoor onze historie. Als we dat nu allen be
seften, dan zouden wij ons best doen, in het
belang van dat heden en die toekomst, de
veelheid van tijdschriften b.v. to doen ver
dwijnen: een bestaan voor de uitgevers kam
er haast niet inzitten en de ijdelheid van het,
individuele golfje van de bruisende waterval,.
dat zich verbeeldde, dat alle mensen naar zijn
kunstrijke sprongen keken, zijn pareltjes waar
hij mee gooide en goochelde bewonderden,
die ijdelheid behoeft nu niet langer gevleid
te worden, nu alles samenvloeit naar een
groots doel, een krachtig welgeregeerd Neder
land, de kern van een wijd zich uitstrekkend,.
rijk Groot Nederland. Het deed mij dan ook
weinig genoegen tévernemen dat de XXste
eeuw niet verdwijnen zou. Niet om Van
Deyssel natuurlik.
Integendeel, sedert hij en Van Hulzen
zich vertoond hebben op een Nederlands
Kongres, sedert zij het voorbeeld van Pol
de Mont, Edw. B. Koster en ondergetekende,
die al samen waren op dat van Arnhem in.
1893, gevolgd hebben, zijn zij beiden mij te
liever geworden. Maar waarom nu alweer
een tijdschrift? Welk uitgevers consortium
geeft ons mi met vernietiging desnoods van
al hel bestaande n wetensehappelik, n
letterkundig maandblad en n groot wel ver
lucht, welgeschreven weekblad, zoe groot als
(teaph'c, London Nciv», lllustratïon enz,, en
zo een krachtig middel om de over de hele
aardbodem verspreide Nederlandse elementen
tot ons te brengen en tot het lezen van wat
hier geschreven wordt.
Kan alles niet in die drie, is ons letter
kundig, ons geestelik leven daartoe te rijk,
laten er dan nog een paar bij blijven, maar,
uitgevers: vernietig de splijtzwam, die van
een tijdschrift er telkens weer twee maakt.
Dar, eerst geeft kracht aan cle oude stroom,
die nu nog door te veel kanaaltjes loopt.
Haarlem. J. B. SCHEPERS.
Aan de Redactie van
De Amsterdammer.
Eenigen tijd geleden bevatten uwe kolom
men allervermakelijkste philippica's tegen de
inrichting van de Amslerd. Universiteits
bibliotheek. De onbekende schrijver had er
slag van de puntjes op de i te zetten cii
sinds het publice|rtn van dat artikel is dan
ook bv. aan de grief, dat de bibliotheek op
zoo'ii ongeriefelijk uur open was, tegemoet
gekomen en is zij tegenwoordig tot 10 uur des
avonds geopend. Wel kan men geen boeken
krijgen, maar die, welke in do studiezaal
staan, zijn natuurlijk disponibel.
Het is mijn plan niet, over de ingevoerde
verbeteringen uit te \veiden, integendeel,
over een vexatieven maatregel wil ik het
hebben, 't Is een algemeen bekend en
betreurd feit, dat het mensclielijk leven
rijk aan teleurstellingen is, en het onder
staande vermeld ik dan ook niet om mijn
gemoed te luchten, maar alleen, omdat ik
hen wil waarschuwen, die, even naiefalsik,
denken, dat je, wanneer het personeel je
kent, zóó maar boeken mee kunt krijgen!
Toen ik indertijd Verlaines Quinze Jours
en Hollande" en Choix de Poésies" wilde
lezen, en deze uitgeleend waren, was men
zoo beleefd den tijdelijken bezitter te waar
schuwen, dat hij met de lectuur wat
voortmaakte en kreeg ik eene kennisgeving, dat
ze disponibel waren.
Helaas, geachte redactie: temporamutantur'.
Ik begaf me naar de bibliotheek, op een
dezer fraaie zomerdagen, m-;t het doel om
een onzer klassieken te leen te vragen. Nu
heb ik het ongeluk geen student te zijn, en
op het verhoor, waaraan ik werd onderworpen
(?Wie is u?" Is u student?" Heeft u het
voor studie noodig?") kon ik, der waarheid
hulde doende, niet zeggen, dat ik het bepaald
noodig had voor studie. Maar een schoolknaap
begrijpt, dat men een klassiek schrijver niet
direct voor pleizier-lectuur" (om't zoo maar
eens te noemen), gebruikt. Enfin, ? het
onderstaande is de quistessens van het ge
sprek, dat zich ontspon tusscheu mij en den
dienstdoende!! beambte.
De beambte: Wie is u?"
Ik: Mr. Pennelik, wonen Je daar en daar,
wel bei end bij de hoeren".
De beambte: Is u student?"
Ik: -?Neen, ik ben mr. Pennelik".
De beambte: Dus u heeft het boek niet
voor studie noodig?'
Ik: Voor studie heb ik het nu zoozeer
niet noodig; ik wilde er even een vers uit
overschrijven, waarvoor ik hier geen tijd heb,
en dat ik gaarne thuis wilde doen".
De beambte: Als u geen student is, kunt
u het niet mede krijgen".
Ik: Dus alleen aan studenten worden
boeken geleend?"
De beambte (met J'auu'cn glimlach): Dat
nu juist niet. Maar wanneer u geen student
is, en dus dit boek niet voor studie noodig
heeft, valt hot onder de belletrie, en belletrie
mag niet uitgeleend worden".
Ik: !!!!!???
De beambte (met autocratisch air): ,,Ik mag
het u niet mede geven."
Geachte lezer, trek s.v.p. zelf uwe con
clusies. Slechts dit wil ik nog meedeelen :
ik deelde het bovenstaande schriftelijk aan
den bibliothecaris, dr. Burger, mede, onder
vermelding van mijn waren naam, en ont
ving... geen antwoord!
Met dank voor de plaatsing,
Uw d w.
Mr. PENNLI.IK,