Historisch Archief 1877-1940
i.'1*
»M4J4
DE AMSTERDAMMER
19G4.
WEEKBLAD YOOE NEDEBLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . -. . . . f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/>
Bit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 9 October.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VEBEE EN VAN NABIJ: Nader bericht.
De spoorwegarts en de spoorwegongelakken door
Pastoor Eaag SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
De crisis in de glas-indasüe en de Arbeidswet,
door S KDNgT EN LETTEBEN: Maziek in
de hoofdstad, door Ant. A verkam p
Ltteratnnrkriüek, door G. van Halzen FEUILLETON:
Hoe Feter UberJee nit Darbach, candidant in de
filologie, in EerlQn een Mameelbeen zocht, II, naar
hetDnitscb, door W. B. VOOB DAMES : Een boek
Tab hoogen zi i en nobele strekking Allerlei, door
Caprice. Tentoonst. van het Moderne Boek te Ant
werpen, I, (met afb), do-T K W. P. Jr Een korte
schets der geschiedenis van Japan. III, (slot), door
B. C. Abendanon. - DIT DE NATÜOB: door E.
Heimaos. FINANCIEELE EN OECONOMI3CHE
EBONIEK, door D. Stigter. - SCHETSJES:
Soldatendood, naar het Dnitach, van Ernst Klein
DAMBOBBIEK. SCHAAKSPEL. PEN- EN
POTLOODKBA83EN. ADVERTENTIE».
Kader bericht.
Onder het opschrift Graadverschil",
van drie sterretjes vergezeld, heeft de
Standaard het volgende te lezen gegeven :
De positie zelve der Eerste Kamer is door
de houding der Liberalen in het gedrang
gekomen.
Haar goede, normale positie dankte ze aan
de overweging, dat als de Tweede Kaïner
te heet van den draad loopt, de Eerste Kamer
een teugel kan aanleggen en overmoed stuiten.
Doch dit gaat uit van de gedachte, dat er
tussehen beide Kamers slechts een graad
verschil bestaat, bij eenheid van beginsel en
uitgangspunt.
Thans daarentegen heeft men er van ge
maakt, dat de ne Kamer van.andere hoofd
beginselen uitgaat dan de andere, en dat dus
de Eerste Kamer, -is haar meerderheid libe
raal, verwerpen moet wat met haar hoofd*
beginsel strijdt.
Waartoe leidt dit nu?
Hiertoe, dat men, om de Eerste Kamer
weer in staat te stellen zonder
beginselyerloocherjing met de Tweede saam te werken,
zes jaar kan noodig hebben om de Staten, en
negen jaren bovendien om de Eerste Kamer
om te zetten.
Dat z\jn alzoo 15 jaren.
En is nu in die 15 jaar, gelijk zeer licht
gebeuren kan, de Tweede Kaïner, die inmid
dels driemaal vernieuwd wordt, weer omge
gaan, dan kan het weer 15 jaar duren, eer
beide Kamers saam kunnen werken.
Feitelijk dus stilstand in afdoening van
zaken voor het vierde eener eeuw en meer.
Natuurlijk, aan geen lid van welke Kamer
ook moogt ge den eisch stellen, dat hij tegen
datgene zal ingaan, wat naar zijn overtuiging
hoofdbeginsel is.
Maar wat men wel had mogen verwachten,
is, dat de liberale leden der Eerste Kamer van
Zuid-Holland hun ontslag hadden genomen,
nu ze wisten, dat ze niet meer hun kies
college representeerden.
Doch daaraan is zelfs niet gedacht!"
Wij hebben, al meenen wij te moeten
ontkennen, dat de positie zelve der
Eerste Kamer door de houding der libe
ralen is in het gedrang gekomen", met
bijzonder veel genoegen van het boven
staande kennis genomen.
Wij schreven in ons No. van 31 Juli:
Natuurlijk, naar dm (/eest van de
Grondwet, zou het ideaal geweest zijn,
dat de liberale leden van de Provinciale
Staten, in betwistbare districten, in 1901
uit eigen beiceging hun mandaat ter
beschikking hadden gesteld, opdat, waar
hetzelfde kiezercorps voor beide Kamers
kiest, er een volledige overeenstemming
tusschen de sterkte van de partijen in
Eerste en Tweede Kamer aanstonds
. mogelijk zou zijn geworden. Edoch naar
idealen heeft men niet de politieke per
sonen te bepordeelen."
En nu vinden wij Kuyper's orgaan
het in beginsel geheel met ons eens.
Men had mogen verwachten, schrijft
het, dat de liberale leden der Eerste
Kamer van Zuid-Holland hun ontslag
hadden genomen, nu ze wisten, dat ze
niet meer hun kiescollege representeerden.
Uitstekend; alleen de leden der Pro
vinciale Staten, als h.un college zelf
zouden o. i. niet minder onder zulk
een verplichting hebben gelegen.
Maar wat volgt hier nu uit?
Naar den geest van de Grondwet, die
ons het parlementaire stelsel schonk,
zoo wil de Standaard zeggen, behoort
elk parlementslid zijn zetel ter beschik
king te stellen, zoodra hij weet, of met
froote waarschijnlijkheid vermoedt, dat
ij niet meer zijn kiescollege representeert.
De liberale leden van de Eerste Kamer,
die in 1901 niet aldus handelden, maakten
zich derhalve schuldig aan een
veroordeelenswaardige daad; zij handhaafden zich
in een positie, van welke zij wisten, dat
deze hun niet toekwam; en zij deden dit
zóó brutaal, dat de Standaard met de
zijnen, blijkbaar zich daarover heeft ver
baasd : men had dit mogen verwachten,
doch daaraan is zelfs niet gedacht!"
In ons nummer van verleden week,
hebben wij nogmaals in het licht gesteld
hoe Kuyper c.s. zich als mannen, die den
verkiezingsstrijd gevoerd hadden vóór
Christus en tegen het heidendom, na de
overwinning door hen van God afgebeden,
ten duurste verplicht waren geweest nu
ook de Eerste Kamer te zuiveren van
de heidensche minderheid. Maar in ons
nummer van 31 Juli lieten wij, na deze
fout van den Christen geconstateerd te
hebben, nog volgen: tevens was het een
fout van een die de Grondwet had be
zworen en toch regelrecht inging tegen
haar geest, zoodat hij nu eerst zijn plicht
doet, geprikkeld door het besef, hoe
hij, zonder de Eerste Kamer te ontbinden,
zou moeten voortwerken, gekwetst en
vernederd, als de verslagene, dien elk
oogenblik een nieuwe ontluistering
wacht."
Welnu, waar er door de
anti-revolutionairen over wordt geklaagd dat een
deel der zoogenaamde heidensche meer
derheid in de Eerste Kamer
onwaardiglijk zijn zetels bleef behouden, tegen den
geest van de Grondwet in, wat zal
men nu nog zeggen aangaande Kuyper's
verweer dat voor hem en de zijnen
een Eerste Kamer-ontbinding in 1901,
m. a. w. het doen eindigen van parlemen
tair onrecht, een luchthartige daad zou
zijn geweest!
En als Christen, n als Staatsman, die
de Grondwet bezworen had, schoot hij
in zijn plicht te kort. Daarom mag men
concludeeren, dat niet de houding der
liberalen, maar juist die van Kuyper en
de zijnen in de eerste plaats, zoo deer
lijke verwarring hebben gebracht.
Doch ne zaak leert deze
Standaarduitlating, indien men haar ten minste
als van Kuyper afkomstig, of door Kuyper
beaamd mag achten ? liberalen en anderen
tot troost. Wij mogen er nu op rekenen,
dat de stilstand in afdoening van zaken
voor het vierde eener eeuw en meer,"
waarover de Standaard zich ongerust
maakt, door de antirevolutionairen zelf
zal worden voorkomen, zoodra de linker
zijde weer de meerderheid verkrijgt in
de Tweede Kamer. Wat men van de
liberale leden dor Eerste Kamer had
mogen verwachten, maar waaraan deze
zelfs niet hebben gedacht, zullen Kuypers
getrouwen en zijn bondgenooten in Pro
vinciale Staten en Eerste Kamer dan wel
bedenken en doen. Zoodat niet dadelijk
weder een Eerste Kamer-ontbinding zal
noodig zijn, maar men in stillen vrede
dit zaakje geheel in den geest van het
parlementair stelsel bij een rustig voor
bereide grondwetsherziening regelen kan.
Dit nader bericht omtrent hetgeen er
in de gemoederen ter rechterzijde om
gaat, ten opzichte der toepassing van
het parlementaire stelsel, moge, als van
groote waarde voor de toekomst, wel in
hot geheugen worden bewaard.
De spoorwegarts en de spoorweg
ongelukken.
Niet de reiziger die prettig en gemak
kelijk in den trein zit, maar de thuis
blijver die bij den spoorweg staat en in
dolle vaart den trein voorbij ziet vliegen,
is telkens verbaasd, dat betrekkelijk zoo
weinig ongelukken voorvallen met dien
in dolle vaart loopenden trein.
Toch is het mij gebleken, dat een
bepaald soort van reizigers, die juist
door hunne betrekking gedwongen wor
den dikwijls in den trein te zitten, menig
maal meer dan alle andere reizigers on
rustig moeten wezen in den trein, omdat
zij ook meer dan anderen de gevaren
kennen die dreigen langs den weg.
En welke soort van reizigers deze on
rustige menschen zijn? Wel onze
spoorwegartsen. En waarom?
Uit de behandeling toch van het
Rapport der commissie omtrent het in
vullen en afgeven van ziektebriefjes" en
de daarover gevoerde discussie," zegt de
Amsterdamsche correspondent van de.
Nieuwe Courant, is ons een toestand
geopenbaard, zoo middeleeuwsch en ge
vaarlijk, dat we aanstonds door het
schrijven van deze regelen willen bij
dragen om afdoende verbetering aan te
brengen".
't Spreekt van zelf dat de directies
der spoorwegmaatschappijen vooral niet
onder die beambten, van wie de veilig
heid afhangt, ongesteldheden of stoor
nissen in de geestelijke vermogens dulden
kunnen. Zij willen dus van hare artsen
de zoogenaamde ziektebriefjes hebben,
waardoor zij kennis nemen van de onge
steldheden of stoornissen op physisch
of psychisch gebied voorgevallen onder
hare ambtenaren of beambten, om aan
dezen, zoo noodig, andere werkzaam
heden op te dragen of soms ook uit
don dienst te ontslaan.
Maar gewetensvolle artsen, die spoor
wegartsen zijn, voelen, dat zij niet altijd
en juist dan vooral niet wanneer de
directies het meest door hunne eerlijke
verklaringen zouden gebaat worden, naar
waarheid deze verklaringen kunnen af
leggen, omdat zij weerhouden worden
door hun eed, eenmaal als arts gedaan,
dat zij het medisch ambtsgeheim bewaren
zullen.
In een vorige vergadering der
Nederlandsche Vereeniying van Spoorwegartsen
was deze moeielijkheid door eenigen op
geworpen en daarom hadden de hoeren
Th. Moinat, arts, Dr. C. E. van der
Horst en Dr. G. Waller zich in com
missie vereenigd om te onderzoeken op
welke wijze zij het best ann het ver
langen der directies zouden kunnen vol
doen met inachtneming van het medisch
ambtsgeheim.
Nu is in de laatste vergadering do H1
deze commississie haar rapport uitge
bracht en dit rapport luidt aldus:
De ondergeteekenden ontvingen de vol
gende uitnoodiging:
Naar aanleiding der besprekingen in de
algemeene vergadering der Ned. Vereeniging
van spoorwegartsen, omtrent het afgeven en
invullen van ziektebriefjes voor de verschil
lende directies, heeft het hoofdbestuur de
eer u uit te noodigen om deel uit te maken
eener commissie, die zal onderzoeken op
welke wijze het best aan de verlangens der
directies zal kunnen worden voldaan met
inachtneming van het medisch ambtsgeheim".
Na gehouden besprekingen meenen zij hier
op het volgende te moeten opmerken:
Waar het in het belang n van de publieke
veiligheid n van de spoorwegdirecües een
vereischte is, dat geen {rrbtenaren met ver
antwoordelijke betrekking gehandhaafd blij
ven, wanneer zij zoodanige geestelijke of
lichamelijke afwijkingen vertoonen, dat daar
door te eeniger tijd nalatigheid in de uit
oefening van hun dienst kan worden ver
wacht, en
waar de spoorwe «irts de aangewezen per
soon is om dergelijke afwijkingen te
constateeren, zoude het wenschelijk zijn, indien hij
zoodanige ziektetoestanden vaststelde, hiervan
onmiddelijk aan de directies kennis te geven.
Evenwel de medische ambtseed luidt ?
Ik zweer (beloof) dat ik de genees-,
heelen verloskunst volgens de daarop wettelijke
vastgestelde bepalingen, naar mijn beste
weten en vermogen zal uitoefenen en dat ik
aan niemand zal openbaren, wat in die uit
oefening als geheim mij is toevertrouwd, of
te mijner kennis is gekomen, tenzij mijne
verklaring als getuige of deskundige in rech
ten gevorderd, of ik anderszins tot het geven
van mededeeling door de Wet verplicht worde."
Het behoeft wel niet uiteengezet te worden,
dat deze eedsformule zóó duidelijk en tevens
zóó bindend is, dat de spoorwegarts niet
alleen verplicht is te zwijgen, maar zelfs geen
diagnose op de ziektebriefjes mag invullen.
Zooals dus de ziektebriefjes bij de S. 8. M.
zijn opgesteld, waar benevens de diagnose
ook nog bijzonderheden omtrent oorzaak en
verloop der ziekte (onzedelijkheid, dronken
schap of roekeloosheid) worden gevraagd,
moeten deze als geheel ondoelmatig worden
afgekeurd.
Zoolang de spoorwegartsen door de be
ambten zelf niet van geheimhouding zijn
ontslagen;
zoolang de wet ons niet vrijstelt van ge
heimhouding of verplicht tot het geven van
mededeelingen in het belang van de publieke
veiligheid;
Zoolang mogen wij geen nadere omschrij
ving van de ziekte geven en meenen wij te
moeten aanraden het model ziektebriefjes"),
zooals bij de H. IJ. S. M. gebruikt wordt."
(w. g.) TH. MOIXAT.
20 Juni Dr. C. E. VAN DER HORST.
1904. Dr. G. WALLER.
De arts Th. Monat voegt hierbij in
Het Handelsblad:
De conclusiën van het rapport werden niet
alleen aangenomen, maar ook werd als een
uitvloeisel daarvan besloten het Hoofdbe
stuur van de Maatschappij van Geneeskunde
te verzoeken bij de Regeering aan te drin
gen voor deze moeilijkheid een oplossing te
vinden.
Er is iets immoreels in, dat onze samen
leving den arts door een eed dwingt tot
zwijgen, waar hij door te spreken, allerlei
rampen kan voorkomen. Vooral waar de snel
heid van de treinen steeds toeneemt, waar
het spoorwegverkeer zich meer en meer uit
breidt en dientengevolge ook het aantal ver
antwoordelijke ambtenaren, zullen ook de
kansen voor gevaren grooter worden.
Evenals de arts door de wet verplicht
wordt te spreken in het belang van de open
bare gezondheid, waar het geldt besmette
lijke ziekten, evenzeer moeten de spoorweg
artsen, ja, alle artsen door de wet verplicht
worden te spreken, waar het geldt de publieke
veiligheid.
""") De ziektebriefjes vermelden noch een
diagnose, noch nadere bijzonderheden omtrent
den patiënt.
Moge er in het belang van het publiek
en van de artsen spoedig een oplossing wor
den gevonden; m. i. is de zaak dringend.
Een spoorwegarts dus, die weet dat
een bepaalde baanwachter aan vallende
ziekte lijdt en daardoor soms in de on
mogelijkheid verkeert zijn afsluitbopm te
sluiten of zijn signaal op onveilig te
zetten, is krachtens zijn ambtseed ver
plicht op het ziekebriefje hiervan niets
te melden, indien wat meestal ge
beuren zal ??de baan waehter niet heb
ben wil, dat van deze ziekte melding
wordt gemaakt. En zoo kan het gebeu
ren dat hier of daar een ongeluk voor
valt, dat zeker niet zou voorgevallen
zijn, indien de spoorwegarts vrijheid van
spreken had.
Ook zoo kon ik in den beginne zeggen,
dat juist de spoorwegarts somwijlen met
grootere vrees in den trein zit, dan de
gewone reiziger, die vertrouwend op de
activiteit van den veiligheidsdienst, rus
tig slapend, zijn lange' reize ten einde
brengt.
De moeielijkheid moet spoedig wórden
opgelost.
Pastoor KAAG.
?NMIIIIMIIIflIIMinilllllllMIUIIHIIIIIIIMIIIIMIIIIItlllllllllllllHIIIIIIIIIIIIH
De crisis in de glas-industrie en de Arbeidswet.
In dezelfde week, dat de dagbladen
publiceeren een adres van de glasfabrikanten
aan de Tweede Kamer met het vriendelijk
verzoek om voor hun bedrijf wat minder
strenge bepalingen in de nieuwe Arbeidswet
op te nemen dan dr. Kuyper voorstelt, is er
plotseling een crisis uitgebroken tusschen
kapitaal en arbeid in het bedrijf zelf, die
de aandacht van 't heele land tot zich gaat
trekken, evenals indertijd de uitsluiting bij
Van Heek. Het onderscheid is hier alleen,
dat de werklieden niet gedeeltelijk den
arbeid hebben neergelegd, om wellicht
zooals indertijd bij Van Heek voor een
ander deel te worden uitgesloten, maar
onmiddellijk alle werklieden op de fabrieken,
waar de loonsverlaging plaats vond, d.w.z.
wier eigenaren in den f'abrikantenbond
waren, den arbeid hebben gestaakt. De over
eenkomst tusschen de uitsluiting bij Van
Heek en deze werkstaking is echter, dat
beider motief was: een loonsverlaging, om
het loon op een peil te houden ais noodig
wordt geacht om te concurreeren.
De aanleiding is vrijwel bekend. De
fabrikanten van Delft, Schiedam, V
laardingen, Leerdam, Capelle a/d IJsel,
Zwijndrecht en Nieuwerkerk hebben indertijd
een bond gevormd, ter behartiging hunner
belangen. Nu schijnt in de laatste jaren de
glas-industrie niet bijzonder te bloeien,
althans een der fabrikanten heeft welwil
lend" aan de N. K. Crt. meegedeeld, dat
de concurrentie in den laatsten tijd onhoud
baar was geworden; dat het gemiddelde
dividend de laatste jaren niet meer dan 4
pCt. heeft bedragen; dat de markt nog
dalende is, en dat aldus, ten einde raad, de
fabrikanten hun toevlucht ten slotte wel
moesten nemen tot loonsverlaging. Ze meenen
dus, dat, als er schade geleden moet worden,
het de werkman moot zijn, die haar zal lijden.
Daarom werd aan de fabrieken in de
laatste weken de loonsverhooging aange
kondigd en ingevoerd: de werklieden werd
een hooger productie-vermogen opgelegd,
d.w.z. grootere lichamelijke inspanning voor
gelijk loon, of in enkele branches hét loon
verlaagd met 10 tot 25 p('t.
En de patroons hebben de werklieden in
gewone omstandigheden stevig in hun macht.
Er bestaat een reglement, waarvan een der
artikelen den leden van den Patroonsbond
de verplichting oplegt, geen werklieden van
elkanders fabrieken in dienst te nemen, die
niet in het bezit is van een schriftelijk
bewijs, waaruit bl+jkt, dat zij twee maanden
tevoren hun ontslag hadden aangevraagd.
Bij conflict, waarbij den werkman ontslag
zou krijgen, staat deze dus in doodelijke
verlegenheid !
Toen, bij deze tamelijk erge verdrukking
door den patroonsbond, nu ook nog deze
loonsverlaging kwam, brak er een verzet
uit, dat inderdaad de bewondering van zeer
velen heeft gaande gemaakt.
Het glasblazersberoep toch is een dier
bedrijven, waarin de wetgeving tot nu toe
nog bitter weinig verbetering heeft gebracht.
Terwijl aan ',3 der werklieden (de eigen
lijke glasblazers) betrekkelijk hooge loonen
werden uitbetaald (tusschen 20 en 30 gulden
per week) oischt de arbeid een voort
durende lichamelijke inspanning, en moet
de arbeid in een verwoestend-heete tempe
ratuur verricht worden. Dat heeft het
drankmisbruik onder deze werklieden steeds
ontzettend in de hand gewerkt, zoodat de
glasblazers, vooral die van Leerdam, maar
ook van andere fabrieken, zich daarin een
treurige reputatie hebben verworven. De
vakorganisatie heeft zich alleen te Delft
eenigszins kunnen ontwikkelen, in de andere
plaatsen was zij onbekend, en werd ze juist
dóór het sterke drankmisbruik, overal ge
weerd.
Zondagmiddag kwamen al de werklieden
der Zuid-Hollandsche fabrieken bijeen,
besloten tot staking, en zio alsof het
uitstekend georganiseerde en gediscipli
neerde werklieden waren, werd op dit
parool Maandagnacht de arbeid neergelegd,
en werkte er Maandagmiddag nauwelijks
nog n man in al die fabrieken. Onder
de stakers zijn katholieken en
patrimoniummannen. Alles is ordelijk; kroegen worden
vermeden.
* *
*
Tot zoover over de staking.
.We hebben hier te maken met een crisis
in de glasnij verheid, die de werkgevers
willen afwentelen op de werklieden, door
loonsverlaging.
Het is zeer wel mogelijk, dat de concur
rentie, die ondragelijk is volgens de fabri
kanten^ veroorzaakt wordt, doordat de
nederlandsche producten in het buitenland
met 25 pCt. worden belast, en het fabrikaat
hier binnenkomt, met 5 pCt. Maar in de
eerste plaats hadden, indien deze industrie
er zóó bijstaat, de fabrikanten wel .eens
mogen afwachten wat de Tweede Kamer zal
besluiten bij de aanst. tariefsherziening, al
vorens aldus een loonsverlaging toe te passen
voor de werklieden. Maar in elk geval
spreekt het vanzelf, dat de werklieden zich
er tot in het uiterste tegen verzetten, dat
op deze wijze zij de slachtoffers worden
van de concurrentie. Terwijl dan, wanneer
de markt weer omhoog gaat, van een gelijke
verhooging van het loontarief gewoonlijk
geen sprake is.
Maar nu tegelijkertijd de fabrikanten zich
óók wenden tot de Staten-Generaal om
gunstige bepalingen in de Arbeidswet, nu,
wordt de zaak ook van sociaal-politieke
be teekenis.
Men kan toch gerust zeggen, dat het
glasblazersbedrijf tot de meest sloopende
bedrijven behoort. De zengend-heete tem
peratuur sloopt reeds vroeg het lichaam :
glasblazers van 35 a 40 jaar lijken reeds
oude en afgeleefde menschen. Binnenkoorts,
zenuwziekten enz. komen veelvuldig voor.
In het laatste verslag der achtste arbeids
inspectie wordt er de aandacht op gevestigd,
hoezeer de glasblazerij van nadeeligen in
vloed is op den gezondsheidstoestand der
werklieden. Bijna alle werkzaamheden, in
deze fabrieken verricht," zegt de inspecteur,
leveren gevaar op voor de werklieden, die
er zich mee bezighouden." Giftige stoffen
en fijn stofglas dringen in lichaam en lon
gen. De inspecteur releveert nog in zijii
verslag een sterfte-statistiek van arbeiders
in de glasfabrieken van het Vallery-thal
(Oostenrijk), over 25 jaar loopende, volgens
welke de gemiddelde levensduur 35.2 jaar
bedroeg. Boven d^ 50 jaar werd slecht 8.3 pCt.
van de glasslijpers, ea 21.8 pCt van de blazers,
19.02 van de smelters.
De bestaunde Arbeidswet heeft voor de
glasindustrie reeds een faciliteit geschapen:
hij Koninklijk Besluit is indertijd bepaald,
dat op de glasblazerijen ook kinderen van
14?16 jaar des nachts mogen werken
in een bedrijf dus, waarin de nachtarbeid
schadelij/,- is.
De inspecteur der zevende inspectie ves
tigt daarop de aandacht en spreekt als
zijn meening uit, dat daartegen voortaan
scherpere bepalingen moeten komen ; ten
opzichte der glasfabrieken," zegt hij, is
thans wel wat veel' toegegeven aan de
vermeende eischen van het bedrijf."
Daaraan zou nu inderdaad de nieuwe
Arbeidswet van dr. Kuyper een einde maken,
en waarschijnlijk ook de nachtarbeid zeer
worden beperkt of afgeschaft.
En nu komen daar de glasfabriekanten,
die reeds bezig zijn verbetering van positie
te verkrijgen, door verlaging der
arbeidsloonen, ook nog bij de Kamer om ... facili
teiten in Arbeidswet, waar de toen tand der
arbeiders juist mér wettelijke bescherming
noodzakelijk maakt !
De fabrikanten willen liever den be
schermden leeftijd der jongelingen in hun
bedrijf niet verhoogd zien tot hun 17e jaar
en dat nog wel in het belang dier jongelieden
zelf! En dat de glasfabricage in Nederland
te gronde zal gaan, indien de vrijheid blijft
bestaan, om de jongelieden vanaf' hun 4e
jaar om de andere week ook nachi-arbeid
te laten verrichten, terwijl de inspecteur
der eerste inspectie in zijn verslag consta
teert, dat de nachtarbeid langzamerhand
wordt afgeschaft!
In elk geval de actie, die er in de laatste
weken van de glasfabrikanten uitgaat,
eenerzijds tegenover de werklieden, ander
zijds tegenover den wetgever, verdient wél
de aandacht. Bij deze werkstaking komt
verschrikkelijk nadeelige invloed van den
arbeid op de glasfabrieken op den
lichamelijken toestand der werklieden, waarop reeds
bij de enquête van 1889 met zooveel nadruk
werd gewezen, opnieuw ter sprake, en dringt
zich de vraag op, of niet voor den arbeid
in de glasfabriekon bijzonder scherpe be
schermende bepalingen noodig zijn.
Vóór de Kamer haar oor leent aan deze
verzoeken, mag zij zich waarlijk wel eens
van den toestand der werklieden nauw
keurig op de hoogte stellen.
S.
Muziek in de Hoofdstad.
Nu, bij de nadering van het winterseizoen,
deze rubriek weder heropend wordt, wil ik
.