Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1424
Kugé", zijnde de Kioto"- of
hofadel; 2. de daimio's" of wel Yedo"- of
landadel; 3. de -buke" of Samurai", van
lageren rang; 4. landeigenaren zonder titel
en: groadpachters; 5. -kunstenaars en
houtbewerkers; 6..kooplieden en winkeliers; 7.
comediespelers, bedelaars enz.: 8. Bèta's"
en verdere niet als menschen beschouwde
verstootelingen: waarschijnlijk afstamme
lingen van Koreaansche gevangenen.
Eene andere verdeèling in 4 klassen is
de volgende: ?> ' ",
1. de militaire en civiele ambtenaren-of
1 Samurai's"; 2. de landbouwers; 3. de
werkmaBsstand en de kunstenaren; 4. de
handelslieden.
Zoo bleef de samenstelling in klassen tot
1868, toen met het herstel van de positieve
macht van den mikado alle Japanners
burgers van den staat werden met gelijke
rechten; en ook de eta's" als menschen
werden beschouwd.
Het weinige contact van Japan met de
buitenwereld in deze 2)i eeuw bleef voor
namelijk door de Hollanders op Déshima.
Bij hen gingen vele Japansche jongelieden
studeeren, waardoor de grondslag gelegd
werd voor. den sinds de tweede helft der
19de eeuw zoo snellen intellectueelen groei
van Japan.
De expansie der "Westersche Staten in
de 19de eeuw deed steeds meer de grenzen
van voor hare uitvarende zonen gesloten
landen verdwijnen. En Japan, geïsoleerd
eilandenryk met zijn- oosterschen nabuur
Amerika, terwijl de Europeesche Staten van
het zuiden en westen kwamen, scheen wel
aangewezen om langen tijd voor Chjna's
reuzen-binnenrijk zich te openen voor
westersche ideeën. .Gelijkberechtigheid voor het
leven en de goederen van de burgers van
een staat brachten ook in Japan nieuwe
toestanden.
Japan was in zijn eigen innerlijk bestaan
gereed voor de. te komen evolutie; een
Amerikaansche vloot onder Perry in 1853
verhaastte den loop der gebeurtenissen.
Door een beleidvol optreden wist Perry
een bloedige botsing te voorkomen. Misleid
door den schijn der omstandigheden sloot
hu het door Amerika gewenschte handels
verdrag echter niet met den mikado, doch
met den shogun, wiens aanmatiging door
het volk zeer ten kwade geduid werd en
medehielp tot zynen val.
De eeuwen der Tokugawa's" shogun's
was eene van betrekkelijke welvaart voor
het volk geweest. De leidende klasse der
samurai's" kwam daarin door onbevoor
oordeelde studie tot de nieuwe ideeën, wier
verspreiding achtereenvolgens ten gevolge
had: de vermeerdering van de ontevreden
heid tegen den shogun en de stijgende
haat tegen de barbaarsche vreemdelingen,
welke door den shogun begunstigd werden.
? De hierdoor .ontstane vijandelijke houding
van het Japansche volk bracht eene inter
nationale vloot ter bestraffingen handhaving
der buitenlandsche rechten voor Japan. Hol
land, Frankrijk, de Vereenigde Staten en
Engeland forceerden gezamenlijk de zee
engte van Shjmonoséki (5 en 6 September
1804). De binnenlandsche strijd, die op dit
bombardement volgde, richtte zich tegen
den shogun en had zijn verwijdering ten
gevolge.
Eind Januari 1868 werd de sinds eeuwen
verloren gegane wereldlijke macht van den
mikado in volmaaktheid hersteld; en hier
mee ging gepaard de weder-bevestiging
van het Shintoïsme als nationale godsdienst.
De gevoelens jegens de vreemdelingen
verzachtten niet in het begin van de her
stelde mikado-regeering, maar spoedig toch
bekeerden de vreemden-haters hunne inzich
ten en werden de leiders van de invoering
der westersche ontwikkeling. Allengs togen
steels meer jongelieden naar Europa en
Amerika en werd ook in Japan zelve door
vreemdelingen onderricht gegeven. Van toen
af dateert de geleidelijke en snelle groei,
welke het moderne Japan van heden gege
ven heeft.
In 1871 vond het feodale systeem haar ?
eind na het terugroepen der daimio's naar
Tokio, het oude Yeddo, waar de
mikadoresidentie van uit Kioto in 1868 overge
bracht was geworden. De daimio's werden
gedwongen hunne landerijen tegen normalen
prüs aan de regeering af te staan, die ze
onder de Japansche staatsburgers weder
'verkocht. Hiermee verdween de laatste rest
van het oude regeeringstelsel. De meeste
daimio's gaven aan den roepstem gehoor
en vestigden zich in Tokio. Doch enkelen,
ontevreden met den nieuwen gang van
zaken, boden weerstand en veroorzaakten
niet hunne volgelingen heftige burgeroor
logen, waarvan de opstand van Satsuma",
een der zuidelijke provincies wel de gevaar
lijkste was. Hij werd in 1877 door de troe
pen van den mikado onderdrukt, en daarmee
was de laatste wederstand gebroken.
In 1868, reeds bij het herstel van zijn
macht, had' de mikado beloofd met eene
volksvertegenwoordiging te regeeren, zoodra
het volk daartoe geschikt was. Na het
noodige aantal jaren van opleiding mocht
het volk in 1886 zijn eerste vertegenwoor
diging kiezen. Dit was de laatste groote
verandering in Japan van de reeks, waartoe
het optreden van Perry in 1853 den eersten
stoot had gegeven en waarin de gebeurte
nis van Shimonoséki" zoo'n versnelling
bracht.
En hiermede zijn we gekomen tot dat
deel der Japansche geschiedenis, dat wij
zelve medemaakten, en dat dus als welbe
kend verondersteld kan worden. Een enkel
woord nog over het essentieele verschil
tusschen het Chineesche en Japansche volk.
Het meest kenmerkend komt dit wel uit
in de wijze waarop het Boeddhisme, afkom
stig uit Midden-Aziëin het meer nuchtere
minder expansieve China weinig stand
vatte; in Japan daarentegen spoedig alge
meen werd. Deze sprong van een wereld
godsdienst over bijna heel het Chineesche
rijk is zeer interessant. En hetzelfde ver
schijnsel heeft zich voorgedaan met het
Christendom, dat een eeuw lang een groot
aantal belijders in Japan vond. Zij bleven
getrouw aan hunne belijdenis, ook toen de
uitdrijving dezer godsdienst van
regeeringswege te vuur en te zwaard nagejaagd werd,
In China is vrijwel geen enkele bekeerling
ooit geweest; en ook heden ten dage geeft
de aanvaarding van het Christendom meer
eene begeerlijke bijverdienste dan een
levensideaal ter verhooging van moreel
peil. Het spreekt wel vanzelf dat in een
volk van nominaal 400 millioen leden af wij
kingen in innerlijk wezen znllen bestaan.
Ongetwijfeld zijn dan ook sommige pro
vincies van China meer aangewezen tot
eene westersche geestelijke en materieele
ontwikkeling te komen dan het geheel. Op
dit geheel echter heeft de leer van Confucius
zoo'n overwegend materialistischen invloed
gehad dat de leer van Christus of Boeddha
er nog in lange tijden absoluut niet gevoeld
of begrepen zal worden.
Zoo men het Japansche volksleven be
grepen heeft uit zijne geschiedenis, als
zijnde een van voortdurende actie en expan
sie-zoeking, ook in tijden van gedwongen
isolatie; dan kan het niet langer bevreem
den hoe dit rijk in maanden zich de weten
schappelijke en materieele kennis eigen
kon maken, waarvoor de opspoorders en
grondvesters daarvan: de westersche naties!,"
tientallen van jaren noodig hadden.
Het is als de goed omgeploegde akker,
waarin het uitgeworpen zaad welig en
krachtig opgroeit. Het is de leerling, die
na zorgvuldige stille studie en
eigen-nadenking zich als meester ontpopt.
Japan is steeds het. land geweest van
actie, van eigen-actie in den tijd van afslui
ting : en het kanongebulder van
Shimoneséki" was slechts de réveille voor een heel
volk, volkomen gereed en bereid om in een
minimum van tyd de handicap van
westersch voor-zijn in materieele en geestelijke
ontwikkeling te doen verdwijnen.
E. C. ABENDANON;
UIT DB NATUUR
LXXVIH. Vallende blaren.
, Hoe zeere vallen ze af
De zieke zomerblaren".
GUIDO GEZELLE.
Na een onvergelijkelijk mooien zomer heeft
1904 ons een September gebracht, zoo heerlijk
als wij er ons weinige herinneren kunnen.
Nu komt October, en haast is 't gedaan.
Langzaam dommelt de natuur in; eiken Zon
dag is het weer wat stiller in bosch en veld.
't Zomergroen verfletst met den dag, de
kastanjeboomen zijn al bruin, en de mahonie
houten zaden gluren door de spleten van de
groene prikkelbolsters. De olmen zijn geel
als goud; ahorn en esch worden zoo ijl,
dat de blauwe lucht er door schemert, en hun
bladeren vervallen tot zij grys zien; even
wordt het wit als zilver, dan is hun tijd van
gaan gekomen, en langzaam, stuk voor stuk,
zweven ze schommelend en zwenkend neer
vlak bij den stam, die hen zoolang drenkte
en dien zij den heelen zomer voedden.
Anders doen de eiken; hun blad kan zoo
maar op eens niet scheiden van den ouden
stam ; afgeleefd, gerimpeld en verschrompeld
krullen ze zich om de twijgen, klemmen zich
vast en willen niet weg. De wind maant
braamgestrengel is al rood als bloed; en wilde
wingerds gloeien in de zon als het jonge
eikenloof, dat met Sint Jan opnieuw kwam
botten.
Half October op zijn laatst komen de nacht
vorsten ; gat dan uw morgenwandeling wat
vroeger stellen dan gewoonlijk. In tuin of
park of bosch staan de boomen wit berijpt,
zwaar drukt het starre vocht op 't droge blad
en buigt het neer; de stelen zijn
oml.lngge. krom'd. Nog dringt de zon niet door de nevels;
ja, nu wordt ze een witte ronde maan waar
dampflarden voor langs waaien; tegen tien
begint de schijf te kleuren en gaat stralen,
kijk dan lang en aandachtig naar de boomen,
want nu begint het afscheid nemen.
De rijp vervloeit ia 't warme licht; de zon
heeft al weer kracht genoeg, de sluiers zweven
naar omhoog boven de toppen uit. Hoor,
't knistert zacht, hier boven u, daar knikt een
bladsteel, knapt hoorbaar af en, langzaam
daalt de bruine schijf ter aarde; een tweede
volgt, al weer een verder op. Nu wordt 't
een gefluister om u heen in 't stille park;
op eens een zacht gezing van duizend helle
tikjes, zuchtjes ritsels schuifgeluidjes, een
legermacht van bladeren zegt te saam zijn
oud kwartier vaarwel en legt in laag oplaag
zich te rusten aan uw voeten.
Wat voor vijf minuten nog een dichte
donkere bladkroon was, toont nu op eene
zijn kale winterkruin. Een rilling gaat door de
twijgen nu ze, piotsering van het schuttend
kleed beroofd, den killen morgenwind voelen
strijken langs hun naakte leden. Dan is 't
weer stil, geen tak beweegt meer, de boom
is ingeslapen, ongevoelig nu voor koude en
wind. Hij gaf zich over aan den winter en
ke,ert tot zich zelven in, stil, als levenloos
tot weer de lenteluwte den schijndoode wek
ken zal tot nieuw en krachtig leven.
Een schijndood is het, geen werkelijk
sterven. Breng er uw jonge kinderen heen,
dat ze het zien en goed begrijpen zullen.
Wijs hun bij olmen, beuken en eiken, hoe
op elke plek, van waar een dor blad nederviel,
een knop vol leven schuilt, kant en klaar om
straks nieuw lot en blad te geven aan den nu
zoo kalen stam. Maak n zoo'n nietig knopje
voor hen open, ontneem het stuk voor stuk
zijn harde droge schubbenpak en toon hun
de fijne blaadjes, die er in verscholen liggen,
beschut tegen de drogen kouden wind. Het
oude blad kon vallen, het nieuwe is gereed;
nog klein en fijn, maar met de jonge kracht
begaafd, die het ook tijdens den barren winter
zal doen groeien, tot het in 't voorjaar zich
zal wringen uit zijn dan te eng geworden
hulzen.
Zie nu die grooten plataan daar aan de
overzijde eens aan; behalve hier en daar een
enkel purperrood vlekje op een goudlederen
blad, staat zijn kroon nóg frisch, nog sappig
groen op den forschen stam; die lijkt wel
met slangevel bekleed:.donkergroene, bronzen
en bleek-gele vlekken steken scherp tegen
elkaar af; hij heeft zijn schors in schubben
Plataan in den naherfst.
De onderste tak heeft nog een blad dat in zijn hollen steel den winterknop verbergt;
de andere bladeren zijn afgevallen en daardoor zijn de knopjes zichtbaar.
tot scheiding, tot berusting in het lot; hun
dienst is gedaan, hun taak is volbracht, toch
talmen ze, en ritselen het weemoedig liedje
van nog een poosje blijven. Eerst voor
stormgeweld en ijzig vorstgeknijp zullen ze wijken,
en voortgezweept door de sneeuwjacht, hollen
ze straks in woeste vaart over heg en steg,
ver, heel ver van den boom, die hen het
leven schonk.
Kaneelbruin is 't beukeblad, glad en droog
als perkament. Ook dat valt niet meteen,
het is, evenals het eikeblad, te zeer gehecht
aan tak en twijgen en wacht de kracht van
storm en vorst om losgescheurd te worden.
't Lager struikgewas, framboos en wilg en
kamperfoelie, toont nog wat groen, maar het
afgeworpen, maar zijn bladertooi geeft hij nog
niet prijs. Eerst in Juni kwamen ze, als
geelbrons fluweel, al die nu nog groote hei
dergroene spitgepunte blaren; soms houdt
hij zijn loof het langst van alle frisch.
Maar ook zijn tijd zal komen, overmorgen,
morgen al misschen; als de vorst de zonne
stralen wat meer verkilt dan thans. Ook uw
plataan, de trots van uw tuin, zal daar dan
staan, naakt en star, versteend, met kronkel
armen omhoog geheven, als een doode.
Maar ge weet wel beter, en neemt een
bladertak in de hand en zoekt de teekenen van
nieuw leven; de knoppen in de oksels van ten
doode opgeschreven bladeren, en... ge vindt
ze niet.
Heeft onze plata&h van 't jaar dan voor
't laatst in blad gestaan? Is straks "na den
bladerval die mooie forsche boom dan wer
kelijk dood? vraagt uw kind.
Laat hem eens nauwlettend zoeken. Andere
boomen droegen de nieuwe voorjaarsknoppen,
in hun oksel, in den hoek.tusjcb.en bladen
twijg. Niet zoo de plataan. Die draagt nog
grooter zorg voor zijn toekomstig leven. Hij
verbergt' de nieuwe loot in 't oude blad.
Pluk maar een blad af vlak bij den voet ;
het ondereind van de steel is niet vol, het
heeft een kegelvormige holte en nu ziet ge
ook den winterknop, die door den ouden
bladsteel geheel was omsloten, beschermd tot
het einde toe tegen weer en wind en schade
lijke insecten. Eerst, als alles wat leeft en
schade zou-kunnen doen, den waren dood of
den winterslaap zal zijn ingegaan, dan waagt
het de plantaan, zijn nieuwe knoppen bloot te
geven. Vandaar misschien, dat maar zelden
een zomerblad van den plataan geschonden
wordt door rups of wesp of kever; want
dikwijls wordt bij andere boomen de kiem
van het verderf reeds in den herfst in de jonge
knoppen gelegd.
Let nu dag aan dag eens opdien voet van
't plataqeblad, ge zult misschien een fijne
ring zien komen, een scheiding tusschen twijg
en blad; daar zal het blad loslaten. . '
Dat doen veel boomen zelf, die scheppen
een kloof tusschen den twijg en 't oude blad,
schuiven een schijf of een ring van cellen
tusschen beide, vullen dien met vocht; dat
bevriest bij den eerste vorst in October.
Door de uitzetting bij 't bevriezen scheuren
de wanden, als de pijpen onzer waterleiding;
en als de zon het ijs daarbinnen ontdooit,
knapt de steel; door eigen zwaarte valt het
blad ter aarde; geofferd door den boom zelf,
die het te voren reeds al zijn sappen heeft
ontnomen.
En de boom deed wy's; in den kouden winter
kunnen de wortels geen water genoeg aan
voeren, om al die duizenden bladeren te
drenken; deze zouden vooral bij droge vorst
en hard bevroren grond voortgaan met ver
dampen, en het einde was de dood van den
heelen boom.
Zoo zendt dus de verstandige-boom zijn
bladeren heen, noode, maar het moet. Hij,
geduldiger dan de natuurvrienden, die met
Goethe zeggen: Ich komt gie kaum erwarten,
die erete Blum' im Oarten, dat erttt.Blatt om
Baum, wacht kalm de lente af en bereidt
zich intusschen langzaam Voor, op het groote
zomerwerk. E. HEIMANS.
NIEUWE UITGAVEN.
Kafakterzonde en levensleed, door JOHANNA
BEEKVOOBT. Ie deel. Rotterdam, D. A. Daamen.
Jongens van Oudt-Holland, door C. JOH.
KIEVIKT, met illustratiën van JOH.
BEAAKENSIEK. Amersfoort, Valkhoff & Co.
Le Port de Rotterdam, par H. A. VAN
IJsSELSTEIJN, seconde dition. Rotterdam, Nijgh
& van Ditmar.
Gerda, door ELISE SOEE. Leiden, S. C. van
Doesburgh.
Handelsaardrijkskunde, -door J.' VAN DER
MOST. Eerste stukje. Algemeen gedeelte. Gro
ningen, J. B. Wolters.
ELLEN KEY, De Ethiek van liefde en huwelijk.
Amsterdam, Em. Quérido.
Mijnwet 1903. Eene onrechtmatige daad
van onze wetgevende macht, door REINIER
D. VERBEEK. Haarlem, De Erven F. Bonn.
De satire in de Nederlandsche kunts der mid
deleeuwen, door P. H. VAN MOEKKEKKEN.
Amsterdam, S. L. van Looij Jr.
Moraliteit, door. EGBBRTHA C. VAN DER MAN
DELE. Amsterdam, H. J. W. Beent.
De Architect, hedendaagsche en oude kunst,
onder redactie van het genootschap Archi
tecture et Amicitiae, 15ejaarg., afl. III en IV.
Haarlem, H. Kleinmann & Co.
FBANCOIS COPPEE, Contes chaises, précédés
d'unenotice et accompagnés de notes explicatives,
par E. E. B. LACOMBLE, 3e dition.
ALPHONSE DAUDET, Contes choisf-s précédés
d'une notice et accompagnés de notes explicatives,
par E. E. B. Lacombles, 4e dition.
The Gruno Series", I,Littk Lord Fauntieroy,
by FRANCES H. BUHNBTT, annotated byL. P.
H. Eykman and C.J.Voortman, second dition.
R. Bos, Schoolatlas van Nederland en zijne
overzeesche bezittingen, 5e druk. .
R. Bos, Oeïllustreerde schoolatlas van Neder
land en zijne overzeesc\e bezittingen, 5e druk.
R. Bos, Derde aardrijkskundig teekenboek.
R. Bos, Vierde aardrijkskundig teekenboek.
Bovenstaande zeven boeken zijn uitgegeven
door P. Noo.rdhoff te Groningen.
VERZEKER
uw Leven
b{j de .
W MUTUAL
Grootste Waarborgfonds van alle MUen der Wereld.
Directeur voor Nederland: THEOD. J. A. BIEDT.
Kantoor: Spui 7, Amsterdam»
J.J.BiESING,
Huntt t handel.
's-GRAVENHAGE,
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravure^.
MEUBEL-BAZAR,
PRIJS ?7.
Singel 263-283,
tȟde Falelastraat.
Kantoor-Meubelen
J. EI.JERÏK MEIJER.
Telefoon SBG8.
FAIENCE
EN TEGEL
FABRIEK
HOLLAND
NAAML-VENN-CEV-TE
UTRECHT
't Binnenhuis",
ISO.
Salon-Ameublement
H. P BERLAGE.
Beeldhouwwerk M. J. HACK.
Eetkamer- Ameublement
KL. VAN LEEUWEN.
Ontbgtservies JAC. v/dBOSCH.
AfflSTERDAm
AARDEWERK
EM TEGELS
MEUBELEN
T A P IJ T E N-ffl
METAALWAREN
AARDEWERK
T LANDRÉ-AMSTERCDAM
REGULIERSGRACHT-48