De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 9 oktober pagina 6

9 oktober 1904 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1424 Kugé", zijnde de Kioto"- of hofadel; 2. de daimio's" of wel Yedo"- of landadel; 3. de -buke" of Samurai", van lageren rang; 4. landeigenaren zonder titel en: groadpachters; 5. -kunstenaars en houtbewerkers; 6..kooplieden en winkeliers; 7. comediespelers, bedelaars enz.: 8. Bèta's" en verdere niet als menschen beschouwde verstootelingen: waarschijnlijk afstamme lingen van Koreaansche gevangenen. Eene andere verdeèling in 4 klassen is de volgende: ?> ' ", 1. de militaire en civiele ambtenaren-of 1 Samurai's"; 2. de landbouwers; 3. de werkmaBsstand en de kunstenaren; 4. de handelslieden. Zoo bleef de samenstelling in klassen tot 1868, toen met het herstel van de positieve macht van den mikado alle Japanners burgers van den staat werden met gelijke rechten; en ook de eta's" als menschen werden beschouwd. Het weinige contact van Japan met de buitenwereld in deze 2)i eeuw bleef voor namelijk door de Hollanders op Déshima. Bij hen gingen vele Japansche jongelieden studeeren, waardoor de grondslag gelegd werd voor. den sinds de tweede helft der 19de eeuw zoo snellen intellectueelen groei van Japan. De expansie der "Westersche Staten in de 19de eeuw deed steeds meer de grenzen van voor hare uitvarende zonen gesloten landen verdwijnen. En Japan, geïsoleerd eilandenryk met zijn- oosterschen nabuur Amerika, terwijl de Europeesche Staten van het zuiden en westen kwamen, scheen wel aangewezen om langen tijd voor Chjna's reuzen-binnenrijk zich te openen voor westersche ideeën. .Gelijkberechtigheid voor het leven en de goederen van de burgers van een staat brachten ook in Japan nieuwe toestanden. Japan was in zijn eigen innerlijk bestaan gereed voor de. te komen evolutie; een Amerikaansche vloot onder Perry in 1853 verhaastte den loop der gebeurtenissen. Door een beleidvol optreden wist Perry een bloedige botsing te voorkomen. Misleid door den schijn der omstandigheden sloot hu het door Amerika gewenschte handels verdrag echter niet met den mikado, doch met den shogun, wiens aanmatiging door het volk zeer ten kwade geduid werd en medehielp tot zynen val. De eeuwen der Tokugawa's" shogun's was eene van betrekkelijke welvaart voor het volk geweest. De leidende klasse der samurai's" kwam daarin door onbevoor oordeelde studie tot de nieuwe ideeën, wier verspreiding achtereenvolgens ten gevolge had: de vermeerdering van de ontevreden heid tegen den shogun en de stijgende haat tegen de barbaarsche vreemdelingen, welke door den shogun begunstigd werden. ? De hierdoor .ontstane vijandelijke houding van het Japansche volk bracht eene inter nationale vloot ter bestraffingen handhaving der buitenlandsche rechten voor Japan. Hol land, Frankrijk, de Vereenigde Staten en Engeland forceerden gezamenlijk de zee engte van Shjmonoséki (5 en 6 September 1804). De binnenlandsche strijd, die op dit bombardement volgde, richtte zich tegen den shogun en had zijn verwijdering ten gevolge. Eind Januari 1868 werd de sinds eeuwen verloren gegane wereldlijke macht van den mikado in volmaaktheid hersteld; en hier mee ging gepaard de weder-bevestiging van het Shintoïsme als nationale godsdienst. De gevoelens jegens de vreemdelingen verzachtten niet in het begin van de her stelde mikado-regeering, maar spoedig toch bekeerden de vreemden-haters hunne inzich ten en werden de leiders van de invoering der westersche ontwikkeling. Allengs togen steels meer jongelieden naar Europa en Amerika en werd ook in Japan zelve door vreemdelingen onderricht gegeven. Van toen af dateert de geleidelijke en snelle groei, welke het moderne Japan van heden gege ven heeft. In 1871 vond het feodale systeem haar ? eind na het terugroepen der daimio's naar Tokio, het oude Yeddo, waar de mikadoresidentie van uit Kioto in 1868 overge bracht was geworden. De daimio's werden gedwongen hunne landerijen tegen normalen prüs aan de regeering af te staan, die ze onder de Japansche staatsburgers weder 'verkocht. Hiermee verdween de laatste rest van het oude regeeringstelsel. De meeste daimio's gaven aan den roepstem gehoor en vestigden zich in Tokio. Doch enkelen, ontevreden met den nieuwen gang van zaken, boden weerstand en veroorzaakten niet hunne volgelingen heftige burgeroor logen, waarvan de opstand van Satsuma", een der zuidelijke provincies wel de gevaar lijkste was. Hij werd in 1877 door de troe pen van den mikado onderdrukt, en daarmee was de laatste wederstand gebroken. In 1868, reeds bij het herstel van zijn macht, had' de mikado beloofd met eene volksvertegenwoordiging te regeeren, zoodra het volk daartoe geschikt was. Na het noodige aantal jaren van opleiding mocht het volk in 1886 zijn eerste vertegenwoor diging kiezen. Dit was de laatste groote verandering in Japan van de reeks, waartoe het optreden van Perry in 1853 den eersten stoot had gegeven en waarin de gebeurte nis van Shimonoséki" zoo'n versnelling bracht. En hiermede zijn we gekomen tot dat deel der Japansche geschiedenis, dat wij zelve medemaakten, en dat dus als welbe kend verondersteld kan worden. Een enkel woord nog over het essentieele verschil tusschen het Chineesche en Japansche volk. Het meest kenmerkend komt dit wel uit in de wijze waarop het Boeddhisme, afkom stig uit Midden-Aziëin het meer nuchtere minder expansieve China weinig stand vatte; in Japan daarentegen spoedig alge meen werd. Deze sprong van een wereld godsdienst over bijna heel het Chineesche rijk is zeer interessant. En hetzelfde ver schijnsel heeft zich voorgedaan met het Christendom, dat een eeuw lang een groot aantal belijders in Japan vond. Zij bleven getrouw aan hunne belijdenis, ook toen de uitdrijving dezer godsdienst van regeeringswege te vuur en te zwaard nagejaagd werd, In China is vrijwel geen enkele bekeerling ooit geweest; en ook heden ten dage geeft de aanvaarding van het Christendom meer eene begeerlijke bijverdienste dan een levensideaal ter verhooging van moreel peil. Het spreekt wel vanzelf dat in een volk van nominaal 400 millioen leden af wij kingen in innerlijk wezen znllen bestaan. Ongetwijfeld zijn dan ook sommige pro vincies van China meer aangewezen tot eene westersche geestelijke en materieele ontwikkeling te komen dan het geheel. Op dit geheel echter heeft de leer van Confucius zoo'n overwegend materialistischen invloed gehad dat de leer van Christus of Boeddha er nog in lange tijden absoluut niet gevoeld of begrepen zal worden. Zoo men het Japansche volksleven be grepen heeft uit zijne geschiedenis, als zijnde een van voortdurende actie en expan sie-zoeking, ook in tijden van gedwongen isolatie; dan kan het niet langer bevreem den hoe dit rijk in maanden zich de weten schappelijke en materieele kennis eigen kon maken, waarvoor de opspoorders en grondvesters daarvan: de westersche naties!," tientallen van jaren noodig hadden. Het is als de goed omgeploegde akker, waarin het uitgeworpen zaad welig en krachtig opgroeit. Het is de leerling, die na zorgvuldige stille studie en eigen-nadenking zich als meester ontpopt. Japan is steeds het. land geweest van actie, van eigen-actie in den tijd van afslui ting : en het kanongebulder van Shimoneséki" was slechts de réveille voor een heel volk, volkomen gereed en bereid om in een minimum van tyd de handicap van westersch voor-zijn in materieele en geestelijke ontwikkeling te doen verdwijnen. E. C. ABENDANON; UIT DB NATUUR LXXVIH. Vallende blaren. , Hoe zeere vallen ze af De zieke zomerblaren". GUIDO GEZELLE. Na een onvergelijkelijk mooien zomer heeft 1904 ons een September gebracht, zoo heerlijk als wij er ons weinige herinneren kunnen. Nu komt October, en haast is 't gedaan. Langzaam dommelt de natuur in; eiken Zon dag is het weer wat stiller in bosch en veld. 't Zomergroen verfletst met den dag, de kastanjeboomen zijn al bruin, en de mahonie houten zaden gluren door de spleten van de groene prikkelbolsters. De olmen zijn geel als goud; ahorn en esch worden zoo ijl, dat de blauwe lucht er door schemert, en hun bladeren vervallen tot zij grys zien; even wordt het wit als zilver, dan is hun tijd van gaan gekomen, en langzaam, stuk voor stuk, zweven ze schommelend en zwenkend neer vlak bij den stam, die hen zoolang drenkte en dien zij den heelen zomer voedden. Anders doen de eiken; hun blad kan zoo maar op eens niet scheiden van den ouden stam ; afgeleefd, gerimpeld en verschrompeld krullen ze zich om de twijgen, klemmen zich vast en willen niet weg. De wind maant braamgestrengel is al rood als bloed; en wilde wingerds gloeien in de zon als het jonge eikenloof, dat met Sint Jan opnieuw kwam botten. Half October op zijn laatst komen de nacht vorsten ; gat dan uw morgenwandeling wat vroeger stellen dan gewoonlijk. In tuin of park of bosch staan de boomen wit berijpt, zwaar drukt het starre vocht op 't droge blad en buigt het neer; de stelen zijn oml.lngge. krom'd. Nog dringt de zon niet door de nevels; ja, nu wordt ze een witte ronde maan waar dampflarden voor langs waaien; tegen tien begint de schijf te kleuren en gaat stralen, kijk dan lang en aandachtig naar de boomen, want nu begint het afscheid nemen. De rijp vervloeit ia 't warme licht; de zon heeft al weer kracht genoeg, de sluiers zweven naar omhoog boven de toppen uit. Hoor, 't knistert zacht, hier boven u, daar knikt een bladsteel, knapt hoorbaar af en, langzaam daalt de bruine schijf ter aarde; een tweede volgt, al weer een verder op. Nu wordt 't een gefluister om u heen in 't stille park; op eens een zacht gezing van duizend helle tikjes, zuchtjes ritsels schuifgeluidjes, een legermacht van bladeren zegt te saam zijn oud kwartier vaarwel en legt in laag oplaag zich te rusten aan uw voeten. Wat voor vijf minuten nog een dichte donkere bladkroon was, toont nu op eene zijn kale winterkruin. Een rilling gaat door de twijgen nu ze, piotsering van het schuttend kleed beroofd, den killen morgenwind voelen strijken langs hun naakte leden. Dan is 't weer stil, geen tak beweegt meer, de boom is ingeslapen, ongevoelig nu voor koude en wind. Hij gaf zich over aan den winter en ke,ert tot zich zelven in, stil, als levenloos tot weer de lenteluwte den schijndoode wek ken zal tot nieuw en krachtig leven. Een schijndood is het, geen werkelijk sterven. Breng er uw jonge kinderen heen, dat ze het zien en goed begrijpen zullen. Wijs hun bij olmen, beuken en eiken, hoe op elke plek, van waar een dor blad nederviel, een knop vol leven schuilt, kant en klaar om straks nieuw lot en blad te geven aan den nu zoo kalen stam. Maak n zoo'n nietig knopje voor hen open, ontneem het stuk voor stuk zijn harde droge schubbenpak en toon hun de fijne blaadjes, die er in verscholen liggen, beschut tegen de drogen kouden wind. Het oude blad kon vallen, het nieuwe is gereed; nog klein en fijn, maar met de jonge kracht begaafd, die het ook tijdens den barren winter zal doen groeien, tot het in 't voorjaar zich zal wringen uit zijn dan te eng geworden hulzen. Zie nu die grooten plataan daar aan de overzijde eens aan; behalve hier en daar een enkel purperrood vlekje op een goudlederen blad, staat zijn kroon nóg frisch, nog sappig groen op den forschen stam; die lijkt wel met slangevel bekleed:.donkergroene, bronzen en bleek-gele vlekken steken scherp tegen elkaar af; hij heeft zijn schors in schubben Plataan in den naherfst. De onderste tak heeft nog een blad dat in zijn hollen steel den winterknop verbergt; de andere bladeren zijn afgevallen en daardoor zijn de knopjes zichtbaar. tot scheiding, tot berusting in het lot; hun dienst is gedaan, hun taak is volbracht, toch talmen ze, en ritselen het weemoedig liedje van nog een poosje blijven. Eerst voor stormgeweld en ijzig vorstgeknijp zullen ze wijken, en voortgezweept door de sneeuwjacht, hollen ze straks in woeste vaart over heg en steg, ver, heel ver van den boom, die hen het leven schonk. Kaneelbruin is 't beukeblad, glad en droog als perkament. Ook dat valt niet meteen, het is, evenals het eikeblad, te zeer gehecht aan tak en twijgen en wacht de kracht van storm en vorst om losgescheurd te worden. 't Lager struikgewas, framboos en wilg en kamperfoelie, toont nog wat groen, maar het afgeworpen, maar zijn bladertooi geeft hij nog niet prijs. Eerst in Juni kwamen ze, als geelbrons fluweel, al die nu nog groote hei dergroene spitgepunte blaren; soms houdt hij zijn loof het langst van alle frisch. Maar ook zijn tijd zal komen, overmorgen, morgen al misschen; als de vorst de zonne stralen wat meer verkilt dan thans. Ook uw plataan, de trots van uw tuin, zal daar dan staan, naakt en star, versteend, met kronkel armen omhoog geheven, als een doode. Maar ge weet wel beter, en neemt een bladertak in de hand en zoekt de teekenen van nieuw leven; de knoppen in de oksels van ten doode opgeschreven bladeren, en... ge vindt ze niet. Heeft onze plata&h van 't jaar dan voor 't laatst in blad gestaan? Is straks "na den bladerval die mooie forsche boom dan wer kelijk dood? vraagt uw kind. Laat hem eens nauwlettend zoeken. Andere boomen droegen de nieuwe voorjaarsknoppen, in hun oksel, in den hoek.tusjcb.en bladen twijg. Niet zoo de plataan. Die draagt nog grooter zorg voor zijn toekomstig leven. Hij verbergt' de nieuwe loot in 't oude blad. Pluk maar een blad af vlak bij den voet ; het ondereind van de steel is niet vol, het heeft een kegelvormige holte en nu ziet ge ook den winterknop, die door den ouden bladsteel geheel was omsloten, beschermd tot het einde toe tegen weer en wind en schade lijke insecten. Eerst, als alles wat leeft en schade zou-kunnen doen, den waren dood of den winterslaap zal zijn ingegaan, dan waagt het de plantaan, zijn nieuwe knoppen bloot te geven. Vandaar misschien, dat maar zelden een zomerblad van den plataan geschonden wordt door rups of wesp of kever; want dikwijls wordt bij andere boomen de kiem van het verderf reeds in den herfst in de jonge knoppen gelegd. Let nu dag aan dag eens opdien voet van 't plataqeblad, ge zult misschien een fijne ring zien komen, een scheiding tusschen twijg en blad; daar zal het blad loslaten. . ' Dat doen veel boomen zelf, die scheppen een kloof tusschen den twijg en 't oude blad, schuiven een schijf of een ring van cellen tusschen beide, vullen dien met vocht; dat bevriest bij den eerste vorst in October. Door de uitzetting bij 't bevriezen scheuren de wanden, als de pijpen onzer waterleiding; en als de zon het ijs daarbinnen ontdooit, knapt de steel; door eigen zwaarte valt het blad ter aarde; geofferd door den boom zelf, die het te voren reeds al zijn sappen heeft ontnomen. En de boom deed wy's; in den kouden winter kunnen de wortels geen water genoeg aan voeren, om al die duizenden bladeren te drenken; deze zouden vooral bij droge vorst en hard bevroren grond voortgaan met ver dampen, en het einde was de dood van den heelen boom. Zoo zendt dus de verstandige-boom zijn bladeren heen, noode, maar het moet. Hij, geduldiger dan de natuurvrienden, die met Goethe zeggen: Ich komt gie kaum erwarten, die erete Blum' im Oarten, dat erttt.Blatt om Baum, wacht kalm de lente af en bereidt zich intusschen langzaam Voor, op het groote zomerwerk. E. HEIMANS. NIEUWE UITGAVEN. Kafakterzonde en levensleed, door JOHANNA BEEKVOOBT. Ie deel. Rotterdam, D. A. Daamen. Jongens van Oudt-Holland, door C. JOH. KIEVIKT, met illustratiën van JOH. BEAAKENSIEK. Amersfoort, Valkhoff & Co. Le Port de Rotterdam, par H. A. VAN IJsSELSTEIJN, seconde dition. Rotterdam, Nijgh & van Ditmar. Gerda, door ELISE SOEE. Leiden, S. C. van Doesburgh. Handelsaardrijkskunde, -door J.' VAN DER MOST. Eerste stukje. Algemeen gedeelte. Gro ningen, J. B. Wolters. ELLEN KEY, De Ethiek van liefde en huwelijk. Amsterdam, Em. Quérido. Mijnwet 1903. Eene onrechtmatige daad van onze wetgevende macht, door REINIER D. VERBEEK. Haarlem, De Erven F. Bonn. De satire in de Nederlandsche kunts der mid deleeuwen, door P. H. VAN MOEKKEKKEN. Amsterdam, S. L. van Looij Jr. Moraliteit, door. EGBBRTHA C. VAN DER MAN DELE. Amsterdam, H. J. W. Beent. De Architect, hedendaagsche en oude kunst, onder redactie van het genootschap Archi tecture et Amicitiae, 15ejaarg., afl. III en IV. Haarlem, H. Kleinmann & Co. FBANCOIS COPPEE, Contes chaises, précédés d'unenotice et accompagnés de notes explicatives, par E. E. B. LACOMBLE, 3e dition. ALPHONSE DAUDET, Contes choisf-s précédés d'une notice et accompagnés de notes explicatives, par E. E. B. Lacombles, 4e dition. The Gruno Series", I,Littk Lord Fauntieroy, by FRANCES H. BUHNBTT, annotated byL. P. H. Eykman and C.J.Voortman, second dition. R. Bos, Schoolatlas van Nederland en zijne overzeesche bezittingen, 5e druk. . R. Bos, Oeïllustreerde schoolatlas van Neder land en zijne overzeesc\e bezittingen, 5e druk. R. Bos, Derde aardrijkskundig teekenboek. R. Bos, Vierde aardrijkskundig teekenboek. Bovenstaande zeven boeken zijn uitgegeven door P. Noo.rdhoff te Groningen. VERZEKER uw Leven b{j de . W MUTUAL Grootste Waarborgfonds van alle MUen der Wereld. Directeur voor Nederland: THEOD. J. A. BIEDT. Kantoor: Spui 7, Amsterdam» J.J.BiESING, Huntt t handel. 's-GRAVENHAGE, Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravure^. MEUBEL-BAZAR, PRIJS ?7. Singel 263-283, t»üde Falelastraat. Kantoor-Meubelen J. EI.JERÏK MEIJER. Telefoon SBG8. FAIENCE EN TEGEL FABRIEK HOLLAND NAAML-VENN-CEV-TE UTRECHT 't Binnenhuis", ISO. Salon-Ameublement H. P BERLAGE. Beeldhouwwerk M. J. HACK. Eetkamer- Ameublement KL. VAN LEEUWEN. Ontbgtservies JAC. v/dBOSCH. AfflSTERDAm AARDEWERK EM TEGELS MEUBELEN T A P IJ T E N-ffl METAALWAREN AARDEWERK T LANDRÉ-AMSTERCDAM REGULIERSGRACHT-48

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl