De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 9 oktober pagina 8

9 oktober 1904 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1421 dam ,Deli, Sumatra-Cültuur, en het meest voor Sun»tra-Hantage en voor de Serdang-Tabak. De laatste steeg zelfs van 124 tot 135 K. Onder de fabrieken zie ik een verdere rij zing van de Lettergieterij Tetterode, in verband met het sucees van de dienstreis naar OostIndiëvan een der directeuren. Voorts betere koersen voor de Ned. Gist- en Spiritusfabriek terwijl de houders van aandeelen en obli?gatlën margarinefabrieken te Weenen verrast ' werden met een prijsverhooging van 27 H tot 36 en, van 7-2 tot 78. Wellicht zal dit jaar genoeg verdiend worden om de hypotheek van % ton af te lossen. In de petroleumwereld is eenige spanning door het optreden van de Standard Oil. De koersen hielden zich over 't algemeen goed, en zijn zelfs nog wat hooger voor de Dprdt, voor de Koninklijke en niet het minst voor de Moeara Enim, voor de Hannoverbronnen en voor de Perlaks. De Int. Rumeensche mag zich nog steeds in goede productiecijfers verhetigen. In de eerste drie kwartalen van 1904 werd ongeveer evenveel olie geprodu ceerd als gedurende het geheele jaar 1903. Dat kan wat beloven. Ainst., Marnixstr 409. 1 Bttssnm, Borneo". l ,Q4 Inhoud van Tijdschriften. Onze Eeuw, afl. 10 : Een doodwonde, door M. W. Maclaine Pont. Gedenkteeken der oude Indische beschaving in Kambodja, door H. Kern. Organisatie onzer weermacht te velde, door P. Donk. Over middeleeuwsche Vlaamsche miniaturen, door dr. J. J. Boekenoogen. Waarom oude talen ? door dr. J. Le Schroeder v. d. Kolk. Onze Leestafel. DJ XXe Eeuw, afl. 10 : ? Kommer, door J. Everts Jr. Badplaatsschetsen, door L. van Deyesel. Alva's bril, door Joh. H. Been. Liederen, door Giza Ritschl. Twee gedich ten, door Is. P. de Vooys. Arm Java, door mr. P. Brooshooft. De burgerlijke pers over het socialistisch congres, door E. van der <Joe?. Avond, door Herman Teirlinck. Groot-Nederland, Oct. 1904: Frans Netscher, 'n Moeder. Marie Metz-Koning, Verzen. J. Eigenhuis, Ergernissen. Ans Salomons, Gedichten. Herman Teirlinck, In den mist. Bibliografie: Henri Hartog, Sjofelen. Anna de Savornin Lohman, Van het inwendige leven. Ed. Thorn Prikker, Groote meesters. De Nieuwe Tijd, No. 10 : De internationale Vakveréenigingscongressen, door David J. Wynkoop. Iets over prossitutie en Vrouwen arbeid, door F, van der Goes. De arbeids inspectie en 't ontwerp Arbeidswet, door B. S. Een geschiedenis van het Socialisme in Amerika, door C. J. Serrurier Darnrne. Eome's winsse, door Mattheus. De Oostenrijksche of de getemperde utopie, door David J. Wijnkoop. Lei-ensrecht, No. 4: AbbéLoosy en zijn geest, door M. 8. Het Int. Socialistisch Congres, door Pivare. Phantasiën op Lotte Eieaudet en Peter Dobbe, door Henrikus van Heeswijk. Een leerboek van het anarchisme, door C. L. van de Wever. Problemen uit de Staathuishoudkunde, door Christiaan Cornelissen. Lena, door C. J. van Staalduijnen. Winternacht, door Henrikus van Heeswijk. Europa, afl. 10: Certi Fines, Twijfel. Anna Wahlenberg, Een riethalm. H. Bartholomew, Een geboren diplomaat. Daniele Oberto Marrama, Het beeld. Vrouwke, Beisgezelschap. Peter Altenberg, Twee schetsen. Cenatos, Een boekenpraatje. Dr. E., Populair wetenschappelijk overzicht. Cato E. Levie, De vorige maand. De Katholiek, Oct. 1904: Keizer Juliaan en de cultuurkamp, door dr. J. v. d. Groot, OrcT. Pr. Kindersterfte, neo-malthusianisme en huwe lijk, door H. J. Damen, arts. Radio-activiteit. Radio actieve stoffen. De door radio-actieve uitgezonden stralen;door radium zouten ontwikkelde warmte. geïnduceerde radio-activiteit en radio actieve emanaties, door dr. W. H. Keesom. Aaan zee. De wind. Invocatie, door F. R. De Katholieke Gids, afl. 10 : De orde van den H. Augustinus en de reformatie fr. door H. H. M. T. v. d. Vloodt, O.E.S. A. Een katho liek strijder in de pers, door P. J. v. d. Goor, pr. Walther Claus, door A. Op de Laak. Tijdschriften-tafel. Politiek overzicht. Vragen van den Dag, afl. 10 : Dr. J. Bruinwold Riedel, Landbouwbibliotheken. Dr. H. Blink, Katoennood, katoennijverheid en katoenhandel, mede in betrekking tot Ne derland en zijne koloniën. ? Prof. dr. H. Rieder, Het licht als geneeskracht. A. W. Stellwagen, De kroning van keizer Napoleon I door paus Pius VII. ??Dr. H. v. W., Atomen, 'jonen en electronen.?De Parijsche catacom ben.?Bibliographie. Van maand tot maand: De beteekeuis der hoogere standen voor de tegenwoordige maat schappij, door dr. H. J. Nieboer. Het onderwijs in Denemarken, door Aug. Leen. Pisa en de dom door F. Muller Tz. De wereldproductie van katoen in 1902/03. Vlaanderen. Oct. 1904 : Martje Maertens en de misdadige grafmaker, door S tij n Streuvels. -r- Boekbeoordeeling, door P. Hamelius. Overzicht van tijdschriften. Jeugd, afl. 10 : Met m'n tante op zee. Uit Denemarken Danebrog. De lakenkoopersleerling. Vreemd en eigen. Oorlog en Vredewerk. Recensies. Ons eigen tuintj.e. Lessen van 'n ouden goochelaar, Waarheid en fantasie. Bij de plaat (met bijlage). Slöjdwerk (met bijl.). Kunstjes en spelen. Raadsels. Ruilhandel. Correspondentie. Teekenen des Tijds, afl. 5 : De liederenbun del van den Nederl. Protestestantenbond en het gezangboek der hervormden, door dr. J. Herderschee. Zelfopoffering, door G. Door man. Verzoening door geloof (een toe spraak), door P. v. d. Veen. Schepping en ontwikkeling, door v. D. Mijmeringen, door C. G. Chavannes. Boekaankondiging. ?C. J. N. Kroniek. De Hollandsche Revue, No. 9 : Mr. G. J. Sybraudy, Frontispiece. Wereldgeschiedejjjg. Belangrijke onderwerpen : Wat moeten we met onze ramen doen ? Een nieuw middel tot herkenning van personen. Boeatan. Karakterschets : Nanne Sluis. Revue der Tijdschriften.. Het boek van de maand: Russische toestanden", door Ignotus. La Revue,, No. 19: P. Ie Damaiiy, L'avenir de l'espèce humaine, (grav.). Colonel E. Emerson, Nitchevo. ??Léon Sé.ché,Les amies de Sainte-Beuve. Professeur K. Miwa, La Bcicnce et les Universités uu Japon. E. Faguet, Hugo et Vigny. Edouard Schuré, Psychologie de l'amour paternel. A. Retté, L'assassinat de Fontainebleau. Faits et documents: I. Sciences et Inventions, par Ie dr. L. Caze. II. Lettres et Arts, par J. de Coussanges. Analyse des Revues francaises, anglaises et américaines, et italiennes et scandtnaves. La guerre russo-japonaise, (11 gravures). Eigen Haard, No. 41 : Ik worstel en kom boven", door Fenna de Meyier. II. Johan I. Rogmans, door Mr. G. Keiler, met portret. Van een koflieland, door \V. G. K. d. J., met af b. Endin, door de Meerulaer. (Slot.) Een fietstochtje langs de hunnebedden, door J. Stamperius, met afb. (Slot.) Het Concert, door Sally. Verscheidenheid. Feuilleton. NtllimillllMimiHIJMItllltllMIIIMIIIIIMIIIIIIllllllUIUItlllllflIMlIIIII &HELTSJES SoldateMooi Naar het Duitsch, van ERXST KLEIN. Langzaam, onafgebroken schietend, schuift de compagnie in de richting van den vijand voort. Voet voor voet, schot voor schot. De Bosniërs hebben zich vastgeklampt aan den heuvel daar ginds en laten niet los. En zij schieten goed. Meer dan n van de dappere Steiner- jagers heeft er al aan moeten gelooven, en telkens voelt de kapitein, die dicht achter zijn tirailleurs ligt, een steek in het hart, wanneer hij zoo plotseling een hunner zich achterover «iet werpen en dan zacht hoort kreunen. Sommigen verroeren zich in het geheel niet meer; en liggen daar achterover met hun verglaasde oogen op den blauwen hemel gericht. Zoo blauw is de hemel, en zoo zwaar en massief hangt de zon boven hun hoofden, en zendt haar stralen neer op die stomme wilde worsteling. Aan alle zijden gaat de dood door de rangen, neemt hier iemand weg, daar een ander willekeurig, toevallig, en daardoor des te wreeder, en de lieve zon" schijnt en lacht. En dan spreken de menschen nog over iiaar als over het goede, vriendelijke hemellicht! In de borst van den kapitein wordt een wilde haat wakker tegtn die zon. Koud is zij, koud en onverschillig. Neen, dan kent hij een andere, een betere zon! Die lacht en schreit. Die maakt het iemand warm en vroolijk om het hart. Een jong, lief meisjes-gezicht is het, met zachte, teedere oogen en donkerblond haar, de kapitein glimlacht. Toen hij afscheid nam heeft hij haar om haar portret gevraagd. Zij had er geen. Wel, u heeft mijn portret toch in uw hart," had zy gezegd, en dat kunt u niet verliezen, en zoo'n dood stuk papier wel.'1?* Neen, dat zou hij zeker niet verliezen. Dat hield hij vast. En als hij gezond en wel terug kwam uit dat verwenschte Bosnië, dan ? werd hij majoor. En dan dan Jezus Maria!" klinkt een kreet vlak naast hem. En zijn goede, trouwe Oberjager drukt beide handen tegen de borst. Twee weken voor de mobilisatie is hij getrouwd met een doodarm naaistertje, dat drie jaar op hem gewacht, heeft, tot dat hij Oberjager zou zijn geworden. De kapitein was nog getuige ge weest bij hun huwelijk. Met een ruk ligt de kapitein naast hem. Steinwender, in Godsnaam! Steinwender!'..." De man hoort hem niet meer, zijn geheele lichaam trekt krampachtig samen, dan strekt hij zich uit. De kapitein, knarst op de tanden. Zoo kan het niet langer. Moet hij werkelijk den een voor, den ander na onder zijn oogen laten doodschieten? En elk oogenblik kan bij zelf ook getrof fen worden. Evengoed als een ander. Geen twee schreden van hem af had Steinwender gelegen. En die daar ginds worden hoe langer hoe talrijker, ' en zijn manschappen worden hoe langer hoc minder talrijk. Hij heeft nog n afdeeling in reserve, die ligt iets verderop achter een helling, twintig passen vóór hen de commandant, luitenant Ziegler, de lieveling van den kapitein. De kapitein draait zich even om, als om zich te verzekeren, dat hij er nog is. Of hij er nog is ! Jong, overmoedig, nog half oen jongen, ligt hij daar, kalm en zorgeloos, alsof al dat geschiet hem in het geheel niet aanging. Nu hij de oogen van zijn kapitein op zich gevestigd ziet, richt hij zich half op en roept een paar woorden. De kapitein verstaat hem niet en wenkt hun, weer te gaan liggen. Hij is cloudelijk verschrikt over zoo'n roekeloosheid. Want dien wil hij niet verliezen, dien niet, aan dien frissehen, overmoedigen jongen hangt zijn hart, alsof het zijn eigen zoon was geweest. Hij wendt zijn blik weer naar den vijand. Daar verdringt zich fez naast fez, als oen muur van bloed, duidelijk is het donkere rood zichtbaar door den kruitdamp heen. En plotseling krijgt hij een inval ! Daarheen, op hen af! Sterven of overwinnen! Trou wens, zij die zich hier zoo geheel aan den uitersten vleugel bevinden, schijnen door den generaal geheel vergeten te zijn. Keedti vier uur liggen zij hier, en wie weet hoe lang het nog kan duren geen tweehon derd schreden van don vijand af. Zijn sol daten beginnen reeds de munitie uit de patroontasschon van hun doode en gewonde kameraden te halen. Vooruit dus maar, op den vijand af! Beter staande te sneuvelen, dan hier weerloos te blijven liggen. En zijn zij eenmaal op den heuvel, dan zijn zij vei lig- En met den sabel wenkt hij den luitenant. In den stormpas nadert de reserve-afdeeling, een heel eind voor hen uit luitenant Ziegler, lachend en juichend. Achter hem richt de dood verwoestingen aan ondor zijn man schappen. Hij hoort niets, hij ziet niets. Hij zwaait met den sabel en knikt den kapitein toe. Nu is hij bij hem. Staakt het vuur!" klinkt het commando boven het geknetter uit. En dan : Voor waarts marsch !" Ziegler en de kapitein springen voor het front. Dertig schreden van hen a/ de eerste luitenant, maar nog terwijl hij opspringt wordt hij door ewi kojrei getrof fen. Over zijn lichaam heen stormen de jagers naar voren. Op den heuvel ontstaat plotseling een helsch lawaai. De Bosniërs springen eveneens op, op hen af, op den vijand af! De zelfde gedachte jaaul allen voorwaarts. Op hen af! Op hen af! Zij .-vhn;eu\\en als krankzinnigen, ongearticuleerde kreten uitstootend, schreeuwen steeds door. De twee hoornblazers laten telkens weer denzelfden langgerekten wilden toon hooren. Een heel eind vooruit rent de kapitein, vlak achter hem de luitenant, en al rennende denkt de kapitein voortdurend : Als ik terugkom ?" Vooruit, op den vijand af! En nu een ontzettend gekraak ! Man tegen man ! Geen kreten, geen geschreeuw meer! Met bloed beloopen oogen, schuimende Hpp< n, zwijgend mooiden. Niet terugtrekken ! Altijd maar voorwaarts! Man tegen man ! Voor den kapitein duikt een reusachtige kerel op, met een dolk in elke vuist. Als ik terug kom ." Hij stoot den kerel zijn sabel in de borst. Diep, diep in de borst. Plotseling slaakt hij een wilden kreet. Hij ziet Ziegler vallen, zijn jongen, zijn Ham, en boven zijn hoofd ziet hij iets glinsteren ? Hond, hond!" Een sprong, een stoot de Bosniër rolt over den grond, een heel eind weg. Hans, mijn jongen ! Hans !" Alles om zich heen vergeet de kapitein. Hij ziet slechts het blceke, mooie guücht en de breede roode streep over het geheele voorhoofd. Het bloed stroomt eruit, het warme, roode bloed. Hans, mijn Hans !" n dan voelt hij zelfs iets ijzig kouds tusschen de ribben. Hij tast ernaar met de hand, zijn vingers worden _wrarm en vochtig. Hij wil zich oprichten, hij kan niet. Het wordt plotseling nacht, donkere nacht. Als ik terugkom Hans Alitfe ? Als ik " Dan hoort hij nog even een trouwe stem boven zich, die van zijn oppasser : O God, kapitein kapitein !" Twee sterke armen tillen hem op dan weet hij niets meer. Als hij wakker wordt staat een oude officier van gezondheid voor hem met een grijzen snor en vriendelijke verstandige oogen. Achter hem twee jongere artsen en een paar hospitaal-soldaten. Dien zullen wij er ook wel bovenop brengen" hoort hij den ouden man zeggen, juist als hij de oogen opslaat. Hij glimlacht. Hij komt dus werkelijk terug, dat is zijn eerste gedachte. Xu, hoe gaat het ?!'vraagt de otlicier van gezondheid. Hebt u pijn?" Neen, ik voel me alleen maar verduiveld slap '. Dan komt er een vraag in zijn oogen. En ? hoe " Hij behoeft zijn vraag niet verder uit te spreken. Maak u maar niet ongerust. \Vij hebben hun gisteren er duchtig van langs gegeven. En dan nog iets kapitein : uw bataillon is met bijzondere eer vermeld en u met uw compagnie in de allereerste plaats, vanwege die kranige bestorming. Maar nu oppassen, hoor! Onbewegelijk blijven liggen, zoodat het verband niet kan loslaten". Maar de kapitein was nog niet tevreden. Weet u somg ook, wat er met mijn luite nant Ziegler heet hij gebeurd is ?" De dokter ging een schrede achteruit en wees op het bed naast dat van den kapitein. Daar ligt hij. Hij heeft een leelijkeu houw over het hoofd gekregen, maar het is ecu jonge sterke kerel, hij zal het wel boven komen. Dus alles in orde kapitein. En nu: rnst, rust! Over drie uur komen we nog eens naar u kijken. Wij hebben helaas, heel veel te doen ! ? Tot weerziens dus !" De sabels kletterden, de deur knarste, en de beide gewonden bleven alleen. De eerste blik van den kapitein gold het andere bed. Daar lag hij, zijn jongen, bijna zoo wit als het verband om zijn voorhoofd. Hij sliep, ? kalm en gelijkmatig ging zijn borst op en neer. De eene hand hing over den rand van het bed, de andere lag op de deken, en hield iets omvat. Wat het was kon de kapitein niet onderscheiden, want het bed stond buiten het licht, dat warm en helder door het smalle venster het kamertje binnenstroomde. Zeker een portret van zijn uitverkorene," dacht de kapitein. En dat woord bracht hem dadelijk weer Alice voor oogen, misschien binnenkort zijn Alice. De dokter had het immers zelf gezegd. Hij kon er zeker van zijn terug te komen, en het was even zeker, dat hij dan majoor zou worden, En dan kon hij eindelijk naar Alice toegaan en zeggen : Nu ben ik ver genoeg," En naast dit heerlijke toekomstbeeld kwam langzamerhand zijn geheele verleden hom voor de oogen. Een tonig en treurig was dut verleden, zonder de vreugde en het leed der jeugd. Als wees van een armen eersten luitenant achtergebleven, kwam hij reeds ais klein kind in het militaire weeshuis, en bleef van af dat oogenblik voort durend onder de ijzere tucht van een militaire opvoeding. Xooit had hij gevoeld, hoe zacht de hand eener moeder is. Onder zijn kameraden vond de arme. onhandige en verlegen jongen geen vrienden. Altijd alleen, altijd eenzaam. En nog slechts half volwas sen moest hij reeds in ISti-i mee uittrekken. Hij Veil,a ontving hij don vuurdoop, daarop volgde Oeversee, danCu-tozza,?overal was hij bij geweest. En dan weer dienst, dienst, dienst! Dag in, dag uit hetzelfde. Dan lui tenant, eerste luitenant, kapitein. En altijd alleen. Totdat op een goeden dag een blonde, blozende spring-in-'t-veld zich bij hem kwam aanmelden : Hans Ziegler. Hij wist zelf niet waarom, maar toen hij in dat jonge bloeiende gezicht keek, had hij het gevoe-1, alsof hij het tusschen zijn beide handen moest nemen en kussen. Zooals men zijn kind kust. wanneer men het na langen tijd voor het eerst weer bij zich heeft. Zijn kind! Al de liefde, die hij zijn leven lang in zich had moeten opsluiten, liet bij over den jongen ollicit-r uitstrooinen. Eu Hans was eerst zeer verbaasd geweest, daarna had hij zich vroolijk gemaakt over de teederheid van den stillen,ernsligon man, maar ten slotte beantwoordde hij diens gevoel met dezelfde warmte en innigheid. En nu dacht hij aan het oogenblik, waarop hij Alice had leeren kennen. Hij baalde zich voor den geest, hoe hij de hollende paarden had opgevangen, die het rijtuig, wiarin zij met haar moeder gezeten was, reeds bijna hadden omgeworpen, llee de moeder hem met een stortvloed van woor den, doch Alice slechts met een wannen, erkentelijken blik had bedankt. Hoe hij toen herhaaldelijk bij hen aan huis was ge komen ; hoe hij de eerste pogingen tot een eonigszins intieineren omgang Had gewaand, en hoe zij hem op haai1 schuchtere. mi'Nje-'achtiL'e wijze tegenine' \\ n< m-koincn. Kn hoe hij /.ijn Ilan-- ir,! t haar in kennis had gebracht, en hoe het hem verheugd had, dat die twee het zoo goed met elkaar konden vinden. En hce heerlijk alles nu zou wor den, wanneer hij een eigen tehuis had, en Hans eiken dag bij hen kwam. Zoo heerlijk zou dat zijn, zoo'n stil en rustig, maar veilig en zeker geluk ! Met gesloten oogen lag hij daar en droomde over de toekomst. Door het venster drong de warme zomerdag naar binnou en een zacht, geurig koeltje speelde om zijn slapen. De kapitein rekte zich uit. Hij voelde zich zoo rustig, zoo behagelijk, en het was een zaligheid, zoo te kunnen droomen. Ei n plotselinge nieuwsgierigheid maakte zich van hem meester, te weten, hoe de uitverkorene van zijn jongen er uitzag. Zou zij ook zoo jong en mooi zijn als Aliee? Hij schoof zich met moeite naar den rand van zijn bed en strekte zijn ar in uit naar den slapenden luitenant. Met eenige inspan ning veroverde hij het portret en schoof langzaam weer op zijn kussens terug. En toen bekeek bij het. Geen kreet ontsnapte aan zijn mond, geen trilling ging door zijn lichaam, toen hij het poitret van Alice zag, zijn jonge, mooie Alice. Hij was als ver'amd. Hij had een gevoel, alsof zijn hoofd plotseling geheel leeg was, en zonder dat hij het zelf wi-t, las en herlas hij telkens weer de woorden, die onder het portret geschreven waren : Ver bonden in leven en in sterven!" Werktuigelijk schoof hij de fotografie weer op haar plaats terug. En toen bleef hij half over den rand van het bed heen liggen, verdoofd, verpletterd. Twee vliegen speelden met elkaar op den muur, daar keek hij naar. Een derde kwam ei bij en speelde ook mee, en dat was een geloop, een ge gons, een gescharrel,?werkelijk grappig om te zien. Ja, en gisteren, wat een reusach tige kerel was die eene Bosniër geweest! Dien had hij goed getroffen. Maar die arme Stein wender ! Zoo'u kortstondig geluk l En dat arme vrouwtje! Hoe bitter had zij geschreid, toen haar man met hetbataillou voorbij marseheerde. Hij had diep medelijden met haar gehad, zooals zij daar stond in haar rooden katoenen japon. Of was het een bruine geweest? Hij kou het zich niet meer heiinneren.. . En toen begon langzaam, heel langzaam, een duistere, vrceselijke gedachte op hem af te sluipen. En vatte post bij het voeteneinde van zijn bed, en wees onafgewend op het witte verband om het witte voorhoofd. Hij kon er gemakkelijk bij komen, bij behoefde het maar een beetje te verschuiven, heel weinig maar, zoodat de jongen niet wakker werd: dan kwam het bloed vrij, en bij was veilig. Dan kon Hans hem het meisje niet meer ontrooven. En dan och, dan zou alles toch evengoed uit zijn, als het nu uit was. En nu kwam de eene gedachte na de andere en stelde zich voor hem in het gelid. Zij is alleen zoo vriendelijk tegen mij geweest, omdat zij meende verplichtingen tegenover mij te hebben. Maar toen Hans gekomen is voor mij had zij geen portret. Ik ben een ernstig, stil man en begin al grijs te worden; hij is jong, vroolijk, beminnelijk. Stormenderhand heeft hij haar hart ver overd. Eu hem zal het toebehooren, zelfs al kon ik haar dwingen, mijn vrouw te worden. En dan zal zij moeten strijden, eiken dag, elk uur, tot eindelijk en dan, en dan?- Ik moet haar vrijlaten. En dan verlies ik haar en hem beiden. Want ik weet, dat de kracht mij zal ontbreken, hun geluk aan te zien. Dus En aan beiden hangt mijn geluk, mijn liefde, mijn leven. Dus De ongelukkige man wierp zich steunende heen en weer. Dus Telkens weer dat ijzeren onverbiddelijke: dus! Hij zaa; in, dat er voor hem geen ontkomen mogelijk was. En plotseling, met een ruk, scheurde hij het verband van zijn wond. Kalm en rustig strekte hij zich op den rug uit, en voelde hoe het bloed uit de wonde stroomde. En vreemd ? hoe meer bloed hij verloor, des te lichter werd het hem om het hart. Hij voelde geen pijn meer, geen verdriet. Do zomerdag was zoo mooi, zoo frisch en rein; hij lag daar zoo goed, zoo kalm en stil, en het was zoo heerlijk, te droomen, te droomen van geluk, van liefde Uit de verte kwamen gedempte klanken tot hem, steeds nader en nader, steeds luider en luider. Uit de onduidelijke, ver warde tonen vormde zich langzamerhand, duidelijk en triomfantelijk, een melodie: de Radetzky-marsch, die schoonste en heer lijkste van alle soldatenmarschen. Nu dreunde de muziek door het venster naar binnen, jubelend, opwindend, bedwelmend, zooals zij geklonken had, toen zij indertijd in Itali op den 24en Juni in den stormpas tegen de Bersuglieri optrokken. Met opengesperde neus vleugels richtte de stervende zich op. Hoor de hoeven der paarden trappelen ! Hoor de dreunende voetstappen van de soldaten. n twee daar zit rhythmus in ! Hoor, hoe dat a les zich vcreenigt tot een gewel dig symphonie lij kent die symphonie! Nooit heeft zij hem grootscher, schooner toegeklonken. De Radetzky-marsch bestorming strijd overwinning Dan lui'! gejubel wap perende vaandels. Heerlijk was het, heerlijk en grootsch. Xu klinkt alleen maar de, trommel Zwakker en zwakker wor.lt het geroll'el nu is het bijna niet meer te hooren en nu En zoo stierf hij den echten soldatendood. Probleem No. 19, van W.van Daalen, Haarlem. Zwart (12 schijven en l dam). IIIIIHItlllllllllllllllH 1ste Jaargang. 9 October 1904. Red.: C. II. BROEKKAJIP, Damrak 59, Amst. Verzoeke alle mededeelinaen, deze rubriek betreffende, te richten aan bovenstaand adres. De beantwoording van vraag No. is als volgt: Na de zevende zet van zwart 21?2(1 speelt wit niet ;!4?:>(> maar het volgende : w l!:!?!".), z L'l i : ",7, w L'9 : 1,S, z J:!:3:>, ! w :!S : 29, z 37 : 28, w 30?l);!, z 28:30, ! w 3"> : 22 ! ! j Wij ontvingen goede antwoorden van; i Pb. L. Battefeld on Jb. Meijer, Amsterdam. ' K. en N. Bouwes en D. Kïkke, Edani; F.C: Hemmes, Haren en W. Vijn, tloogwoud. Wit (14 schijven en l dam). Oplossingen moeten binnen 14 dagen opaezonden worden aan bovenstaand adres. Oplossing van probleem No. 18 : Wit: 45?40, 39 34, 44?40, 46?41, 43?39, 50 :10, 16: 9. 15:2! Zwart: alles gedwongen. DE PROILÏMIST. (Vervolg) Wanneer wij, na den latitsten zet van zwart 34?40, den stand kalm doorzien, dan bemer ken wij bij den korten vleugel van zwart een groepje zwarte stukken. Hier ligt dus het fondament van het probleem en het is dui delijk zichtbaar dat de overige stukken die nen tot materialen of werktuigen voor de opbouwing. De witte schijf op 31 en de dam op 19 zijn bepaald hoofdfiguren, deeenedcor hare afzonderlijke plaatsing en de andere door hare meerdere bet eekenis. De schijf op 9'kan een tweeledige rol vervullen, hetzij als dam op 3 of 4 of als slaanbaar stuk, waardoor zwart gedwongen wordt zich langs een vastgestelde richting te bewegen. De overige schijven zijn meer hulpmiddelen om tot de goede ontleding van het probleem te komei^. Dit alles is gemakkelijk na te gaan en te begrijpen. Omdat zwart na 34?40, aanstonds moet slaan, heeft wit een tempo gekregen, en laten wij de witte schijf op 38 staan, dan kan wit nogmaals een tempo-zet bekomen, omdat de zwarte schijf 40, na den slag dam geworden, aanstonds weder moet slaan. Wit heeft dus gelegenheid om twee willekeurige zetten te doen, terwijl zwart tweemaal gedwongen wordt, zich in een vastgestelde richting te bewegen. Dit kunnen wij alles zeer gemakkelijk door zien en verklaren zonder dat het noodig is de stukken te verplaatsen. Wetende dat zwart, na den slag 40:49, aanstonds weder moet slaan, en aannemende dat de 'witte schijf 31 een bijzondere rol moet vervullen door hare afzonderlijke plaatsing, zoo gaan wij eens even na waartoe de zwarte schijt' 40, aanstonds dam geworden op 49, gedwongen kan worden. Wij zien dan twee wegen geopend, hetzij naar 36, doch dan is de schijf 31 geen bijzonderheid of naar 3, doch dan zou de witte dam 19 eerst wegge nomen moeten worden. Welnu, indien wij als eerste zet de wiUe dam verplaatsea naar , dan dwingen wij zwart om aanstonds 3 schij ven te slaan, en dit zou ons gelegenheid geven om als tweede zet 31 27 te spelen en daarna met 27 : 7 de kracht van het fonda ment te ondermijnen. (Wordt vervolgd). CORRESPONDENTIE-WED STRIJD. Tabel der gespeelde zetten van Wit. 7", f bd ;^j td ;öW > w i w i c; : c Q ; a o i ts p Si w i c; IO IO : 10 cc ; «: cc ; *a ;O o'.> a : CC : CO : CC ? CO ? CO : CO 10 :' LO i ' to CC : co co O t^ i H : bd H o; L'O 71 ;O X ! 03 t"1 « to ti fe! : ^ i te! V, co co : co Zwart moet spelen. Rectificatie: Art. G, laatste alinea, moet gelezen worden als volgt: Bij schriftelijke kennisgeving van ziekte of iwttisje verhindering, wordt er gepardonneerd, hoogstens rijf achtereenvolgende weken en hoogstens rfricmaal tijdens den duur van den wedstrijd. DE REDACTIE. 'l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl