Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1421
dam ,Deli, Sumatra-Cültuur, en het meest voor
Sun»tra-Hantage en voor de Serdang-Tabak.
De laatste steeg zelfs van 124 tot 135 K.
Onder de fabrieken zie ik een verdere rij zing
van de Lettergieterij Tetterode, in verband
met het sucees van de dienstreis naar
OostIndiëvan een der directeuren. Voorts betere
koersen voor de Ned. Gist- en Spiritusfabriek
terwijl de houders van aandeelen en
obli?gatlën margarinefabrieken te Weenen verrast '
werden met een prijsverhooging van 27 H
tot 36 en, van 7-2 tot 78. Wellicht zal dit jaar
genoeg verdiend worden om de hypotheek
van % ton af te lossen.
In de petroleumwereld is eenige spanning
door het optreden van de Standard Oil. De
koersen hielden zich over 't algemeen goed,
en zijn zelfs nog wat hooger voor de Dprdt,
voor de Koninklijke en niet het minst voor
de Moeara Enim, voor de Hannoverbronnen
en voor de Perlaks. De Int. Rumeensche
mag zich nog steeds in goede productiecijfers
verhetigen. In de eerste drie kwartalen van
1904 werd ongeveer evenveel olie geprodu
ceerd als gedurende het geheele jaar 1903.
Dat kan wat beloven.
Ainst., Marnixstr 409. 1
Bttssnm, Borneo". l
,Q4
Inhoud van Tijdschriften.
Onze Eeuw, afl. 10 : Een doodwonde, door
M. W. Maclaine Pont. Gedenkteeken der
oude Indische beschaving in Kambodja, door
H. Kern. Organisatie onzer weermacht te
velde, door P. Donk. Over middeleeuwsche
Vlaamsche miniaturen, door dr. J. J.
Boekenoogen. Waarom oude talen ? door dr. J. Le
Schroeder v. d. Kolk. Onze Leestafel.
DJ XXe Eeuw, afl. 10 : ? Kommer, door J.
Everts Jr. Badplaatsschetsen, door L. van
Deyesel. Alva's bril, door Joh. H. Been.
Liederen, door Giza Ritschl. Twee gedich
ten, door Is. P. de Vooys. Arm Java, door
mr. P. Brooshooft. De burgerlijke pers over
het socialistisch congres, door E. van der
<Joe?. Avond, door Herman Teirlinck.
Groot-Nederland, Oct. 1904: Frans Netscher,
'n Moeder. Marie Metz-Koning, Verzen.
J. Eigenhuis, Ergernissen. Ans Salomons,
Gedichten. Herman Teirlinck, In den
mist. Bibliografie: Henri Hartog,
Sjofelen. Anna de Savornin Lohman, Van
het inwendige leven. Ed. Thorn Prikker,
Groote meesters.
De Nieuwe Tijd, No. 10 : De internationale
Vakveréenigingscongressen, door David J.
Wynkoop. Iets over prossitutie en Vrouwen
arbeid, door F, van der Goes. De arbeids
inspectie en 't ontwerp Arbeidswet, door
B. S. Een geschiedenis van het Socialisme
in Amerika, door C. J. Serrurier Darnrne.
Eome's winsse, door Mattheus. De
Oostenrijksche of de getemperde utopie, door David
J. Wijnkoop.
Lei-ensrecht, No. 4: AbbéLoosy en zijn
geest, door M. 8. Het Int. Socialistisch
Congres, door Pivare. Phantasiën op Lotte
Eieaudet en Peter Dobbe, door Henrikus
van Heeswijk. Een leerboek van het
anarchisme, door C. L. van de Wever.
Problemen uit de Staathuishoudkunde, door
Christiaan Cornelissen. Lena, door C. J.
van Staalduijnen. Winternacht, door
Henrikus van Heeswijk.
Europa, afl. 10: Certi Fines, Twijfel.
Anna Wahlenberg, Een riethalm. H.
Bartholomew, Een geboren diplomaat. Daniele
Oberto Marrama, Het beeld. Vrouwke,
Beisgezelschap. Peter Altenberg, Twee
schetsen. Cenatos, Een boekenpraatje.
Dr. E., Populair wetenschappelijk overzicht.
Cato E. Levie, De vorige maand.
De Katholiek, Oct. 1904: Keizer Juliaan en de
cultuurkamp, door dr. J. v. d. Groot, OrcT. Pr.
Kindersterfte, neo-malthusianisme en huwe
lijk, door H. J. Damen, arts.
Radio-activiteit. Radio actieve stoffen. De door
radio-actieve uitgezonden stralen;door radium
zouten ontwikkelde warmte. geïnduceerde
radio-activiteit en radio actieve emanaties,
door dr. W. H. Keesom. Aaan zee. De
wind. Invocatie, door F. R.
De Katholieke Gids, afl. 10 : De orde van den
H. Augustinus en de reformatie fr. door H.
H. M. T. v. d. Vloodt, O.E.S. A. Een katho
liek strijder in de pers, door P. J. v. d. Goor,
pr. Walther Claus, door A. Op de Laak.
Tijdschriften-tafel. Politiek overzicht.
Vragen van den Dag, afl. 10 : Dr. J.
Bruinwold Riedel, Landbouwbibliotheken. Dr.
H. Blink, Katoennood, katoennijverheid en
katoenhandel, mede in betrekking tot Ne
derland en zijne koloniën. ? Prof. dr. H.
Rieder, Het licht als geneeskracht. A. W.
Stellwagen, De kroning van keizer Napoleon I
door paus Pius VII. ??Dr. H. v. W., Atomen,
'jonen en electronen.?De Parijsche catacom
ben.?Bibliographie.
Van maand tot maand: De beteekeuis der
hoogere standen voor de tegenwoordige maat
schappij, door dr. H. J. Nieboer. Het
onderwijs in Denemarken, door Aug. Leen.
Pisa en de dom door F. Muller Tz. De
wereldproductie van katoen in 1902/03.
Vlaanderen. Oct. 1904 : Martje Maertens en
de misdadige grafmaker, door S tij n Streuvels.
-r- Boekbeoordeeling, door P. Hamelius.
Overzicht van tijdschriften.
Jeugd, afl. 10 : Met m'n tante op zee. Uit
Denemarken Danebrog. De
lakenkoopersleerling. Vreemd en eigen. Oorlog en
Vredewerk. Recensies. Ons eigen
tuintj.e. Lessen van 'n ouden goochelaar,
Waarheid en fantasie. Bij de plaat (met
bijlage). Slöjdwerk (met bijl.). Kunstjes
en spelen. Raadsels. Ruilhandel.
Correspondentie.
Teekenen des Tijds, afl. 5 : De liederenbun
del van den Nederl. Protestestantenbond en
het gezangboek der hervormden, door dr. J.
Herderschee. Zelfopoffering, door G. Door
man. Verzoening door geloof (een toe
spraak), door P. v. d. Veen. Schepping en
ontwikkeling, door v. D. Mijmeringen, door
C. G. Chavannes. Boekaankondiging.
?C. J. N. Kroniek.
De Hollandsche Revue, No. 9 : Mr. G. J.
Sybraudy, Frontispiece.
Wereldgeschiedejjjg. Belangrijke onderwerpen : Wat moeten
we met onze ramen doen ? Een nieuw
middel tot herkenning van personen.
Boeatan. Karakterschets : Nanne Sluis.
Revue der Tijdschriften.. Het boek van de
maand: Russische toestanden", door Ignotus.
La Revue,, No. 19: P. Ie Damaiiy, L'avenir
de l'espèce humaine, (grav.). Colonel E.
Emerson, Nitchevo. ??Léon Sé.ché,Les amies
de Sainte-Beuve. Professeur K. Miwa, La
Bcicnce et les Universités uu Japon. E.
Faguet, Hugo et Vigny. Edouard Schuré,
Psychologie de l'amour paternel. A. Retté,
L'assassinat de Fontainebleau. Faits et
documents: I. Sciences et Inventions, par
Ie dr. L. Caze. II. Lettres et Arts, par J. de
Coussanges. Analyse des Revues francaises,
anglaises et américaines, et italiennes et
scandtnaves. La guerre russo-japonaise,
(11 gravures).
Eigen Haard, No. 41 : Ik worstel en kom
boven", door Fenna de Meyier. II. Johan
I. Rogmans, door Mr. G. Keiler, met portret.
Van een koflieland, door \V. G. K. d. J., met
af b. Endin, door de Meerulaer. (Slot.)
Een fietstochtje langs de hunnebedden, door
J. Stamperius, met afb. (Slot.) Het Concert,
door Sally. Verscheidenheid. Feuilleton.
NtllimillllMimiHIJMItllltllMIIIMIIIIIMIIIIIIllllllUIUItlllllflIMlIIIII
&HELTSJES
SoldateMooi
Naar het Duitsch, van ERXST KLEIN.
Langzaam, onafgebroken schietend, schuift
de compagnie in de richting van den vijand
voort. Voet voor voet, schot voor schot. De
Bosniërs hebben zich vastgeklampt aan den
heuvel daar ginds en laten niet los. En zij
schieten goed. Meer dan n van de dappere
Steiner- jagers heeft er al aan moeten gelooven,
en telkens voelt de kapitein, die dicht achter
zijn tirailleurs ligt, een steek in het hart,
wanneer hij zoo plotseling een hunner zich
achterover «iet werpen en dan zacht hoort
kreunen. Sommigen verroeren zich in het
geheel niet meer; en liggen daar achterover
met hun verglaasde oogen op den blauwen
hemel gericht. Zoo blauw is de hemel, en zoo
zwaar en massief hangt de zon boven hun
hoofden, en zendt haar stralen neer op die
stomme wilde worsteling. Aan alle zijden
gaat de dood door de rangen, neemt hier
iemand weg, daar een ander willekeurig,
toevallig, en daardoor des te wreeder, en de
lieve zon" schijnt en lacht. En dan spreken
de menschen nog over iiaar als over het
goede, vriendelijke hemellicht! In de borst
van den kapitein wordt een wilde haat
wakker tegtn die zon. Koud is zij, koud en
onverschillig.
Neen, dan kent hij een andere, een betere
zon! Die lacht en schreit. Die maakt het
iemand warm en vroolijk om het hart. Een
jong, lief meisjes-gezicht is het, met zachte,
teedere oogen en donkerblond haar, de
kapitein glimlacht. Toen hij afscheid nam
heeft hij haar om haar portret gevraagd. Zij
had er geen.
Wel, u heeft mijn portret toch in uw
hart," had zy gezegd, en dat kunt u niet
verliezen, en zoo'n dood stuk papier wel.'1?*
Neen, dat zou hij zeker niet verliezen. Dat
hield hij vast. En als hij gezond en wel
terug kwam uit dat verwenschte Bosnië,
dan ? werd hij majoor. En dan dan
Jezus Maria!" klinkt een kreet vlak naast
hem. En zijn goede, trouwe Oberjager drukt
beide handen tegen de borst. Twee weken
voor de mobilisatie is hij getrouwd met een
doodarm naaistertje, dat drie jaar op hem
gewacht, heeft, tot dat hij Oberjager zou zijn
geworden. De kapitein was nog getuige ge
weest bij hun huwelijk. Met een ruk ligt
de kapitein naast hem. Steinwender, in
Godsnaam! Steinwender!'..." De man hoort
hem niet meer, zijn geheele lichaam trekt
krampachtig samen, dan strekt hij zich uit.
De kapitein, knarst op de tanden. Zoo
kan het niet langer. Moet hij werkelijk den
een voor, den ander na onder zijn oogen
laten doodschieten?
En elk oogenblik kan bij zelf ook getrof
fen worden. Evengoed als een ander. Geen
twee schreden van hem af had Steinwender
gelegen. En die daar ginds worden hoe
langer hoe talrijker, ' en zijn manschappen
worden hoe langer hoc minder talrijk. Hij
heeft nog n afdeeling in reserve, die ligt
iets verderop achter een helling, twintig
passen vóór hen de commandant, luitenant
Ziegler, de lieveling van den kapitein. De
kapitein draait zich even om, als om zich
te verzekeren, dat hij er nog is. Of hij er
nog is ! Jong, overmoedig, nog half oen
jongen, ligt hij daar, kalm en zorgeloos,
alsof al dat geschiet hem in het geheel niet
aanging. Nu hij de oogen van zijn kapitein
op zich gevestigd ziet, richt hij zich half
op en roept een paar woorden. De kapitein
verstaat hem niet en wenkt hun, weer te
gaan liggen. Hij is cloudelijk verschrikt over
zoo'n roekeloosheid. Want dien wil hij niet
verliezen, dien niet, aan dien frissehen,
overmoedigen jongen hangt zijn hart, alsof het
zijn eigen zoon was geweest.
Hij wendt zijn blik weer naar den vijand.
Daar verdringt zich fez naast fez, als oen
muur van bloed, duidelijk is het donkere
rood zichtbaar door den kruitdamp heen.
En plotseling krijgt hij een inval ! Daarheen,
op hen af! Sterven of overwinnen! Trou
wens, zij die zich hier zoo geheel aan den
uitersten vleugel bevinden, schijnen door
den generaal geheel vergeten te zijn. Keedti
vier uur liggen zij hier, en wie weet hoe
lang het nog kan duren geen tweehon
derd schreden van don vijand af. Zijn sol
daten beginnen reeds de munitie uit de
patroontasschon van hun doode en gewonde
kameraden te halen. Vooruit dus maar, op
den vijand af! Beter staande te sneuvelen,
dan hier weerloos te blijven liggen. En zijn
zij eenmaal op den heuvel, dan zijn zij vei
lig- En met den sabel wenkt hij den
luitenant.
In den stormpas nadert de
reserve-afdeeling, een heel eind voor hen uit luitenant
Ziegler, lachend en juichend. Achter hem richt
de dood verwoestingen aan ondor zijn man
schappen. Hij hoort niets, hij ziet niets. Hij
zwaait met den sabel en knikt den kapitein
toe. Nu is hij bij hem.
Staakt het vuur!" klinkt het commando
boven het geknetter uit. En dan : Voor
waarts marsch !" Ziegler en de kapitein
springen voor het front. Dertig schreden van
hen a/ de eerste luitenant, maar nog terwijl
hij opspringt wordt hij door ewi kojrei getrof
fen. Over zijn lichaam heen stormen de jagers
naar voren. Op den heuvel ontstaat plotseling
een helsch lawaai. De Bosniërs springen
eveneens op, op hen af, op den vijand af!
De zelfde gedachte jaaul allen voorwaarts.
Op hen af! Op hen af! Zij .-vhn;eu\\en als
krankzinnigen, ongearticuleerde kreten
uitstootend, schreeuwen steeds door. De twee
hoornblazers laten telkens weer denzelfden
langgerekten wilden toon hooren. Een heel
eind vooruit rent de kapitein, vlak achter
hem de luitenant, en al rennende denkt de
kapitein voortdurend : Als ik terugkom ?"
Vooruit, op den vijand af! En nu een
ontzettend gekraak ! Man tegen man ! Geen
kreten, geen geschreeuw meer! Met bloed
beloopen oogen, schuimende Hpp< n,
zwijgend mooiden. Niet terugtrekken !
Altijd maar voorwaarts! Man tegen man !
Voor den kapitein duikt een reusachtige
kerel op, met een dolk in elke vuist.
Als ik terug kom ."
Hij stoot den kerel zijn sabel in de borst.
Diep, diep in de borst. Plotseling slaakt hij
een wilden kreet. Hij ziet Ziegler vallen, zijn
jongen, zijn Ham, en boven zijn hoofd ziet
hij iets glinsteren ?
Hond, hond!"
Een sprong, een stoot de Bosniër rolt
over den grond, een heel eind weg.
Hans, mijn jongen ! Hans !"
Alles om zich heen vergeet de kapitein.
Hij ziet slechts het blceke, mooie guücht en
de breede roode streep over het geheele
voorhoofd. Het bloed stroomt eruit, het
warme, roode bloed.
Hans, mijn Hans !"
n dan voelt hij zelfs iets ijzig kouds
tusschen de ribben. Hij tast ernaar met de
hand, zijn vingers worden _wrarm en vochtig.
Hij wil zich oprichten, hij kan niet. Het
wordt plotseling nacht, donkere nacht.
Als ik terugkom Hans Alitfe ?
Als ik " Dan hoort hij nog even
een trouwe stem boven zich, die van zijn
oppasser :
O God, kapitein kapitein !"
Twee sterke armen tillen hem op dan
weet hij niets meer.
Als hij wakker wordt staat een oude officier
van gezondheid voor hem met een grijzen
snor en vriendelijke verstandige oogen.
Achter hem twee jongere artsen en een paar
hospitaal-soldaten. Dien zullen wij er ook
wel bovenop brengen" hoort hij den ouden
man zeggen, juist als hij de oogen opslaat.
Hij glimlacht. Hij komt dus werkelijk
terug, dat is zijn eerste gedachte.
Xu, hoe gaat het ?!'vraagt de otlicier van
gezondheid. Hebt u pijn?" Neen, ik
voel me alleen maar verduiveld slap '. Dan
komt er een vraag in zijn oogen. En ?
hoe " Hij behoeft zijn vraag niet verder
uit te spreken. Maak u maar niet ongerust.
\Vij hebben hun gisteren er duchtig van langs
gegeven. En dan nog iets kapitein : uw
bataillon is met bijzondere eer vermeld en
u met uw compagnie in de allereerste plaats,
vanwege die kranige bestorming. Maar nu
oppassen, hoor! Onbewegelijk blijven liggen,
zoodat het verband niet kan loslaten".
Maar de kapitein was nog niet tevreden.
Weet u somg ook, wat er met mijn luite
nant Ziegler heet hij gebeurd is ?"
De dokter ging een schrede achteruit en
wees op het bed naast dat van den kapitein.
Daar ligt hij. Hij heeft een leelijkeu houw
over het hoofd gekregen, maar het is ecu
jonge sterke kerel, hij zal het wel boven
komen. Dus alles in orde kapitein. En
nu: rnst, rust! Over drie uur komen
we nog eens naar u kijken. Wij hebben
helaas, heel veel te doen ! ? Tot weerziens
dus !"
De sabels kletterden, de deur knarste, en
de beide gewonden bleven alleen. De eerste
blik van den kapitein gold het andere bed.
Daar lag hij, zijn jongen, bijna zoo wit als
het verband om zijn voorhoofd. Hij sliep, ?
kalm en gelijkmatig ging zijn borst op en neer.
De eene hand hing over den rand van het
bed, de andere lag op de deken, en hield
iets omvat. Wat het was kon de kapitein niet
onderscheiden, want het bed stond buiten
het licht, dat warm en helder door het smalle
venster het kamertje binnenstroomde.
Zeker een portret van zijn uitverkorene,"
dacht de kapitein. En dat woord bracht hem
dadelijk weer Alice voor oogen, misschien
binnenkort zijn Alice. De dokter had het
immers zelf gezegd. Hij kon er zeker van zijn
terug te komen, en het was even zeker, dat
hij dan majoor zou worden, En dan kon hij
eindelijk naar Alice toegaan en zeggen : Nu
ben ik ver genoeg," En naast dit heerlijke
toekomstbeeld kwam langzamerhand zijn
geheele verleden hom voor de oogen. Een
tonig en treurig was dut verleden, zonder de
vreugde en het leed der jeugd. Als wees van
een armen eersten luitenant achtergebleven,
kwam hij reeds ais klein kind in het militaire
weeshuis, en bleef van af dat oogenblik voort
durend onder de ijzere tucht van een
militaire opvoeding. Xooit had hij gevoeld,
hoe zacht de hand eener moeder is. Onder
zijn kameraden vond de arme. onhandige en
verlegen jongen geen vrienden. Altijd alleen,
altijd eenzaam. En nog slechts half volwas
sen moest hij reeds in ISti-i mee uittrekken.
Hij Veil,a ontving hij don vuurdoop, daarop
volgde Oeversee, danCu-tozza,?overal was hij
bij geweest. En dan weer dienst, dienst,
dienst! Dag in, dag uit hetzelfde. Dan lui
tenant, eerste luitenant, kapitein. En altijd
alleen.
Totdat op een goeden dag een blonde,
blozende spring-in-'t-veld zich bij hem kwam
aanmelden : Hans Ziegler. Hij wist zelf niet
waarom, maar toen hij in dat jonge bloeiende
gezicht keek, had hij het gevoe-1, alsof hij het
tusschen zijn beide handen moest nemen en
kussen. Zooals men zijn kind kust. wanneer
men het na langen tijd voor het eerst weer
bij zich heeft. Zijn kind! Al de liefde, die hij
zijn leven lang in zich had moeten opsluiten,
liet bij over den jongen ollicit-r uitstrooinen.
Eu Hans was eerst zeer verbaasd geweest,
daarna had hij zich vroolijk gemaakt over
de teederheid van den stillen,ernsligon man,
maar ten slotte beantwoordde hij diens gevoel
met dezelfde warmte en innigheid.
En nu dacht hij aan het oogenblik, waarop
hij Alice had leeren kennen. Hij baalde
zich voor den geest, hoe hij de hollende
paarden had opgevangen, die het rijtuig,
wiarin zij met haar moeder gezeten was,
reeds bijna hadden omgeworpen, llee de
moeder hem met een stortvloed van woor
den, doch Alice slechts met een wannen,
erkentelijken blik had bedankt. Hoe hij
toen herhaaldelijk bij hen aan huis was ge
komen ; hoe hij de eerste pogingen tot een
eonigszins intieineren omgang Had gewaand,
en hoe zij hem op haai1 schuchtere.
mi'Nje-'achtiL'e wijze tegenine' \\ n< m-koincn. Kn
hoe hij /.ijn Ilan-- ir,! t haar in kennis had
gebracht, en hoe het hem verheugd had, dat
die twee het zoo goed met elkaar konden
vinden. En hce heerlijk alles nu zou wor
den, wanneer hij een eigen tehuis had, en
Hans eiken dag bij hen kwam. Zoo heerlijk
zou dat zijn, zoo'n stil en rustig, maar veilig
en zeker geluk ! Met gesloten oogen lag hij
daar en droomde over de toekomst. Door
het venster drong de warme zomerdag naar
binnou en een zacht, geurig koeltje speelde
om zijn slapen. De kapitein rekte zich uit.
Hij voelde zich zoo rustig, zoo behagelijk, en
het was een zaligheid, zoo te kunnen
droomen.
Ei n plotselinge nieuwsgierigheid maakte
zich van hem meester, te weten, hoe de
uitverkorene van zijn jongen er uitzag. Zou
zij ook zoo jong en mooi zijn als Aliee?
Hij schoof zich met moeite naar den rand
van zijn bed en strekte zijn ar in uit naar
den slapenden luitenant. Met eenige inspan
ning veroverde hij het portret en schoof
langzaam weer op zijn kussens terug. En
toen bekeek bij het.
Geen kreet ontsnapte aan zijn mond, geen
trilling ging door zijn lichaam, toen hij het
poitret van Alice zag, zijn jonge, mooie
Alice. Hij was als ver'amd. Hij had een
gevoel, alsof zijn hoofd plotseling geheel
leeg was, en zonder dat hij het zelf wi-t, las
en herlas hij telkens weer de woorden, die
onder het portret geschreven waren : Ver
bonden in leven en in sterven!"
Werktuigelijk schoof hij de fotografie weer
op haar plaats terug. En toen bleef hij half
over den rand van het bed heen liggen,
verdoofd, verpletterd. Twee vliegen speelden
met elkaar op den muur, daar keek hij
naar. Een derde kwam ei bij en speelde
ook mee, en dat was een geloop, een ge
gons, een gescharrel,?werkelijk grappig om
te zien. Ja, en gisteren, wat een reusach
tige kerel was die eene Bosniër geweest! Dien
had hij goed getroffen. Maar die arme Stein
wender ! Zoo'u kortstondig geluk l En dat arme
vrouwtje! Hoe bitter had zij geschreid, toen
haar man met hetbataillou voorbij
marseheerde. Hij had diep medelijden met haar gehad,
zooals zij daar stond in haar rooden katoenen
japon. Of was het een bruine geweest? Hij
kou het zich niet meer heiinneren.. .
En toen begon langzaam, heel langzaam, een
duistere, vrceselijke gedachte op hem af te
sluipen. En vatte post bij het voeteneinde
van zijn bed, en wees onafgewend op het
witte verband om het witte voorhoofd. Hij
kon er gemakkelijk bij komen, bij behoefde
het maar een beetje te verschuiven, heel
weinig maar, zoodat de jongen niet wakker
werd: dan kwam het bloed vrij, en bij
was veilig. Dan kon Hans hem het meisje
niet meer ontrooven. En dan och, dan
zou alles toch evengoed uit zijn, als het nu
uit was.
En nu kwam de eene gedachte na de andere
en stelde zich voor hem in het gelid. Zij
is alleen zoo vriendelijk tegen mij geweest,
omdat zij meende verplichtingen tegenover
mij te hebben. Maar toen Hans gekomen
is voor mij had zij geen portret. Ik ben
een ernstig, stil man en begin al grijs te
worden; hij is jong, vroolijk, beminnelijk.
Stormenderhand heeft hij haar hart ver
overd. Eu hem zal het toebehooren, zelfs al
kon ik haar dwingen, mijn vrouw te worden.
En dan zal zij moeten strijden, eiken dag, elk
uur, tot eindelijk en dan, en dan?- Ik
moet haar vrijlaten. En dan verlies ik haar
en hem beiden. Want ik weet, dat de kracht
mij zal ontbreken, hun geluk aan te zien.
Dus En aan beiden hangt mijn geluk, mijn
liefde, mijn leven. Dus
De ongelukkige man wierp zich steunende
heen en weer. Dus Telkens weer dat ijzeren
onverbiddelijke: dus! Hij zaa; in, dat er voor
hem geen ontkomen mogelijk was.
En plotseling, met een ruk, scheurde hij
het verband van zijn wond. Kalm en rustig
strekte hij zich op den rug uit, en voelde hoe
het bloed uit de wonde stroomde. En vreemd ?
hoe meer bloed hij verloor, des te lichter
werd het hem om het hart. Hij voelde geen
pijn meer, geen verdriet. Do zomerdag was
zoo mooi, zoo frisch en rein; hij lag daar zoo
goed, zoo kalm en stil, en het was zoo heerlijk,
te droomen, te droomen van geluk, van
liefde
Uit de verte kwamen gedempte klanken
tot hem, steeds nader en nader, steeds
luider en luider. Uit de onduidelijke, ver
warde tonen vormde zich langzamerhand,
duidelijk en triomfantelijk, een melodie: de
Radetzky-marsch, die schoonste en heer
lijkste van alle soldatenmarschen. Nu dreunde
de muziek door het venster naar binnen,
jubelend, opwindend, bedwelmend, zooals zij
geklonken had, toen zij indertijd in Itali
op den 24en Juni in den stormpas tegen de
Bersuglieri optrokken. Met opengesperde neus
vleugels richtte de stervende zich op. Hoor
de hoeven der paarden trappelen ! Hoor
de dreunende voetstappen van de soldaten.
n twee daar zit rhythmus in ! Hoor,
hoe dat a les zich vcreenigt tot een gewel
dig symphonie
lij kent die symphonie! Nooit heeft
zij hem grootscher, schooner toegeklonken.
De Radetzky-marsch bestorming strijd
overwinning Dan lui'! gejubel wap
perende vaandels. Heerlijk was het,
heerlijk en grootsch. Xu klinkt alleen
maar de, trommel Zwakker en zwakker
wor.lt het geroll'el nu is het bijna niet
meer te hooren en nu
En zoo stierf hij den echten soldatendood.
Probleem No. 19, van W.van Daalen, Haarlem.
Zwart (12 schijven en l dam).
IIIIIHItlllllllllllllllH
1ste Jaargang. 9 October 1904.
Red.: C. II. BROEKKAJIP, Damrak 59, Amst.
Verzoeke alle mededeelinaen, deze rubriek
betreffende, te richten aan bovenstaand adres.
De beantwoording van vraag No. is als
volgt: Na de zevende zet van zwart 21?2(1
speelt wit niet ;!4?:>(> maar het volgende :
w l!:!?!".), z L'l i : ",7, w L'9 : 1,S, z J:!:3:>,
! w :!S : 29, z 37 : 28, w 30?l);!, z 28:30,
! w 3"> : 22 ! !
j Wij ontvingen goede antwoorden van;
i Pb. L. Battefeld on Jb. Meijer, Amsterdam.
' K. en N. Bouwes en D. Kïkke, Edani; F.C:
Hemmes, Haren en W. Vijn, tloogwoud.
Wit (14 schijven en l dam).
Oplossingen moeten binnen 14 dagen
opaezonden worden aan bovenstaand adres.
Oplossing van probleem No. 18 :
Wit: 45?40, 39 34, 44?40, 46?41, 43?39,
50 :10, 16: 9. 15:2!
Zwart: alles gedwongen.
DE PROILÏMIST. (Vervolg)
Wanneer wij, na den latitsten zet van zwart
34?40, den stand kalm doorzien, dan bemer
ken wij bij den korten vleugel van zwart een
groepje zwarte stukken. Hier ligt dus het
fondament van het probleem en het is dui
delijk zichtbaar dat de overige stukken die
nen tot materialen of werktuigen voor de
opbouwing. De witte schijf op 31 en de dam
op 19 zijn bepaald hoofdfiguren, deeenedcor
hare afzonderlijke plaatsing en de andere
door hare meerdere bet eekenis. De schijf op
9'kan een tweeledige rol vervullen, hetzij
als dam op 3 of 4 of als slaanbaar stuk,
waardoor zwart gedwongen wordt zich langs
een vastgestelde richting te bewegen. De
overige schijven zijn meer hulpmiddelen om
tot de goede ontleding van het probleem te
komei^. Dit alles is gemakkelijk na te gaan
en te begrijpen.
Omdat zwart na 34?40, aanstonds moet
slaan, heeft wit een tempo gekregen, en laten
wij de witte schijf op 38 staan, dan kan wit
nogmaals een tempo-zet bekomen, omdat de
zwarte schijf 40, na den slag dam geworden,
aanstonds weder moet slaan. Wit heeft dus
gelegenheid om twee willekeurige zetten te
doen, terwijl zwart tweemaal gedwongen wordt,
zich in een vastgestelde richting te bewegen.
Dit kunnen wij alles zeer gemakkelijk door
zien en verklaren zonder dat het noodig is
de stukken te verplaatsen.
Wetende dat zwart, na den slag 40:49,
aanstonds weder moet slaan, en aannemende
dat de 'witte schijf 31 een bijzondere rol moet
vervullen door hare afzonderlijke plaatsing,
zoo gaan wij eens even na waartoe de zwarte
schijt' 40, aanstonds dam geworden op 49,
gedwongen kan worden. Wij zien dan twee
wegen geopend, hetzij naar 36, doch dan is
de schijf 31 geen bijzonderheid of naar 3,
doch dan zou de witte dam 19 eerst wegge
nomen moeten worden. Welnu, indien wij als
eerste zet de wiUe dam verplaatsea naar ,
dan dwingen wij zwart om aanstonds 3 schij
ven te slaan, en dit zou ons gelegenheid
geven om als tweede zet 31 27 te spelen en
daarna met 27 : 7 de kracht van het fonda
ment te ondermijnen.
(Wordt vervolgd).
CORRESPONDENTIE-WED STRIJD.
Tabel der gespeelde zetten van Wit.
7", f
bd ;^j td ;öW >
w i w i c; :
c Q ; a o i ts p
Si w i c;
IO IO : 10
cc ; «: cc
; *a ;O o'.> a
: CC : CO : CC
? CO ? CO : CO
10 :' LO i ' to
CC : co co
O t^ i H : bd H
o;
L'O
71 ;O X
! 03 t"1
«
to
ti fe! : ^ i te! V,
co co : co
Zwart moet spelen.
Rectificatie: Art. G, laatste alinea,
moet gelezen worden als volgt:
Bij schriftelijke kennisgeving van ziekte
of iwttisje verhindering, wordt er
gepardonneerd, hoogstens rijf achtereenvolgende weken
en hoogstens rfricmaal tijdens den duur van
den wedstrijd.
DE REDACTIE.
'l