Historisch Archief 1877-1940
5*. 1425
DE AMSTERDAMMER
A°. 1904.
WEEKBLAD YOOK NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f' 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12Y«
Bit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 16 October.
Advertentiën van t?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel . » 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
. I W H O U D:
TAN VERRE EN VAN NABIJ: Ten einde raad,
door C. v. d. Pol. Een verzoek aan de Koningin
om staatsgodsdienst en staatsgodgeleerdheid, door
J. A. Helper Sesbrugger. Overste Van Daalen,
door H L I. Het leven in de hofstad, door
Senior. Brief nit Utrecht, door J. V. Jr.
KUNST EN LETTEREN: Mnziek in de hoofdstad,
door Ant. Averkamp. Literaianr-kritiek, II, door
O. van Hnlzen. FEUILLETON: Hoe Peter
Uberlee nit Durbach, candidaat in de filologie, in
Ber](jn een kameelbeen zocht, ]II, (slot), naar het
Duitbch, door W. B. Gezelle- i vond", door Fr.
Kruyt-Hogerzeil Een bezoek b(j Leo ToUtoï, I,
door M. K. OIT DE NATÜTJK: door E. Hei
mans. VOOR DAMES : Portret van Top Naeff.
Décolleté, door Edoaard Röpcke. - De opvoeding
der vrouw, door Egb. C. van der Mandele.
Allerlei, door Caprice. Tentoonstelli g van het
Moderne Boek te Antwerpen, II, (met afb), door
B. W. P. Jr.?Portret van W. K. M. Vrolik, f,
Christoffel Bisschop, f, (?èt port et), door W.
Bteenlioff. Aag. legras in St. Lncas, door J.
W. N. INGEZONDEN. STNANCIEELE EN
OECONOMI80HE KRONIEK, door D. Stigter.
DAMRÜBRIEK. SCHAAKSPEL. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVEBTENTIEN.
llltHMIIIMIIIIIItlllllMIIIIIIIIHIIIIIHIHIIUIIIHIMW*
Ten einde" raad.
Het is een lijvige bundel stukken, vol
van koloniale wijsheid, die tegelijk met
de ontwerp-wetten van de Indische be
grooting voor 1905 bij koninklijke bood
schap van 16 September j.1. bij de Tweede
Kamer werd ingediend. Wie daarin echter
zou zoeken het begin van de eindelijke
oplossing van zoo velerlei bekende
quaesties die geen uitstel meer gedoogen, wordt
teleurgesteld. Ongetwijfeld is er blijk
genoeg van goede voornemens. Doch men
weet het: de weg naar de hel is daarmee
geplaveid. Dat zal zeer waarschijnlijk
ook blijken wanneer de Nederlandsche
koloniale regeering haar welverdiende
straf zal hebben bereikt: de algeheele
aftakeling van haar gezag.
Echter zou het in zekere mate onre
delijk zijn allesafdoende hulp voor Indi
van deze regeering te verwachten. Op
haar toch is van toepassing de bijbelsche
vraag: Plukt men wel vijgen van
distelen P" Alles ook het beste wat
deze regeering zou willen, moet passen
in het kader van een staatsrechtelijke
verhouding tusschen het moederland en
de koloniën die uiteraard reeds noodlottig
voor beide moet zijn. Wijzen wij daartoe
slechts op de ongelooflijk brutale, .
echter bij alle wetten gesanctioneerde
bevoorrechting van een enkel vreemd
ras, n.l. het blanke, in Ino"iëslechts
door enkele tienduizenden individuen
vertegenwoordigd, ten koste van bijna
zooveel millioenen landskinderen.
Wat er ook geschieden moge, deze
rechtsorde", vloekend tegen de primi
tiefste begrippen van democratie, laat
niemand los. Aan de Europeanen de goed
bezoldigde ambten, de rassenpriviléges,
het leeuwendeel der staatsinkomsten; de
inlander moet het maar doen met de
armelijke kruimkens die van de koloniale
tafel mochten vallen.
Dit vooze beginsel domineert bij alles
en allen. Zou het dus iets anders dan
utopisme zijn, bij zoo'n orde van zaken
nog te gelooren aan uitredding van het
tot op het gebeente uitgezogen, van het
moreel en intellectueel uitgeschudde In
dische volk ?
Vindt men de laatste uitdrukking soms
overdreven, dat men er dan op nasla het
oeconomisch overzicht, samengesteld on
der leiding en door mr. C. Th. Van
Deventer, thans aan alle leden der Kamer
toegezonden. De minister van koloniën
zegt van dit stuk, dat daarmee bevestigd
wordt, hetgeen hijzelf schreef in zijn
nota van 21 Februari 1903: dat de
oeconomische toestand van een groot deel
der inlandsche bevolking van dien aard
is, dat met kracht maatregelen moeten
worden genomen, die kunnen strekken
om dien toestand te verbeteren".
Prachtig klinkt dan ook de inleiding
van de ministerieele memorie van toe
lichting op het wijzigings-ontwerp der
ingediende begrooting ten behoeve van
maatregelen in het belang van de oeco
nomische ontwikkeling van Ned. Indië".
Maar we hebben 't bij dezen minister
en bij hem trouwens niet alleen reeds
vaak ervaren, dat promettre et tenir
fiont deux".
Er worden dan zes, op zichzelf prijzens
waardige, maatregelen voorgesteld. Zij
zouden zelfs zeer afdoende zijn, indien
Indiëslechts een middelmatige gemeente
ware. Doch het is helaas een belangrijk
gedeelte van een werelddeel ?
Dat dan ook in vergelijking met de
groote nooden de voorgestelde zes oeco
nomische maatregelen vrijwel kinderen
werk zijn, erkent eigenlijk reeds bij
voorbaat de minister. Hij zegt dat het
ongerijmd is te spreken van een alge
meen reddingsplan ... dat men slechts
zou hebben uit te voeren om Indiëzich
te zien ontwikkelen tot een land van
louter welvaart Men kan in werkelijk
heid niets anders doen, dan eenige maat
regelen aangeven ... en moet daarna
afwachten of tijd en omstandigheden
zullen meewerken om het beoogde resul
taat te bereiken".
Hier wordt dus het in-den-blinde
rondtasten tot oeconomisch grondbeginsel
gedecreteerd en apodictisch onderstreept
met een meer te doen is niemand ge
geven". Maar dit is niet de taal van
een christelijk man des geloofs; ze doet
eer denken aan den genie-officier die
inderhaast een brug slaat voor een vluch
tende colonne.
Waarop de ministerieele sociologische
rethorica in concreto neerkomt blij kt dan
ook duidelijk uit de memorie. Ten tweede
moet men zich zegt de mi nister 7 zorg
vuldig onthouden van al wat leidt tot
verhooging van vaste uitgaven." En
meteen draait hij a la Harte het oeco
nomisch kraantje op half slag door 'allerlei
belastingverhooging. Dat gaat in Indi
veel gemakkelijker nog dan in Nederland!
Men kan dus met de uiterste mee
gaandheid in het in de jongste ministeri
eele memorie van toelichting niets meer
zien, dan hoogstens eenige blijken van
goeden wil, maar tevens van de mach
teloosheid waartoe het systeem de regee
ring doemt. Immers met het voorzich
tigste schipperen kunnen in 1905 voor
irrigatie, emigratie, credietverschaffing,
veeteelt en paardenfokkerij en voor wegen
de buitengewone uitgaven niet hooger
dan tot ?2.909.300, dus nog geen 3
millioen gulden worden opgevoerd. Het moet
erkend dat oogenschijnlijk dank zij drie
buitengewone rapporteurs, inderhaast
aan 't werk gezet om zeer bekende dingen
te compileeren de minister thans met
zijn nieuwe oeconomische voorstellen
beter beslagen ten ijze komt dan veileden
jaar. Maar zooals reeds opgemerkt'
tusschen hulp en behoefte is hier geen
rationeele verhouding, niet voor terstond
en evenmin vooreen miri of meer verwij
derde toekomst.
Maken wij ons echter geen kommer!
Meer en meer wint de overtuiging1 veld"
zei de thans afgetreden
gouverneurgeneraal in zijn troonrede" op 31 Aug. j.l.
te Weltevreden uitgesproken, dat de
voorstelling in de laatste jaren van J ava's
achteruitgang gegeven, wat somber ge
kleurd is."
Is het overmoed of kinderlijke maar
bij een onderkoning wel wat misplaatste!
eenvoud, die den heer Rooseboom zulk
proficiat!" deed uitspreken ? Zou dezelfde
overtuiging den minister hebben aange
moedigd voor goed af te zien van het
stelsel der rentelooze voorschotten, dat
verleden jaar bijna binnengesmokkeld
werd ? AVie zal het zeggen!
In ieder geval is het dan toch een ver
betering, dat na consolidatie van de 30 a 40
millioen vlottende schuld, voortaan daar
van de rentebetaling en aflossing geheel en
voor altijd zonder een mogelijke latere
verrekening ten laste van Nederland zal
komen. Indiëzal dus keurt de Kamer
de ministerieele voorstellen goed, hetgeen
nog te bezien is! in het vervolg niets
meer behoeven te betalen als aandeel in
de uitgaven wegens uitgifte of beleening
van bewijzen van vlottende schuld;
waarvoor in het komende dienstjaar, met
het oog op het te verwachten kastekort,
12 ton is geraamd.
Met dit bedrag zal Indiëdan voortaan
een eigen leeningsdienst kunnen bekos
tigen. Een prachtig financieel beginsel
vindt hier dus een begin van toepassing.
Zelfs is hier in embryonalen vorm aan
wezig de eene noodzakelijke helft van
het ongerijmde" algemeen reddingsplan:
de rationeele regeling van het Indische
financiewezen.
Doch weer ontbreekt hier niet de wil,
maar de moed om dit beginsel radicaal
toe te passen. Want de schandelijke
rentepost: aandeel in de uitgaven wegens
rente en aflossing van 3 percents
rentegevende nationale schuld ad 3,863,000 gld.
blijft. In werkelijkheid offert dus Neder
land slechts een deel op van wat het
jaar op jaar benadert van de berooide
Indische huishouding, met terzijdestelling
van de primitiefste goede trouw.
En het komt bij geen christelijk minister
op, de toch zoo volgzame parlementaire
meerderheid te stellen voor het alterna
tief: kies tusschen mij en de sanctio
neering van dergelijke schandelijke
financieeje politiek!
Toch heeft deze minister bij de be
handeling van de wijziging der Indische
comptabiliteitswet volmondig het weer
zinwekkende van dien rentepost erkend L.
Ook van de andere helft van het vol
gens den minister onmogelijke algemeen
reddingsplan": de autonomie van Ned.
Indië, is de aanleg bij de ingediende be
grooting aanwezig. Doch welk een weinig
belovende!
Als een antwoord op onze pas ver
schenen artikelen Drie doode letters"
in dit weekblad van 4. en 11 September
j.l. is ook bij do Indische begrooting een
afzonderlijk wetsontwerp gevoegd om in
1905 een begin van uitvoering" te geven
aan de wet van 29 Juli 1903 Stbl. nr. 219,
de decentralisatiewet. Dit zal geschieden
geheel volgens het door ons in genoemde
artikelen gewraakte ontwerp van den
regeeringscominissaris voor de decentrali
satie.
Deze heeft zoo deelt de minister
mede het middel gevonden om te ont
komen aan een gedurende eenige jaren
vol te houden bizondere boekhouding."
De quaestie is eenvoudig comme bonjour
gebleken. Met de in Indiëgebruikelijke
geheimzinnigheid is door den commissaris
op 20 Mei 1904 aan de daarvoor in aan
merking komende" waar is hier het
criterium? hoofden van gewestelijk
bestuur een leiddraad voor de samenstel
ling van een plan tot decentralisatie der
burgerlijke openbare werken toegezonden.
Hierbij nog een nota over de
landswerken die in aanmerking komen om onder
het beheer der op te richten locale be
sturen te worden gebracht. Tevens is
dien hoofden de vraag gesteld, of er in
hun gewest plaatsen zijn die reeds" voor
de instelling van co ? ^'-neenteraad in
aanmerking komen.
Wij zullen hier niet opsommen de ge
wichtige (!) bemoeiingen, welke men aan
de nieuwe bestuurscolleges wil opdragen.
Slechts zij in 't algemeen opgemerkt, dat
het zulken zijn waaromtrent de
begrootingswetgever zich allerminst druk maak
te; b.v. besproeiing van- en ophalen van
vuilnis langs openbare wegen, straten en
pleinen. Zoo wordt dan thans voorgesteld,
na vermindering van verschillende
onderafdeelingen der pas ingediende be
grooting, die waarlijk geen speciale
boekhouding vereischten om uitgepikt"
te kunnen worden! ? een nieuwe
afdeeling: X plaatselijk en gewestelijk
zelfbestuur." Daarin is bij de eenige
onderafdeeling 154: afzondering van gelden
voor gewesten of gedeelten van gewesten
op den voet van art. 68« van het
regeeringsreglement" uitgetrokken een bedrag
van 357,000 gld.; en wel voor Batavia,
Meester-Cornelis en Buitenzorg resp.
290,000, 33.500 en 33,500 gld. Men trachte
met een Hollaridsch verstand te begrij
pen wat het beteekent aan drie gebie
den, omvattende ruim 200,000 betrekkelijk
verspreid wonende menschen, voor ge
meentelijk zelfbestuur zonder eenige
electorale medewerking van de zijde der
belanghebbenden! iets meer dan
3Vs ton toe te staan.
De geheele voorbereiding heeft dus
niets anders gebaard dan een paskwil van
watcrstaats-decentralisatie, best uit te
voeren door een eenvoudigeu opzichter
op ]50 gld. 's maands. Daartoe moest
nu naar Indiëworden gezonden een
regecrings-eommissaris op een traktement
van 28,800 gld. 's j aars. Hem zijn toe
gevoegd een ingenieur 2de klasse op
(JOOO gld. met 1200 gld. toelage, en een
reeds een ruim pensioen genietend oud
ambtenaar met 3600 gld. toelage. Verder
brengen deze hervormers" in rekening
1800 gld. schrijfloonen en bureaubehoef
ten en is nog te hunnen behoeve een
memoriepost op de begrooting gebracht
voor reis- en verblijfkosten.
Zoo helpt een regeering vriendjes aan
den kost! Maar in dezelfde stukken
waarmee de minister zulke geldverspil
ling mededeelt, zegt hij dat naar de
meest mogelijke zuinigheid moet worden
gestreefd."
Waarlijk, deze minister van koloniën
toont zich van alle markten thuis. Maar
hijzelf zal wel de eerste zijn om het
verschil tusschen schoone woorden en
afkeurenswaardige praktijken te zien en
er zich aan te ergeren. Hij deelt in zijn
toelichtende memorie niet mee in welke
gemoedsstemming hij de mededeelingen
betreffende het begin van uitvoering"
van de zoo ostentatief ingediende decen
tralisatie op het papier wierp. Wij durven
echter onderstellen hoe bijZ.Exc.de bittere
vraag opkwam, of hij niet te kwader
ure zich heeft laten bepraten tot het
zenden van dien volstrekt overbodigen
regeerings-commissaris. Want erger dan
paskwillig is de uitvoering der wet ge
worden ; ja, in strijd met haar eigen
grond begi nselen.
Maar dit geval geeft tevens een
leerrijken kijk op de roekelooze verspilling
van de Indische geldmiddelen, ondanks
het zoo noodzakelijke streven naar be
zuiniging ! Want het staat helaas, niet
op zich zelf!
Niettegenstaande de gezamelijke
begrootingstekorten vermoedelijk reeds tot
107 millioen gestegen zijn, en er in het
komende dienstjaar ruim 14/£ millioen
bijgeraamd is, blijft men vol van vader
landsliefde en loyaliteit dringen om de
ruif!. ..
En geen minister vermag dit - ook
niet met de roerendste pleidooien voor de
oeconomische ontwikkeling te beletten.
Den Haag, 11 Oct. C. v. D.POL.
Een verzoek aan de Koningin om
Staatsgodsdienst en Staats
godgeleerdheid.
De predikanten bij de Nederlandsche
Hervormde Gemeente te Amsterdam (zoo
er geen vacaturen zijn, negen en twintig
in getal) hebben zich met een adres tot
de Koningin gewend, dat vrij langdradig
van inhoud, neerkomt op een klacht en
op een rerzoek.
De klacht, ofschoon ernstig geheeten,
is zonderling en betreft den Minister
van Binnenlandsche Zaken. Deze toch
heeft het Hooger Onderwijs, voor zoover
het van Rijkswege gegeven wordt, voor
rationalistisch en heidensch verklaard.
De theologische faculteit zooals deze nu
gevonden wordt aan de drie Rijks
universiteiten en aan de
GemeenteUniversiteit te Amsterdam heeft hij ver
geleken met een doodshoofd.
Wat de Koningin nu aan deze uit
spraken van den Minister zou kunnen
veranderen is en blijft duister. Ze zijn
gezegd en blijven gezegd. Dr. Kuyper
zal ze wel niet terug nemen en H. M.
kan ze bij geen mogelijkheid voor niet
gezegd verklaren, noch er op- of aan
merkingen over maken.
De klacht betreft verder wat door het
Wetsontwerp tot Wijziging en Aanvul
ling der Wet tot regeling van het Hooger
Onderwijs verkregen zal worden, als dit
wetsontwerp door de handteekening van
H. M. wet is geworden. Genoemde
predikanten vinden het toch onrecht
vaardig en onbillijk, dat de Inrichting
voor Hooger Onderwijs op Gerefor
meerden grondslag in het vervolg ook
eene bijdrage uit 'sltijks Schatkist zal
ontvangen, evenals de door het Rijk
gesubsidieerde kerkgenootschappen en
hunne kerkelijke hoogleeraren daarover
nu al sinds jaren beschikken. Geen geld
uit 'sRijks Schatkist voor dj Vrije Uni
versiteit, geen recht toegekend aan de
Vrije Universiteit om hare leerlingen
tot doctor in de godgeleerdheid te pro
moveeren ; ziedaar het verzoek dat zich
onmiddelijk aan hun klacht aansluit.
En dm ja verzoeken zij nog iets. Zij
wenschen dat de theologische faculteit
hersteld worde in den vorm als de AVet
op het Hooger Onderwijs voor 1876
aangaf.
Toen heette het in Art. 56. De
onderwerpen van het onderwijs zullen
verdeeld zijn in vijf faculteiten:
l o. Die van godgeleerdheid tot
vortning der kweekelingen voor den
hervormden godsdienst."
In het adres komt maar n Bijbel
tekst voor, terwijl de plaats waar deze
te vinden is, zelfs verzwegen wordt.
Aangehaald wordt uit het Nieuwe Tes
tament Hoofdstuk II, Vers 4, uit den
brief aan de Filippenzen, waar te lezen
staat (Staten-Arertaling, gebruikt in de
Ned. Herv. Kerk) Een iegelijk zie niet
op het zijne, maar een iegelijk zie ook
op hetgeen dat der anderen is."
De predikanten hebben dezen bijbel
tekst aldus veranderd: Een iegelijk zie
niet alleen op het zijne, maar ook op
hetgeen eens anderen is." Moge de
wijziging ook al geen verandering van
beteekenis te weeg brengen, het feit
dat men in een zin van Gods woord,
een menschen woord durft inschuiven,
en de behoefte om uit te spreken dat
men hier niet alleen aan zijn eigen belang
heeft gedacht, maar ook aan de belangen
van zijn tegenstanders de Gereformeerden,
is in dit verband teekenend voor de ge
moedsstemming der predikanten.
De Koningin weet het dus, de predi
kanten der Ned. Herv. Gemeente te
Amsterdam zijn niet zoo zelfzuchtig dat
ze alleen aan hunne eigene belangen
denken neen zij denken ook aan de
belangen van de Gereformeerde Chris
tenen, zij het ook dat zij vreezen, dat
de Minister van Binnenlandsche Zaken
de belangen der laatsten wat al te rij
kelijk zal bedenken.
In het adres wordt hoogst voorzichtig,
niet van de Nederlandsen Hervormde
Kerk gesproken als van de Volkskerk
of van de Vaderlandsche Kerk anders
geliefkoosde en veelgebruikte termen
van Hervormde predikanten. In plaats
daarvan wordt echter wél aan H. M.
herinnerd: dat deze kerk ongetwijfeld
pok het grootste aantal der thans nog
invloedrijke mannen en vrouwen," bevat.
Maar als de toestand dan zoo is, als
de Ned. Herv. Kerk oin het eens fami
liaar uit te drukken: de kerk is der
aristocratie en der rijke lui: welnu
laat deze kerk dan afzien van alle Staats
subsidie voor haar zelf, zoowel als voor
de opleiding van hare predikanten, zin
speel er dan zelfs niet op dat de Staat
zorg moet dragen dat aan deze kerk
geen concurrentie worde aangedaan,
ander s gezegd dat de Staat ha ir moet
bevoorrechten.
Zeker ook de Gereformeerden zijn ge
degenereerd als wij denken aan wat ze
waren bij de oprichting der Arrije Uni
versiteit. Toen dachten ze niet aan sub
sidie en wilden ze van geen subsidie van
Staatswege weten. Toen stelden ze er
eene eer in niets uit s'Rijks Schatkist
te ontvangen. Toen jubelde de feest
redenaar bij de inwijding der A" rij e Uni
versiteit:
En loopt dan elders het universitaire
rad o, zoo geleidelijk door de
dwingmacht der ontvangeren en de grifheid
der betaalmeesteren, ook dat benijden
we niet; want het is bij ons the struggle
for life, juist in dien strijd vormt zich
de kracht der heerlijkste toewijding.
Er schuilt in het ons toebetrouwde geld
nog een andere, nog een hoogere dau
de weegbare metaal waarde r er kleeft
gebed, er kleeft liefde, er kleeft zweet
van het aangezichte aan het ons
toevloeiend goud." 1) Thans is dat alles
anders gewordeiÊBij de kleefstof boven
vermeld, zal nu ook weldra als nieuwe
stof vermeld kunnen worden: er kleeft
mammondienst en subsidie-begeerte aan
het Vrije Universiteits-kapitaal; zal het
woord van Mr. S. van Houten reeds
onder het derde Ministerie Thorbecke
uitgesproken weder bewaarheid worden,
bij alle geloofs verdeeldheid tusschen de
geestelijkheid der onderscheidene kerk
genootschappen, is men toch op n
punt zeer weinig verdeeld;
meniseendrachtig in den wensch naar het
ontvangen van subsidie uit de Staatskas.
Nog slechts weinig sporen van
geloofsverdeeldheid omtrent dit punt worden
onder de Christenen waargenomen." 2)
Het adres, waarbij, kort weergegeven :
Staatsgodsdienst en Staatsgodgeleerdheid
aan H. M. de Koningin gevraagd wordt,
is geredigeerd door de hoeren Dr. G. J.
Vos Az., J)*, ff. A. J. Liitge en I),:
Pli. J. Hoedemaker. Eerstgenoemde een
groote tegenstander van Dr. Kuyper niet
name in de dagen der doleantie, en laatst
genoemde bij de oprichting der Arrije
Universiteit collega van Dr. Kuyper in
de theologische faculteit, nu ook al sinds
lang geen vriend meer van den
tegenwoordigen Minister van Binnenlandsche
Zaken, zijn blijkbaar met hem verzoend
geworden door de politieke beloftekrui
mels die op 10 Maart j.l. vielen van de
Ministerieele tafel. Toen toch heeft Dr.
Kuyper geheel in strijd m et zij a vroegere
opinie: dat de godgeleerde faculteit van
de Rijks-Universiteiten verwijderd moet
worden, aan zijne bitterste tegenstanders,
een theologische faculteit met Neder
landsch Hervormde Dogmatiek toege
zegd .... om door die toezegging al wat
christelijk-historisch onder de Hervorm
den is, aan zich te verplichten en te
verbinden. Het feit dat Herodes ? en
Pilatus die vroeger vijanden waren, later
vrienden werden, is dan ook nog in onzen
tijd voor herhaling vatbaar, en zal dat
wel blijven zoolang er sprake is van
politiek".
Toch is deze proeve van christelijke
politiek een bewijs, hoe vuil de politiek
is en hoe veil, als zij beginselloos te
werk gaat. Het groote beginsel van
geloofs- en gidsdienstvrijheid wordt im
mers vernietigd als wij terugkeeren tot
een Staatsgodsdienst en Staatsgodge
leerdheid. Volgens Calvijn moge de
theologie de koningin aller wetenschappen
zijn en alle andere hare dienstmaagden,
volgens de eischen van onzen tijd, waarbij
niets tot de wetenschap kan gerekend
1) Souvereiniteit in eigen kring. Rede ter
inwijding van de Vrije Universiteit. 1880, p. 26.
2) Mr. S. van Houten. Vijf en twintigjaar
in de Kamer. Eerste periode. 1903, p. 217.