De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 16 oktober pagina 8

16 oktober 1904 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1425 iiiMiiiiiiiiiiiiniiiniiiintiiiii W. K. M. VBOLIK. f IIIIIHIIIIIIIIIIIIIinillllllllMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIHHIIIHIIIIIIIHIIIII had. Geboren 1828, was hij nog een van het nu langzaam-aan uitstervend geslacht, dat bij zijn opkomst onmidlijk aanraking had met de generatie, die &n kunstperiode met zich afsloot. Huib van Hove en Schmidt uit Delft waren hier zijn leermeesters. Daarna ging hu naar Parijs zich verder ontwikkelen onder den academicus Gleyre. Deze gaf hem aan stonds te kennen dat hij het schilderen niet meer bjj hem hoefde'te leeren, maar deteekening, daar kon hjj nog wel wat van op doen. Dat verhoudingsgewijze, als bij dosis, toedienen van eigenschappen tot de vorming van een leerling al naar zijn tekort of geavaneeerdheid in vermogen, is toch wel een eigenaardige opvatting van. on der wij s. Alleen kan worden aanbevolen met verdiepter aan dacht uitsluitend zich tot teekenen te bepalen om te verkregen een doordringender begrip der vormen. Bisschop had zeker van den beginne af een overwegende neiging tot de kleur, een kleur van con ventie echter zijn Valkenier in het Rijksmuseum kan het getuigen. Iemand die het ver stond in een zeker stelsel van lichtend goudgeel en gloeiende bitunie-schaduwen zijn werk te sausen, heette al gauw een kolorist. Daar was toen een wedijver naar een kleureffect, steunende vooral op een be paald belichtings-systeem, dat nog uit de oudere school in het jongere streven werd over gedragen. Werkelijk toch had Bisschop koloristische eigen schappen, die zijn werken on derscheidbaar kunnen doen zijn. Hij had daarbij als hollandsch schilder het afzonder lijke in zijn voorliefde tot positieve kleuren in merkbare grenzen naast elkaar gezet, duidelijk onderscheidbaar, en bracht tot meerdere luidheid daarvan, gaarne aan een ge prononceerd licht rood, een ongebroken blauw of groen. De tafereelen uit Hindelopen, met de in hun scherpe afba kening luid-kleurige wiegen, sleden, kleederdrachten, bevat ten een dankbare stof voor ontwikkeling van zijn aanleg. HJJ werkte zeer op relief, streefde gaarne naar uitdruk king van het reëele, het tastelijke van de dingen: gekleurd smjwerk met verscheidenheid vaa diepsels en lichthoogsels, gekalkte witte muren, tegeltjeswanden. Zyn schilderen, planmatig, geschiedde in zijn goede werken met een mild gevoede kleur, zoodat het systematische ervan schuil ging. Toch was er methode te veel bij, soms ook toepassing van trucs, om tot een verras sende werkelijkheidsecluj'n te kunnen komen. Zijn flguurstukken, wat het onderwerp dan ook zij, zijn stillevens eigenlijk. In koppen en handen merkt men hem niet op zijn werkelijke dreef, hij schilderde liever de kleeren. Hij had een al te beslommerende zorg voor zijn techniek om onder 't werk tot vergetelheid van zich «elf te komen, waarbij alleen zuivere kunst kan ontstaan. Misschien kan hij, om zijn plaats, zoo ongeveer aan te geven tusschen de hollandscbe schilders in de tweede helft der negentiende eeuw, in de nabijheid worden gebracht van Klinkenberg. Deze twee hebben iets gemeen in streven. ,;Bisschop stond zóó in aanzien bij vorstelijke personen van den hoogsten rang, dat hij met hen zeer gemeenzaam mocht omgaan, bij sommigen zelfs als hu verkoos een vast pied in i i i i n?, i , , terre" had. Dit laat men veel gelden als maatstaf voor de beteekenis van een kun stenaar, en nu weer hier werd dat aangevoerd ter eere der nagedachtenis van dezen overle dene. Als pendant van die hoogere waardeering, maar toch wel als meer waardevolle getuigenis van zijn verdiensten, kan herinnerd worden aan wat Huysmans over hem zei, toen hij in 1880 te Parijs expoceerde zijn Ledige wieg", nu in het stedelijk museum. Na eerst geprezen te hebben de een vond in opvatting en de volkomen afwezigheid van het theatrale bij een onderwerp, waarbij zoovele anderen zich belachelijk maken, vervolgt hij Ajoutez 4 cela qui ce tableau est peint comme peu d'artistes seraient de force aujourd hui , Ie faire f c'est une toile lumineuse oütous les personnages et les objets prennent un relief tonnant. C'est fini en diable et c'est spacieux. Invinciblement, j'ai songédevant cettepeinture si argentée et si claire, aux van der Meer de Delft; et dire que Bisschop est leve de Gleyre et de Comte ?" Deze lofuiting CHBISTOFFBL BISSCHOP; f Naar eene houtgravure in Eigen Haard (1882). was wel wat al te uitbundig, kunnen we nu inzien, en vooral met die vergelijking met den Delftschen Vermeer zullen we waarlijk niet zoo gedwee instemmen ? wat bij Vermeer zoo zuiver in de verven opgebloeid is, is in Bisschop's werken, daarnaast gezien, als kun stig gebakken :; maar toch, in dien tijd zoodanig de appreciatie te kunnen werven van een révolutionnairals Huysmans, dan moet hij zich toen toch wel een kracht hebben ge toond, tusschen zooveel verbasterde kunst op een parij sch salon. W. STEBNHOPF. Ang. Legras in St. Lncas. In een ouderwetsch huis aan 't Rembrandtplein heeft de vereeniging St. Lucas haar nie.uwe expositielokalen in gebruik genomen. Zij beschikt er over drie kamers, waaronder een zeer ruime, die over drie verdiepingen ver deeld zijn en alle mooi zijlicht hebben. De inrichting, hier en daar nog wat provisioneel, heeft iets atelier-achtigs door het aanbrengen van oude shawls als wandbekleeding, door Oostersche kleedjes op den vloer en enkele antieke meubelen . en lichtkroontjes. Het geheel kreeg daardoor iets stemmigs en huiselijks en werd een passende omgeving om het werk van n of een paar leden in neer te hangen. .,:. De eerste die 'ite Ttj' Spent is de heer Aug. Legras, die er naar <J|iid van de aanplak biljetten zijn kunstwerken tentoonstelt", en daarmee een wél wat weidsche benaming geeft aan zijn gezamelijke schilderijen en teekeningen. Toch zal hij hierdoor de verwachtingen aan deze tentoonstelling gesteld niet te hoog hebben opgevoerd; want het werk van Legras is vrij algemeen bekend; hij werkte steeds veel en was een trouw comparant op exposities. Na het verlaten der'Amsterdamsche acade mie legde Legras zich hoofdzakelijk toe op het teekenen en schilderen van dieren, zooals zoovele leerlingen van prof. Allebé, die hen door zijn voorbeeld daartoe bezielde. Legras kreeg als dierschilder spoedig naam en menig bezitter van zeldzame rashonden of paarden deed deze do.or Legras op het doek brengen. Hoe consciëntieus hij zijn taak opvatte, kunnen we zien in een uit dien tijd dateerend schilderij Toy Spaniels" het portret van een paar aristocratische hondjes, fijn en exquis als bibelots, in welk stuk hij kennis en smaak deed samengaan. Wellicht zien sommigen een degradatie van de kunst in dat werken op bestelling; maar dezen zij verwezen naar de oude Hollanders die bewezen, dat hun kunst door het keurs lijf eener opgedragen taak geenerlei dwang ondervond. Juist nu er zoo in 't onbestemde op los geschilderd wordt, nu een schilderij zoo vaak geboren wordt uit een vaag gevoelde of van anderen afgekeken impressie, lijkt me het portretteeren van mensch of dier nog de meest gereede aanleiding tot den opzet van een schilderij of teekening. Behalve het ge noemde Toy Spaniels" zijn uit den aanvangs tijd hier aanwezig zijn Laatste Visioen", dat, het theatrale daargelaten, het werk is van een orertuigd en persoonlijk kunstenaar. In het Doode aapje" heeft hij een ongemeen fijn kleurgevoel weten te ontwikkelen; de teer-roze tinten van dat trieste kopje zijn zeer mooi tegen den witten muur gezet. Het groote schilderij met visschen. kon zuiverder van kleur, ongerepter van teekening zijn ('t is waar, we zijn verwend door 't geen Dijsselhof in dit genre gaf), maar niettemin is het een degelijk -werk, waarbij de maker zich volkomen in zijn onderwerp heeft inge leefd en groote moeilijkheden wist te over winnen. Dat Legras een handig teekenaar en scherp opmerker van den aard en het karakter der dieren is, komt vooral uit in zijn snel en juist gevatte schetsteekeningen van jacht honden en visschen, die op de Studies-Ten toonstelling in Arti stellig een goed figuur gemaakt hadden. Uit de Oostersche" periode van den schil der zijn hier tal van schilderijen, teekeningen en studies, sommige wel aardig gezien en knap in elkaar gezet, vooral de kameelen in hun zonderlinge acties goed begrepen; maar geen enkel werk schenkt ons de over tuiging dat 'de maker met hevigheid door de wonderen van dat zonneland werd ge troffen ; alles is zoo stilleven-kalm, zoo Hollandsch gemoedelijk geobserveerd, dat we geen anderen indruk van land en volk krij gen dan dat er aardige motieven voor schil derijen te vinden zijn. In de laatste jaren ontpopt de dierschilder zich als binnenhuis- en landschapschilder, helaas den drom van dezen met n vermeer derend en daarmee helpend het koekoek n-zang der Hollandsche schilderkunst nog wat eentoniger te maken. Tevergeefs zoeken we naar een reden hiertoe; want noch zijn binnen huizen, noch zijn landschappen onderscheiden zich door iets persoonljjks van de vele duizende die er al zjjn; zijn kleuren, krachtig bedoeld, zijn te onrijp en soms te valsch om tot een harmonieus en machtig geheel te komen ??het doel van bijna al het binnen huisgeschilder. Zijn heidegezichten, knap van bouw, zijn te egaal en te flets, lucht en land te zeer van ne waarde en lijken een zwakke navolging van Wiggers en Van Soest. Het meest doorwerkte en zuiverst gehouden landschap In de Zon" is een combinatie van 't geen oudere schilders, als Nakken of H. Springer b. v. gaven en een toepassing van de leer der luministen, om de schaduwen klaar en kleurig te houden. Geheel apart staat een naief weideland-. schap no. 35; .bij veel onbeholpens trekt hierin bizonder het mooie vervloeien van het fijne grijs der lucht met het wazige land tot n groote ruimte. Maar een bonte kraai maakt nog geen winter, en al openbaart zich in dit eene stukje de eigenschap, dat de fijne schakee ringen der momenten in het landschap het gemoed van dezen schilder wel kunnen aan spreken, toch zou het mij verwonderen, indien Legras als landachapschilder de plaats zal gaan innemen, die hij zich als dierschilder reeds verworven heeft. J. W. N. De standbeelóeDïwestie, Verschillende artikelen gevloeid uit de pen van den heer S. Kalff heb ik steeds met aandacht gelezen en daarin bewonderd schrijvers doorzicht, vernuft en kennis. Ook uit de beide, naar aanleiding van de aange wende pogingen tot oprichting van een standbeeld voor stadhouder Willem III straalt zijn geleerdheid helder op. Helaas i hoe jammer, dat, naar wellicht velen mij zullen toegeven, hierin zijn gewone scherpzinnigheid faalt. Hoe I mogen we hem vragen, zoudt gij de voorkeur geven aan Jan de Witt boven Willem III en alleen omdat de eerste als slachtoffer van zijn politiek gevallen is ? Ik geef toe, dat de Raadpensionaris veel voor Holland (en Zeeland misschien) gedaan heeft, maar tellen de andere provinciën niet mee? En bovendien wat is het einde van de ge schiedenis geweest met al zijn drijven? Ne derland, van alle kanten besprongen door vijanden, zon reddeloos verloren zjja gegaan, indien Willem UI het leger niet georganiseerd of liever herschapen had, en indien, vat meer zegt, de stadhouder niet een andere politiek gevolgd had. Of het Jan de Witt mogelijk was een andere gedragslijn te volgen, daar hebben wügeen rekening mee te houden. In staatszaken ziet» men alleen naar-de resultaten van het stre ven der overheid. En de resultaten van het regeeringsbeleid van den Raadpensionaris waren een algemeen fiasco. Het is mg niet te doen om af te dingen op de verdiensten van welke groote mannen dan ook, en ik gun Jan de Witt gaarne zijn standbeeld. Maar dan zal toch ten minste de groote stadhouder vóór moeten gaan en ik zou denken zelfs Maurits, Frederik Hendrik en Oldenbarnevelt. Of zou men waarlijk meenen, dat Oldenbarnevelt niet in de schaduw kan staan van Jan de Witt als slachtoffer? Wat mij betreft, ik zie graag standbeelden. Het is een kwestie van smaak. Zoo'n grootsch j monument op een plein, in een plantsoen vooral, doet zoo heerlijk aan, het breekt de ruimte zoo prettig. Waarom mocht het dorp Leur er geen oprichten voor zijn Adriaan van Bergen? Die is zoo'n obscuur persoon niet, of de Vaderlandsche Geschiedenis spreekt van hem. En hij is toch altijd de beroemdste figuur geweest uit die kleine huizen verzameling. Wat meer zegt, ik meen, dat zoo'n dorp door veel grootere gemeenten ten voorbeeld mag genomen worden, waar men zich, och arme! met een buste in den een of anderen gevel tevreden stelt. En waarom zou ook koning Willem m geen standbeeld waardig zijn? Hij is toch de eerste constitutioneele vorst van Nederland geweest, die ab zoodanig zijn taak volkomen heeft vervuld naar den zin van het volk in zijn geheel. Ik behoef niet te herinneren aan de algemeene Nederlandsche belangstelling ? getoond bij de verschillende jubilea door hem gevierd. Daarbij heeft hij Thorbecke niet laten schitteren ? Heeft hij in de Luxemburgsche kwestie zijn groothertogdom niet be houden, zonder de vriendschap te verspelen noch van Pruisen noch van Frankrijk? Wat kon hij meer! Hij hoefde toch niet Douwes Dekker, trots al diens genie, minister van koloniën te maken? Welnu, als ik een woordje heb durve» zeggen over de standbeeldenkwestie, is het alleen om te doen uitkomen, dat men in Nederland al licht, alvorens te geraken tot J. J. BIESING, Huntttimndet. 'S-GRA.VENHAGE, MfllBnstraatj5,_6_5Aen67. Mod«me Schilderijen, Aquarellen en Gravures. Panorima-Grebouw. Amsterdam, Plantage Antieke Meubelen, Porceleinen, Hchil derijen, Perzische Tapijten. Vaste prtjsrn. Toegang vrij. Laat Uwe woning inrichten d««r Nieuwe ontwerpen. Smaak v olie ensembles. Zeer billijke noteering. Foto's en Prijscouranten en Begrootingen gratis. Plaatsing door eigen personeel onder volledige garantie. Vele attesten. 12 Etsen van WILM STEKLINK. Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN, Bibliothecaris te Utrecht Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten en handteekeningen, kost dit praehtwerk (groot folio form.) gebonden slechts - f «2 »«. 't Binnenhuis", ISO. Salon-Ameublement H. P BERLAGE. Beeldhouwwerk M. J. HACK. Eetkamer-Ameublement KL. VAN LEEUWEN. Ontbgtser vies JAC. v/d BOSCH. AfflSTERDAm AARDEWERK EH MEUBELEN T A P U T E N-ffl METAALWAREN AARDEWERK T LANDRÉ-AMSTERDAM REGULIERSGRACHT-48

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl