Historisch Archief 1877-1940
No. 1426
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Praatjes over Bouwkunst.
L
.Waren het de winkelhuizen, die in
mijn vorige opstellen besproken werden,
de winkels nog lang voort, om eerst te
verdwijnen, toen de verdeeling van den
plattegrond in zijkamer, binnenkamer,
binnenplaats, gang en zaal", achter de
binnenplaats aan de tuinzijde, algemeen
Het Huis met het Torentje.
thans zijn de hoekhuizen aan de beurt;
in den regel al van ouds ook
winkelhuizen, doch van een andere architectuur,
dan de overige.
Trouwens de scheiding tusschen
woonen winkelhuizen begon pas in de 17e
eeuw. Maar toch leefde, in het zooge
naamd voorhuis", de herinnering aan
Huis Amstel hoek Halvemaansteeg.
18e
werd, wat eigenlijk niet vóór de
eeuw het geval was.
Een der meest karakteristieke huizen
van Amsterdam was het zoogenaamde
huis met het torentje", op den hoek
van Damrak en Haringpakkerij, dat een
vijftiental jaren geleden, toen het
VictoriaHótel gebouwd zou worden, is gesloopt.
Toen het afgebroken werd, was het
niet meer in zijn oorspronkelijkelijken
toestand. Van het torentje was de spits
verdwenen, de gevels waren, vooral in
de 18e eeuw, veranderd. Aan de zijde
van de Haringpakkerij evenwel zag men
nog de fijne pilasters en een steen met
het jaar der stichting, 1558. Ook een
andere gevelsteen, waarover aanstonds
meer, was daar bewaard gebleven.
Door de zorgen van het Koninklijk
Oudheidkundig Genootschap werden al
deze onderdeden voor vernietiging be
hoed. Thans zijn zij ingemetseld in een
der gevels van het zoogenaamde frag
mentengebouw" achter het liijksmuseum.
In de 16e eeuw leidde de gewoonte,
om de huizen, die nog geen nummers
hadden, door een bepaalden naam aan
te duiden, als van zelf tot het maken
van uithangteekcns on van gevelsteeneu.
Zoo had dan ook het huis met het
torentje" zijn gevelsteen. Van Lennep
en Ter Gouw, die in hun Boek der
Uithangteekens" dien steen deden af
beelden, meenden dat daarop de
oudemans-vrijagie" was voorgesteld. Zij ver
klaarden de naakte figuur, op den steen
iMiimilfllllliiiMliliiiiiiiiiiiBiiiliiillMimiiiiiMimi n iitliiinililiiii min mini i iiiiiniiifiiiniiiiiiiiii
Job. I. Rogiaiis.
Op het oogenblik dat dit nummer verschijnt,
staat een onzer meest beminde zangers, de heer
Joh. I. Rogmans, aan den vooravond van
zijn vijf en twintig-jarig zangersjubileum.
Het zal dan tevens een kwart eeuw geleden
zyn dat Rogmans zich te Amsterdam vestigde.
Hoewel hij herhaaldelijk en met het meeste
succes reeds vroeger opgetreden was, wil hij
toch zichzelven slechts als zanger beschouwen,
van af het oogenblik dat zijn medewerking
niet slechts op partijtjes en
gelegenheidsfeesten, maar op muziekuitvoeringen van
hoog artistiek belang gevraagd werd.
Niet van meet af aan was Rogmans voor
den muzikalen loopbaan bestemd. Zijn eerste
jongelingsjaren bracht hij door als militair
en nog steeds kan hij met welgevallen aan
die periode van zijn leven terug denken en
episodes of anecdoten vertellen uit dien tijd.
Den bekenden organist van de Mozes en
Aaronskerk, den heer Jos. A. Verheijen, komt
de eer toe Rogmans ontdekt" te hebben.
Het was n.l. te Gouda, waar de heer Verheijen
directeur was eener zangvereeniging, dat hij
Rogmans leerde kennen en dadelijk getroffen
werd door de buitengewone stemmiddelen
van den jongen zanger. Hij noodigde hem
uit om in de Mozes" eens te komen zingen
en daar ook droeg zijn stem zoozeer de be
wondering weg van allen, die hein hoorden,
in de eerste plaats van den heer P. A. L.
van Ogtrop, destijds directeur van het koor,
dat deze hem ried zijn diensttijd, die toen
juist ten einde liep, niet te hernieuwen en
hem een plaats aanbood op zijn bankiers
kantoor, p die wijze zou Rogmans dan te
Amsterdam, in het centrum der
muziekbeweging, kunnen deelnemen aan het kunst
leven en tevens zijn zangstudiën maken onder
leiding van den heer Herman Molkenboer,
leeraar voor zang aan de Muziekschool der
Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst.
Zoo geschiedde het en kort nadat Rogmans
zijn studiën had aangevangen, kon hij reeds
op n der Zondag-avond soirees in Odéon
optreden, met Beethoven's Adelaïde."
Van toen af ging hij snel vooruit. Haydn's
Jahreszeiten" was het eerste oratorium
waarin hij debuteerde op
eenderVmcentiusconcerten onder leiding van wijlen G. A.
Heinze. Iedereen was opgetogen over dezen
zanger. Ddt was nu eens een tenor zooals
ons land na Vrugt er geen meer gekend
had. Zijn voordracht kon toen natuurlijk
nog losser worden en winnen aan vrijheid.
Maar zijn stem... daar moesten de meeste
zangers, zelfs uit het buitenland, het tegen
afleggen! Sedert dien tyd konden er weinig
kooruitvoeringen meer gegeven worden, waar
men Rogmans niet als solist trachtte te
krijgen.
In de oratoria van Haydn en Handel,
vooral in diens Josua, in de Passionen van
Bach en in de heerlijke quartetten uit
Beethoven's Missen heeft Rogmans schitterende
triomfen gevierd. En geen wonder! Gelijk
het frissche, klare water uit een bron, komen
even zuivere en heldere klanken uit zijn
keel opwellen. Rogmans is geen zanger die
alle mogelijke effectjes wil gaan austüfteln";
neen, hij geeft zich zooals hij is, natuurlijk
en eenvoudig, maar altijd mooi.
Misschien is er wel eens een tijd geweest
dat men beweerde, in een quartet kon men
Rogmans er alty'd boven uit hooren. Men
moet echter niet vergeten dat zulk een ver
wijt indirect ook gericht is tegen de tekort
komingen van de andere solisten. Hoe dit
zij, dat Rogmans zich ook kan matigen en
voegen naar z\jn partners en partnerinnen,
heeft hy bewezen door zijn medewerking aan
het vocaal-quartet, dat door Messchaert
indertijd is opgericht met hem en met de
dames Noordewier en Loman.
Met dit quartet heeft Rogmans zich ook
herhaaldelijk in het buitenland laten hooren.
Maar ook te Leipzig, Stuttgart, Basel en in
de Rijnprovinciën heeft men herhaaldelijk
zijn medewerking als solist ingeroepen
voor alle mogelijke Oratorium-uitvoeringen.
Zijn vertolking van Franciscus in Tinei's
Oratorium is voor den componist steeds de
schoonste gebleven, die hij gehoord heeft.
.Bijzonder verdienstelijk heeft Rogmans zich
gemaakt jegens het Nederlandsche lied. De
gedichten van Heije in den volkstrant, op
muziek van Verhulst of Pijzel, ik denk o.a.
aan Ik heb gezworven over land" van
den eerste en Gloeiend gesmeed" van den
laatstgenoemde, vonden in hem een ver
tolker, zooals men zich niet beter denken
kan. Al het stoere, frissche van ons volks
karakter wist hij er in te leggen en dat
zonder eenige moeite, want het is zijn natuur
die hem dat zóó ingeeft. Rogmans is juist
zoo door en door Hollander, dat deze gedich
ten zoowel als de muziek hem uit het hart
gegrepen zijn.
Maar wanneer ik Rogmans bovenal waar
deer ... als hij 's Zondagsmorgens in de kerk
aanwezig voor 'een Cupidootje". Het
onderwerp, dat zij behandeld achtten,
was oud mal gaat boven al". Dit
gaf hun aanleiding tot een uitvoerige
uiteenzetting, waarbij zelfs Vondel en
Cats te pas werden gebracht. De
beeldhouwer bedoelde echter, de ge
schiedenis van Loth voor te stellen.
De oude man, in bijzonder luchtig ge
waad, is dezenOud-Testamentische figuur;
de naakte vrouw aan zijn zijde is zijn
dochter, wier zuster het Cupidootje" zou
verbeelden. Het onderwerp is op
gevelsteeuen meer behandeld en dankte zijn
populariteit ongetwijfeld daaraan, dat
het gelegenheid gaf tot het werken in
den geest der antieken.
In de 17e eeuw vertoonde het huis
zich nog vrijwel in zijn oorspronkelijke
gedaante. De gevel aan het Damrak
had toen een pui, met aardige kruis
kozijnen en een topgeveltje, waarboven
het torentje, van de Nieuwe Brug gezien,
geestig kwam uitkijken. In dit torentje
bevond zich de wenteltrap, waarmede
men de verdiepingen van het betrekke
lijk smalle huis bereikte. Men zou, in
de 19e eeuw, dit bouwdeel, ter wille
van de schilderachtigheid, ongetwijfeld
aan de gevels hebben geplaatst. In het
jaar 1558 echter vroeg men alleen, wat
practisch Vas, en men vond, dat, als de
vertrekken zooveel mogelijk licht zouden
krijgen, de trap achter in het huis.moest
komen.
Aan den zijgevel zag men een rond
uitgebouwd venster, een erker" zoo
als men [thans met een germanisme
zegt, ofschoon de Hollandsche naam arkel
is. Dit venster was boven de pui ge
plaatst, en daaronder kwam het zooge
naamd pothuis" naar voren, het lage
hokje, half onder den grond, door luiken
gesloten, waar van ouds de schoenlap
pers hun bedrijf uitoefendeu. Zulk een
pothuis" placht maar zelden op een
hoek te ontbreken. Naast dit pothuis
bevond zich een zijdeur, met een over
huiving daarboven.
Zoo zag dus een hoekhuis uit de 10e
eeuw er uit, en dit type kwam, met
geringe wijzigingen, waarvan het ont
breken van het torentje wel de voor
naamste is, veelvuldig voor op de hoeken
der straten en grachten, in het stadsdeel,
dat nu door don Singel, den
Kloveniersburgwal en de Gelderschekade wordt
begrensd.
In het begin der 17e eeuw vond een
uitbreiding der stad plaats. Toen werd,
buiten de oude wallen, ook de wijk, nu
door den Amstel, de Amstelstraat, de
Botermarkt en de Iteguliersbreestraat
begrensd, aangelegd. Uit dien tijd
dagteekent het fraaie huis op den hoek van
den Amstel en de Halvemaansteeg, dat
wij op de zeer uitvoerige kaart van
Amsterdam, door Bnlthazar Florisz van
Berckenrode in 1625 gemaakt, afgebeeld
vinden, en dat nog in vrij goeden staat
aanwezig is.
Opmerkelijk is het, met welke hoogst
eenvoudige middelen hier een uitermate
schilderachtig geheel werd verkregen.
Wel is de winkelpui niet meer de oor
spronkelijke, doch de sierlijke maskers
boven de pui bleven bewaard. Dit zijn
ter eere van God zijn lied aanheft en zijn
orgaan laat ruiachen langs de gewelven van
de tempels. Kerkzanger is Rogmans in den
waren zin van het woord. En ik geloof, als
men in zijn hart leest, dan is hij dit ook
het liefst. Rogmans is tot dusverre buiten
de beweging van de Gregoriusvereeniging
gebleven en de ordonnantiën van den Paus,
neergelegd in zijn Motu proprio" zijn hier
te lande nog niet tot wet verheven; ik wil
maar zeggen tot dusverre de geloovigen in
de kerk volop gelegenheid gehad hebben
van de gaven des heeren Rogmans te genieten.
Verleden zomer dreigde een ernstige ziekte
den jubilaris te ontrukken aan zijn lieve
vrouw en eenig dochtertje en aan zijn kunst.
Bij die gelegenheid heeft hij op ondubbel
zinnige wijze kunnen waarnemen hoezeer hij
bemind is bij stad- en landgenooten.
Als nu a.s. Zondag, in de kerk waarin hij
het eerst Gode een loflied zong, in de Mozes
en Aaronskerk, talrijke zangers hem ter eere
een dankhymne zullen aanheffen, als hij dan
later zijne vrienden om zich heen mag zien
om hunne gelukwenschen in ontvangst te
nemen en als hij dan eindelijk het middelpunt
zal zijn van de feestviering die Maandag
avond hem ter eere door de Liedertafel
Apollo" wordt gearrangeerd, dan zal het
hem en zijn gezin wederom ten duidelijkste
blijken, dat de zanger zich een blijvende
plaats heeft gezongen in de harten van allen
die hem genegen zijn en dan zullen zeker
talrijke wenschen hem zeggen, dat men den
jovialen inensch en begaafden zanger nog
lang hoopt te behouden.
A NT. AVEHKAJU'.
???IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIttllllllllltlllHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIItlllllHMI
UIT DE NATUUR.
LXXX. Paddestoelen.
Telkens wanneer ik in October door het
herfstbosch wandel en mijn hart ophaal aan
de heerlijke tinten, omhoog in de boomen
en omlaag in 't mos, komt op 't laatst een
echte utiliteitsgedachte de poëzie van geur
en kleur verstoren. Tot mijn spijt weet ik nu
eenmaal dat paddestoelen gegeten kunnen
worden, on niet alleen dat, maar ook, al is
't van hooren zeggen, dat ze bijzonder voed
zaam moeten zijn, eigenlijk zoowat als zacht
gekookte eieren of kalfsbiefstuk. De analyse
toont het duidelijk aan, maar de proef op de
som moet de menschelijke maag leveren;
evonwel daar een gewoon inensch nietzoo'n tweede
instrument als duplicaat voor 't verliezen
heeft, waag je je eenig bezit liever niet aan
dergelijke experimenten.
Toch vind ik 't altijd doodjammer, dat daar
in onze bosschen en velden jaarlijks zoo'n
massa menschenvoedsel ongebruikt blijft;
terwijl het verbouwen en fokken van ander
voedsel zooveel geld en moeite kost, ligt hier
een berg eten of geld, dat men er voor krij
gen kan, letterlijk voor 't oprapen.
Nu zijn de menschen over 't algemeen nog
al vindingrijk als 't er op aan komt een ter
rein winstgevend te maken; dat de eigenaar
Voormalig Accijnshuis.
al de ornamenten, die de gevels
vertoonen. De werking berust alleen op
de smaakvolle afwisseling van den ge
bakken met den gehouwen steen, en de
goede verhouding van de beide trapgevels.
De bouwtrant, waarvan dit hoekhuis
zulk een mooi voortbrengsel is, geraakte
te Amsterdam omstreeks 1630 reeds uit
de mode. Jacob van Campen, die in
Italiëde werken van Palladio bestu
deerd had, bracht toen een meer klas
sieken stijl in zwang. Door hem ontworpen
is het huis op den hoek van het Damrak
en de Oudebrugsteeg, waarin nu een
tapperij wordt uitgeoefend, doch dat,
het stedelijk zegel en het stedelijk wapen
boven de deuren toonen dit nog aan,
vroeger voor den openbaren dienst was
bestemd. Hier plachten deExcysmeesters,
die met den ontvangst der stedelijke
accijnzen belast waren, te zetelen.
Dit gebouw, dat van 1638 dagteekent,
is nog geen vijftien jaar na het vorige
gesticht. Doch een grooter tegenstelling
is moeilijk denkbaar. De gehouwen steen
is hier uitsluitend gebruikt, zoodat van
afwisseling tusschen rood en wit geen
sprake kon wezen. Statige Jonische pilas
ters, die twee verdiepingen omvatten,
dragen een kroonlijst, die uiterst streng
werd behandeld. Boven die lijst zijn geen
trapgevels gemaakt; een mezzanino"
of halve verdieping naar Italiaansche
manier ziet men daar aangebracht.
Deze schepping van Jacob van Campen
werd zeer bewonderd en lokte tot na
volging uit. Eén voorbeeld daarvan vinden
wij Singel 83 en 85. De middelen schijnen
hier niet te hebben toegelaten, dat men
alles in gehouwen steen uitvoerde. Daar
om werden gebakken steen en groefsteen
te zamen gebruikt, doch op een gansch
andere wijs, dan vroeger geschiedde.
Want niet om de afwisseling van kleur
was het den bouwmeester te doen. De
fevels zijn ontworpen alsof het de
beoeling was, ze geheel in gehouwen steen
op te trekken. Bij de uitvoering heeft
men echter dit materiaal voor de vlakke
gedeelten door gebakken steen vervangen.
De smalle gevel behield zijn oorspronke
lijke pui, waarboven de Jonische pilasters
een aanvang nemen. Opmerking ver
dienen de festoenen tusschen de pilasters,
die men aan vele gevels, van 1630?1680
te Amsterdam gebouwd, ziet. Zulke
festoenen, waarvan de fraaiste aan het
oude Raadhuis, nu Paleis, voorkomen,
zijn door Jacob van Campen, in navolging
van Palladio, hier te lande het eerst
toegepast bij den bouw van het
Mauritshuis in den Haag.
Dat de gevelsteen een zwaan vertoont
maakt het waarschijnlijk dat hier in 1652,
toen het bouwwerk voltooid werd, een
herberg is begonnen. Hoe klassiek de
pilasters ook zijn, toch ontbreekt het
hooge dak niet, dat bij zulk een stijl
eigenlijk volstrekt niet behoort. Want
dit dak vereischte een topgevel en ofschoon
die door latere herstellingen verminkt
is, waardoor over zijn oorspronkelijke
gedaante niet meer te oordeelen valt,
toch is nog te zien, dat hij slecht bij het
overige past.
van een gunstig gelegen dennebosch geen
voordeel trekt uit de zwammenrijkdom van
zijn bezitting, moot wel een deugdelijke oor
zaak hebben.
Kn die is hoofdzakelijk gelegen in het vage
weten der menschen, dat paddestoelen ver
giftig zijn. Maar nachtschaden zijn ook ver
giftig en de aardappel is een nachtschade.
't Is maar de kunst, te weten te komen in
hoeverre dat vergif nadeelig is voor een
mensch, hoe 't onschadelijk kan gemaakt
worden en vooral welke soorten zonder
eenigen twijfel bruikbaar moeten geacht worden.
Nu is 't met de vergiftigheid van de pad
destoelen in werkelijkheid lang zoo erg niet
gesteld als de roep gaat; ook het onder
scheiden der bruikbare soorten is zoo moeilijk
niet, wanneer maar de twijfelachtige soorten
tot de vergiftige gerekend worden.
In Duitschland, Frankrijk en Engeland zijn
er bepaalde streken waar de bevolking zich
sedert jaren op 't verzamelen van eetbare
paddestoelen heeft toegelegd, kleine kinderen
zelfs zoeken er mee, en een geval van vergif
tiging behoort tot de groote zeldzaamheden.
Alleen in de Lausitx in Saksen worden tegen
woordig jaarlijks voor 10 a 15,000 gulden
paddestoelen aan de markt gebracht (trull'els
en champignons niet meegerekend) en de
opbrengst neemt steeds toe. Voor de be
volking van het land is daar het
zwammenzoeken een rijke bron van inkomsten
geworden.
De menschen die in Bohème in de bosschen
Ketbare Boletus.
hun werk hebben, zooals houthakkers, kolen
branders, bessenzoekers, bereiden hun mid
dagmaal in 't bosch; ze gebruiken daarbij
uitsluitend of hoofdzakelijk paddestoelen en
varen er wel bij. De soort die zij aan de markt
brengen is er een die heel algemeen is en
ook in ons land veelvuldig voorkomt. De
Duitsche naam is Steinpilz, in 't Fransch
('epe; bij ons heet hij Eetbare Boletus.
(Botetus edulis). Deze nu heb ik meer dan eens
geproefd. Het vleesch onder de bruine huid
is mooi zuiver wit en stevig, 't smaakt
eenigszius uuur walnoten en 't, riekt uok
lekHuis Singel 83?85.
(Slot volgt). A. W. WEISSMAN.
MIIMIIIIIIIHIIItHMIIIMHIMimillllllHIIMUHIIIMIMIIIImlIlllimillMIIIMII
ker nootachtig. Het is een van onze grootste
paddestoelen, en van den voorzomer tot in
den herfst in steeds toenenlend aantal te
vinden, vooral in eike-bosschen, maar ook
in ander loof bosch, op weiden en op zandige
beschaduwde plekken.
Mij dunkt, dat iemand die eenproef wilde
nemen met het winstgevend maken van
zwammen niet kwaad zou doen, met onzen
Boletus te beginnen, vooral omdat deze padde
stoel, zoo goed gedroogd of ingemaakt gecon
serveerd kan worden, 't Is waar, hij heeft in
zijn eigen geslacht talrijke giftige soorten,maar
dat is juist bij den aardappel immers ook 't ge
val; denk maar aan zwarte nachtschade; en toch
is de aardappel 't volksvoedsel bij uitne
mendheid geworden.
Hoe is nu zoo'n Boletus edulis van eiken
anderen paddestoel te onderscheiden. Daartoe
moeten we ons eerst iets in herinnering
brengen van den groei en levenswijze van
paddestoelen in 't algemeen.
We weten allen wel, dat hetgeen wij gewoon
lijk paddestoel noemen, een deel is van een
zwam en wel het deel dat tot verspreiding der
sporen dient, dus een voortplantingsorgaan.
Het eigenlijke zwamlichaam, zwamylok ge
noemd, is in den grond, in een boomstam, een
plank of iets dergelijks verborgen. Deze
zwamvlok bestaat uit een massa witte of
grauwe meestal viltachtig dooreengegroeide
draden; deze nemen als voedsel stoffen in
zich op, die andere planten of in 't algemeen
levende wezens tijdens hun leven hebben
bereid. Is er voldoende voedsel
in den bodem aanwezig en in de
zwamvlok opgenomen, dan zendt
deze uit zijn knoppen" een orgaan
in 't licht, dat op verschillende
wijze gevormd kan zijn. De meest
in 't oog vallende vorm van de
zwacavrucht" is een steel met
een hoed, of een stoeltje met n
poot; van daar misschien den echt
Nederlandschen naam paddestoel.
In Amerika evenwel ook toadstool.
De sporen, die van echte zaden
o. a. verschillen doordat ze geen
kiem bezitten, groeien in den
hoed weer op verschillende wijzen.
De bekendste is die waar onder
den hoed kleine blaadjes in 't
rond staan, net papierreepjes;
sqms ook komen de sporen te
voorschijn uit fijne buisjes, waar
van de openingen als naaldfijne
poriën aan de onderzijde van den
hoed te zien zijn; soms weer
vertoonen zich fijne zachte stekeltjes, die als
naaldjes naar onder zijn gericht.
De tweede hier genoemde wijze van sporen
dragen is bij onzen Boletus te zien. Boletus
is dus een buiszwam ; geen bladzwam, zooals
een champignon.
Om nu te weten te komen, of onze
hoeddragende zwam met sporenbuisjes in plaats
van plaatjes of lamellen de eetbare Boletus
is, moet terdege op 't volgende worden gelet.
Niet dat alle andere Boletussen vergiftig zijn,
volstrekt niet, maar we moeten nauwkeurig
onze soort kunnen onderscheiden. Die is de