De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 23 oktober pagina 5

23 oktober 1904 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1426 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Praatjes over Bouwkunst. L .Waren het de winkelhuizen, die in mijn vorige opstellen besproken werden, de winkels nog lang voort, om eerst te verdwijnen, toen de verdeeling van den plattegrond in zijkamer, binnenkamer, binnenplaats, gang en zaal", achter de binnenplaats aan de tuinzijde, algemeen Het Huis met het Torentje. thans zijn de hoekhuizen aan de beurt; in den regel al van ouds ook winkelhuizen, doch van een andere architectuur, dan de overige. Trouwens de scheiding tusschen woonen winkelhuizen begon pas in de 17e eeuw. Maar toch leefde, in het zooge naamd voorhuis", de herinnering aan Huis Amstel hoek Halvemaansteeg. 18e werd, wat eigenlijk niet vóór de eeuw het geval was. Een der meest karakteristieke huizen van Amsterdam was het zoogenaamde huis met het torentje", op den hoek van Damrak en Haringpakkerij, dat een vijftiental jaren geleden, toen het VictoriaHótel gebouwd zou worden, is gesloopt. Toen het afgebroken werd, was het niet meer in zijn oorspronkelijkelijken toestand. Van het torentje was de spits verdwenen, de gevels waren, vooral in de 18e eeuw, veranderd. Aan de zijde van de Haringpakkerij evenwel zag men nog de fijne pilasters en een steen met het jaar der stichting, 1558. Ook een andere gevelsteen, waarover aanstonds meer, was daar bewaard gebleven. Door de zorgen van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap werden al deze onderdeden voor vernietiging be hoed. Thans zijn zij ingemetseld in een der gevels van het zoogenaamde frag mentengebouw" achter het liijksmuseum. In de 16e eeuw leidde de gewoonte, om de huizen, die nog geen nummers hadden, door een bepaalden naam aan te duiden, als van zelf tot het maken van uithangteekcns on van gevelsteeneu. Zoo had dan ook het huis met het torentje" zijn gevelsteen. Van Lennep en Ter Gouw, die in hun Boek der Uithangteekens" dien steen deden af beelden, meenden dat daarop de oudemans-vrijagie" was voorgesteld. Zij ver klaarden de naakte figuur, op den steen iMiimilfllllliiiMliliiiiiiiiiiiBiiiliiillMimiiiiiMimi n iitliiinililiiii min mini i iiiiiniiifiiiniiiiiiiiii Job. I. Rogiaiis. Op het oogenblik dat dit nummer verschijnt, staat een onzer meest beminde zangers, de heer Joh. I. Rogmans, aan den vooravond van zijn vijf en twintig-jarig zangersjubileum. Het zal dan tevens een kwart eeuw geleden zyn dat Rogmans zich te Amsterdam vestigde. Hoewel hij herhaaldelijk en met het meeste succes reeds vroeger opgetreden was, wil hij toch zichzelven slechts als zanger beschouwen, van af het oogenblik dat zijn medewerking niet slechts op partijtjes en gelegenheidsfeesten, maar op muziekuitvoeringen van hoog artistiek belang gevraagd werd. Niet van meet af aan was Rogmans voor den muzikalen loopbaan bestemd. Zijn eerste jongelingsjaren bracht hij door als militair en nog steeds kan hij met welgevallen aan die periode van zijn leven terug denken en episodes of anecdoten vertellen uit dien tijd. Den bekenden organist van de Mozes en Aaronskerk, den heer Jos. A. Verheijen, komt de eer toe Rogmans ontdekt" te hebben. Het was n.l. te Gouda, waar de heer Verheijen directeur was eener zangvereeniging, dat hij Rogmans leerde kennen en dadelijk getroffen werd door de buitengewone stemmiddelen van den jongen zanger. Hij noodigde hem uit om in de Mozes" eens te komen zingen en daar ook droeg zijn stem zoozeer de be wondering weg van allen, die hein hoorden, in de eerste plaats van den heer P. A. L. van Ogtrop, destijds directeur van het koor, dat deze hem ried zijn diensttijd, die toen juist ten einde liep, niet te hernieuwen en hem een plaats aanbood op zijn bankiers kantoor, p die wijze zou Rogmans dan te Amsterdam, in het centrum der muziekbeweging, kunnen deelnemen aan het kunst leven en tevens zijn zangstudiën maken onder leiding van den heer Herman Molkenboer, leeraar voor zang aan de Muziekschool der Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Zoo geschiedde het en kort nadat Rogmans zijn studiën had aangevangen, kon hij reeds op n der Zondag-avond soirees in Odéon optreden, met Beethoven's Adelaïde." Van toen af ging hij snel vooruit. Haydn's Jahreszeiten" was het eerste oratorium waarin hij debuteerde op eenderVmcentiusconcerten onder leiding van wijlen G. A. Heinze. Iedereen was opgetogen over dezen zanger. Ddt was nu eens een tenor zooals ons land na Vrugt er geen meer gekend had. Zijn voordracht kon toen natuurlijk nog losser worden en winnen aan vrijheid. Maar zijn stem... daar moesten de meeste zangers, zelfs uit het buitenland, het tegen afleggen! Sedert dien tyd konden er weinig kooruitvoeringen meer gegeven worden, waar men Rogmans niet als solist trachtte te krijgen. In de oratoria van Haydn en Handel, vooral in diens Josua, in de Passionen van Bach en in de heerlijke quartetten uit Beethoven's Missen heeft Rogmans schitterende triomfen gevierd. En geen wonder! Gelijk het frissche, klare water uit een bron, komen even zuivere en heldere klanken uit zijn keel opwellen. Rogmans is geen zanger die alle mogelijke effectjes wil gaan austüfteln"; neen, hij geeft zich zooals hij is, natuurlijk en eenvoudig, maar altijd mooi. Misschien is er wel eens een tijd geweest dat men beweerde, in een quartet kon men Rogmans er alty'd boven uit hooren. Men moet echter niet vergeten dat zulk een ver wijt indirect ook gericht is tegen de tekort komingen van de andere solisten. Hoe dit zij, dat Rogmans zich ook kan matigen en voegen naar z\jn partners en partnerinnen, heeft hy bewezen door zijn medewerking aan het vocaal-quartet, dat door Messchaert indertijd is opgericht met hem en met de dames Noordewier en Loman. Met dit quartet heeft Rogmans zich ook herhaaldelijk in het buitenland laten hooren. Maar ook te Leipzig, Stuttgart, Basel en in de Rijnprovinciën heeft men herhaaldelijk zijn medewerking als solist ingeroepen voor alle mogelijke Oratorium-uitvoeringen. Zijn vertolking van Franciscus in Tinei's Oratorium is voor den componist steeds de schoonste gebleven, die hij gehoord heeft. .Bijzonder verdienstelijk heeft Rogmans zich gemaakt jegens het Nederlandsche lied. De gedichten van Heije in den volkstrant, op muziek van Verhulst of Pijzel, ik denk o.a. aan Ik heb gezworven over land" van den eerste en Gloeiend gesmeed" van den laatstgenoemde, vonden in hem een ver tolker, zooals men zich niet beter denken kan. Al het stoere, frissche van ons volks karakter wist hij er in te leggen en dat zonder eenige moeite, want het is zijn natuur die hem dat zóó ingeeft. Rogmans is juist zoo door en door Hollander, dat deze gedich ten zoowel als de muziek hem uit het hart gegrepen zijn. Maar wanneer ik Rogmans bovenal waar deer ... als hij 's Zondagsmorgens in de kerk aanwezig voor 'een Cupidootje". Het onderwerp, dat zij behandeld achtten, was oud mal gaat boven al". Dit gaf hun aanleiding tot een uitvoerige uiteenzetting, waarbij zelfs Vondel en Cats te pas werden gebracht. De beeldhouwer bedoelde echter, de ge schiedenis van Loth voor te stellen. De oude man, in bijzonder luchtig ge waad, is dezenOud-Testamentische figuur; de naakte vrouw aan zijn zijde is zijn dochter, wier zuster het Cupidootje" zou verbeelden. Het onderwerp is op gevelsteeuen meer behandeld en dankte zijn populariteit ongetwijfeld daaraan, dat het gelegenheid gaf tot het werken in den geest der antieken. In de 17e eeuw vertoonde het huis zich nog vrijwel in zijn oorspronkelijke gedaante. De gevel aan het Damrak had toen een pui, met aardige kruis kozijnen en een topgeveltje, waarboven het torentje, van de Nieuwe Brug gezien, geestig kwam uitkijken. In dit torentje bevond zich de wenteltrap, waarmede men de verdiepingen van het betrekke lijk smalle huis bereikte. Men zou, in de 19e eeuw, dit bouwdeel, ter wille van de schilderachtigheid, ongetwijfeld aan de gevels hebben geplaatst. In het jaar 1558 echter vroeg men alleen, wat practisch Vas, en men vond, dat, als de vertrekken zooveel mogelijk licht zouden krijgen, de trap achter in het huis.moest komen. Aan den zijgevel zag men een rond uitgebouwd venster, een erker" zoo als men [thans met een germanisme zegt, ofschoon de Hollandsche naam arkel is. Dit venster was boven de pui ge plaatst, en daaronder kwam het zooge naamd pothuis" naar voren, het lage hokje, half onder den grond, door luiken gesloten, waar van ouds de schoenlap pers hun bedrijf uitoefendeu. Zulk een pothuis" placht maar zelden op een hoek te ontbreken. Naast dit pothuis bevond zich een zijdeur, met een over huiving daarboven. Zoo zag dus een hoekhuis uit de 10e eeuw er uit, en dit type kwam, met geringe wijzigingen, waarvan het ont breken van het torentje wel de voor naamste is, veelvuldig voor op de hoeken der straten en grachten, in het stadsdeel, dat nu door don Singel, den Kloveniersburgwal en de Gelderschekade wordt begrensd. In het begin der 17e eeuw vond een uitbreiding der stad plaats. Toen werd, buiten de oude wallen, ook de wijk, nu door den Amstel, de Amstelstraat, de Botermarkt en de Iteguliersbreestraat begrensd, aangelegd. Uit dien tijd dagteekent het fraaie huis op den hoek van den Amstel en de Halvemaansteeg, dat wij op de zeer uitvoerige kaart van Amsterdam, door Bnlthazar Florisz van Berckenrode in 1625 gemaakt, afgebeeld vinden, en dat nog in vrij goeden staat aanwezig is. Opmerkelijk is het, met welke hoogst eenvoudige middelen hier een uitermate schilderachtig geheel werd verkregen. Wel is de winkelpui niet meer de oor spronkelijke, doch de sierlijke maskers boven de pui bleven bewaard. Dit zijn ter eere van God zijn lied aanheft en zijn orgaan laat ruiachen langs de gewelven van de tempels. Kerkzanger is Rogmans in den waren zin van het woord. En ik geloof, als men in zijn hart leest, dan is hij dit ook het liefst. Rogmans is tot dusverre buiten de beweging van de Gregoriusvereeniging gebleven en de ordonnantiën van den Paus, neergelegd in zijn Motu proprio" zijn hier te lande nog niet tot wet verheven; ik wil maar zeggen tot dusverre de geloovigen in de kerk volop gelegenheid gehad hebben van de gaven des heeren Rogmans te genieten. Verleden zomer dreigde een ernstige ziekte den jubilaris te ontrukken aan zijn lieve vrouw en eenig dochtertje en aan zijn kunst. Bij die gelegenheid heeft hij op ondubbel zinnige wijze kunnen waarnemen hoezeer hij bemind is bij stad- en landgenooten. Als nu a.s. Zondag, in de kerk waarin hij het eerst Gode een loflied zong, in de Mozes en Aaronskerk, talrijke zangers hem ter eere een dankhymne zullen aanheffen, als hij dan later zijne vrienden om zich heen mag zien om hunne gelukwenschen in ontvangst te nemen en als hij dan eindelijk het middelpunt zal zijn van de feestviering die Maandag avond hem ter eere door de Liedertafel Apollo" wordt gearrangeerd, dan zal het hem en zijn gezin wederom ten duidelijkste blijken, dat de zanger zich een blijvende plaats heeft gezongen in de harten van allen die hem genegen zijn en dan zullen zeker talrijke wenschen hem zeggen, dat men den jovialen inensch en begaafden zanger nog lang hoopt te behouden. A NT. AVEHKAJU'. ???IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIttllllllllltlllHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIItlllllHMI UIT DE NATUUR. LXXX. Paddestoelen. Telkens wanneer ik in October door het herfstbosch wandel en mijn hart ophaal aan de heerlijke tinten, omhoog in de boomen en omlaag in 't mos, komt op 't laatst een echte utiliteitsgedachte de poëzie van geur en kleur verstoren. Tot mijn spijt weet ik nu eenmaal dat paddestoelen gegeten kunnen worden, on niet alleen dat, maar ook, al is 't van hooren zeggen, dat ze bijzonder voed zaam moeten zijn, eigenlijk zoowat als zacht gekookte eieren of kalfsbiefstuk. De analyse toont het duidelijk aan, maar de proef op de som moet de menschelijke maag leveren; evonwel daar een gewoon inensch nietzoo'n tweede instrument als duplicaat voor 't verliezen heeft, waag je je eenig bezit liever niet aan dergelijke experimenten. Toch vind ik 't altijd doodjammer, dat daar in onze bosschen en velden jaarlijks zoo'n massa menschenvoedsel ongebruikt blijft; terwijl het verbouwen en fokken van ander voedsel zooveel geld en moeite kost, ligt hier een berg eten of geld, dat men er voor krij gen kan, letterlijk voor 't oprapen. Nu zijn de menschen over 't algemeen nog al vindingrijk als 't er op aan komt een ter rein winstgevend te maken; dat de eigenaar Voormalig Accijnshuis. al de ornamenten, die de gevels vertoonen. De werking berust alleen op de smaakvolle afwisseling van den ge bakken met den gehouwen steen, en de goede verhouding van de beide trapgevels. De bouwtrant, waarvan dit hoekhuis zulk een mooi voortbrengsel is, geraakte te Amsterdam omstreeks 1630 reeds uit de mode. Jacob van Campen, die in Italiëde werken van Palladio bestu deerd had, bracht toen een meer klas sieken stijl in zwang. Door hem ontworpen is het huis op den hoek van het Damrak en de Oudebrugsteeg, waarin nu een tapperij wordt uitgeoefend, doch dat, het stedelijk zegel en het stedelijk wapen boven de deuren toonen dit nog aan, vroeger voor den openbaren dienst was bestemd. Hier plachten deExcysmeesters, die met den ontvangst der stedelijke accijnzen belast waren, te zetelen. Dit gebouw, dat van 1638 dagteekent, is nog geen vijftien jaar na het vorige gesticht. Doch een grooter tegenstelling is moeilijk denkbaar. De gehouwen steen is hier uitsluitend gebruikt, zoodat van afwisseling tusschen rood en wit geen sprake kon wezen. Statige Jonische pilas ters, die twee verdiepingen omvatten, dragen een kroonlijst, die uiterst streng werd behandeld. Boven die lijst zijn geen trapgevels gemaakt; een mezzanino" of halve verdieping naar Italiaansche manier ziet men daar aangebracht. Deze schepping van Jacob van Campen werd zeer bewonderd en lokte tot na volging uit. Eén voorbeeld daarvan vinden wij Singel 83 en 85. De middelen schijnen hier niet te hebben toegelaten, dat men alles in gehouwen steen uitvoerde. Daar om werden gebakken steen en groefsteen te zamen gebruikt, doch op een gansch andere wijs, dan vroeger geschiedde. Want niet om de afwisseling van kleur was het den bouwmeester te doen. De fevels zijn ontworpen alsof het de beoeling was, ze geheel in gehouwen steen op te trekken. Bij de uitvoering heeft men echter dit materiaal voor de vlakke gedeelten door gebakken steen vervangen. De smalle gevel behield zijn oorspronke lijke pui, waarboven de Jonische pilasters een aanvang nemen. Opmerking ver dienen de festoenen tusschen de pilasters, die men aan vele gevels, van 1630?1680 te Amsterdam gebouwd, ziet. Zulke festoenen, waarvan de fraaiste aan het oude Raadhuis, nu Paleis, voorkomen, zijn door Jacob van Campen, in navolging van Palladio, hier te lande het eerst toegepast bij den bouw van het Mauritshuis in den Haag. Dat de gevelsteen een zwaan vertoont maakt het waarschijnlijk dat hier in 1652, toen het bouwwerk voltooid werd, een herberg is begonnen. Hoe klassiek de pilasters ook zijn, toch ontbreekt het hooge dak niet, dat bij zulk een stijl eigenlijk volstrekt niet behoort. Want dit dak vereischte een topgevel en ofschoon die door latere herstellingen verminkt is, waardoor over zijn oorspronkelijke gedaante niet meer te oordeelen valt, toch is nog te zien, dat hij slecht bij het overige past. van een gunstig gelegen dennebosch geen voordeel trekt uit de zwammenrijkdom van zijn bezitting, moot wel een deugdelijke oor zaak hebben. Kn die is hoofdzakelijk gelegen in het vage weten der menschen, dat paddestoelen ver giftig zijn. Maar nachtschaden zijn ook ver giftig en de aardappel is een nachtschade. 't Is maar de kunst, te weten te komen in hoeverre dat vergif nadeelig is voor een mensch, hoe 't onschadelijk kan gemaakt worden en vooral welke soorten zonder eenigen twijfel bruikbaar moeten geacht worden. Nu is 't met de vergiftigheid van de pad destoelen in werkelijkheid lang zoo erg niet gesteld als de roep gaat; ook het onder scheiden der bruikbare soorten is zoo moeilijk niet, wanneer maar de twijfelachtige soorten tot de vergiftige gerekend worden. In Duitschland, Frankrijk en Engeland zijn er bepaalde streken waar de bevolking zich sedert jaren op 't verzamelen van eetbare paddestoelen heeft toegelegd, kleine kinderen zelfs zoeken er mee, en een geval van vergif tiging behoort tot de groote zeldzaamheden. Alleen in de Lausitx in Saksen worden tegen woordig jaarlijks voor 10 a 15,000 gulden paddestoelen aan de markt gebracht (trull'els en champignons niet meegerekend) en de opbrengst neemt steeds toe. Voor de be volking van het land is daar het zwammenzoeken een rijke bron van inkomsten geworden. De menschen die in Bohème in de bosschen Ketbare Boletus. hun werk hebben, zooals houthakkers, kolen branders, bessenzoekers, bereiden hun mid dagmaal in 't bosch; ze gebruiken daarbij uitsluitend of hoofdzakelijk paddestoelen en varen er wel bij. De soort die zij aan de markt brengen is er een die heel algemeen is en ook in ons land veelvuldig voorkomt. De Duitsche naam is Steinpilz, in 't Fransch ('epe; bij ons heet hij Eetbare Boletus. (Botetus edulis). Deze nu heb ik meer dan eens geproefd. Het vleesch onder de bruine huid is mooi zuiver wit en stevig, 't smaakt eenigszius uuur walnoten en 't, riekt uok lekHuis Singel 83?85. (Slot volgt). A. W. WEISSMAN. MIIMIIIIIIIHIIItHMIIIMHIMimillllllHIIMUHIIIMIMIIIImlIlllimillMIIIMII ker nootachtig. Het is een van onze grootste paddestoelen, en van den voorzomer tot in den herfst in steeds toenenlend aantal te vinden, vooral in eike-bosschen, maar ook in ander loof bosch, op weiden en op zandige beschaduwde plekken. Mij dunkt, dat iemand die eenproef wilde nemen met het winstgevend maken van zwammen niet kwaad zou doen, met onzen Boletus te beginnen, vooral omdat deze padde stoel, zoo goed gedroogd of ingemaakt gecon serveerd kan worden, 't Is waar, hij heeft in zijn eigen geslacht talrijke giftige soorten,maar dat is juist bij den aardappel immers ook 't ge val; denk maar aan zwarte nachtschade; en toch is de aardappel 't volksvoedsel bij uitne mendheid geworden. Hoe is nu zoo'n Boletus edulis van eiken anderen paddestoel te onderscheiden. Daartoe moeten we ons eerst iets in herinnering brengen van den groei en levenswijze van paddestoelen in 't algemeen. We weten allen wel, dat hetgeen wij gewoon lijk paddestoel noemen, een deel is van een zwam en wel het deel dat tot verspreiding der sporen dient, dus een voortplantingsorgaan. Het eigenlijke zwamlichaam, zwamylok ge noemd, is in den grond, in een boomstam, een plank of iets dergelijks verborgen. Deze zwamvlok bestaat uit een massa witte of grauwe meestal viltachtig dooreengegroeide draden; deze nemen als voedsel stoffen in zich op, die andere planten of in 't algemeen levende wezens tijdens hun leven hebben bereid. Is er voldoende voedsel in den bodem aanwezig en in de zwamvlok opgenomen, dan zendt deze uit zijn knoppen" een orgaan in 't licht, dat op verschillende wijze gevormd kan zijn. De meest in 't oog vallende vorm van de zwacavrucht" is een steel met een hoed, of een stoeltje met n poot; van daar misschien den echt Nederlandschen naam paddestoel. In Amerika evenwel ook toadstool. De sporen, die van echte zaden o. a. verschillen doordat ze geen kiem bezitten, groeien in den hoed weer op verschillende wijzen. De bekendste is die waar onder den hoed kleine blaadjes in 't rond staan, net papierreepjes; sqms ook komen de sporen te voorschijn uit fijne buisjes, waar van de openingen als naaldfijne poriën aan de onderzijde van den hoed te zien zijn; soms weer vertoonen zich fijne zachte stekeltjes, die als naaldjes naar onder zijn gericht. De tweede hier genoemde wijze van sporen dragen is bij onzen Boletus te zien. Boletus is dus een buiszwam ; geen bladzwam, zooals een champignon. Om nu te weten te komen, of onze hoeddragende zwam met sporenbuisjes in plaats van plaatjes of lamellen de eetbare Boletus is, moet terdege op 't volgende worden gelet. Niet dat alle andere Boletussen vergiftig zijn, volstrekt niet, maar we moeten nauwkeurig onze soort kunnen onderscheiden. Die is de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl