De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 30 oktober pagina 2

30 oktober 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDEKLAÏfD. No. 1427 gesteund in financieelen z;n met deleeraren concurreeren. Toch beschikken zij over den t\jd der leeraren, over de belangen der leer lingen enz., beschikkkingen, waarbij politieke gevoelens, religie,, ras, vriend-of vijandschap, eigenbelang zich soms merkbaar doen kennen. Maar de zaak, waarop het aankomt, de. be handeling van het leervak, de opvatting en de juistheid in wetenschappelijken zin, daar over zullen wel zeer enkele curatoren met kennis spreken. Of zouden er vele curatoren gevonden worden, die een gegrond oordeel durven uitspreken over de k«us der wiskun dige vraagstukken, over de grammatische en literarische behandeling der moderne talen, over de methode bij de geschiedenis toege past, over de noodzakelijkheid van grieksche themas na de derde of vierde klasse, of die inzien, weike leeraar de lectuur juist beperkt tot de auteurs, die op hei eindexamen voor gelegd worden ? Zijn er colleges, die rnaatregeltn bij het onderwijs in het gymnasium Toorslaan, waardoor de klacht der hoogleeraren voorkomen wordt, dat, niettegen staande er zes jaren in oude talen gestudeerd ia, dfr akademieburgers er zoo weinig meer van verstaan, terwijl de docenten der natuurwetenscrrappt n niet zoo ontevreden zijn over de kennis, welke de aan de Burgerscholen ?pgeteide studenten in die vakken mee brengen ? (Slot volgt.) PHOCION. Straffen en Marine. In het Handelsblad komt de heer B. O. ep tegen mijn opstel, onder dezen naam ?wirsehenen in de Groene" van 23 October j.l. Hu verdeelt mijn artikeltje in drie onderdeelen: lo. opgaven van de hoeveelheid giraffen; 2o. een waarschuwing voor de Boegeren" om voorzichtig te zijn in het opleggen van straffen enz.; 3o.de mededeeling, dat onder de matrozen elementen schuilen, die genoemd mogen worden onmogelijk vervelende mensehen". De schrijver meent, dat ik m'n beschou wingen had moeten aanvangen met het derde onderdeel, dan had ik, beter dan thans, kunnen begrijpen, dat een comman dant in- de noodzakelijkheid kan komen," om zooveel straf op te leggen. Hij vervolgt verder, dat zoo'n bloote opsomming van bet aantal strafdagen niets zogt." Zeker, 'n bloote opsomming van het aan tal strafdagen, zonder meer, zegt niet alles; toch dunkt me, wel iets. Maar, de schrijver heeft toch ook gezien, dat ik ver meldde, dat hetzelfde Anker een gespeeifieerd overzicht geeft van opgelegde straffen aan de patiënten in het Afarine-hospitaal te Willemsoord? Als de schrijver die lijst nagaat, kan hij zien, dat daar toch geen straffen bij zijn voor 't deelnemen op onge oorloofde wijze aan kiesrechtbetoogingen". Die lijst bevat bovendien gegevens genoeg, om 'n conclusie te trekken. Zijn onze Jantjes dan werkelijk zulk ucitseh&t?" Deze conclusie had ik niet mogen en kunnen trekken, volgens den schrijver. Deze bewering van hem, komt daardoor ook te vervallen, want zooveel straf kan niet noodig zijn by beschaafde mannen, die goed bestuurd worden. Daarom gelo3f ik nog steeds, dat mijn volgorde de rechte was. Ik heb er immers ook op gewezen, dat er onder de matro zen enkele onmogelijk-vervelende menschen voorkomen ? Ik heb volstrekt geen partij gekozen vóór minderen, tégen commandan ten. Ik heb ifiij geplaatst op het standpunt van een geheel onzijdig, onpartijdig, maar belangstellend toeschouwer; en dan komt net mij voor, dat verbetering van boven en van beneden gelijk moet komen, maar toch vooral van boven: daar toch behooren de intellectueel en zedelijt hoogst-ontwikkelden te staan. Wat betreft het tweede onderdeel (dat voor zeer ruime bespreking vatbaar zou zijn) kan bezwaarlijk anders getuigd wor den, dan dat de verschillende commandan ten den heer Kabbedijk erkentelijk zullen zijn voor zijne verklaring, dat hij precies zoo over de straf-opleggings-zaken" denkt al» zij bij de uitoefening van die zoo zware taak steeds trachten na te komen," gaat schrijver voort. Als de schrijver de verschillende com mandanten" vervangt door vele, zeer vele, of desnoods de meeste commandanten," dan felöof ik dat dit meer de waarheid nabij omt. Zeker : niet alle klachten der min deren zullen volkomen billijk zijn; zeker: een groot deel van onze Jantjes hebben inderdaad geen ernstige klachten, maar juist die weinigen, die het misschien wel met me eens zijn, doch die- er niet met den NEEN. Naar het Duitsch, van E. VON STEHLIN. II. (Slot). Den volgenden dag zat Loonie zielsvergenoegd in den trein. Czerny had haar op liet perron opgewacht en had een paar rozen voor haar meegebracht. Alles maakte haar blij. En zij wilde blij ztjn, omdat die schoone, heerlijke tijd nooit terug zou komen. Vol zaligheid liet zij zich door hem door de trotsche, oude keizerstad leiden; met hart en ziel genoot zij van al het sehoone om haar heen. Haar nai'ef, intens genieten ont roerde hem bijna. Toen zij door den Prater liepen, gaf zij hem een arm, lachend en schertsend, terwijl zy het grappige Duitsch van zijn Hoi gaarschen knecht nadeed. En hij drukte den jongen arm met plotselingen gloed tegen zich aan. Zij keken elkander aan en konden langen tijd geen woorden vinden. Alles wat zij zeiden, kwam hun gedwongen en onnatuur lijk' voor. Leonie was dankbaar, toen zij zich kon verschuilen in een loge in den schouwburg, toen zij zwijgen kon, zonder bang te zijn voor de stilte. De mudek begon. Leonie ging geheel op in het lot van den jongen held en zijn zus ter. Het hartstochtelijke minnelied bracht haar in- de grootste ontroering. In de pauze . was-zij stil, zeide zij geen enkel woord. En hij -stoorde haar niet. Hij begreep te' goed, wat er in haar omging. Ook in hem bruisehte en stormde het. meest-mogelijken ijver naar trachten zoo taet-vol doenlijk op te treden, juist die minderheid doet veel kwaad. Commandan ten, die te lichtvaardig straffen, maken matrozen, die spoedig op hun teenen ge trapt zijn." En omgekeerd: matrozen, die, zooals een ingewijde" in de Nieuwe Courant het uitdrukt, lastige, moeilijke, ontevre den, mopperende individuen" zijn, steeds zoekende naar wat ze verscheuren kannen, elke handeling van meerderen kritiseerende, voortdurend gif-zuigende, loerende op elke fout al was die nog zoo mensehelijk van meerderen," zulke matrozen prikkelen hunne superieuren tot lastige" comman danten. Er is dus weinig voorstellings-vermogen noodig, om zich in te kunnen denken in een geval, waarbij 'n superieur aan z'n inferieuren 'n straf' oplegt, waarover hij-zelf later spijt heeft, doch vaak mag dit niet voorkomen. Ten slotte de schrijver betreurt het, dat ik commandanten enz. aangeduid heb door hooge oomes". Daar ligt iets minachtend» in, zegt de schrijver. Terecht. Toch heb ik dit niet zoo bedoeld en men gelieve dit te beschouwen als 'n glissade de plume. Ik neem bij deze gaarne de gemaakte uit drukking terug. Hopend, dat het schrijven van den heer B. C. en mijn opstelletjes eenig nut gesticht hebben, geloof ik, dat we de zaak hierbij kunnen laten rusten. C. KABBEIHJK. S t. Anna land, 26 Oktober 1934. Mttzie! in de Het is thans juist ^een jaar geleden, dat de componist-dirigent Gustav M ihler voor het eerst in ons midden verscheen, om ons bekend te maken met twee zijner symphoniën, de derde en de eerste. Thans is hij wederotn te Atmterdam en verleent hij deze week, aan ons muziekleven een meer dan gewone beteekenis; want hoe men ook over Mahler moge oordeelen, of men hem onder de allergrootste der thans levende componisten telt, zooals zijn bewon deraars doen, of dat men /.ij n appreciatie tegenover hem een toontje lager atemt, zeker is het, dat Mahler door den ernst zijner kunst en door zijn meesterschap in de behandeling van het orchest recht heeft op meer dan gewone belangstelling. Wat my aangaat verleden jaar was ik zeer getroffen door vele schoonheden in zijn derde symphonie; daarnaast vond ik enkele trivialiteiten, die zijn werk ontsierden. Maar bepaald afgestooteu was ik door het bizarre in zijn eerste symphonie. Ten hoogste verbaasd heeft mij de kennis making niet zijn vierde symphonie. Een werk zóó vol eenvoud, met /.ulke harmlose" thema's en zóó sober in zijn bewerking, dat men zich af en toe afvraagt, of het opus in onzen tijd is ontstaan, had ik van Mahler niet verwacht. Nu is het mij niet duidelijk hoe de com ponist er toe gekomen is zijn werk zóó te concipiëeren. Heeft hij z\jn vroegere zwaar wichtige compositiën willen desavoueeren ? Zeker neen, want d-^ uitvoering van zijn tweede symphonie, waarover ik de volgende week zal schrijven, is de hoofdaanleiding van zijn hier zijn. Heeft hij den geest van Haydn en Schubert willen doen herleven? Of heeft hij bij zijn vierde symphonie slechts zich willen verpoozen van zwaar werk en daarom den toehoorder met aangenaam gekout trach ten bezig te houden ? Hoe dit zij, Mahler's vierde symphonie is een zonnig werk, waarin geen spoor is van Grüblerei", waar wel een paar grillighedeii in voorkomen, maar waar toch de hoofdstemming voortdurend een vroolijk, opgewekt of nai'ef karakter weergeeft. Het is niet een werk, waarvan men geschokt wordt en dat treft tot in het diepst van de ziel, maar een compositie die een uiterst weldadigen indruk maakt en waarnaar men met buitengewoon veel welbehagen luistert. Het derde deel, Adagio heeft mij het meest bekoord. Het begin vooral is van een stem ming, zóó vredig en zóó kuisen, in zijn melodiek, dat het aan Beethoven herinnert. Het eerste deel treft door zijn, ik zou haast zeggen Bij Siegovund's grootsche woorden: Griïss1 mir Wal hall!" barstte Leonie in tranen uit. Hij bracht haar naar het kleine ver trekje, dat de loge van den gang scheidde, ging naast haar op do sofa zitten, drukte haar hoofd tegen zijn bor;.t en liet haar snikken. Zij hoorde zijn hart onstuimig klop pen door de ruischende klanken der muziek heen, eu het was haar, alsof zij werd aange grepen door een stormwind, waaraan zij geen weerstand kon bieden. Langen tijd bleven zij daar zitten. Toen zij de Walküren hoorde juichen, hief zij langzaam het hoof l op en keek hem aan, en verzette zich niet, toen hij haar wild, hartstochtelijk kuste. En zij had kunnen jui chen en jubelen met de wilde Walküren mee. Met de handen in elkaar bleven zij zitten, en luisterden, en keken elkander aan, en luisterden weer. En Leonie sidderde onder zijn blik, die haar n scheen te zijn met den gloeienden,opvlamrnenden Feuerzanber". liet is al vreeselijk laat," zeide Czerny zenuwachtig, toen zij onder den oprit van den schouwburg stonden. Hij wenkte een rijtuig en gaf den koetsier bevel, zoo snel mogelijk te rijden. Het was vergeefs de trein was al weg. Hij keek Leonie aan en werd bleek. Zij stond daar als verdoofd, zonder een woord te zeggen. ..Leonie," zeide hij, terwijl hij dicht naar haar toekwam, het noodlot dwingt ons tot datgene, wat wij misschien niet uit vrije be weging zouden hebben gedaan. Wij moeten van nacht in Weunen blijven wij hebben geen andere keure; en Leonie, je hebt mij lief, je hchoort me immers allang toe, o Loonie, wees niet bang, ik heb je immers zoo innig lief!" Den volgenden morgen keerden Leonie en Czerny in et den eersten trein naar de hadpopulaire melodiën, die echter in de bewer king wel de moderne hand verraden en ook in de instrumentatie het bewijs leveren niet van ouden datum te zijn. Het Scherzo staat, naar mijn gevoelen, niet op n lijn met de andere doelen. Wel is het interessant eens een viool te hooren, waarvan elke snaar een toon hooger gestemd is dan gewoonlijk, om. daardoor het karakter weer te geven van muziek, zooals die door Oostcnrijksche dorps muzikanten gemaakt wordt, maar op den duur kan ons het grof buil.sqne toch niet schadeloos stellen voor het pittig geestige, dat wij in een Scherzo graag ontmoeten. De laatste Satz is vau zeer bijzonderen aard. Daarin heeft de componist gegrepen naar woorden, en wel naar een gedichtje uit den blijkbaar zeer door hem gewaardeerden bundel des Knaben Wunderhorn". Ditmaal is het das himmlische Leben"; waarin ons op kinderlijke wijze de vreugden des hemels geschilderd worden. Men leest er o. a.: Wir tanzen und springen Wir hüpfen und singeii Sanct Peter im llimmel sieht zu! Ook wordt er in beschreven dat Sint Lucas den os laat slachten, dat Sint Peter met een net naar den vijvir gaat, dat Sint Martha voor de keuken zorgt, dat Elf tausend Jungfrauen Zu tanzen sit-h tranen en dat Sint Ursula zelfs daarbij lacht; dat Caecilia met hare verwanten uitstekende hofmuzikanten zijn en dat de stemmen der engelen de zinnen verheugen. Deze onschuldige poëzie is door Mahler voortreffelijk gecomponeerd. Niet alleen heeft hij de woorden in al hun eenvoud weerge geven, ma ir ook de tusschen?pelcn heeft hij prachtig in den toon gehouden. Mevrouw Oldenjoom-Lutkemann zong dat partijtje zeer schoon. Al bet kinderlijke naïeve kwam voortrefielijk tot zijn recht, maar ook het orchest speelde met veel glans, los en pittig naar de duidelijke aan «ijzing van den componist, die meesterlijk den dirigentenstaf hanteert. liet werk had veel succes, vooral de laatste twee deelen fn naar mijn meening terecht. Men heeft de gedachte gehad het werk tweemaal, eens vóór en eens na de pau ie te doon spelen. Daar is veel vcor te zeggen als bet geldt compositiën van zoer diepzlnnigeu aard of gecompliceerde!! inhoud, die men onmogelijk dadelijk kan begrg'ptm. Zulk een werk is Mahler's symphonie uu niet; nicn kan zich zelfs een modern werk nauwelijks klaarder voorstellen en in dat geval krijgt een herhaling wel eenigszins het karakter van een bis, waar men hier immers zoo sterk tegen gekant is ? Mahler heeft met zijn vierde symphonie een geheel nieuwe zijde van zijn talent ge openbaard. Zeker zullen alle toehoorders met groote belangstelling er keunis mede gemaakt hebben. De pianist Leopold Godowsky is voor een paar jaar geleden reeds hier in het Concert gebouw opgetreden. Toen heeft hij zich, meen ik, reeds als een zeer goed pianist doen kennen. Zondag 1.1. kwam hij weder tot ons en gaf met den heer L Mossel en mej. Marianne Schrijver een matinee in den Hollandschen Schouwburg, waarvan ik een gedeelte bijwoonde. Het spel van Godowsky kenmerkt zich door een groote mate van achevé. De grootste moeilijkheden o. a. in de door h BUI neu-bearbeitete" stuk ken (is dit eigenlijk uit artistiek oogpunt wel te rechtvaardigen?) werden met den meesten zwier door hem overwonnen. Zijn passagespel is bijzonder schoon en afgerond en zijn voordracht steeds in hooge mate natuurlijk. Deze eigenschappen konden nu nog beter tot haar recht komen dan bij een uit voering met orchest, daar dit dikwijls het lijn virtuose van het klavit-rspel overstemt. Hot was daar om goed ge-ien van den heer Godowsky, thans in werken voor kamermuziek en in sa'.oncompositiën op te treden. Alleen speelde hij, behalve de straks vermelde stukken, Beethoven's Es dur sonate op ol No. 3 en met den heer Mossel, de cello-sonate van SaintSaëus, op 32 in c kl. 3. De heer Mossel gaf opnieuw liet bewijs welk voortrelt'elijk kun stenaar wij in hem bezitten. In het bekende stukje van Davidon" Am Sprïngbrunnen" schitterde hij bovendien nog met zijn buiten gewoon ontwikkelde techniek. Mejuffrouw Schrijver is een jonge dame die over een mooie, klankvolle stem beschikt, welke echter (nog?) niet behoorlijk ontwik keld is. Als dit wél het geval zal zijn, als de stem in alle liggingen goed gaat zitten en de adem beter beheerscht wor.it, zal ook de onzui verheid, welke af en toe was waar te nemen, verdwijnen. Ook zal mej. Schrijver aan hare muzikale ontwikkeling nog flink moeten arbeiden ; hare opvatting vau Brahms' lied plaats terug. Op het perron stond een groote forsche vrouw te wachten. Zij wilde instap pen, maar toen zij Leonie uit den trein zag komen, snelde zij op haar toe. Och, mevrouw Von Hiller, wat doet me dat een pleizier, dat ik u toch nog zie ' Ik heb gisterenmiddag en gisterenavond telkens naar u gevraagd, ik ben zelfs om negen uur nog naar uw kamer toegegaan maar natuurlijk, als u zulk aangenaam gezelschap hebt" en zij wierp een blik op Czerny ? en als u iu Wennen geweest bent! Wel, ik had u maar eens willen opzoeken en eens zien, of de kuur u goed doet. Maar nu moet ik afscheid nemen, anders zou de trein iiog zonder mij weggaan." ,. Wat was dat voor een vreeselijk schep sel ?'' vroeg Czerny. O, mijn hemel dat was de vrouw van majoor Krause. Wat moet Ik beginnen? Zou zij iets vermoed hebben ? En zou zij zou zij liet hem vertellen ? O, help mij. help mij, wat moet ik beginnen !" En zij keek hom smeekend aan. Hij zweeg. Hij wist geen raad. Een ver vloekte geschiedenis was he.t. Maak je maar niet ongerust, Leonie. Wacht maar af wat er gebeuren zal. En vóór alles, ga nu naar huis!' Een wanhopig eenzame dag volgde, e*n ellendige nacht. Kusteloos liep zij heen en weer in haar kamer. Tegen den morgen wierp zij zich op haar bed en viel in een dolle slaap. Zij werd wakker. Kr werd aan de deur geklopt; de postbode brengt di 11 verwachten brief van Mutz. Zij scheurt iiet couvert open en leest : Mijn liefste poesje! Mijn eigen, cenige lieveling! Kijk eens aan, daar schrijft Mutz warempel een brief. Is dat niet enorm ? Schatje, ik zou zou graag vrouiijk willen schrijven, om je niet aan. het schrikken te Immer leiser wird mein Schlummer" was veel te langzaam. Er is echter materiaal en temperament aanwezig, dus zij mej. Schrij ver het beste toegewenscht. Het feestconcert dat door do Liedertafel Apollo ter eere van den heer Boguians is gegeven, heeft een uitstekend verloop genomen. De heer Verheijen speelde op kranige wijze Bach's Es dur praeludium op het orgel. De Liedertafel, versterkt met eenige voortreffelijke krachten, zong Mendelssohn*!) Festgesang an die Künstler", met begeleiding van koper, op waarlijk imponeerende wijze. Mevrouw Oldenboom zong, door den heer Doortmont artistiek begeleid, zeer mooi Schubert's bekend lied An die Musik", waarvan de woorden ditmaal bijzonder toe passelijk waren en als hoofdnummer van het programma werd uitgevoerd een feestcantate van Apollo's directeur Fred. J. Roeske, op woorden van den Eerw. lieer L. Steger S. J., voor mannenkoor, sopraan solo, orgel en orchest. Deze compositie is hoogst dankbaar en klankvol voor het koor geschreven. De verschillende stemmingen worden er voor treffelijk in weergegeven, zoodat het werk een bijzonder gunstigen indruk maakte op de talrijke toehoorders die de zaal geheel vulden. En zal ik nu nog gewagen van het verdere gedeelte van den avond, dat niet op het programma was vermeld ? Van de speeches en huidebetuigingen die den jubilaris ten deel vielen? Ik vermoed dat de lezer hiervan door de dagbladen reeds is op de hoogte gebracht en wil dus alleen vermelden dat Apollo eer heeft van zijn werk en dat deze Kogrnans-hulde uitstekend is geslaagd. Ware ik niet reeds aan het einde gekomen. van de voor mij in deze kolommen beschik bare ruimte, dan zou ik gaarne uitvoerig gerefereerd hebben over de lezing, door Dr. W. Posthumus Meyjes gehouden, op een vergadering van drf Mnziekonderwijzers-vereeniging. Hoewel deze lezing eigenlijk niet thuis behoort on Ier den titel van deze rubriek, staat het onderwerp zieke zangstemmen" toch in zeer nauw verband met de muziek. Daarom wil ik toch nog oven vermelden dat Dr. Posthumus Meyjes een talrijk gehoor had, waaronder eenige vakmannen en nog meer vakvronwen (passez moi Ie mot) en dat hij door zijn degelijke, en tegelijk popu laire, hier en daar humoristisch getinte lezing bij allen onverdeelde aandacht heeft gewekt. Het was alles zeer leerzaam wat onze gewaar deerde medicus heeft gezegd en door _een langdurig applaus brachten de aanwezigen den spreker hun dank. ANT. AVEHKAJIP. Maatschappij , Caecilia", Bovengenoemde Maatschappij verzond de;er dagen een circulaire aan hare begun stigers, waarin zij er op wijst dat, tengevolge van. het groote bedrag der uitkeeringen en ondersteuningen in de laatste jaren, de uit gaven een belangrijk hooger cijfer aanwijzen dan de inkomsten, en dat dientengevolge het reservefonds der Maatschappij moest worden aangesproken, maar dat dit volgens besluit der aliremeene vergadering van 2(i Jan. 1002 onaantastbaar moet blijven, zoodra het tot f 15,000 geslonken zal zijn. Er wordt een krachtig beroep gedaan op de donatrices en donateurs en verdere begunstigers, om der Maatschappij te steunen óf door de jaarlijksche bijdrage te verhoogen, óf door een gift af te staan ten bate van de kas, en door der Maatschappij ni&uwc donateurs toe te voeren. Wanneer toch de inkomsten der Maatschappij niet toenemen, dan zal het toch reeds niet te hooge bedrag van ? 3' O, dat aan de oude en behoeftige toonkunstenaars en de weduwen wordt uitgekeerd, nog verminderd moettn worden. Het bestuur acht zich niet gerechtigd, over te gaan tot dien hard m maatregel, waarvan de gevolgen bij velen zoo diep treurig zouden zijn. zonder een laatste beroep te doen op de dames en heeren begunstigers van Caecilia", wier hart warm klopt voor de Maatschappij, en hoopt dat hunne lief dadigheid dien maatregel overbodig make. Bij de circulaire is een inteekenbillet ge voegd, hetwelk door bestuurders gaarne in gevuld en oiiderteekeud in ontvangst zal worden genomen. Yoarieziitë, voordracht en toneelspel. Kede-voeren, voorlezen, voordragen en tooneelspelen zijn alle vier een kunst, maar zijn elk een verschillende kunst. Generaal Booth is geen tooneelspeler en Sarah Bernhardt is niet de ijveraarster voor een liefdidigheids-instelling. ?imMlinMMlIUUllllHIIIHIII maken. Maar ik kan niet. Ik, de sterkste man uit het heele regiment, ik beef en tril als een oude vrouw. Eén woord van jou, en al mijn doodsangst is voorbij. Ik weet, dat je mijn engel bent, mijn engel, mijn alles. En zou ik tegen jou moeten zeggen, wat mij die dat schepsel heeft geschreven? Het beste zou zijn, als ik je haar brief stuurde, maa<- met die minne kletspraatjes wil ik jou, mijn lieveling, niet bezoedelen. Poesje, ik geloof in jou even vast als in God. Jij bent in ij u reine, heerlijke lieveling, mijn alles op de heele wijde wereld. Je hoeft alleen maar neen" te tele^rrafet-ren. En dan zal ik gelooven, dat je nooit iets verkeerds hebt gedaan, noch iu in daden noch in woorden noch in gedachten. Ik kom bij je, zoodra ik verlof van mijn commandant heb imuxr telegrafeer dadelijk ' Ik heb je zoo innig lief, mijn eigen lief poesje. Voor eeuwig je MUTZ." Met wijd geopende oogen staarde zij die woorden aan. liet was haar alsof zij deellende, die zij gevoelde.onmogelijk zou kunnen dragen. Haar schande verpletterde haar. Was er nog hulp, nog redding mogelijk? Haar medeplichtige moest raad schallen. Zij wist zijn adres en ging dadelijk na w hem toe. Zwijgend overhandigde zij hem den brief. Hij las. En terwijl hij las, helderde zijn gezicht op. Wel, Leonie, dat is zoo eenvoudig moge lijk. De man gelooft iu je, en dan kan dat canaille zeggen, wat ze wil. Is zij zelf in jullie stadje geweest? Xiet ? Nu, dan telegrafeer je eenvoudig neen". En dan vertel je hem later zelf, wilt er gebeurd is, natuurlijk niet alles. Dat i.s zoo eenvoudig mogelijk. Je kunt en moogt niet anders handelen. Als je hem de waarheid'' vertelt, dan maak je den goeden jongen eenvoudig ongelukkig. Overwin je zelf, eu vertel hem ecu leugen. Wanneer wij generaal Booth hooren, ver langen wij geheel iets anders en worden wij door iets anders bevredigd dan bij het hoo ren van Sarah Bernhardt. Indien wij met het Leger des Heils zijn ingenomen, indien wij eene groote in stelling, een staats-verband, een natie, een instelling van liefdadigheid, een kunst instituut, een handelsinrichting, genegen zijn, voldoet ons het ontmoeten en openlijk spreken hooren, van den man of de vrouw, die daarvan het voornaamste deel of die daarvan de grootste beweegkracht is. De graad van volkomenheid van het ver mogen, waarmee do spreker zich tot ons richt, en de onderdeelon daarvan, de stem, de spraak, de tongval, de manier van zeggen, zal ons minder belangrijk voor komen naarmate juist dit instrumentale minder tot het wezen zelf behoort van wathij ons wil aandoen. Indien wij terdege zouden kunnen bespeu ren dat generaal Booth geen spreek-les heeft gehad, zuller. wij dat toch juist ter nauwer nood bespeuren, indien wij hem vereeren, omdat wij den vei tegenwoordiger eener groote maatsahappelijke kracht en een mach tig organisator in hem begroeten, en wij, in zijn manier van ons toe te spreken, in weerwil en gedeeltelijk zelfs ten gevolge van het ontbreken der kunst van zeggen", den geest, het gemoed, zullen wedervinden van hem, die zelf-opofferend zijn leven in dienst der maatschappij heeft gesteld. De twee uitersten van openlijk spreken, die in de samenleving voorkomen, zijn de Reclames. TRADEMARK MARTELUS COGNAC, Dit beroemde n»e*rk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars ea bij de vertegenwoordigers Ii«.S»S*MANSi & IIRIJIXIKB, Wijflhandelaars te Anrterclajn, In geen jaargetijde zijn de zuigelingen zoo vatbaar voor ingowanlsziekten als in den zomer, omdat bij eene warme temperatuur het voedsel veel gemakkelijker tot bederf overgaat. KUFEKE's Kindermeel is bij allerlei ingewandsziekten het langst proefhoudeud gebleken, daar het de melk gemak kelijker doet verteren en een gunstigen invloed uitoefent op de gisting in. de ingewanden. Kufeke's Kindermeel vormt door zijn gehalte aan mineraal- en eiwitstoffen een krachtig en on;chatbaar voedsel. Het gebruik van KUFEKE's Kindermeel maakt zeer spoedig een einde jian het braken, terwijl ook de stoelgang diKwijls zonder geneesmid delen er door verbeterd wordt. Zeker en pijnloos werkt het sedert 30 jaren erkende fljy-JEchte Radlauer'scMe Eksteroogenmiddel. 1ÉCOpfennigp. flac. Slechts echt met de firma: KRONEN APOTHEKE^ Berlijn. Depot in de meeste Apoth. en Drogisten; ECHT VICTfÜRIAWATER. OheHahnstein. Fournisseurs de la Cour. CkocolatCHOCOLAT LE PLUS DÉL CIEÜX POUR CROQUER. Usines a Sneek (Hollande). Verzwijg de waarheid, en doe boete voor het beetje geluk, dat je gehad hebt, door een leven van plicht. Dat is voor je man veel meer waard, dan de waarheid." Hij zweeg, om haar tot spreken te krijgen, doch zij keek hom alleen maar aan. Ja, wat zou je anders moeten doen?" ging hij voort. Over mijzelf wil ik niet eens spreken. Als hy' alles hoort, wat er gebeurd is, schiet hij mij dood, dat spreekt vanzelf. Maar daarvoor heb ik ook iets heerlijks be leefd, want jij, mijn liefste, bent het aller heerlijkste in mijn leven geweest. En kijk eens, maak het groote geschenk, dat je mij gegeven hebt, nog grooter en heerlijker door mij de marteling te besparen, iemand ongelukkig gemaakt te hebben. Je moet neen" telegrafeeren. Nietwaar, je begrijpt, wat het zeggen wil, een gelukkig man onge lukkig te maken, alleen opdat jij eens zoudt kunnen terugzien op een leven gewijd aan de waarheid? ' Hij sprak en sprak, totdat hij haar wil ge broken had. Zij verzette zich niet, zij slaakte niet den kreet: En ik dan? Wat inoet er van mij worden?" Zij antwoordde zachtjes, heel langzaam : Ik zal ,.netn" telegrafeeren. En nu vaarwel." En hij begreep, dat hij haar nooit zou weer zien . En zij ging naar huis, en loog. En dacht, dat nu alles voor haar voorbij was. Zoo iets denken heel jonge menschen. Maar toen de jaren verliepen, leerde zij glim lachen om die gedachte. Zij werd als al de anderen. Zij leerde zich in het leven schikken. Haar echtgenoot had een prettig tehuis en een allerliefste vrouw. Elk jaar ging zij naar een badplaats.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl