Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDEKLAÏfD.
No. 1427
gesteund in financieelen z;n met deleeraren
concurreeren. Toch beschikken zij over den
t\jd der leeraren, over de belangen der leer
lingen enz., beschikkkingen, waarbij politieke
gevoelens, religie,, ras, vriend-of vijandschap,
eigenbelang zich soms merkbaar doen kennen.
Maar de zaak, waarop het aankomt, de. be
handeling van het leervak, de opvatting en
de juistheid in wetenschappelijken zin, daar
over zullen wel zeer enkele curatoren met
kennis spreken. Of zouden er vele curatoren
gevonden worden, die een gegrond oordeel
durven uitspreken over de k«us der wiskun
dige vraagstukken, over de grammatische en
literarische behandeling der moderne talen,
over de methode bij de geschiedenis toege
past, over de noodzakelijkheid van grieksche
themas na de derde of vierde klasse, of die
inzien, weike leeraar de lectuur juist beperkt
tot de auteurs, die op hei eindexamen voor
gelegd worden ? Zijn er colleges, die
rnaatregeltn bij het onderwijs in het gymnasium
Toorslaan, waardoor de klacht der
hoogleeraren voorkomen wordt, dat, niettegen
staande er zes jaren in oude talen gestudeerd
ia, dfr akademieburgers er zoo weinig meer
van verstaan, terwijl de docenten der
natuurwetenscrrappt n niet zoo ontevreden zijn over
de kennis, welke de aan de Burgerscholen
?pgeteide studenten in die vakken mee
brengen ?
(Slot volgt.) PHOCION.
Straffen en Marine.
In het Handelsblad komt de heer B. O.
ep tegen mijn opstel, onder dezen naam
?wirsehenen in de Groene" van 23 October j.l.
Hu verdeelt mijn artikeltje in drie
onderdeelen: lo. opgaven van de hoeveelheid
giraffen; 2o. een waarschuwing voor de
Boegeren" om voorzichtig te zijn in het
opleggen van straffen enz.; 3o.de mededeeling,
dat onder de matrozen elementen schuilen,
die genoemd mogen worden onmogelijk
vervelende mensehen".
De schrijver meent, dat ik m'n beschou
wingen had moeten aanvangen met het
derde onderdeel, dan had ik, beter dan
thans, kunnen begrijpen, dat een comman
dant in- de noodzakelijkheid kan komen,"
om zooveel straf op te leggen. Hij vervolgt
verder, dat zoo'n bloote opsomming van
bet aantal strafdagen niets zogt."
Zeker, 'n bloote opsomming van het aan
tal strafdagen, zonder meer, zegt niet alles;
toch dunkt me, wel iets. Maar, de
schrijver heeft toch ook gezien, dat ik ver
meldde, dat hetzelfde Anker een
gespeeifieerd overzicht geeft van opgelegde straffen
aan de patiënten in het Afarine-hospitaal
te Willemsoord? Als de schrijver die lijst
nagaat, kan hij zien, dat daar toch geen
straffen bij zijn voor 't deelnemen op onge
oorloofde wijze aan kiesrechtbetoogingen".
Die lijst bevat bovendien gegevens genoeg,
om 'n conclusie te trekken.
Zijn onze Jantjes dan werkelijk zulk
ucitseh&t?" Deze conclusie had ik niet mogen
en kunnen trekken, volgens den schrijver.
Deze bewering van hem, komt daardoor
ook te vervallen, want zooveel straf kan
niet noodig zijn by beschaafde mannen, die
goed bestuurd worden.
Daarom gelo3f ik nog steeds, dat mijn
volgorde de rechte was. Ik heb er immers
ook op gewezen, dat er onder de matro
zen enkele onmogelijk-vervelende menschen
voorkomen ? Ik heb volstrekt geen partij
gekozen vóór minderen, tégen commandan
ten. Ik heb ifiij geplaatst op het standpunt
van een geheel onzijdig, onpartijdig, maar
belangstellend toeschouwer; en dan komt
net mij voor, dat verbetering van boven en
van beneden gelijk moet komen, maar toch
vooral van boven: daar toch behooren de
intellectueel en zedelijt
hoogst-ontwikkelden te staan.
Wat betreft het tweede onderdeel (dat
voor zeer ruime bespreking vatbaar zou
zijn) kan bezwaarlijk anders getuigd wor
den, dan dat de verschillende commandan
ten den heer Kabbedijk erkentelijk zullen
zijn voor zijne verklaring, dat hij precies
zoo over de straf-opleggings-zaken" denkt
al» zij bij de uitoefening van die zoo zware
taak steeds trachten na te komen," gaat
schrijver voort.
Als de schrijver de verschillende com
mandanten" vervangt door vele, zeer vele,
of desnoods de meeste commandanten," dan
felöof ik dat dit meer de waarheid nabij
omt. Zeker : niet alle klachten der min
deren zullen volkomen billijk zijn; zeker:
een groot deel van onze Jantjes hebben
inderdaad geen ernstige klachten, maar juist
die weinigen, die het misschien wel met
me eens zijn, doch die- er niet met den
NEEN.
Naar het Duitsch, van E. VON STEHLIN.
II. (Slot).
Den volgenden dag zat Loonie
zielsvergenoegd in den trein. Czerny had haar op liet
perron opgewacht en had een paar rozen
voor haar meegebracht.
Alles maakte haar blij. En zij wilde blij
ztjn, omdat die schoone, heerlijke tijd nooit
terug zou komen.
Vol zaligheid liet zij zich door hem door
de trotsche, oude keizerstad leiden; met hart
en ziel genoot zij van al het sehoone om
haar heen. Haar nai'ef, intens genieten ont
roerde hem bijna.
Toen zij door den Prater liepen, gaf zij
hem een arm, lachend en schertsend, terwijl
zy het grappige Duitsch van zijn Hoi
gaarschen knecht nadeed. En hij drukte den
jongen arm met plotselingen gloed tegen
zich aan.
Zij keken elkander aan en konden langen
tijd geen woorden vinden. Alles wat zij
zeiden, kwam hun gedwongen en onnatuur
lijk' voor.
Leonie was dankbaar, toen zij zich kon
verschuilen in een loge in den schouwburg,
toen zij zwijgen kon, zonder bang te zijn
voor de stilte.
De mudek begon. Leonie ging geheel op
in het lot van den jongen held en zijn zus
ter. Het hartstochtelijke minnelied bracht
haar in- de grootste ontroering. In de pauze
. was-zij stil, zeide zij geen enkel woord. En
hij -stoorde haar niet. Hij begreep te' goed,
wat er in haar omging. Ook in hem bruisehte
en stormde het.
meest-mogelijken ijver naar trachten zoo
taet-vol doenlijk op te treden, juist die
minderheid doet veel kwaad. Commandan
ten, die te lichtvaardig straffen, maken
matrozen, die spoedig op hun teenen ge
trapt zijn." En omgekeerd: matrozen, die,
zooals een ingewijde" in de Nieuwe Courant
het uitdrukt, lastige, moeilijke, ontevre
den, mopperende individuen" zijn, steeds
zoekende naar wat ze verscheuren kannen,
elke handeling van meerderen kritiseerende,
voortdurend gif-zuigende, loerende op elke
fout al was die nog zoo mensehelijk
van meerderen," zulke matrozen prikkelen
hunne superieuren tot lastige" comman
danten.
Er is dus weinig voorstellings-vermogen
noodig, om zich in te kunnen denken in
een geval, waarbij 'n superieur aan z'n
inferieuren 'n straf' oplegt, waarover hij-zelf
later spijt heeft, doch vaak mag dit niet
voorkomen.
Ten slotte de schrijver betreurt het, dat
ik commandanten enz. aangeduid heb door
hooge oomes". Daar ligt iets minachtend»
in, zegt de schrijver. Terecht. Toch heb
ik dit niet zoo bedoeld en men gelieve dit
te beschouwen als 'n glissade de plume.
Ik neem bij deze gaarne de gemaakte uit
drukking terug.
Hopend, dat het schrijven van den heer
B. C. en mijn opstelletjes eenig nut gesticht
hebben, geloof ik, dat we de zaak hierbij
kunnen laten rusten.
C. KABBEIHJK.
S t. Anna land, 26 Oktober 1934.
Mttzie! in de
Het is thans juist ^een jaar geleden, dat
de componist-dirigent Gustav M ihler voor
het eerst in ons midden verscheen, om ons
bekend te maken met twee zijner
symphoniën, de derde en de eerste.
Thans is hij wederotn te Atmterdam en
verleent hij deze week, aan ons muziekleven
een meer dan gewone beteekenis; want hoe
men ook over Mahler moge oordeelen, of
men hem onder de allergrootste der thans
levende componisten telt, zooals zijn bewon
deraars doen, of dat men /.ij n appreciatie
tegenover hem een toontje lager atemt, zeker
is het, dat Mahler door den ernst zijner kunst
en door zijn meesterschap in de behandeling
van het orchest recht heeft op meer dan
gewone belangstelling.
Wat my aangaat verleden jaar was ik
zeer getroffen door vele schoonheden in zijn
derde symphonie; daarnaast vond ik enkele
trivialiteiten, die zijn werk ontsierden. Maar
bepaald afgestooteu was ik door het bizarre
in zijn eerste symphonie.
Ten hoogste verbaasd heeft mij de kennis
making niet zijn vierde symphonie. Een
werk zóó vol eenvoud, met /.ulke harmlose"
thema's en zóó sober in zijn bewerking, dat
men zich af en toe afvraagt, of het opus in
onzen tijd is ontstaan, had ik van Mahler
niet verwacht.
Nu is het mij niet duidelijk hoe de com
ponist er toe gekomen is zijn werk zóó te
concipiëeren. Heeft hij z\jn vroegere zwaar
wichtige compositiën willen desavoueeren ?
Zeker neen, want d-^ uitvoering van zijn
tweede symphonie, waarover ik de volgende
week zal schrijven, is de hoofdaanleiding van
zijn hier zijn. Heeft hij den geest van Haydn
en Schubert willen doen herleven? Of heeft
hij bij zijn vierde symphonie slechts zich
willen verpoozen van zwaar werk en daarom
den toehoorder met aangenaam gekout trach
ten bezig te houden ?
Hoe dit zij, Mahler's vierde symphonie is
een zonnig werk, waarin geen spoor is van
Grüblerei", waar wel een paar grillighedeii
in voorkomen, maar waar toch de
hoofdstemming voortdurend een vroolijk, opgewekt
of nai'ef karakter weergeeft. Het is niet een
werk, waarvan men geschokt wordt en dat
treft tot in het diepst van de ziel, maar een
compositie die een uiterst weldadigen indruk
maakt en waarnaar men met buitengewoon
veel welbehagen luistert.
Het derde deel, Adagio heeft mij het meest
bekoord. Het begin vooral is van een stem
ming, zóó vredig en zóó kuisen, in zijn
melodiek, dat het aan Beethoven herinnert. Het
eerste deel treft door zijn, ik zou haast zeggen
Bij Siegovund's grootsche woorden: Griïss1
mir Wal hall!" barstte Leonie in tranen
uit. Hij bracht haar naar het kleine ver
trekje, dat de loge van den gang scheidde,
ging naast haar op do sofa zitten, drukte
haar hoofd tegen zijn bor;.t en liet haar
snikken. Zij hoorde zijn hart onstuimig klop
pen door de ruischende klanken der muziek
heen, eu het was haar, alsof zij werd aange
grepen door een stormwind, waaraan zij
geen weerstand kon bieden.
Langen tijd bleven zij daar zitten. Toen
zij de Walküren hoorde juichen, hief zij
langzaam het hoof l op en keek hem aan,
en verzette zich niet, toen hij haar wild,
hartstochtelijk kuste. En zij had kunnen jui
chen en jubelen met de wilde Walküren mee.
Met de handen in elkaar bleven zij zitten,
en luisterden, en keken elkander aan, en
luisterden weer. En Leonie sidderde onder
zijn blik, die haar n scheen te zijn met
den gloeienden,opvlamrnenden Feuerzanber".
liet is al vreeselijk laat," zeide Czerny
zenuwachtig, toen zij onder den oprit van
den schouwburg stonden.
Hij wenkte een rijtuig en gaf den koetsier
bevel, zoo snel mogelijk te rijden.
Het was vergeefs de trein was al weg.
Hij keek Leonie aan en werd bleek.
Zij stond daar als verdoofd, zonder een
woord te zeggen.
..Leonie," zeide hij, terwijl hij dicht naar
haar toekwam, het noodlot dwingt ons tot
datgene, wat wij misschien niet uit vrije be
weging zouden hebben gedaan. Wij moeten
van nacht in Weunen blijven wij hebben
geen andere keure; en Leonie, je hebt
mij lief, je hchoort me immers allang
toe, o Loonie, wees niet bang, ik heb je
immers zoo innig lief!"
Den volgenden morgen keerden Leonie en
Czerny in et den eersten trein naar de
hadpopulaire melodiën, die echter in de bewer
king wel de moderne hand verraden en ook
in de instrumentatie het bewijs leveren niet
van ouden datum te zijn. Het Scherzo staat,
naar mijn gevoelen, niet op n lijn met de
andere doelen. Wel is het interessant eens
een viool te hooren, waarvan elke snaar een
toon hooger gestemd is dan gewoonlijk, om.
daardoor het karakter weer te geven van
muziek, zooals die door Oostcnrijksche dorps
muzikanten gemaakt wordt, maar op den
duur kan ons het grof buil.sqne toch niet
schadeloos stellen voor het pittig geestige,
dat wij in een Scherzo graag ontmoeten.
De laatste Satz is vau zeer bijzonderen
aard. Daarin heeft de componist gegrepen
naar woorden, en wel naar een gedichtje uit
den blijkbaar zeer door hem gewaardeerden
bundel des Knaben Wunderhorn". Ditmaal
is het das himmlische Leben"; waarin ons
op kinderlijke wijze de vreugden des hemels
geschilderd worden. Men leest er o. a.:
Wir tanzen und springen
Wir hüpfen und singeii
Sanct Peter im llimmel sieht zu!
Ook wordt er in beschreven dat Sint Lucas
den os laat slachten, dat Sint Peter met een
net naar den vijvir gaat, dat Sint Martha
voor de keuken zorgt, dat
Elf tausend Jungfrauen
Zu tanzen sit-h tranen
en dat Sint Ursula zelfs daarbij lacht; dat
Caecilia met hare verwanten uitstekende
hofmuzikanten zijn en dat de stemmen der
engelen de zinnen verheugen.
Deze onschuldige poëzie is door Mahler
voortreffelijk gecomponeerd. Niet alleen heeft
hij de woorden in al hun eenvoud weerge
geven, ma ir ook de tusschen?pelcn heeft hij
prachtig in den toon gehouden. Mevrouw
Oldenjoom-Lutkemann zong dat partijtje zeer
schoon. Al bet kinderlijke naïeve kwam
voortrefielijk tot zijn recht, maar ook het orchest
speelde met veel glans, los en pittig naar de
duidelijke aan «ijzing van den componist, die
meesterlijk den dirigentenstaf hanteert.
liet werk had veel succes, vooral de laatste
twee deelen fn naar mijn meening terecht.
Men heeft de gedachte gehad het werk
tweemaal, eens vóór en eens na de pau ie te
doon spelen. Daar is veel vcor te zeggen
als bet geldt compositiën van zoer
diepzlnnigeu aard of gecompliceerde!! inhoud, die
men onmogelijk dadelijk kan begrg'ptm. Zulk
een werk is Mahler's symphonie uu niet; nicn
kan zich zelfs een modern werk nauwelijks
klaarder voorstellen en in dat geval krijgt
een herhaling wel eenigszins het karakter
van een bis, waar men hier immers zoo sterk
tegen gekant is ?
Mahler heeft met zijn vierde symphonie
een geheel nieuwe zijde van zijn talent ge
openbaard. Zeker zullen alle toehoorders met
groote belangstelling er keunis mede gemaakt
hebben.
De pianist Leopold Godowsky is voor een
paar jaar geleden reeds hier in het Concert
gebouw opgetreden. Toen heeft hij zich, meen
ik, reeds als een zeer goed pianist doen kennen.
Zondag 1.1. kwam hij weder tot ons en gaf met
den heer L Mossel en mej. Marianne Schrijver
een matinee in den Hollandschen Schouwburg,
waarvan ik een gedeelte bijwoonde. Het spel
van Godowsky kenmerkt zich door een groote
mate van achevé. De grootste moeilijkheden
o. a. in de door h BUI neu-bearbeitete" stuk
ken (is dit eigenlijk uit artistiek oogpunt wel
te rechtvaardigen?) werden met den meesten
zwier door hem overwonnen. Zijn
passagespel is bijzonder schoon en afgerond en zijn
voordracht steeds in hooge mate natuurlijk.
Deze eigenschappen konden nu nog beter tot
haar recht komen dan bij een uit voering met
orchest, daar dit dikwijls het lijn virtuose
van het klavit-rspel overstemt. Hot was daar
om goed ge-ien van den heer Godowsky,
thans in werken voor kamermuziek en in
sa'.oncompositiën op te treden. Alleen speelde
hij, behalve de straks vermelde stukken,
Beethoven's Es dur sonate op ol No. 3 en met
den heer Mossel, de cello-sonate van
SaintSaëus, op 32 in c kl. 3. De heer Mossel gaf
opnieuw liet bewijs welk voortrelt'elijk kun
stenaar wij in hem bezitten. In het bekende
stukje van Davidon" Am Sprïngbrunnen"
schitterde hij bovendien nog met zijn buiten
gewoon ontwikkelde techniek.
Mejuffrouw Schrijver is een jonge dame
die over een mooie, klankvolle stem beschikt,
welke echter (nog?) niet behoorlijk ontwik
keld is. Als dit wél het geval zal zijn, als de
stem in alle liggingen goed gaat zitten en de
adem beter beheerscht wor.it, zal ook de onzui
verheid, welke af en toe was waar te nemen,
verdwijnen. Ook zal mej. Schrijver aan hare
muzikale ontwikkeling nog flink moeten
arbeiden ; hare opvatting vau Brahms' lied
plaats terug. Op het perron stond een groote
forsche vrouw te wachten. Zij wilde instap
pen, maar toen zij Leonie uit den trein zag
komen, snelde zij op haar toe.
Och, mevrouw Von Hiller, wat doet me
dat een pleizier, dat ik u toch nog zie ' Ik
heb gisterenmiddag en gisterenavond telkens
naar u gevraagd, ik ben zelfs om negen
uur nog naar uw kamer toegegaan maar
natuurlijk, als u zulk aangenaam gezelschap
hebt" en zij wierp een blik op Czerny ?
en als u iu Wennen geweest bent! Wel,
ik had u maar eens willen opzoeken en eens
zien, of de kuur u goed doet. Maar nu moet
ik afscheid nemen, anders zou de trein iiog
zonder mij weggaan."
,. Wat was dat voor een vreeselijk schep
sel ?'' vroeg Czerny.
O, mijn hemel dat was de vrouw van
majoor Krause. Wat moet Ik beginnen?
Zou zij iets vermoed hebben ? En zou zij
zou zij liet hem vertellen ? O, help mij. help
mij, wat moet ik beginnen !" En zij keek
hom smeekend aan.
Hij zweeg. Hij wist geen raad. Een ver
vloekte geschiedenis was he.t.
Maak je maar niet ongerust, Leonie.
Wacht maar af wat er gebeuren zal. En vóór
alles, ga nu naar huis!'
Een wanhopig eenzame dag volgde, e*n
ellendige nacht. Kusteloos liep zij heen en
weer in haar kamer. Tegen den morgen wierp
zij zich op haar bed en viel in een dolle slaap.
Zij werd wakker. Kr werd aan de deur
geklopt; de postbode brengt di 11 verwachten
brief van Mutz. Zij scheurt iiet couvert open
en leest :
Mijn liefste poesje! Mijn eigen, cenige
lieveling! Kijk eens aan, daar schrijft Mutz
warempel een brief. Is dat niet enorm ?
Schatje, ik zou zou graag vrouiijk willen
schrijven, om je niet aan. het schrikken te
Immer leiser wird mein Schlummer" was
veel te langzaam. Er is echter materiaal
en temperament aanwezig, dus zij mej. Schrij
ver het beste toegewenscht.
Het feestconcert dat door do Liedertafel
Apollo ter eere van den heer Boguians is
gegeven, heeft een uitstekend verloop
genomen. De heer Verheijen speelde op
kranige wijze Bach's Es dur praeludium op
het orgel. De Liedertafel, versterkt met eenige
voortreffelijke krachten, zong Mendelssohn*!)
Festgesang an die Künstler", met begeleiding
van koper, op waarlijk imponeerende wijze.
Mevrouw Oldenboom zong, door den heer
Doortmont artistiek begeleid, zeer mooi
Schubert's bekend lied An die Musik",
waarvan de woorden ditmaal bijzonder toe
passelijk waren en als hoofdnummer van
het programma werd uitgevoerd een
feestcantate van Apollo's directeur Fred. J. Roeske,
op woorden van den Eerw. lieer L. Steger S. J.,
voor mannenkoor, sopraan solo, orgel en
orchest. Deze compositie is hoogst dankbaar
en klankvol voor het koor geschreven. De
verschillende stemmingen worden er voor
treffelijk in weergegeven, zoodat het werk
een bijzonder gunstigen indruk maakte op
de talrijke toehoorders die de zaal geheel
vulden.
En zal ik nu nog gewagen van het verdere
gedeelte van den avond, dat niet op het
programma was vermeld ? Van de speeches
en huidebetuigingen die den jubilaris ten
deel vielen? Ik vermoed dat de lezer hiervan
door de dagbladen reeds is op de hoogte
gebracht en wil dus alleen vermelden dat
Apollo eer heeft van zijn werk en dat deze
Kogrnans-hulde uitstekend is geslaagd.
Ware ik niet reeds aan het einde gekomen.
van de voor mij in deze kolommen beschik
bare ruimte, dan zou ik gaarne uitvoerig
gerefereerd hebben over de lezing, door
Dr. W. Posthumus Meyjes gehouden, op een
vergadering van drf
Mnziekonderwijzers-vereeniging. Hoewel deze lezing eigenlijk niet
thuis behoort on Ier den titel van deze rubriek,
staat het onderwerp zieke zangstemmen"
toch in zeer nauw verband met de muziek.
Daarom wil ik toch nog oven vermelden
dat Dr. Posthumus Meyjes een talrijk gehoor
had, waaronder eenige vakmannen en nog
meer vakvronwen (passez moi Ie mot) en
dat hij door zijn degelijke, en tegelijk popu
laire, hier en daar humoristisch getinte lezing
bij allen onverdeelde aandacht heeft gewekt.
Het was alles zeer leerzaam wat onze gewaar
deerde medicus heeft gezegd en door _een
langdurig applaus brachten de aanwezigen
den spreker hun dank.
ANT. AVEHKAJIP.
Maatschappij , Caecilia",
Bovengenoemde Maatschappij verzond
de;er dagen een circulaire aan hare begun
stigers, waarin zij er op wijst dat, tengevolge
van. het groote bedrag der uitkeeringen en
ondersteuningen in de laatste jaren, de uit
gaven een belangrijk hooger cijfer aanwijzen
dan de inkomsten, en dat dientengevolge
het reservefonds der Maatschappij moest
worden aangesproken, maar dat dit volgens
besluit der aliremeene vergadering van 2(i Jan.
1002 onaantastbaar moet blijven, zoodra het
tot f 15,000 geslonken zal zijn. Er wordt een
krachtig beroep gedaan op de donatrices en
donateurs en verdere begunstigers, om der
Maatschappij te steunen óf door de jaarlijksche
bijdrage te verhoogen, óf door een gift af te
staan ten bate van de kas, en door der
Maatschappij ni&uwc donateurs toe te voeren.
Wanneer toch de inkomsten der Maatschappij
niet toenemen, dan zal het toch reeds niet
te hooge bedrag van ? 3' O, dat aan de oude
en behoeftige toonkunstenaars en de weduwen
wordt uitgekeerd, nog verminderd moettn
worden. Het bestuur acht zich niet gerechtigd,
over te gaan tot dien hard m maatregel,
waarvan de gevolgen bij velen zoo diep
treurig zouden zijn. zonder een laatste beroep
te doen op de dames en heeren begunstigers
van Caecilia", wier hart warm klopt voor
de Maatschappij, en hoopt dat hunne lief
dadigheid dien maatregel overbodig make.
Bij de circulaire is een inteekenbillet ge
voegd, hetwelk door bestuurders gaarne in
gevuld en oiiderteekeud in ontvangst zal
worden genomen.
Yoarieziitë, voordracht en
toneelspel.
Kede-voeren, voorlezen, voordragen en
tooneelspelen zijn alle vier een kunst, maar
zijn elk een verschillende kunst.
Generaal Booth is geen tooneelspeler en
Sarah Bernhardt is niet de ijveraarster voor
een liefdidigheids-instelling.
?imMlinMMlIUUllllHIIIHIII
maken. Maar ik kan niet. Ik, de sterkste man
uit het heele regiment, ik beef en tril als
een oude vrouw. Eén woord van jou, en al
mijn doodsangst is voorbij.
Ik weet, dat je mijn engel bent, mijn engel,
mijn alles. En zou ik tegen jou moeten zeggen,
wat mij die dat schepsel heeft geschreven?
Het beste zou zijn, als ik je haar brief stuurde,
maa<- met die minne kletspraatjes wil ik jou,
mijn lieveling, niet bezoedelen.
Poesje, ik geloof in jou even vast als in
God. Jij bent in ij u reine, heerlijke lieveling,
mijn alles op de heele wijde wereld. Je hoeft
alleen maar neen" te tele^rrafet-ren. En dan
zal ik gelooven, dat je nooit iets verkeerds
hebt gedaan, noch iu in daden noch in
woorden noch in gedachten. Ik kom bij
je, zoodra ik verlof van mijn commandant
heb imuxr telegrafeer dadelijk '
Ik heb je zoo innig lief, mijn eigen lief poesje.
Voor eeuwig je MUTZ."
Met wijd geopende oogen staarde zij die
woorden aan. liet was haar alsof zij deellende,
die zij gevoelde.onmogelijk zou kunnen dragen.
Haar schande verpletterde haar. Was er
nog hulp, nog redding mogelijk?
Haar medeplichtige moest raad schallen.
Zij wist zijn adres en ging dadelijk na w
hem toe. Zwijgend overhandigde zij hem den
brief. Hij las. En terwijl hij las, helderde zijn
gezicht op.
Wel, Leonie, dat is zoo eenvoudig moge
lijk. De man gelooft iu je, en dan kan dat
canaille zeggen, wat ze wil. Is zij zelf in jullie
stadje geweest? Xiet ? Nu, dan telegrafeer
je eenvoudig neen". En dan vertel je hem
later zelf, wilt er gebeurd is, natuurlijk niet
alles. Dat i.s zoo eenvoudig mogelijk. Je
kunt en moogt niet anders handelen. Als je
hem de waarheid'' vertelt, dan maak je den
goeden jongen eenvoudig ongelukkig.
Overwin je zelf, eu vertel hem ecu leugen.
Wanneer wij generaal Booth hooren, ver
langen wij geheel iets anders en worden wij
door iets anders bevredigd dan bij het hoo
ren van Sarah Bernhardt.
Indien wij met het Leger des Heils zijn
ingenomen, indien wij eene groote in
stelling, een staats-verband, een natie, een
instelling van liefdadigheid, een kunst
instituut, een handelsinrichting, genegen
zijn, voldoet ons het ontmoeten en openlijk
spreken hooren, van den man of de vrouw,
die daarvan het voornaamste deel of die
daarvan de grootste beweegkracht is.
De graad van volkomenheid van het ver
mogen, waarmee do spreker zich tot ons
richt, en de onderdeelon daarvan, de
stem, de spraak, de tongval, de manier van
zeggen, zal ons minder belangrijk voor
komen naarmate juist dit instrumentale
minder tot het wezen zelf behoort van
wathij ons wil aandoen.
Indien wij terdege zouden kunnen bespeu
ren dat generaal Booth geen spreek-les heeft
gehad, zuller. wij dat toch juist ter nauwer
nood bespeuren, indien wij hem vereeren,
omdat wij den vei tegenwoordiger eener
groote maatsahappelijke kracht en een mach
tig organisator in hem begroeten, en wij,
in zijn manier van ons toe te spreken, in
weerwil en gedeeltelijk zelfs ten gevolge
van het ontbreken der kunst van zeggen",
den geest, het gemoed, zullen wedervinden
van hem, die zelf-opofferend zijn leven in
dienst der maatschappij heeft gesteld.
De twee uitersten van openlijk spreken,
die in de samenleving voorkomen, zijn de
Reclames.
TRADEMARK
MARTELUS COGNAC,
Dit beroemde n»e*rk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars ea
bij de vertegenwoordigers
Ii«.S»S*MANSi & IIRIJIXIKB,
Wijflhandelaars te Anrterclajn,
In geen jaargetijde zijn de zuigelingen zoo
vatbaar voor ingowanlsziekten als in den
zomer, omdat bij eene warme temperatuur
het voedsel veel gemakkelijker tot bederf
overgaat. KUFEKE's Kindermeel is
bij allerlei ingewandsziekten het langst
proefhoudeud gebleken, daar het de melk gemak
kelijker doet verteren en een gunstigen invloed
uitoefent op de gisting in. de ingewanden.
Kufeke's Kindermeel vormt door zijn gehalte
aan mineraal- en eiwitstoffen een krachtig
en on;chatbaar voedsel. Het gebruik van
KUFEKE's Kindermeel maakt zeer
spoedig een einde jian het braken, terwijl
ook de stoelgang diKwijls zonder geneesmid
delen er door verbeterd wordt.
Zeker en pijnloos werkt het sedert 30 jaren
erkende fljy-JEchte Radlauer'scMe
Eksteroogenmiddel. 1ÉCOpfennigp. flac. Slechts
echt met de firma: KRONEN APOTHEKE^
Berlijn. Depot in de meeste Apoth. en Drogisten;
ECHT VICTfÜRIAWATER.
OheHahnstein.
Fournisseurs de la Cour.
CkocolatCHOCOLAT LE PLUS DÉL
CIEÜX POUR CROQUER.
Usines a Sneek (Hollande).
Verzwijg de waarheid, en doe boete voor het
beetje geluk, dat je gehad hebt, door een
leven van plicht. Dat is voor je man veel
meer waard, dan de waarheid."
Hij zweeg, om haar tot spreken te krijgen,
doch zij keek hom alleen maar aan.
Ja, wat zou je anders moeten doen?"
ging hij voort. Over mijzelf wil ik niet eens
spreken. Als hy' alles hoort, wat er gebeurd
is, schiet hij mij dood, dat spreekt vanzelf.
Maar daarvoor heb ik ook iets heerlijks be
leefd, want jij, mijn liefste, bent het aller
heerlijkste in mijn leven geweest. En kijk
eens, maak het groote geschenk, dat je
mij gegeven hebt, nog grooter en heerlijker
door mij de marteling te besparen, iemand
ongelukkig gemaakt te hebben. Je moet
neen" telegrafeeren. Nietwaar, je begrijpt,
wat het zeggen wil, een gelukkig man onge
lukkig te maken, alleen opdat jij eens zoudt
kunnen terugzien op een leven gewijd aan
de waarheid? '
Hij sprak en sprak, totdat hij haar wil ge
broken had. Zij verzette zich niet, zij slaakte
niet den kreet: En ik dan? Wat inoet er
van mij worden?" Zij antwoordde zachtjes,
heel langzaam : Ik zal ,.netn" telegrafeeren.
En nu vaarwel."
En hij begreep, dat hij haar nooit zou weer
zien .
En zij ging naar huis, en loog. En dacht,
dat nu alles voor haar voorbij was. Zoo iets
denken heel jonge menschen.
Maar toen de jaren verliepen, leerde zij glim
lachen om die gedachte. Zij werd als al de
anderen. Zij leerde zich in het leven schikken.
Haar echtgenoot had een prettig tehuis
en een allerliefste vrouw. Elk jaar ging zij
naar een badplaats.