Historisch Archief 1877-1940
No. 1427
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D.
militaire, religieuze, politieke en
philaniropische redevoering, n: het tooneelspel.
Daar tussehenin bevinden zich de voorle
zing en de voordracht. Tusschen deze twee
is nog een groot onderscheid.
Yooral indien een beoefenaar van de
Toordracht-kunst het letterkundig werk
van eeii ander voordraagt, is dat eene ver
richting die geheel verschilt van de voor
lezing van het werk door den auteur zelf.
Er zijn natuurlijk talrijke schakeeringen.
Aaneen auteur, die zich in de voordracht
kunst geoefend heeft,maar deze geheel onder
geschikt kan houden aan de wedergeving van
zijn werk zóóals HIJ WEET dat het is, met
de intime kennis, die van zelf den maker
alleen eigen i?, zal de oefening niet scha
den ; maar de auteui% die, voor zijn toe
hoorders, opgaat in den voordrager, zoodat
hij in de eerste plaats voorJracht-kunst
geeft, waarvan dan evengoed een ander
werk dan het zijne, het onderwerp zou
kunnen zijn, zoo een ontneemt aan het
«egevene de waarde en bekoring, die het
bij eenvoudige voorlezing zou hebben gehad.
Wat is het geheim der waarde, die een
eenvoudige, zelfs, van uit het begrip dev
\ODrdraaht-kunst beschouwd, min of meer
gebrekkige, voorlezing door don auteur zelf
kan hebben en die haar boven een kunstige
voordracht verkieslijk kan doen zijn?
liet is dat de auteur weet wat hij ge
voelde, toen bij het werk maakte.
Hy kent de ianerlijke stroomingen en
verHeffiageii, die in hem wareu bij het ont
staan* van het werk, den geestdrift, den
?weemoed, de droefheid, het geluk, al de
gemoedsbewegingen, hij kan die doen
herleven en daarmede zijn voorlezing be
zielen. Ja, vanzelf zullen zij herleven en
vanzelf zijn voorlezing bezielen. De voor
lezing zal er door gedrenkt worden met
.een mnerlijkeu gloed, wier w&arde zeev
moeilijk te evenaren zal zijn door de ge
heel ander-soortige bestand-deelen van de
kunst van den buiten het werk staanden
voordracht-kunstenaar, die het werk niet
op deze wijze kan doen herleven maar er
daarentegen alloen de materie voor zijn
eigen, geheel andere, kunst in vindt.
Om geheel verschillende, maar wat de
verhouding tot het tooneelspel en de voor
dracht-kunst aangaat overeenkomstige,
redenen, vroeg ik dus evenmin als ik het
aan generaal Booth zou doen, aan den heer
Herman Teirlinck, een jongen Vlaming, die
zjjn schetsen op 't oogenblfk in Nederland
voorleest, bekoring door voordracht-kunst.
Toen ik de eerste lezing van den fijnen,
bleeken, simpelen jongen man, met zijn,
veel licht, scherpte en warmte bevattende,
donkere oogen, bijwoonde, heb ik dan ook
iniitiiiiiiiiiiitiimriiimiiiiniiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMnmiluiimimi
nauwelijks waargenomen of hij de r" de
v" en de z" wel goed uitsprak.
Hij gaf mij precies, althans in zijn
eerste stuk, een schets die veel
menschelijke aandoening inhoudt, de brieven van een
zuster of ander jong vrouwelijk huisgenoot
aan den zoon, dio door zijn wangedrag en
vlucht het gezin ongelukkig heeft gemaakt
wat zoo eene lezing moet kenmerken.
Het was geen tooneelspel, het werd zelfs
nooit declamatie, de toonschakeering, die
een voordracht mooi maakt, fewam niet
voor ; het bleef een sober lezen, maar, waar
schijnlijk zonder dat de voorlezer zelf er
van wist, was het monotone mooi, doordat
het die céne toon van diep uit het gemoed
was, die indertijd den auteur tot het schrij
ven van dit werkje in staat had gesteld.
Oct. 1904. L. VAN DEYSSEL.
Een interessant boek
W. DE HOOG Az., Studiën orer de
Nederlandsche en Engehche Taal en L tterkunde
en liaar wederzijduchen invloed. 2 din.
Dordrecht, J. P. Kevers.
Zonder twijfel is dit een interessant boek ;
zóó interessant, dat men, na lectuur, eerst
eenigszins verbaasd staat over de weinige
notitie door de pers in Nederland daarvan
genomen. Mij- althans zijn weinig, of geen,
reeensiëu onder de oogen gekomen. Is dit
aan den uitgever te wijten, die het gewone
middel otn reclame te maken verwaarloosde?
Misschien. Doek ook de schrijver is niet van
alle schuld vrij. Er klinkt, al in de eerste
bladzijden, of liever, vooral in de eerste
bladzijden, een toon, die den argeloozen
lezer doet opschrikken en den geleerde, zoo
hij zich al niet ergert, doet glimlachen. Het
is de toon, zou ik meenen, van een beschei
den man, die iu den strijd dea leven* dikwijls,
of lang achtereen, 'zeer gegriefd is; die aflei
ding heeft gezocht in studie en lectuur en
nu, uu hij de resultaten van ijn jarenUmgcn
arbeid opschrijft, zijn gemoed een enkele maal
lucht get-ft en dan scherp wordt tegen wenseh
en bedoeling in. Zóó, voor 't minst, wordt de
zonderlinge in dit werk zonderlinge
ontboezeming verklaard op bladz. 2üeu 27
van liet eerste deel; zóó het krasse oordeel
over Burgerdijk's vertaling van Shakespeare;
zóó de apodictische critiek van schrijvers en
werken op bla Iz. 20, deel I ? en elders.
Wat dit apodictische van, vele uitspraken
betreft, do auteur kan ook door de be
knoptheid, die hem wegens de uitgebreid
heid der stof was geboden, daar-oe zijn
gedwongen of verleid. Want het veld
door den schrijver betreden, is zeer groot
en lag nog voor 't grootste deel braak.
Zelfs Willem de Clercq in zijn Verhande
ling'1 over den invloed van de vreemde let
terkunde op de onze, maakt van de Engelsche
literatuur geen gewag. Hoe is 't mogelijk?
zou men na de lezing van De Hoog's Stu
diën" willen vragen, als we niet wisten dat
De Clercq een prijsvraag heeft beantwoord
en do bestuurders van het Kon. Ned. Insti
tuut, die het werk bekroonden, niet
nif-uwsgierig waren naar den invloed van het
Engelsch. Des te meer is het in den heer De
Hoog te prijzen, dat hij dit heeft aange
durfd. Inderdaad, er behoort moed en vol
harding toe om een arbeid ais dezen te
ondernemen: de taak is moeilijk en voet
angels en klemmen liggen er overal. Toen
een mijner kennissen, een leeraar in de En
gelsche taal- en letterkunde, het prospectus,
dat een nog al uitvoerige inhoudsopgaaf be
vatte, had gelezen, beweerde hij tegenover
mij dat het totaal onmogelijk was, dat n
mensch een zooveel omvattend werk tot een
goed einde kon brengen. C'est selon. Wanneer
men verlangt, dat alles wat gegeven wordt,
de vrucht zij van zelfstandige nasporing en
z>-lfilandig onderzoek, neen, dan kan liet niet.
Doch waarom zou uien erneisch stellen aan een
schrijver ov«r taal- en letterkunde, waarvoor
men zich wel zou wachten groote historie
schrijvers Iaat mij van de hedendaagsche
Lansse noemen mede aan boord te komen?
Moeten wij het niet dankbaar aanvaarden,
wanneer men ons in aangenamen vorm weet
te vertellen wat de wetenschap op z^ker ge
bied heeft gepraesteerd ? Xu ?al ik niet be
weren dat de stijl van 't onderhavige boek
altijd correct, de taal altijd zuiver is; 't
aantal drukfouten is zelfs legio evenmin
zou ik durven volhouden dat wat de heer
De Hoog als resultaat geeft, immer de eind
uitspraak der wetenschap is. Ik zou b.v.
evenmin voor mijn rekening willen nemen
de mededeeiing dit de i-Umiaut van de o
in 't Nederlandsen, niet voorkomt, bedoelt
de auteur misschien don au-l'mlaut? als
de stelling verdedigen dat de Umlaut rijn
ontstaan dankt aan etn streven des sprekers
om het den spraakorganen zoo gemakkelijk
mogelijk te maken." Ook maakt men met
een mihi constat" niet uit, wie in de kwestie
over de verhouding tusschen El';er',yi; en
Everyiuan gelijk heeft. M.iar wat beteekenen
deze, en een paar lergelijke naïveteiten meer,
bij al het wetenswaardige dat de schrijver
ons, voor zoover het onderwerp dit toelaat,
in booienden vorm te lezen geefi ? Mag ik
eens even afschrijven, wat op bladz. ;i van
't eerste deel vermeld staat en den auteur
blijkbaar als program heeft voor den geest
gezweeld?
Ziehier dan.
* *
-xDe wederzijdsche invloed der Engelsche
en Nederlandsche letterkunde gedurende de
Middeleeuwen. Is het Engelsen zinnespel
Everyruan" een vertaling van Den Spieghel
der Salicheit van Elekerlyc"? Vergelijking
van Caxton's vertaling van de, in 1479, te
Gouda uitgegeven prozabewerking met Die
Historie van Reynaert de Vos". De
prognosticaties" van Gaspar Laet;
MaryofNemrnegen; the Parson of Kalenborowe; van
den Tien Esels; Howleglass. De verhouding
tusschen de Cluyte van Playerwater en de
Interlude van John Haywood, getiteld: The
merry play between John de husband, Tyb,
the VVife, and Sir Jhan de Priest. Heeft
Edmund Spenser deel gehad aan de over
zetting van eenige gedichten in rijmlooze
verzen, welke te vinden zijn in de Engelsche
bewerking van Het Theater of Tooneel",
door Jonker J. van der Noot in het
Nederlandsch geschreven, en welken invloed heeft
dio bewerking gehad op de eerste Engelsche
Emblemata ? De Engelsche vertalingen, die
van 1580 tot 1023 verschenen, van Biënkorf
der heyliger Koomscher Kerke".
De lïngelsche coraedianten op hunne rond
reizen door Nederland, hun invloed op het
Nederlandsche drama in de eerste helft der
17de eeuw (Shakespeaie).
De zwerftochten door ons land van Thomas
Churchyard, Ben Jonson en George Gaseoigne.
Sir Philip Sidney's invloed op Bidder
Theodoie Kodenburg, alsmede op Hooft's
Granida.
Wat Starter ontleende aan ThomasCampion
en zijne tijdgenooten; Donne's invloed op
Huygens en dien van Francis Quarles op
Jacob Westerbaen.
Waaraan heeft Jan Vos de stof ontleend
voor zijn spectakelstuk Aran en Titus",
en voor zijn klucht Oene" ? VondeFs Lucifer
eu Milton's Verloren Paradijs.
Addison's Spectator en de schrijvers onzer
Spectatoriale geschriften, inzonderheid Justus
van Etfen. Thomson'a Seasons; de romans
van Kichanlson en die van Betje Wolff en
Aagje Deken. Over Bilderdijk, die zeer veel
uit 't Enjielsch vertaalde zonder altijd
zijn voorbeeld te noemen. Ossian's gedichten
ea Percy's balladen.
Hot hoofdstuk over de Komanliek geeft
gelegenheid te spreken over Tollens, Feith,
Bogaers, Staring, Jacob van Lennep, Btets,
Da Costa, Potgieter, Ten Kate, Lindo,
Mevrouw Bosboom en enkele jongere schrij
vers, wier werken duidelijk bewijzen, dat de
Engelsche letterkunde op de onze een grooten
invloed heeft geoefend.
Aan dit alles gaat een breedvoerige studie
vooraf over de verwantschap lussehen het
EngeUch en het Nederlandsen; over de ver
houding van het Angelsaksisch of het
Oud-engelsch en het Ondnederlandsch; over de be
trekkingen tusschen Engeland en Nederland
in het algemeen, alsmede.over den
wederzijdpchen invloed der Engelsche en Neder
landsche taal. De vergelijking van eenige
Middelöeuwsche werken met de Engelsche
teksten geeft een duidelijk inzicht in den
toestand der Engelsche en der Nederlandsche
taal in de Middeleeuwen.
* *
Deze dorre opsomming, noódig om een
ideetje van den inhoud te geven, doet mis
schien schade aan de voorstelling van het
boek als zoodanig. Want het boek is niet
dor. De schrijver heeft juist de kunst ver
staan die, op 't eerste gezicht wat hetero
gene, stof taal- en letterkunde, cultuur
historie, politieke geschiedenis tot een
boeiend geheel te verwerken. Daarbij, al ij
al het goede niet nieuw, het nieuwe is goed.
Ter illustratie hiervan verwijs ik b. v. naar
do paragrafen over de Engelsche woorden
in 't Nederlandsch ; naar het hoofdstuk over
Franci-ctts Junius en zijn studie over 't Go
tisch; naar het overzicht van de Angelsak
sische taal- en letterkundige studiën". Ook
is, voor zoover ik weet, de heer De Hoog
de eerste, die aangetoond heeft, wat onze
vróolijke Starter aan Campion en zijn
tijdgenooten heeft ontleend en een nieuw licht
heeft geworpen op de verhouding van Donne
en Constanten Huygens. Zeer belangwek
kend is de studie over Thomson's Spasous,
die op het sentiment van de 18de eeuw
grooter invloed hebben geoefend dan menigeen
vermoedt. Minder bekend ook was, zelfs bij
onze letterkundigen, wat, Bilderdijk en Van
Lennep aan Cnaucer hadden te danken. En
vermoedelijk óók. dat Staring's Kameleon
een geestige bewerking" is van Merrick's
The Chameleon; de Hoofdige Boer
het gedicht The M a r y W a y tot voor
beeld heeft en de A d a en R e y n o u d
een vertaling is van Goldsmith's E d w i n
and Angel in e
Doch ik inoet eindigen: de ruimte mij door
't Weekblad voor deze aankondiging toege
staan, is beperkt. Daarom ook zal ik hier geen
gewag maken van de drukfouten, eu .mis
vattingen, waaraan het besproken wei k al
mede laboreert welk menscbenwerk is
volmaakt? en stel liever mijn lijstje ter
beschikking van den schrijver voor een
mogelijken herdruk, dien ik hem van harte
toewensch. Want het boek moet gekocht worden ;
gekocht door allen, die belang stellen in de
studie van de Eugelsehe en Xe lerlandsche
taal- en letterkunde, door geleerden en ge
letterden, door de koks in de wetenschap
en door de discligenooten. . Elk wat wils"
zou zijn motto kunnen luiden.
Het is een interessant boek. En niet duur.
(?2.50 per deel).
Utrecht.. ' W. PIK.
iiiimmiiimiimiiiiiimii
vau eei» siiialit-lljk gt'rcclit hangt van het hoogere genot bij het eten af. Hoe smakelijker het gerecht, hoe. lichter het
ook verteert en des te beter komen de voedingstoffui, die het bevat, tot haar recht. De^e waarheid verklaart het succes
.van.MAGGI'8 SPIJZEN en SOEPEN-AROMA.
Uet is voor de zorgzame Huisvrouw een alom gerenommeerd, goedkoop middel om vleesch, sauzen, soepen en zwakken bouillon,
7.00 ook groenten, eierspijzen, melk enz. een kracht.igen, aangenamen smaak en geur te geven. Eerst bij het opdieuen bij te voegen!
Te verkryjen bij kruideniers en comestibleshandi laars.
Omdat het zeer geconcentreerd is, neme m t n nooit te veel.
5 groote Pryzen 30 Gouden Medai les, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-fryzen, zesmaal buiten msdedingirg, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs.
Waar niet rerkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur ''.oor Kedvland en Koloniën PAUL HORN, Aius-terdain.
MAGGI's onderscheidingen:
Wmmiimiimi n u uu nmmiiiiiii iiiiiimiimiiiiimimii iiiiimmmiiiii iiiini nu n i immuun immmmm m
l*
Grootliertogin Laaise m Baten.
Zeker is er geen vrouw van hooge positie,
die zooveel heeft gedaan ten nutte van het
algemeen en dat der vrouwen en meisjes in
het bijzonder, als Louise van Baden.
Van .baar vroegste jeugd af was het ge
voel van solidariteit zeer sterk bij haar ont
wikkeld.
Als geboren prinses van Pruisen trad zij
in 1856 in het huwelijk met den groot-her
tog van Baden.
Reeds dadelijk na de vestiging in haar
nieuwe woonplaats, beijverde ze zich om te
helpen, waar ellende en armoede om hulp
vroegen.
En niet alleen de armoede werd door haar
gelenigd, en de bedroefde getroost; zij zag
tevens het nut er van in, om te trachten
het leed te voorkomen of de oorzaak op te
sporen van zoo menig lijden en strijd.
De Groothertogin van Baden kwam eer
der als in andere landen vau Europa door
hooggeplaatste vrouwen werd erkend tot
de overtuiging, dat veel van bet leed door
vrouwen geleden, kon worden voorkomen,
als aan de meisjes een opvoeding zou worden
gegeven die haar klaarmaakte om de struggle
for life te aanvaarden. Een der eerste in
stellingen waar zij als beschermvrouwe op
trad, was de teeken- en schilderschool voor
meisjes.
Aan het kunstnaaldwerk werd ook een
door haar gestichte school gewijd.
De Badensche Vrouwenvereeniging werd
door haar niet alleen gesticht, maar tevens
persoonlijk geleid. Deze vereeniging kreeg,
dank zij de goede en energieke leiding van
haar presidente, al heel spoedig vele vertak
kingen ook ten platten lande.
Het mag wel als iets bijzonders worden
aangemerkt, dat een vrouw als Louise van
Baden, zulk een open oog heeft voor de
droevige positie, waarin vrouwen en meisjes
uit de middelklasse verkeeren, zonder zelve
ooit van nabij te hebben kennis gemaakt,
met de nooden en behoeften van den zoo
genaamd werkenden stand.
Niet tevreden met de haar gegeven rap
porten, stelt zij zich persoonlijk in verbin
ding met degene die hulp vraagt.
Het is haar niet genoeg, alleen geldelijk
te steunen zij wil zich, door de
nooddruftige te leeren kennen, geheel in diens
toestand verplaatsen. Voorwaar, dat is wel
de mooiste wijze van het beoefenen der
philantropie!
Zij tracht waar zij kan, invloed uit te
oofenen op haar naaste omgeving, en ieder
te doordringen vin de plichten dengenen
opgelegd, die tot de meer bevoorrechte leden
der inaatschappy behooren.
Haar invloed reikt tot in de
verstafgelegen plaatsjes en alle inwoners van Baden,
vooral de vrouwelijke, protiteeren er van.
Om maar een voorbeeld te noemen, de
spoorwegdirecties, verminderen in
vacantiedagen hun tarief om een tochtje naar de
hoofdstad te vergemakkelijken, en dit gebeurt
op persoonlijk aandringen van de Groot
hertogin.
Waar verschil van meening mocht ont
staan, daar vergenoegt Louizo zich niet met
de m«dedeelingen die haar over den twist
door anderen worden verhaald. Maar, zoodra
zij twijfflt, of haar wel de ware oorzaak van
het gebeurde is meegedeeld, ontziet zij af
stand noch jaargetijde zij gaat er zelf heen
om een persoonlijk oordeel te kunnen uit
spreken.
Dat- (r van een dergelijke vrouw een
grooten moreelen invloed over het geheele
land uitgaat is te begrijpen.
Dat zij, behalve de practische zijde van
haar weldoen, ook veel voelt voor
ongelukkigen, bewijst haar stichting:
Scheibenhart" in de nabijheid van Karlsrübe een
asyl voor gevallen" meisjes. Hier ook weer
toont zich haar liefdevol gemoed.
Het is baar niet genoeg de stichting in
het leven te hebben geroepen en te steunen.
Maar zij geeft tevens haar eigen persoonlijk
heid, door verpleegden telkens te gaan toe
spreken.
Behalve de hierboven gonoemde stichtingen
heeft de groolhertogin ook nog gedacht aan
de vele vrouwen die, of door onvoldoende
onderrichting 61' door ziekte en ongunstige
tinantieele omstandigheden, een kommervol
bestaan Icidun.
Zij stichtte het Ludwig-Wilhelm-gesticht
voor vrouwen.
Het was na den dood van haar zoon, die
kort 'na keizer Friedrich overleed, dat zij
dit tehuis in het leven riep.
Het is voor vrouwen die slech'ts een zeer
klein inkomen hebben, en daar rustig haar
ouden dag kunnen afwachten.
Louise, van Baden staat daar voor ons, als
de vrouw die, zoo geheel ander.- als de meesten
harer tijdgenooten, een open oog niet alleen,
maar tevens een liefderijk medegevoel hebben
getoond, voor het lijden en strijden van een
groot deel der menschheid, waarvoor men
vroeger in de meeste gevallen do oogen ge
sloten hield. Zij is. om het in gewone termen
uit te drukken, met haar tijd meegegaan !
In aansluiting met liet hierlioveiivermelde
een kleine iiabetrachting!
Het besprokene op htt voor eenigen tijd
gehouden Congres voor Kinderbescherming
beeft ons weer zoo duidelijk aangetoond,
hoeveel er aan onze maatschappij ontbreekt,
om in waarheid den naam vau beschaafd eu
welgeordeiid te kunnen dragen.
De verschillende sprekers en spreeksters
hebben met schrille kleuren geschilderd,
hoeveel en door hoeveion <?r zoo smartelijk
wordt geleden en gestreden.
Het lijden van kinderen! We zagen ze
voor ons, de arme stumpertjes, waarvan
Brusse de schrijver van Koetje"' ons
vertelde: Van uit de donkere sloppen klinkt
een noodkreet ter bescherming!"
Dit waren de woorden waarmede de spre
ker eindigde.
En een rilling ging door de talrijke schare,
die het pleidooi voor de arme verlatenen
had aangehoord.
We voelden met mevrouw
Versluvs-Poeliiuiimiiiiiimmi imiiiiiiiMtNiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiMiiiimiiiimiiiiimiHiuimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
man mede, toen ze ons sprak over het on
echte kind in de samenleving en ze ons
vertelde hetgeen we trouwens allen weten
hoe diep treurig dat lot is.
En groot was ook do belangstelling toon
Mr. Limburg een lans brak voor'het begin
sel, dat het artikel waarin het onderzoek
van het vaderschap wordt verboden, moet
worden gewijzigd.
De uitbuiting van kinderen! Als een lange
rij trokken ze aan ons voorbij, de stumpert
jes die in werkplaats of fabriek tusschen de
schooluren in worden afgebeuld, vaak door
hun eigen ouder-!.
Maar het droevigste waren wel de bijzonder
heden ons meegedeeld doïir den heer
Casimir, die over het lijden der kinderen
van aan den drank verslaafd-i ouders sprak.
Ook freule Hartsm deelde daarvan
i?j-droevige bijzonderheden mee,
Als men zoo'n congres mee maakt, dan
vraagt ineu zich onwillekeurig af: In hoe
verre zal het gehoorde, tot gevolg hebben,
dat de bestaan Ie toestanden ten goede wor
den veranderd.?
En zoo kwam ons de volgende vraag op
de lippen:
«Van hoe weinig vrouwen uit de zooge
naamde hoogere standen kan worden gezegd,
wat van de Groothertogiu Louise van Baden
wor.lt getuigd?
Ze zijn te tellen, die lust en opgewekt
heid hebben, of ten minste toonen, om ziclf
in te danken en mede te leven met het lot
van vrouwen dio niet tot haar kring
behooren.
Het gezelschapslevcn neemt van do
meesten zooveel tijd in beslag, dat er niet veel
gelegenheid blijft om door samenspreking of
lectuur, zich op hoogte te stellen van wat
er om haar heen gebeurt.
Maar gaat het h;i;ir niet aan, dat dui
zenden van hare medezusteren ten ondergaan
in den strijd om het bestaan? (Iaat het haar
niet aan, dat er bloedgeld kleeft aan het
door ha-.ir gedragen klei d?
(-iaat het haar niet aaii, waar haar dienst
meisjes vertoeven als zo liaar vrijen tijd
h ?bhen? Ei- gaat ons zo'ireel aan, maar we
vinden het gemakkelijk, om ons er maar niet
mee te bemoeien!
Als iedere vrouw haar roeping begreep, zoo
als de vrouw wier naam boven dit artikel
staat. Wat zou er veel ten goede kunnen wor
den veranderd !
Kr is zoo ontzaggelijk teel te doen, maar
de handen vau de meesten zijn te slap eu
te traag !
Louise van Baden toont dagelijks door
haar voorbeeld, n:<it er gedaan kun worden
als men niet alleen zijn geld maar tevens
zichzelf geeft.
Onlangs las ik een opgave van het enorm
aantttl uren dat men verliest in drie jaren, als
men slechts n uur per dn/j in ledigheid
doorbrengt. Het zijn er niet minder dan 1095.
Kr is vél te doen, heel véY'1. De vrouwen
die zich nu aan het openbaar belang wijden,
hebben de handen vol.
Doet als Louisse van Baden, gij die
besch.kbaren tij l hebt. Sticht tehuizen voor school
gaande kin leren, speeltuinen, crèches, maar
geeft ook iets van uw tijd, van u~elf! Ge
zult het u niet bsklageu.
Moge de ,,Landesmiitter" nog lang voor
Baden gespaard blijven, eu moge haar goed
voorbeeld door velen in Holland worden
gevolg l, dan zal er zeker heel wat leed wor
den voorkomen of gelenigd.
VEKA.
Misöaöii?
Kun merkwaardig verslag van een merk
waardige misdaiUg'.iükl," schreef W. Zaalberg
in de Hervorming van 24 September naar
aanleiding van een rapport, in de Nieuwe
Rolt. Cuumnt van den l_!eu en Kien dier
maand, der welbekende Vcreeiiiging Pro
Juveiitule, over ongerechtigheden voorkomend
in het Kotterdamsch havenbedrijf, met name :
dieverij, kaapzncht, waaraan men zich te
buiten gaat zonder blikken of blozen, dit
doonde iu gerustheid des gemoeds".
Daar hier van een rapport der Vereeniging
Pro Juveutute gesproken wordt, duidt deze
merkwaardige misdadigheid ' op vergrijpen
door kinderen, d. i. jeugdigen van jaren, ge
pleegd. Op de gerustheid des gemoeds",
waarmêo zij (loze daden bedrijven, zou mis
schien wat af te dingen zijn. Zooveel mo
gelijk verbeeld ik mij zullen zij het
clandestien doen, of trachten te doen. Dit
bewijst iets doch zeer weinig van meten,
dat deze handelingen strafbaar zijn, maar of
zij zichzelf daardoor misdadig" voelen be
twijfel ik.
Nogthans het feit is er: deze kinderen utelen.
Wat ze echter niet hebben niet kunnen
hebben is de bewustheid vau iemand een
individu te bestelen. Voor ben is het
denkbeeld dat deze goederen een eigenaar
zoo
itschap
dit is voor ons in elk geval iets, waarmee
men het zoo nauw" niet behoeft te nemen.
Fn hier ben ik, waar ik wezen wilde.
Xemen wij, welopgevoeden, het wel nauw",
waar het eerlijkheid betreft ? Van diefstallen
op groote schaal, verduisteringen, oneerlijke
faillissementen, wil ik niet spreken. De
bebedrijvers er van staan gebrandmerkt. Ik
heb het oog op onze dagelijksche kleine
vergrijpen aan een anderman's goed. Ver
grijpen in ons oog zoo onbeduidend, dat
we ze telkens eu telkens begaan in volle
gerustheid des gemoeds.'' Jantje wil prentjes
natrekken op doorschijnend papier. Neen,
lieve jongen, niet dat boek van pa! 't
Geeft leelijke krassen, weet je! Hier, neem
dit uit de Leesportefenille." 't Kind gehoor
zaamt. Dat boek uit de portefeuille is van
niemand," denkt het of bet denkt niet
in elk geval: iets raas? wel leelijk gemaakt
worden, als het maar niet van pa is." Pietje
komt in den tuin aanloopen met een doode
muis, die hij aan 't puntje van zijn staart
omhoog houdt. Bah, gooi weg dat vieze
beest! Hier over de schutting maar! Gauw
nu handjes wasschen, lieveling!" Wat vies"
hebben, iets vaags, iets verafs, iets zoi
zwevendsalsb. v. een Naamlooze Venuootschai
is, werpt men in den tuin van zijn buur
man, hebt ge uw kind geleerd.
Zoo met onze kindtreu in volkomen ge
rustheid des geiuoels." En wij zelf? Dezen
zomer 't was iu de vacantie ontving
ik 't volgend briefje van mijn
boekl.andelaar, tevens bestuurder van een leeskring:
't Tweede deel van .... kan ik u tot mijn
leedwezen niet doen toekomen. De heer...,
uw voorganger op de volglijst, nam het mede
op reis." Ongetwijfeld liet deze heer dit
tweede deel van een gezocht werk ,.in vol
komen gerustheid des gemoeds" in den zak
van zijn demi glijden, toen hij naar den
trein toog. Is dit niet-achten van het ver
oorzaken van ongerief, deconfiture, aan an
deren, mede niet een vorm van oneerlijkhetd?
Van praktijken, waarover winkeliers te
klagen hebben, dikwijls van de zijde hunner
zeer geachte clientèle, wil ik hier niet de
tallooze schakeeringen opnoemen. Dat goe
deren, op zicht gevraagd, na tot een of
ander doeleinde te hebben gediend, worden
teruggezonden met de boodschap: dat de
keus er niet bij was," waar gebeurt het
niet! Immers wij beschadigden de ons toe
vertrouwde zaken niet. zoo redeneert men,
maar dat wij den winkelier benadeelden
door onbetaald afueuzen", den win
kelier, die het voorradig" moet hebben om
ons te kunnen gerieven, het komt niet in
ons op. We doen deze dingen in volkomen
gerustheid des gemoeds".
Dief en diefjesrnaat," schreef Frans Xetscher
in De Telegraaf een raar jaar geleden, over
Boeken en Menschen sprekend. Dief en
diefjesrnaat. We vertalen een anderman's
werk en vragen niet of 't mag. Verrijkend
dus onze boekenkast eu misschien ons
verstand ? met eens anders hersenprodukt,
ongevraagd, in gerustheid des gemoeds".
Een georganiseerde diefstal of vakorganisatie
van handelaren in gestolen goederen", noemde
hij het. Maar enfin, we leven nu eenmaal
in een maatschappij, waarin dit mogelijk en
geoorloofd is.
Oliver Goldsmith verhaalt in The Vicar
oj Wakefield, dat hij, ten einde voor de
herbaling van 't bezoek van lastige of indringende
personen gewaarborgd te zijn, steeds zorg
droeg hun een parapluie te leenen. Deze
menschkundige opmerker zou in onze dagen
nog menige parapluie op gezegde wijze kunnen
aanwenden.
Of ik beweren wil, dat aan de dieverij
en kaapzucht", waaraan kinderen zich te
buiten gaan in het Kotterdamsch haven
bedrijf te buiten gaan zonder blikken of
blozen" dan geen paal en perk mo;t worden
gesteld? Dat zij verre. Alleen zij men be
dachtzaam met do toepassing van het wooid
misdadig" ten opzichte dezer jeugdigen van
jaren, zeer zeker niet door ons in eerlijkheid
geschoold". L. v. W.
Vrouwen die rooken. Japansch en Rus
sisch. Inrioed der vrouw op kunste
naars.
Helaas ! Het is treurig, maar waar.
Mevrouw Xicotine krijgt steeds meer
vrou