De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 30 oktober pagina 3

30 oktober 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1427 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D. militaire, religieuze, politieke en philaniropische redevoering, n: het tooneelspel. Daar tussehenin bevinden zich de voorle zing en de voordracht. Tusschen deze twee is nog een groot onderscheid. Yooral indien een beoefenaar van de Toordracht-kunst het letterkundig werk van eeii ander voordraagt, is dat eene ver richting die geheel verschilt van de voor lezing van het werk door den auteur zelf. Er zijn natuurlijk talrijke schakeeringen. Aaneen auteur, die zich in de voordracht kunst geoefend heeft,maar deze geheel onder geschikt kan houden aan de wedergeving van zijn werk zóóals HIJ WEET dat het is, met de intime kennis, die van zelf den maker alleen eigen i?, zal de oefening niet scha den ; maar de auteui% die, voor zijn toe hoorders, opgaat in den voordrager, zoodat hij in de eerste plaats voorJracht-kunst geeft, waarvan dan evengoed een ander werk dan het zijne, het onderwerp zou kunnen zijn, zoo een ontneemt aan het «egevene de waarde en bekoring, die het bij eenvoudige voorlezing zou hebben gehad. Wat is het geheim der waarde, die een eenvoudige, zelfs, van uit het begrip dev \ODrdraaht-kunst beschouwd, min of meer gebrekkige, voorlezing door don auteur zelf kan hebben en die haar boven een kunstige voordracht verkieslijk kan doen zijn? liet is dat de auteur weet wat hij ge voelde, toen bij het werk maakte. Hy kent de ianerlijke stroomingen en verHeffiageii, die in hem wareu bij het ont staan* van het werk, den geestdrift, den ?weemoed, de droefheid, het geluk, al de gemoedsbewegingen, hij kan die doen herleven en daarmede zijn voorlezing be zielen. Ja, vanzelf zullen zij herleven en vanzelf zijn voorlezing bezielen. De voor lezing zal er door gedrenkt worden met .een mnerlijkeu gloed, wier w&arde zeev moeilijk te evenaren zal zijn door de ge heel ander-soortige bestand-deelen van de kunst van den buiten het werk staanden voordracht-kunstenaar, die het werk niet op deze wijze kan doen herleven maar er daarentegen alloen de materie voor zijn eigen, geheel andere, kunst in vindt. Om geheel verschillende, maar wat de verhouding tot het tooneelspel en de voor dracht-kunst aangaat overeenkomstige, redenen, vroeg ik dus evenmin als ik het aan generaal Booth zou doen, aan den heer Herman Teirlinck, een jongen Vlaming, die zjjn schetsen op 't oogenblfk in Nederland voorleest, bekoring door voordracht-kunst. Toen ik de eerste lezing van den fijnen, bleeken, simpelen jongen man, met zijn, veel licht, scherpte en warmte bevattende, donkere oogen, bijwoonde, heb ik dan ook iniitiiiiiiiiiiitiimriiimiiiiniiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMnmiluiimimi nauwelijks waargenomen of hij de r" de v" en de z" wel goed uitsprak. Hij gaf mij precies, althans in zijn eerste stuk, een schets die veel menschelijke aandoening inhoudt, de brieven van een zuster of ander jong vrouwelijk huisgenoot aan den zoon, dio door zijn wangedrag en vlucht het gezin ongelukkig heeft gemaakt wat zoo eene lezing moet kenmerken. Het was geen tooneelspel, het werd zelfs nooit declamatie, de toonschakeering, die een voordracht mooi maakt, fewam niet voor ; het bleef een sober lezen, maar, waar schijnlijk zonder dat de voorlezer zelf er van wist, was het monotone mooi, doordat het die céne toon van diep uit het gemoed was, die indertijd den auteur tot het schrij ven van dit werkje in staat had gesteld. Oct. 1904. L. VAN DEYSSEL. Een interessant boek W. DE HOOG Az., Studiën orer de Nederlandsche en Engehche Taal en L tterkunde en liaar wederzijduchen invloed. 2 din. Dordrecht, J. P. Kevers. Zonder twijfel is dit een interessant boek ; zóó interessant, dat men, na lectuur, eerst eenigszins verbaasd staat over de weinige notitie door de pers in Nederland daarvan genomen. Mij- althans zijn weinig, of geen, reeensiëu onder de oogen gekomen. Is dit aan den uitgever te wijten, die het gewone middel otn reclame te maken verwaarloosde? Misschien. Doek ook de schrijver is niet van alle schuld vrij. Er klinkt, al in de eerste bladzijden, of liever, vooral in de eerste bladzijden, een toon, die den argeloozen lezer doet opschrikken en den geleerde, zoo hij zich al niet ergert, doet glimlachen. Het is de toon, zou ik meenen, van een beschei den man, die iu den strijd dea leven* dikwijls, of lang achtereen, 'zeer gegriefd is; die aflei ding heeft gezocht in studie en lectuur en nu, uu hij de resultaten van ijn jarenUmgcn arbeid opschrijft, zijn gemoed een enkele maal lucht get-ft en dan scherp wordt tegen wenseh en bedoeling in. Zóó, voor 't minst, wordt de zonderlinge in dit werk zonderlinge ontboezeming verklaard op bladz. 2üeu 27 van liet eerste deel; zóó het krasse oordeel over Burgerdijk's vertaling van Shakespeare; zóó de apodictische critiek van schrijvers en werken op bla Iz. 20, deel I ? en elders. Wat dit apodictische van, vele uitspraken betreft, do auteur kan ook door de be knoptheid, die hem wegens de uitgebreid heid der stof was geboden, daar-oe zijn gedwongen of verleid. Want het veld door den schrijver betreden, is zeer groot en lag nog voor 't grootste deel braak. Zelfs Willem de Clercq in zijn Verhande ling'1 over den invloed van de vreemde let terkunde op de onze, maakt van de Engelsche literatuur geen gewag. Hoe is 't mogelijk? zou men na de lezing van De Hoog's Stu diën" willen vragen, als we niet wisten dat De Clercq een prijsvraag heeft beantwoord en do bestuurders van het Kon. Ned. Insti tuut, die het werk bekroonden, niet nif-uwsgierig waren naar den invloed van het Engelsch. Des te meer is het in den heer De Hoog te prijzen, dat hij dit heeft aange durfd. Inderdaad, er behoort moed en vol harding toe om een arbeid ais dezen te ondernemen: de taak is moeilijk en voet angels en klemmen liggen er overal. Toen een mijner kennissen, een leeraar in de En gelsche taal- en letterkunde, het prospectus, dat een nog al uitvoerige inhoudsopgaaf be vatte, had gelezen, beweerde hij tegenover mij dat het totaal onmogelijk was, dat n mensch een zooveel omvattend werk tot een goed einde kon brengen. C'est selon. Wanneer men verlangt, dat alles wat gegeven wordt, de vrucht zij van zelfstandige nasporing en z>-lfilandig onderzoek, neen, dan kan liet niet. Doch waarom zou uien erneisch stellen aan een schrijver ov«r taal- en letterkunde, waarvoor men zich wel zou wachten groote historie schrijvers Iaat mij van de hedendaagsche Lansse noemen mede aan boord te komen? Moeten wij het niet dankbaar aanvaarden, wanneer men ons in aangenamen vorm weet te vertellen wat de wetenschap op z^ker ge bied heeft gepraesteerd ? Xu ?al ik niet be weren dat de stijl van 't onderhavige boek altijd correct, de taal altijd zuiver is; 't aantal drukfouten is zelfs legio evenmin zou ik durven volhouden dat wat de heer De Hoog als resultaat geeft, immer de eind uitspraak der wetenschap is. Ik zou b.v. evenmin voor mijn rekening willen nemen de mededeeiing dit de i-Umiaut van de o in 't Nederlandsen, niet voorkomt, bedoelt de auteur misschien don au-l'mlaut? als de stelling verdedigen dat de Umlaut rijn ontstaan dankt aan etn streven des sprekers om het den spraakorganen zoo gemakkelijk mogelijk te maken." Ook maakt men met een mihi constat" niet uit, wie in de kwestie over de verhouding tusschen El';er',yi; en Everyiuan gelijk heeft. M.iar wat beteekenen deze, en een paar lergelijke naïveteiten meer, bij al het wetenswaardige dat de schrijver ons, voor zoover het onderwerp dit toelaat, in booienden vorm te lezen geefi ? Mag ik eens even afschrijven, wat op bladz. ;i van 't eerste deel vermeld staat en den auteur blijkbaar als program heeft voor den geest gezweeld? Ziehier dan. * * -xDe wederzijdsche invloed der Engelsche en Nederlandsche letterkunde gedurende de Middeleeuwen. Is het Engelsen zinnespel Everyruan" een vertaling van Den Spieghel der Salicheit van Elekerlyc"? Vergelijking van Caxton's vertaling van de, in 1479, te Gouda uitgegeven prozabewerking met Die Historie van Reynaert de Vos". De prognosticaties" van Gaspar Laet; MaryofNemrnegen; the Parson of Kalenborowe; van den Tien Esels; Howleglass. De verhouding tusschen de Cluyte van Playerwater en de Interlude van John Haywood, getiteld: The merry play between John de husband, Tyb, the VVife, and Sir Jhan de Priest. Heeft Edmund Spenser deel gehad aan de over zetting van eenige gedichten in rijmlooze verzen, welke te vinden zijn in de Engelsche bewerking van Het Theater of Tooneel", door Jonker J. van der Noot in het Nederlandsch geschreven, en welken invloed heeft dio bewerking gehad op de eerste Engelsche Emblemata ? De Engelsche vertalingen, die van 1580 tot 1023 verschenen, van Biënkorf der heyliger Koomscher Kerke". De lïngelsche coraedianten op hunne rond reizen door Nederland, hun invloed op het Nederlandsche drama in de eerste helft der 17de eeuw (Shakespeaie). De zwerftochten door ons land van Thomas Churchyard, Ben Jonson en George Gaseoigne. Sir Philip Sidney's invloed op Bidder Theodoie Kodenburg, alsmede op Hooft's Granida. Wat Starter ontleende aan ThomasCampion en zijne tijdgenooten; Donne's invloed op Huygens en dien van Francis Quarles op Jacob Westerbaen. Waaraan heeft Jan Vos de stof ontleend voor zijn spectakelstuk Aran en Titus", en voor zijn klucht Oene" ? VondeFs Lucifer eu Milton's Verloren Paradijs. Addison's Spectator en de schrijvers onzer Spectatoriale geschriften, inzonderheid Justus van Etfen. Thomson'a Seasons; de romans van Kichanlson en die van Betje Wolff en Aagje Deken. Over Bilderdijk, die zeer veel uit 't Enjielsch vertaalde zonder altijd zijn voorbeeld te noemen. Ossian's gedichten ea Percy's balladen. Hot hoofdstuk over de Komanliek geeft gelegenheid te spreken over Tollens, Feith, Bogaers, Staring, Jacob van Lennep, Btets, Da Costa, Potgieter, Ten Kate, Lindo, Mevrouw Bosboom en enkele jongere schrij vers, wier werken duidelijk bewijzen, dat de Engelsche letterkunde op de onze een grooten invloed heeft geoefend. Aan dit alles gaat een breedvoerige studie vooraf over de verwantschap lussehen het EngeUch en het Nederlandsen; over de ver houding van het Angelsaksisch of het Oud-engelsch en het Ondnederlandsch; over de be trekkingen tusschen Engeland en Nederland in het algemeen, alsmede.over den wederzijdpchen invloed der Engelsche en Neder landsche taal. De vergelijking van eenige Middelöeuwsche werken met de Engelsche teksten geeft een duidelijk inzicht in den toestand der Engelsche en der Nederlandsche taal in de Middeleeuwen. * * Deze dorre opsomming, noódig om een ideetje van den inhoud te geven, doet mis schien schade aan de voorstelling van het boek als zoodanig. Want het boek is niet dor. De schrijver heeft juist de kunst ver staan die, op 't eerste gezicht wat hetero gene, stof taal- en letterkunde, cultuur historie, politieke geschiedenis tot een boeiend geheel te verwerken. Daarbij, al ij al het goede niet nieuw, het nieuwe is goed. Ter illustratie hiervan verwijs ik b. v. naar do paragrafen over de Engelsche woorden in 't Nederlandsch ; naar het hoofdstuk over Franci-ctts Junius en zijn studie over 't Go tisch; naar het overzicht van de Angelsak sische taal- en letterkundige studiën". Ook is, voor zoover ik weet, de heer De Hoog de eerste, die aangetoond heeft, wat onze vróolijke Starter aan Campion en zijn tijdgenooten heeft ontleend en een nieuw licht heeft geworpen op de verhouding van Donne en Constanten Huygens. Zeer belangwek kend is de studie over Thomson's Spasous, die op het sentiment van de 18de eeuw grooter invloed hebben geoefend dan menigeen vermoedt. Minder bekend ook was, zelfs bij onze letterkundigen, wat, Bilderdijk en Van Lennep aan Cnaucer hadden te danken. En vermoedelijk óók. dat Staring's Kameleon een geestige bewerking" is van Merrick's The Chameleon; de Hoofdige Boer het gedicht The M a r y W a y tot voor beeld heeft en de A d a en R e y n o u d een vertaling is van Goldsmith's E d w i n and Angel in e Doch ik inoet eindigen: de ruimte mij door 't Weekblad voor deze aankondiging toege staan, is beperkt. Daarom ook zal ik hier geen gewag maken van de drukfouten, eu .mis vattingen, waaraan het besproken wei k al mede laboreert welk menscbenwerk is volmaakt? en stel liever mijn lijstje ter beschikking van den schrijver voor een mogelijken herdruk, dien ik hem van harte toewensch. Want het boek moet gekocht worden ; gekocht door allen, die belang stellen in de studie van de Eugelsehe en Xe lerlandsche taal- en letterkunde, door geleerden en ge letterden, door de koks in de wetenschap en door de discligenooten. . Elk wat wils" zou zijn motto kunnen luiden. Het is een interessant boek. En niet duur. (?2.50 per deel). Utrecht.. ' W. PIK. iiiimmiiimiimiiiiiimii vau eei» siiialit-lljk gt'rcclit hangt van het hoogere genot bij het eten af. Hoe smakelijker het gerecht, hoe. lichter het ook verteert en des te beter komen de voedingstoffui, die het bevat, tot haar recht. De^e waarheid verklaart het succes .van.MAGGI'8 SPIJZEN en SOEPEN-AROMA. Uet is voor de zorgzame Huisvrouw een alom gerenommeerd, goedkoop middel om vleesch, sauzen, soepen en zwakken bouillon, 7.00 ook groenten, eierspijzen, melk enz. een kracht.igen, aangenamen smaak en geur te geven. Eerst bij het opdieuen bij te voegen! Te verkryjen bij kruideniers en comestibleshandi laars. Omdat het zeer geconcentreerd is, neme m t n nooit te veel. 5 groote Pryzen 30 Gouden Medai les, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-fryzen, zesmaal buiten msdedingirg, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs. Waar niet rerkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur ''.oor Kedvland en Koloniën PAUL HORN, Aius-terdain. MAGGI's onderscheidingen: Wmmiimiimi n u uu nmmiiiiiii iiiiiimiimiiiiimimii iiiiimmmiiiii iiiini nu n i immuun immmmm m l* Grootliertogin Laaise m Baten. Zeker is er geen vrouw van hooge positie, die zooveel heeft gedaan ten nutte van het algemeen en dat der vrouwen en meisjes in het bijzonder, als Louise van Baden. Van .baar vroegste jeugd af was het ge voel van solidariteit zeer sterk bij haar ont wikkeld. Als geboren prinses van Pruisen trad zij in 1856 in het huwelijk met den groot-her tog van Baden. Reeds dadelijk na de vestiging in haar nieuwe woonplaats, beijverde ze zich om te helpen, waar ellende en armoede om hulp vroegen. En niet alleen de armoede werd door haar gelenigd, en de bedroefde getroost; zij zag tevens het nut er van in, om te trachten het leed te voorkomen of de oorzaak op te sporen van zoo menig lijden en strijd. De Groothertogin van Baden kwam eer der als in andere landen vau Europa door hooggeplaatste vrouwen werd erkend tot de overtuiging, dat veel van bet leed door vrouwen geleden, kon worden voorkomen, als aan de meisjes een opvoeding zou worden gegeven die haar klaarmaakte om de struggle for life te aanvaarden. Een der eerste in stellingen waar zij als beschermvrouwe op trad, was de teeken- en schilderschool voor meisjes. Aan het kunstnaaldwerk werd ook een door haar gestichte school gewijd. De Badensche Vrouwenvereeniging werd door haar niet alleen gesticht, maar tevens persoonlijk geleid. Deze vereeniging kreeg, dank zij de goede en energieke leiding van haar presidente, al heel spoedig vele vertak kingen ook ten platten lande. Het mag wel als iets bijzonders worden aangemerkt, dat een vrouw als Louise van Baden, zulk een open oog heeft voor de droevige positie, waarin vrouwen en meisjes uit de middelklasse verkeeren, zonder zelve ooit van nabij te hebben kennis gemaakt, met de nooden en behoeften van den zoo genaamd werkenden stand. Niet tevreden met de haar gegeven rap porten, stelt zij zich persoonlijk in verbin ding met degene die hulp vraagt. Het is haar niet genoeg, alleen geldelijk te steunen zij wil zich, door de nooddruftige te leeren kennen, geheel in diens toestand verplaatsen. Voorwaar, dat is wel de mooiste wijze van het beoefenen der philantropie! Zij tracht waar zij kan, invloed uit te oofenen op haar naaste omgeving, en ieder te doordringen vin de plichten dengenen opgelegd, die tot de meer bevoorrechte leden der inaatschappy behooren. Haar invloed reikt tot in de verstafgelegen plaatsjes en alle inwoners van Baden, vooral de vrouwelijke, protiteeren er van. Om maar een voorbeeld te noemen, de spoorwegdirecties, verminderen in vacantiedagen hun tarief om een tochtje naar de hoofdstad te vergemakkelijken, en dit gebeurt op persoonlijk aandringen van de Groot hertogin. Waar verschil van meening mocht ont staan, daar vergenoegt Louizo zich niet met de m«dedeelingen die haar over den twist door anderen worden verhaald. Maar, zoodra zij twijfflt, of haar wel de ware oorzaak van het gebeurde is meegedeeld, ontziet zij af stand noch jaargetijde zij gaat er zelf heen om een persoonlijk oordeel te kunnen uit spreken. Dat- (r van een dergelijke vrouw een grooten moreelen invloed over het geheele land uitgaat is te begrijpen. Dat zij, behalve de practische zijde van haar weldoen, ook veel voelt voor ongelukkigen, bewijst haar stichting: Scheibenhart" in de nabijheid van Karlsrübe een asyl voor gevallen" meisjes. Hier ook weer toont zich haar liefdevol gemoed. Het is baar niet genoeg de stichting in het leven te hebben geroepen en te steunen. Maar zij geeft tevens haar eigen persoonlijk heid, door verpleegden telkens te gaan toe spreken. Behalve de hierboven gonoemde stichtingen heeft de groolhertogin ook nog gedacht aan de vele vrouwen die, of door onvoldoende onderrichting 61' door ziekte en ongunstige tinantieele omstandigheden, een kommervol bestaan Icidun. Zij stichtte het Ludwig-Wilhelm-gesticht voor vrouwen. Het was na den dood van haar zoon, die kort 'na keizer Friedrich overleed, dat zij dit tehuis in het leven riep. Het is voor vrouwen die slech'ts een zeer klein inkomen hebben, en daar rustig haar ouden dag kunnen afwachten. Louise, van Baden staat daar voor ons, als de vrouw die, zoo geheel ander.- als de meesten harer tijdgenooten, een open oog niet alleen, maar tevens een liefderijk medegevoel hebben getoond, voor het lijden en strijden van een groot deel der menschheid, waarvoor men vroeger in de meeste gevallen do oogen ge sloten hield. Zij is. om het in gewone termen uit te drukken, met haar tijd meegegaan ! In aansluiting met liet hierlioveiivermelde een kleine iiabetrachting! Het besprokene op htt voor eenigen tijd gehouden Congres voor Kinderbescherming beeft ons weer zoo duidelijk aangetoond, hoeveel er aan onze maatschappij ontbreekt, om in waarheid den naam vau beschaafd eu welgeordeiid te kunnen dragen. De verschillende sprekers en spreeksters hebben met schrille kleuren geschilderd, hoeveel en door hoeveion <?r zoo smartelijk wordt geleden en gestreden. Het lijden van kinderen! We zagen ze voor ons, de arme stumpertjes, waarvan Brusse de schrijver van Koetje"' ons vertelde: Van uit de donkere sloppen klinkt een noodkreet ter bescherming!" Dit waren de woorden waarmede de spre ker eindigde. En een rilling ging door de talrijke schare, die het pleidooi voor de arme verlatenen had aangehoord. We voelden met mevrouw Versluvs-Poeliiuiimiiiiiimmi imiiiiiiiMtNiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiMiiiimiiiimiiiiimiHiuimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii man mede, toen ze ons sprak over het on echte kind in de samenleving en ze ons vertelde hetgeen we trouwens allen weten hoe diep treurig dat lot is. En groot was ook do belangstelling toon Mr. Limburg een lans brak voor'het begin sel, dat het artikel waarin het onderzoek van het vaderschap wordt verboden, moet worden gewijzigd. De uitbuiting van kinderen! Als een lange rij trokken ze aan ons voorbij, de stumpert jes die in werkplaats of fabriek tusschen de schooluren in worden afgebeuld, vaak door hun eigen ouder-!. Maar het droevigste waren wel de bijzonder heden ons meegedeeld doïir den heer Casimir, die over het lijden der kinderen van aan den drank verslaafd-i ouders sprak. Ook freule Hartsm deelde daarvan i?j-droevige bijzonderheden mee, Als men zoo'n congres mee maakt, dan vraagt ineu zich onwillekeurig af: In hoe verre zal het gehoorde, tot gevolg hebben, dat de bestaan Ie toestanden ten goede wor den veranderd.? En zoo kwam ons de volgende vraag op de lippen: «Van hoe weinig vrouwen uit de zooge naamde hoogere standen kan worden gezegd, wat van de Groothertogiu Louise van Baden wor.lt getuigd? Ze zijn te tellen, die lust en opgewekt heid hebben, of ten minste toonen, om ziclf in te danken en mede te leven met het lot van vrouwen dio niet tot haar kring behooren. Het gezelschapslevcn neemt van do meesten zooveel tijd in beslag, dat er niet veel gelegenheid blijft om door samenspreking of lectuur, zich op hoogte te stellen van wat er om haar heen gebeurt. Maar gaat het h;i;ir niet aan, dat dui zenden van hare medezusteren ten ondergaan in den strijd om het bestaan? (Iaat het haar niet aan, dat er bloedgeld kleeft aan het door ha-.ir gedragen klei d? (-iaat het haar niet aaii, waar haar dienst meisjes vertoeven als zo liaar vrijen tijd h ?bhen? Ei- gaat ons zo'ireel aan, maar we vinden het gemakkelijk, om ons er maar niet mee te bemoeien! Als iedere vrouw haar roeping begreep, zoo als de vrouw wier naam boven dit artikel staat. Wat zou er veel ten goede kunnen wor den veranderd ! Kr is zoo ontzaggelijk teel te doen, maar de handen vau de meesten zijn te slap eu te traag ! Louise van Baden toont dagelijks door haar voorbeeld, n:<it er gedaan kun worden als men niet alleen zijn geld maar tevens zichzelf geeft. Onlangs las ik een opgave van het enorm aantttl uren dat men verliest in drie jaren, als men slechts n uur per dn/j in ledigheid doorbrengt. Het zijn er niet minder dan 1095. Kr is vél te doen, heel véY'1. De vrouwen die zich nu aan het openbaar belang wijden, hebben de handen vol. Doet als Louisse van Baden, gij die besch.kbaren tij l hebt. Sticht tehuizen voor school gaande kin leren, speeltuinen, crèches, maar geeft ook iets van uw tijd, van u~elf! Ge zult het u niet bsklageu. Moge de ,,Landesmiitter" nog lang voor Baden gespaard blijven, eu moge haar goed voorbeeld door velen in Holland worden gevolg l, dan zal er zeker heel wat leed wor den voorkomen of gelenigd. VEKA. Misöaöii? Kun merkwaardig verslag van een merk waardige misdaiUg'.iükl," schreef W. Zaalberg in de Hervorming van 24 September naar aanleiding van een rapport, in de Nieuwe Rolt. Cuumnt van den l_!eu en Kien dier maand, der welbekende Vcreeiiiging Pro Juveiitule, over ongerechtigheden voorkomend in het Kotterdamsch havenbedrijf, met name : dieverij, kaapzncht, waaraan men zich te buiten gaat zonder blikken of blozen, dit doonde iu gerustheid des gemoeds". Daar hier van een rapport der Vereeniging Pro Juveutute gesproken wordt, duidt deze merkwaardige misdadigheid ' op vergrijpen door kinderen, d. i. jeugdigen van jaren, ge pleegd. Op de gerustheid des gemoeds", waarmêo zij (loze daden bedrijven, zou mis schien wat af te dingen zijn. Zooveel mo gelijk verbeeld ik mij zullen zij het clandestien doen, of trachten te doen. Dit bewijst iets doch zeer weinig van meten, dat deze handelingen strafbaar zijn, maar of zij zichzelf daardoor misdadig" voelen be twijfel ik. Nogthans het feit is er: deze kinderen utelen. Wat ze echter niet hebben niet kunnen hebben is de bewustheid vau iemand een individu te bestelen. Voor ben is het denkbeeld dat deze goederen een eigenaar zoo itschap dit is voor ons in elk geval iets, waarmee men het zoo nauw" niet behoeft te nemen. Fn hier ben ik, waar ik wezen wilde. Xemen wij, welopgevoeden, het wel nauw", waar het eerlijkheid betreft ? Van diefstallen op groote schaal, verduisteringen, oneerlijke faillissementen, wil ik niet spreken. De bebedrijvers er van staan gebrandmerkt. Ik heb het oog op onze dagelijksche kleine vergrijpen aan een anderman's goed. Ver grijpen in ons oog zoo onbeduidend, dat we ze telkens eu telkens begaan in volle gerustheid des gemoeds.'' Jantje wil prentjes natrekken op doorschijnend papier. Neen, lieve jongen, niet dat boek van pa! 't Geeft leelijke krassen, weet je! Hier, neem dit uit de Leesportefenille." 't Kind gehoor zaamt. Dat boek uit de portefeuille is van niemand," denkt het of bet denkt niet in elk geval: iets raas? wel leelijk gemaakt worden, als het maar niet van pa is." Pietje komt in den tuin aanloopen met een doode muis, die hij aan 't puntje van zijn staart omhoog houdt. Bah, gooi weg dat vieze beest! Hier over de schutting maar! Gauw nu handjes wasschen, lieveling!" Wat vies" hebben, iets vaags, iets verafs, iets zoi zwevendsalsb. v. een Naamlooze Venuootschai is, werpt men in den tuin van zijn buur man, hebt ge uw kind geleerd. Zoo met onze kindtreu in volkomen ge rustheid des geiuoels." En wij zelf? Dezen zomer 't was iu de vacantie ontving ik 't volgend briefje van mijn boekl.andelaar, tevens bestuurder van een leeskring: 't Tweede deel van .... kan ik u tot mijn leedwezen niet doen toekomen. De heer..., uw voorganger op de volglijst, nam het mede op reis." Ongetwijfeld liet deze heer dit tweede deel van een gezocht werk ,.in vol komen gerustheid des gemoeds" in den zak van zijn demi glijden, toen hij naar den trein toog. Is dit niet-achten van het ver oorzaken van ongerief, deconfiture, aan an deren, mede niet een vorm van oneerlijkhetd? Van praktijken, waarover winkeliers te klagen hebben, dikwijls van de zijde hunner zeer geachte clientèle, wil ik hier niet de tallooze schakeeringen opnoemen. Dat goe deren, op zicht gevraagd, na tot een of ander doeleinde te hebben gediend, worden teruggezonden met de boodschap: dat de keus er niet bij was," waar gebeurt het niet! Immers wij beschadigden de ons toe vertrouwde zaken niet. zoo redeneert men, maar dat wij den winkelier benadeelden door onbetaald afueuzen", den win kelier, die het voorradig" moet hebben om ons te kunnen gerieven, het komt niet in ons op. We doen deze dingen in volkomen gerustheid des gemoeds". Dief en diefjesrnaat," schreef Frans Xetscher in De Telegraaf een raar jaar geleden, over Boeken en Menschen sprekend. Dief en diefjesrnaat. We vertalen een anderman's werk en vragen niet of 't mag. Verrijkend dus onze boekenkast eu misschien ons verstand ? met eens anders hersenprodukt, ongevraagd, in gerustheid des gemoeds". Een georganiseerde diefstal of vakorganisatie van handelaren in gestolen goederen", noemde hij het. Maar enfin, we leven nu eenmaal in een maatschappij, waarin dit mogelijk en geoorloofd is. Oliver Goldsmith verhaalt in The Vicar oj Wakefield, dat hij, ten einde voor de herbaling van 't bezoek van lastige of indringende personen gewaarborgd te zijn, steeds zorg droeg hun een parapluie te leenen. Deze menschkundige opmerker zou in onze dagen nog menige parapluie op gezegde wijze kunnen aanwenden. Of ik beweren wil, dat aan de dieverij en kaapzucht", waaraan kinderen zich te buiten gaan in het Kotterdamsch haven bedrijf te buiten gaan zonder blikken of blozen" dan geen paal en perk mo;t worden gesteld? Dat zij verre. Alleen zij men be dachtzaam met do toepassing van het wooid misdadig" ten opzichte dezer jeugdigen van jaren, zeer zeker niet door ons in eerlijkheid geschoold". L. v. W. Vrouwen die rooken. Japansch en Rus sisch. Inrioed der vrouw op kunste naars. Helaas ! Het is treurig, maar waar. Mevrouw Xicotine krijgt steeds meer vrou

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl