Historisch Archief 1877-1940
Jff», 1428
DE AMSTERDAMMER
A°. 1904.
WEEKBLAD YOOE NEDEKLAND
Onder Eedactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar B mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/*
Bit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard det-Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zontfa? 6 November.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
I M H O V D:
VAN VERRE EN VAN NABIJ -.Een voorbeeld.
Gouverner c'est prévoir", door M H. de Jong.
Treurige jnbilé's, II, (slot), door Phocion. Nog
iets uit den Boerenoorlog, I, door H. A..
Cornelissen Het Jeven in de hofatad, door Senior.
KON3T EN LETTEKEN: Mudek tn de hoofdstad,
door Ant. Averkamp Japansche dichtkunst, It,
(slot), door tir. Edward B Koster.
Nederlandsche volksboeken VIII en IX, door J. L. C. A.
Meijer. Wigle Wever, door J. ten Cate.
FEUILLSTON: Morgen, door Jeanne E^yneke van
Stuwe. Boekaankondigii'g VOOB DAMES: Por
tret van mej Lonise de Neve (Louise BB) Ellen
Key, De ethiek van liefde en huwelijk, beoord door
P. H. Hngenholtz Jr. Aan mevrouw
KraytHogerzeil, door Marg Gallé, met antwoord van
mevr. Kruyt-Hogerzeil. Allerlei, door Oaprice.
Het teganwoorigo stadhuis te Amsterdam en ztjn
omgeving, met afb., door W K. V. J. H. A. E.
de Vlies, (met portret), door A. W. Weissman.
Prijc-de-Bome, door W. Steenhoff. Herman
Heyenbroek in St. Lucas, door J. W. N. UIT
DE NATUOB.-doorE. Heimans.?FINANCIEELE
EN OECONOMI30HE KBONIEK, door D. Stigter.
PAMBÜBBIEK. 80HAAK3PEL PEN- EN
POTLOODKBA8SEN ADVEBPENTIEN.
Een voorbeeld.
In ons nummer van 11 Septjl. namen
wij een bericht uit Het Volk ever, waarin
werd medegedeeld, dat aan eene
Arnhemsehe firma, door den kantonrechter
en de rechtbank tot het betalen eener
boete van ?285 veroordeeld wegens over
treding van de arbeidswet, vergunning
was verleend tot het voeren van het
koninklyk wapen.
Verwondering bracht dit ons niet
schreef Het Volk daarbij waarop wij
te kennen gaven, dat er zullen zijn, die
zich even als wij over dit feit wel een
weinig verwonderden.
Hoe dit zij, ieder zal met ons aanne
men, dat H. M. de Koningin der Neder
landen, toen zij de vergunning tot het
voeren van haar wapen gaf, niet gewe
ten heeft, hoe zij daarmede begiftigde
een overtreedster van de arbeidswet, ge
straft met een boete van 285 gld.!
Thans echter, zoo schreven wij, wordt de
zaak anders. De wetenschap, dat zij geheel
onschuldig, misleid door haar voorlichters,
het recht tot het voeren van haar wapen
heeft geschonken aan iemand die 's lands
wet heeft geminacht en heeft trachten te
ontduiken, zal haar ongetwijfeld door hare
getrouwe dienaren zijn bijgebracht. En
nu, meenen wij, is het te hopen en te
verwachten, dat dit verleende recht zal
worden teruggenomen.
Wij zijn er zeker van, dat een zeer
groot deel der natie het met bijzondere
voldoening zal vernemen, als het konink
lijk u-apen, pp deze wijs zich keert tegen
wetsovertreding."
Welnu die hoop en verwachting zijn
niet beschaamd geworden. De verleende
vergunning tot het voeren van het
koninklijk wapen is thans werkelijk
ingetrokken ? iets wat een zeer groot
deel der natie", evenals wij, met bijzon
dere voldoening" zal hebben vernomen.
En zulk een daad was niet zoo ge
makkelijk. Aldus een fout goed te maken,
begaan op gezng van hen, die H. M.
zoo lichtvaardig en onbetrouwbaar tot
het verleenen van bedoelde vergunning
hebben «geadviseerd, moet de Koningin
moeite hebben gekost. Zoo heeft, mee
nen wij hier te mogen constateeren,
Wilhelmina een voorbeeld gegeven, dat
ieder, maar zeker niet het minst de pers
van alle richtingen tot leering kan strek
ken. Wie weet "niet hoe zeldzaam het
geval is, dat men in 't openbaar erkent
naar lichtzinnige raadgevers te hebben
geluisterd ?
Gouverner c'est prévoir."
Gouverner c'est prévoir, dat was de
uitspraak, waarmee dr. Kuyper in de zitting
der Eerste Kamer van 23 September tegen
over mr. Van Houten, den spoed trachtte
te rechtvaardigen, waarmee de regeering het
votum dier Kamer in zake het
HoogerOnderwijsvraagstuk had laten volgen door
het bekende ontbindingsbesluit.
Gouverner c'est prévoir, met een plechtig
gebaar zal de Minister die zinsnede hebben
uitgesproken, welbewust, nooit te kort ge
daan te hebben aan de schoone gedachte,
in die woorden neergelegd.
Rakelings waren die woorden aan mij voor
bijgegaan en ongetwijfeld zouden zij zich in
den stroom van krantenuitdrukkingen ver
loren hebben, had een iSïtmrfaar-rf-artikel,
dat my toevallig onder de oogen kwam, ze
niet in de herinnering teruggeroepen, en wel
in eene afzichtelijke gestalte: als eene wreede
bespotting van ec'.irynende ellende keerden
zij tot nrj terug.
Heel Nederl.md weet, dat de aanstaande
wijziging van de Wet op het Lager
Ouderwijs eene groote omwenteling zal teweeg
brengen op Onderwijsgebied en ver daar
buiten.
Het volksonderwijs, dat in den loop der
tijden van particulier en gemeentelijk be
lang is overgegaan in het stadium van
algemeen belang en als zoodanig eenheid
begon te krijgen, dreigt uit elkaar te vallen,
gemerkt door den geest van sectarisme, bijna
zei ik: terug te vallen in het reeds
doorloopen stadium.
Het volksonderwijs, dat zich had ont
worsteld aan de knellende banden van ker
kelijke heerschzucht, zal den fleren nek
moeten buigen onder het juk der dienst
baarheid, slaaf in den tros der
kerkelijkpolitieke partijen: de school zal moeten be
houden, conserveeren het Christenvolk.
De strijd, zoolang op politiek terrein ge
voerd, meent men voor goed te eindigen en
vergeet, dat hij, in een anderen vorm wordt
overgebracht in den boezem van het volk.
De onderwijzer, die dank zijne betrekkelijke
onafhankelijkheid, met steeds meer toewijding
zijne zware taak opvatte, die zich steeds
meer rekenschap begon te geven van zijn
verantwoordelijk werk, wordt met afhanke
lijkheid bedreigd, zijne vrijheid, eerste
voorwaarde voor zijne taak als opvoeder, zal
hij mogen inademen binnen de enge muren
van het sectarisme.
Waaraan heeft ons volk die ramp verdiend ?
Vele scheidsmuren, die vroeger de
menschheid verdeelden, zijn weggevallen, ? waar
om moeten er nieuwe worden opgericht,
waarom kan de grenslijn tusschen
Uhristenvolk en Heidendom nooit te scherp worden
getrokken ? ?
Over deze gevolgen van de omwenteling
op 't gebied van het volksonderwijs kon ik
onmogelijk heen stappen, ook de Open
bare onderwijzer leeft uit een beginsel.
Ik kom nu tot een meer tastbaar gevolg
voor ons onderwijzers en zoo tot het eigenlijke
doel van deze bespreking..
Met dat concrete gevolg, dat zoovelen aan
den lijve zal voelbaar worden, bedoel ik de
opwachtgeldstelling van zoovele onderwijzers.
Van verschillende zijden is er opgewezen,
hoe onvoldoende het wachtgeld bij de tegen
woordige wet geregeld is: niet alleen van de
zijde der heidensche vakvereenigingen, het
Nederlandsch-Onderwijzers-Genootschap en
de Bond van Nederlandsche Onderwijzers,
neen, ook van de zijde van 't Christenvolk
hebben stemmen geklonken: zoo op de ver
gadering van Katholieke Onderwijzers te
Boermon l en wat meer zegt in De Katholieke
Onderwijzer, die zich als volgt uitliet:
Wij, voorstanders van bijzonder Onder
wijs, wij, die jaren lang het bijzonder onder
wijs hebben gediend en liefgehad, wij, die
ons verheugen in de schoone toekomst
welke ons onderwijs tegemoet gaat, wij
zouden, waren wij geroepen onze stern uit
te brengen over deze of liever nog ver
beterde ontwerpen, beslist tegenstemmen als
de voorwaarde niet vervuld werd: niemand
worde slachtoffer. Liever bleven wij, wat
wy zijn, dan onze positie te verbeteren
ten koste van jammer en ellende in ge
zinnen van collega's."
Is het te verwonderen, dat men bij 't
verschijnen van het ontwerp van wet is
gaan zoeken naar bepalingen, die konden
verhoeden, dat zoovele gezinnen tot den
be lelstaf werden gebracht ?
Men zocht, men bladerde, maar men vond
niet.
Een oogenblik dachten sommigen, dat de
wachtgelders vergeten waren, het denk
beeld aan opzet kwam bij niemand op.
Waren de wachtgelders vergeten ? Maar
al te spoedig zag men het onzinnige van eene
dergelijke veronderstelling in, die slechts
door de Hoop kon zijn ingegeven.
Vergeten? Er was te luide getuigd.
Vergeten? Had niet de Minister zelf in de
zitting van 17 December 1902 van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal deze woorden
gesproken, na de verklaring dat nieuwe
regeling van het wachtgeld nu niet aan de
orde kon komen :
Maar volstrekt is daarmede niet bedoeld,
dat, indien naderhand bleek, dat weder eene
nadere wijziging van de wet op het lager
onderwijs toestanden in het leven riep, die
voor het onderwijs onhoudbaar waren, ik
ongenegen zou zijn, om eene nadere her
ziening in overweging te nemen".
't Was duidelijk, van vergeten kon geen
sprake zy'n. .
En bovendien: Was het niet de Minister,
die ten aanhoore van heel het volk, de schoone
uitspraak tot de zijne had gemaakt: Gourerner
c'est prCvoir!
Gouverner c'est prévoir: zou de Minister
de gevolgen van zijne daad niet berekend
hebben ? Was die uitspraak eene
gelegenheidsphrase geweest?
't Is waar, hier is geen ingewikkeld juri
disch of dogmatisch probleem met
woordgekunst te ontwarren, hier is geene oratorische
eer te behalen ; het naakte bloote feit staat
daar: tal van ambtenaren van den Staat
zullen aan den dijk gezet worden, naakt als
het feit zelf.
Inderdaad : Prévoir was hier geene kunst:
prévoir was hier te eenvoudig voor den
Staatsmansblik, prévoir kon hier aan de
kleine luyden worden overgelaten.
Bevriende commentatoren scherpten, hun
verstand en togen aan het werk om het
zwijgen van den Minister te verklaren.
In De Katholieke School schreef de heer
Kunst:
Zijn de wachtgelders vergeten ?
Men heeft er zich over verwonderd, dat
minister Kuyper in zy'n Ontwerp tot her
ziening der Wet op het Lager Onderwijs",
niets heeft opgenomen, dat op eeue betere
regeling der wachtgelden lijkt. Velen zullen
buiton betrekking geraken, zoo sprak men
en niets wordt gedaan om die slachtoffers
van beginselen voor. broodsgebrek te behoe
den. De aanstaan Ie Wachtgelders zijn ge
woonweg vergeten, zeiden anderen. Ik voor
mij geloof echter, dat de Minister niet tot
de vergeeta :htigen behoort en die regeling
bij deze wijziging opzettelijk heeft wegge
laten. Zou het ook wel rechtvaardig zijn
in een christelijk Staatsman een wetsont
werp te geven, bij welks aanneming vele
achtbare en brave onderwijzers hee) of half
broodeloos werden ?
Door nieuwe bepalingen omtrent de
Wachtgelden te geven bij deze gelegenheid,
had hij zelf erkend, zulk eene ongelukswet
voor te stellen. Hij MOET van de veronder
stelling uitgaan, dat de onderwijzers der
openbare scholen bij het bijzonder
onderwys kunnen overgaan, als hunne scholen
worden opgeheven."
De Bode, orgaan van den Bond van Ned.
Ond., die anders nogal eene goede maag heeft,
zag geen kans deze enormiteiten te verduwen.
Zij heeft do handen inelkaar geslagen van
verbazing en gevraagd :
Hoe, wat niet alleen de heele
ongodistische schoolpers onmiddellijk begreep,
doch hetgeen ook door de christelijke pers,
o. a. door De KalhoVeke School en Dt Katli.
Onderwijzer werd geconstateerd en waartegen
door de laatste reeds bij voorbaat werd ge
protesteerd, zou dr. Kuyper ontgaan zijn?
Zou het inderdaad den kinderkens geopen
baard zijn en den grooten verborgen zijn ge
houden ?"
En verder: Het lijkt ons bijna profanie
of zou 't ironisch bedoeld zijn ?"
De Standaard van l October neemt allen
twijfel weg:
De Minister ziet niet, wil niet zien. En toch :
Gouverner c'est prévoir.
Ziehier wat zij schrijft:
In den kring der openbare onderwijzers
ziet men het oogenblik aankomen, dat het
bijzonder onderwijs op menige openbare
school het getal kinderen zoo zal doen
slinken, dat heel een groep van onderwij
zers van bijstand zal worden afgedankt.
Wel zullen er, door de uitbreiding der
bevolking, elders meer noodig zijn. Maar
toch ducht men, dat dit cijfer niet hoog
genoeg zal loopen, om de ontslagenen te
plaatsen. En bovendien, de toevoer van
nieuwe candidaten houdt aan.
Dit is een zaak van ernst.
Dit toch kan tengevolge hebben, dat
zegge twee driehonderd kundige mannen
geheel buiten hun schuld en buiten hun
toedoen, hun positie en hun inkomen ver
liezen.
Het is zoo, art. 39 verzekert hun wacht
geld. Maar stel, hij genoot / 800 salaris,
dan krijgt hij nu maar f 400. En dat duurt
slechts twee jaren. Daarna krijgt hij niets.
Dat is hard, zeer hard.
Nog niet zoo zeer voor de jongeren, die
kunnen een andere carrière zoeken, en
kunnen met f 400 desnoods zich behelpen.
Maar zeer hard wordt het, als de man,
over de 40 is en een gezin heeft; en ook
voor het Rijk wordt het een schadepost
als het dq helft van dat wachtgeld betalen
moet.
En nog harder wordt dit, als de onder
wijzer b.v. maar / 000 genoot en nu van
? 3'K) moet gaan leven met straks eeii vol
maakt leege beurs in uitzicht.
Ernstig dient dan ook overwogen, of
hieraan niets te doen valt. Natuurlijk niet
voor overcomplete onderwijzers. Die weten,
wat ze risqueeren. Maar wel voor onder
wijzen, die door de wet geëischt worden.
Die moeten er zijn.
De Eegeering heeft in haar Ontwerp tot
nadere regeling van het Lager Onderwijs
hierin nog niet voorzien; en misschien
terecht.
Anders toch zou het al den schijn hebben,
als of ze het leegloopen der opeubare scho
len bedoelde.
Eerst als er feiten komen, zal er te han
delen zijn!
Dat is de slag van de vuurpijl.
O, sophisten uit de dagen van Socrates!!
Perfide, noemt de Arnhemsdie Courant dit
stuk. Wij hebben in 't Hollandsch een woord,
dat niet minder juist er de strekking van
aangeeft.
Dat stuk is gemeen.
O, 't doet den openbaren onderwijzer zoo
innig goed, bij monde van De Standaard
te vernemen, hoe diep medelijden ons Chris
tenvolk" met die arme wachtgelders heeft.
Dat is wel geen brood voor den mond,
maar toch lafenis voor de ziel.
Eerst als de feiten komen, zal er te han
delen zijn." Zeker, eerst als de Minister
zich als een Napoleon zal verheffen op de
ruïne van de Openbare school, en zijn oog
laat weiden over de Bijzondere dreven, waar
de kinderkens wandelen in het aanschijn
Gods, eerst dan zal hij zich verwaardigen
een blik te werpen op de ongelukkigcn, die
om de puinhoopen dwalen, zoekende naar een
korst brood.
Openbare onderwijzer, uw hoogmoed, uw
eigengerechtigheid zal vernederd worden.
Gouverner c'est prévoir.
Et pourïoir, hoor ik enkelen zeggen.
De onnoozeleu!! Weten zij niet, dat de
letter van de wet de geest niet is en de geest
van het wo ird de letter niet ? ? De ver watenen!!
De ware beteekenis van een Ministerwoord
te 'gaan begraven onder den zin. dien men
er gaarne aan gehecht zou zien ? ?
Gouverner c'est prévoir.
Ik mis iets in dit Standaard-artikel.
Ik mis du veronderstelling, door den heer
Kunst in De Kath. Scfi. aan den Minister
toegeschreven, dat de onderwijzers der Openb.
school bij het Bijzonder Onderwijs zullen
overgaan, en ik mis haar noode.
Zij zou de gulden rand geweest zijn van
de wolk van welwillendheid waarin de Stan
daard ons hult.
Of moeten wij tusschen de regels doorlezen ?
Of speuren wij hier reeds den zachten,
aangenamen dwang?
Mocht dit het geval zijn, laat men zich
dan in het clericale kamp verzekerd houden,
dat de Openbare onderwijzer zijne armzalige
plunje te lief heeft, om haar af te leggen;
hij heeft haar met eere gedragen.
Reeds worden maatregelen genomen, dat
niet bitter breodgebrek de collega's zal nood
zaken hun beginsel geweld aan te doen. Reeds
heeft het Ned. Ond. Gen. zijne regeling tot
aanvulling der wachtgelden, terwijl de Bond
v. Ned. Ond. zich gereed maakt de zaak ter
hand te nemen.
Of die steun voldoende zal zijn???
Het is een grievend denkbeeld, dat de
vakvereenigifigen genoodzaakt zijn
werkloozenkassen te stichten, waar de Staat patroon is.
Later, ja later. In naam der Christe
lijk» liefde wordt aan den openbaren onder
wijzer een wissel gegeven, die vervalt na zijn
bankroet . . . misschien.
He e r-II u go waard, 18 Oct.
M. H. DE JOXG.
Treurige jubilé's.
II. (Slot).
Er is echter nog een oorzaak, die het groote
verschil tusschen de besproken twee
kategoriën teweeg brengt, en wel het streng plaat
selijke schoolexamen, waarmee men de gym
nasia begiftigd heeft, terwijl de H. B.-scholieren
hunne geschiktheid moeten bewijzen voor een
gemengde provinciale commissie. Er is geen
duurder examen in ons land dan dat de
gymnasiale loopbaan onzer aanstaande mede
burgers afsluit, en geen, dat zoo weinig waar
borg geeft als het schoolexamen; daargelaten
nog, dat een staatscommissie op geheel ge
heel gewijzigde grondslagen en met een andere
kategorie van examinatoren andere groepen
tot studenten maakt. Immers onder den invloed
van plaatselijke belangen en in den kleinen
kring, waarin men zich beweegt, zal elk
schoolhoofd, zooveel mogelijk trachten erdoor
te krijgen, zooals het heet; de commissies, die
de gemeente bij de school vertegenwoordigen,
vinden het een glorie, als de aan hunne zorgen
toevertrouwde inrichting zooveel succes heeft,
dat geen leerlingen afgewezen zyn. Dat ge
committeerden enkele malen ten koste van
onschuldige leerlingen de Nemesis hebben
gespeeld, is waar; maar dat gecommitteerden
voor de wiskunde soms geen of bijna geen
eischen lieten gelden voor de leerlingen van
A. en die der letteren, zelfs van wien men
zulk een handlichten geenszins mag verwach
ten, voor leerlingen van B. is een démenti
aan elk begrip van harmonische ontwikkeling
op een gymnasium op te doen. Het is ge
committeerden toch al niet mogelijk op te
merken op welke scholen reeds van den eersten
cursus af op het eindexamen aangestuurd
wordt; waar dj leeraren der nieuwe talen
zoo min mogelijk ? liefst geen -huiswerk
mogen opgeven ; of bij het examen ten hunnen
overstaan gehouden leeraren ook privaat
leerlingen hebben, of hoe al gekuipt kan
worden. Naar verluidt is zelfs de wijze, waarop
soms rectoren en koene leeraren de bevorde
ring hunner leerlingen verdedigen zoo ver
makelijk, dat gaandeweg enkele gecommit
teerden in de inlichtingen en geflatteerde
opgaven, die hun gedaan worden, zeer weinig
of geen vertrouwen meer stellen; inzonderheid
doordien zij menige door hen toegelatenen
bij de examens aan de akademie zagen af
wijzen of ongeschikt verklaren voor j studie.
Het is goed gezien van den tegenwoordigen
minister om de verplichte overgangsexamens
tegenover de curatoren uit de wet te lichten.
Maar verslandiger ware een ruimere opvatting
der zaak in dien zin, dat colleges van cura
toren en commissies van gecommitteerden
voor goed werden opgeheven, en voor de
eindexamens provinciale commissies van
leeraren werden ingesteld, zooals bij de H. B.
scholen, of centrale commissies zooals voor
de onderwijzers. Daarbij zou men desnoods
het getal examenvakken kunnen verminderen,
of tot handhaving der controle de vakken
afwisselen en de vraagstukken tot het laatste
oogenblik geheim houden. Aan het drillen
kwam ten minste een einde. Maar om den
degelijken waarborg, welken de (stand-) school
examens der gymnasia aanbieden, behoeft het
getal dier inrichtingen zeker niet vermeerderd
te worden.
Een aangenamen indruk maakte de een
vormigheid van leerplan meteen kleine mate
van vrijheid voor den leeraar. Maar ook daarbij
heerscht weer een half heid, die bij het M. O.
niet bestaat. Bij de inrichtingen van M. O.
zijn alle rijksscholen verplicht leerlingen van
elkaar in hunne respectieve klassen over te
nemen, bij de gymnasia moet niettegenstaande
de eenheid van leerplan elke leerling, die
zich aanbiedt, een toelatingsexamen afleggen,
waarover curatoren de eindbeslissing hebben.
Daarmee wordt de geheele eenheid van leer
plan waardeloos. Bij de verschillende opvat
tingen, die in de gymnasia heersenen over
het recht, dat aan de verschillende leervak
ken toekomt, is het geen zeldzaamheid, dat
de beste leerlingen van het eene gymnasium
niet kunnen geplaatst worden in de
gewenschte klasse van een ander gymnasium ; ook het
omgekeerde komt dikwijls genoeg voor. Even
verschillend zijn de stelsels voor straffen en
belooningen in de verschillende scholen. In
eenige rekent men nog met de ouderwetsche
nota voor alles en nog wat, in andere met
cijfers van l tot 5 of tot 10, of met proef
werken ; hier geeft men gedragboekjes, daar
verslagen, een of meer per jaar, elders niet.
Kortom ook daaromtrent heerscht onder de
paedagogen geen communis opinio. Maar
hoe het met die laatste en ondergeschikte
zaak ook zij, ook in dit opzicht is het niet
gewenscht meer gymnasia in het leven te
roepen. De enkele, die om religieuse redemn
in de jongste jaren erbij gekomen zijn, tooneu
nu reeds in de keuze der lectuur en in de
uitgaven, welke de leeraren daar voor hunne
scholen vervaardigen, dat zjj, zooals van zelf
spreekt, een eigen richting bij het onderwijs
en de opvoeding zullen volgen en geenszins
zullen bijdragen tot de zoo gewenschte een
dracht onder de burgers van een zelfde land,
die integendeel zooveel mogelijk van elkaar
vervreemd elkaar zeker nooit zullen leeren
waardeeren. De schakeering van allerlei par
tijen zal in de toekomst nog veel grooter en
scherper worden dan die nu reeds is, wat
niet anders dan tot onheil kan strekken van
ons klein land.
Toen horbecke de AVet op het M. O. ge
geven had, droeg hij aan de flinkste mannen,
die in het land te vinden waren, de invoering
der wet op. Het waren mannen, die hun tijd
begrepen en de behoeften der maatschappij,
waarop de eerste artikelen der wet M. O.
wijzen. Ieder, die met hen in aanraking kwam,
had achting voor huunepersoonlijke beschaafd
heid en voor wat zij in de wetenschap
gepraesteerd hadden. Tot hun ambt geroepen
gaven zij met een enkel door hen opgesteld
leerboek de richting aan, die bij het onder
wijs diende gevolgd te worden ; met krachtige
hand toonden zij den weg aan, die bewandeld
moest worden, met helderen blik kozen zij
de personen, geschikt om hen bij den arbeid
ie steunen, zonder politieken zin of vooroor
deel van secte bevangen. Nog draagt menig
schoolgebouw en menige inrichting de sporen
van de verstandige inzichten der eerste direc
teuren. De scholen werden in het begin alleen
door den midd^stand met vreugde begroet,
na korten tijd dwongen zij ook de hoogere
standen tot erkenning harer goede eigen
schappen. Zij vermeerderden in tal en Jast,
Hun tweede vaders klaagden; scholen van
drieen vierjarigen cursus moesten en moeten
overal worden opgericht, waar de vijfjarige
te veel zou zijn. De examens voor leeraar
M. O. waren en zijn streng, maar hebben den
naam van eerlijk te zijn, en terwijl meestal
schoolmeesters het aflegden, had men eenigen
waarborg voor paedagogischen takt, terwijl
aan de gymnasia inzonderheid de jonge leer
aren bij gemis aan seminarium of praktische
oefeningen in de eerste jartn althans of zelf
de dupe hunner onervarenheid worden of
de leerlingen daartoe maken Teekenend is het
feit van een Neerlandicus, die geografie moest
onderwijzen. Bij het Nederlandsch werden
de twaalfjarigen op verwante vormen in het
Gothisch en de moderne talen vergast, bij de
geografie moesten onder meer dwaasheden
de spoorwegen in Amerika by gesloten atlas
uit het hoofd worden opgezegd. De Gemeente
raad te Amsterdam heeft terecht aan de
paedagogiek geen leerstoel meer afgestaan; de
genomen proef gaf daartoe aanleiding. Wij
nebben in Nederland geen paedagoog von
Haus aus: het vak vormt een deel der psy
chologie en behoort als zoodanig bij den
hoogleeraar voor de wijsbegeerte een plaats
te vinden. AVat de aanstaande docent voor
den effectus civilis na zijn studie noodig heeft
is schoolpraxis en methodologie. Maar die
dient door eiken hoogleeraar bij zijn eigen
vak gegeven te worden, die is daarvoor de
aangewezen man en die alleen kan dat ook
gemakkelijk doen.
Naast de bloeiende middelbare scholen
kwijnen de gymnasia weg. Neemt men den toe
stand, zooals die werkelijk thans is, dan kun
nen die twee scholen gerust ineensmelten,
wanneer de vijfjarige burgerscholen het Latijn
opnemen, waarvoor ook in Duitschland
zoo sterk gey'verd wordt, terwijl een paar
enkele vakken naar de Universiteit worden
overgebracht en Boekhouden met een deel
der Staathuishoudkunde worden opgeheven
als leervak, omdat wie het noodig heeft daar
voor tegenwoordig te kust en te keur leeraren
kan vinden. Het Grieksch wordt aan 99 per
cent der gymnasiasten zonder vrucht onder
wezen; de enkele a.s. literator voor oude
letteren en de enkele predikant, die er iets
van rnoet weten, brengt het met eenigen
aanleg voor taaistudie met een jaar
privaatonderwijs wel zoo ver als hem thans de vijf
jaar, gymnasiaal onderwijs brengen. Het bewijs
daarvoor leveren de ontelbaar velen, die een
jaar, nadat zij een einddiploma der H. B.
school gekregen hebben, het staatsexamen
A of B met het beste succes afleggen. In 't
beheerschen van den arbeid door dien te
verdeelen ligt het geheim. Alle anderen, die een
gymnasium bezocht hebben, de juristen er
onder begrepen, betreuren den tijd aan het
Grieksch besteed, omdat zij in dien tijd kun
digheden hadden kunnen opdoen, die hun
in de maatschappij van grooter nut waren
geweest. AVaartoe behoeft het geheele
Nederlandsche volk een inrichting erop na te hou
den, die elk jaar tonnen gouds kost en bijna
niemand bevredigt?
Piiocioy.