De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 6 november pagina 7

6 november 1904 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1438 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V 00 U NEDERLAND, Bet tegenwoordig stadhuis te Amsterdam en zffn omgeving. , Kloostertjjd en Prinsenhof. * Het verdient opmerking dat, sedert "Wagenaar in zijn bekende Amsterdamsche geschiedenis en plaatsbeschrijving ook een overzicht gaf van de plaats waar in zjjn tijd het admiraliteitshof stond, geen hebben gedroomd. Sedert nu weet de Amsterdammer maar &\ te goed dat het niet meer het stadhuis is, dat den vreemde ling trekt, maar dat de vreemdeling moet zoeken, wil hij- de residentie van het stedelijk bestuur van Amsterdam gaan zien. Langs een schilderachtig, maar toch benauwd burgwalletje kan hij de plaats vinden. Het hoofdgebouw mag zijn aanHet Convent van S. Cecilen. naar den plattegrond van Cornelis Antonisz in 1544. enkel afzonderlijk geschrift in de his torische litteratuur over de hoofdstad is te noemen, dat het tegenwoordig stad huis behandelt, zijn omgeving en de ge beurtenissen die er voorvielen. Meer dan n geschiedkundig opstel werd toch sedert gewijd aan het paleis geworden stadhuis, ook aan de voornaamste kerken. De beurs gebouwen van vroeger en later werden ook, en niet lang geleden nog in dit weekblad door den heer Weissman, uit voerig behandeld. Het Trippenhuis, het Rijksmuseum, Volksvlijt, het Postkan toor, Artis, de Munt, aan alle deze open bare gebouwen en plaatsen en de be stemming van hun bestaan werden min of meer uitvoerige monographieën gewijd, doch het Prinsenhof scheen niet in aan merking te komen. De eenige die het stadhuis niet vergat, was Witkamp, die omstreeks 1870, in twee deelen, tal van gebouwen der stad in zaakrijke opstellen besprak en ook een kort historisch over zicht van het tegenwoordig Raadhuis dacht daar een oogenblik treffen, doch wat voor indruk zal die bouwerij aan de drie andere zijden van het vierkant hem geven ? Als hij, op den Dam terug gekeerd, weer Jacob van Campen's bouw werk aanschouwt, hoezeer zal hij dan eerst beseffen, hoe de macht van Amsterdam's regeering van eertijds en van nu zich afspiegelt in haar vroegere en tegen woordige residentie! En toch, ondanks dit geringe aanzien van het tegenwoordig stadhuis en zijn onmiddellijke omgeving, de plaats heeft een historisch verleden, dat, terug tot de 15e eeuw, inderdaad de aandacht verdient van allen die in Amsterdams verleden belang stellen, dewijl ze menig merkwaardig feit in de geschiedenis van stad en land betrekt. De oudste en meest duidelijke voor stelling van het emplacement biedt de plattegrond in houfenede van Cornelis Anthonisz. van het jaar 1544, en deze Het Prinsenhof naar den plattegrond van Petrus Bast omstreeks 1599. gaf, benevens een beschrijving van de merkwaardigheden, toen ter tijd aldaar bewaard. Het dient erkend: een aanzienlijken indruk geeft het stadhuis der hoofdstad niet. In menige vaderlandsche stad wijst de burger met voldoening op zijn stedehuis, als op een gebouw van deftig voorvaderlijken luister, dat,'op plein of hoofd straat gelegen, den vreemdeling niet ontgaat. Dit voorrecht mist de Amster dammer en hij gevoelt terecht dit gemis te meer, dewijl het gebouw dat voor omstreeks honderd jaren nog als het kapitöol zijner vroede mannen werd aan gewezen, hem wel voor goed schijnt afgenomen voor een gansch andere be stemming, een bestemming die zich de doorluchtige bouwheeren wel nimmer voorstelling wijkt niet af van die der schilderij van het jaar 1536, ook door Anthonisz. geschilderd. Een oudere bron van onze topographische kennis van Am sterdam bestaat niet. Het terrein vinden wij op de gravure met den naam van Cecilien aangeduid. Het was een vrouwen convent en een der oudste samenwoningen onder de regels van den H. Franciscus. De bovenstaande afbeelding, op wat frooter schaal getrokken uit genoemde outsnede, trekt vooral de aandacht wegens de torenspits op het noordelijk gebouw, waarmee blijkbaar de kapel van het Convent is aangewezen. Het tegen woordig gebouw aan die zijde, waarin nu boven het bureau van gemeentelijke statistiek is gevestigd en beneden een trouwkamer is, vertoont nog ongeveer op dezelfde plaats van het dak, een torentje. Doch dit dateert vermoedelijk uit de 18e eeuw. In 1758 toch werd de geheele noordzijde van de bouwerij hernieuwd. 1) Het uurwerk heeft tegenwoordig geen plaats meer in het torentje, alleen het slagwerk verluidt er het uur en half uur door twee klokken, waarvan de een het jaartal 1609, de andere 1759 draagt. Be halve deze hare plaatsaanduiding, kan van de kapel der zusters van S. Cecilien nog worden vermeld dat haar choor na 1544 een uitbreiding schijnt te hebben verkregen, zooals blijkt uit den platte grond van Petrus Bast in het laatst van de 16e eeuw. Wat ons overigens van de inrichting van het geheele Convent be kend is, bepaalt zich tot de oostzijde n.l. de bouwerij aan de O. Z. Achterburgwal, alwaar zich, volgens de aanduiding bij de overdracht van dat deel aan de Admi raliteit in 1597, de groote keuken, de koestal en de schuren van het gesticht hebben bevonden; en uit het vinden van vele doodsbeenderen, bij de verbouwing van dat deel in 1764, mag men besluiten dat in die buurt ook de begraafplaats is geweest. In 1578 had in Amsterdam eindelijk de kalme en handige regeerings-omwenteling plaats, bekend onder den naam van de Alteratie. Sedert konden zich de eonventen niet handhaven tegen den drang der hervormde overheid. De zusters van Cecilien behoorden intusschen niet onder de eersten, die hun samenwoning hebben opgeheven. Nog in 1581 was het Patershuis niet ontruimd. Eerst in dat jaar ging het geheele terrein aan de stad over, waarvan een deel althans voor de nieuwe bestemming werd aangewezen, die wy den eerstvolgenden tijd onder den naam van Prinsenhof vinden ver meld : een logement voor Prinsen en Heeren, zooals Wagenaar zegt. Het eenige Wat sedert nog eenige jaren aan het voormalige convent de herinnering be waarde, was de naam van de tegen woordige Prinsenhofsteeg, die nog in 1605 ook als Ceciliënsteeg wordt genoemd. Wanneer en wie de eerste gast op hèt Prinsenhof is geweest, daaromtrent schij nen de stads-historieschrijvers onkundig te zijn gebleven. Sommigen noemen Leicester in 1586, anderen prins'Maurits in 1594. De stadsrekening wijst ons echter reeds het jaar 1581 aan, waarin het Prinsenhof zijn eersten gast herbergde, en deze was prins Willem. Dit blijkt uit verschillende posten van de rekening van dat jaar, die vermelden van beta lingen wegens het plaatsen van lantaarns vóór het Hof, van reiniging der schoorsteenen, van timmerwerk, van kosten wegens vervoer uit het Hof van bagage, alles wegens de komst en het verblijf van den Prins. De afstand van de satis factie, voor Amsterdam van het hoogste gewicht, onderhandelingen betreffende de souvereiniteit aan den Prins op te dragen, de afzwering van den Spaanschen vorst, een en ander was de aanleiding van 's Prinsen komst. Van bijzonderheden omtrent zijn verblijf in het Prinsenhof is niets bekend. Meer kennis hebben wij van het verblijf in de jaren 1586 en 1587 van Leicester, den Engelschen land voogd, die vooral te Amsterdam bij de Regeering bijzonder weinig sympathie genoot. De verhouding scheen er vooral verergerd sedert door den landvoogd, ter handhaving van het placaat tegen allen handel met Spanje, personen waren aangesteld, toe gerust met alle machtsmiddelen ter ont dekking van elke inbreuk en bestraffing met verbeurdverklaring der goederen. Nochtans had Leicester eenige aanhan gers onder de voorname burgerij, en dezen was de kans niet onaangenaam dat zij een Regeeringszetel zouden winnen, als Leicester bij zijn komst de regeering mogelijk zou verzetten. Men had inder daad voor dat doel iets van een complot gesmeed bij zijn tweede bezoek in 1587. Hoofdzaak was om op de gewapende burgerij te kunnen rekenen. Op het Prin senhof, waar Leicester logeerde en door hem verschillende leden van den krijgs raad waren genoodigd, werd nog dienzelf den dag beraamd om den hoogen gast het consigne voor de bur gerwacht te doen ge ven, zooals meer aan hooge bezoekers werd opgedragen. Onder de hoofdleiders waren Herman Roodenburgh en de oud-burgemees ter Dr.Maarten Coster, op wien vooral een waakzaam oog door de Regeering werd gehouden, onmiddel lijk bij zijn huis, dat in de Prinsenhofsteeg een achterdeur had. Het was de komst van den burgemeester Boom, wiens onver wachte verschijning alles verijdelde. De ge schiedschrijver Hooft heeft ons de gansche gebeurtenis in zijn typische taal levendig geschilderd, zooals hij die, zelf, toen nog een knaap zijnde, van zijn vader, lid der vroed schap, had vernomen. Zeven jaren later, in 1594, is prins Maurits de gast op het Prin senhof. Ter viering van de verovering van de stad Groningen op de Spanjaarden, werd den Prins, behalve een luisterrijke ontvangst, in zijn loge ment op de binnenplaats een galerij of soort van waranda gebouwd, waarboven eenige latijnsche verzen den lof van den veldheer verkondigden. 2) In de reeks der historische gebeurte nissen, die het Prinsenhof betreffen, ver langt nu nog een merkwaardig feit onze aandacht in het jaar 1597. Pontanusisde eenige, die het ons vermeldt, met toevoe ging van een illustratie. Het was de terug komst van onze kloeke Noordpoolvaarders, die onder Heemskerk en Barentsz. den derden tocht naar het Hooge Noorden hadden ondernomen en op Nova Zembla hadden overwinterd, waar Barentsz. het leven liet. Heemskerk met elf tochtgenooten zagen in December van genoemd jaar het vaderland terug. Amsterdam had de eer hen het eerst te verwelkomen: het Prinsenhof was de plaats, waar de overheid hun onverwachte aankomst be groette. Schout en Burgemeesters toch waren juist aan het festijnen op den hof, misschien wel onder de galerij, naar wat de voorstelling er ons van geeft te zien met twee hooge Deensche gasten, Arnoldus Witfeldius den canselier en Christiernus Bernekovius. In de eerste helft van de 17e eeuw zijn nog verschillende hooge gasten der stad op het Prinsenhof gelogeerd geweest. In 1618 komt wederom prins Maurits, derom Frederik Hendrik, nu met zijn zoon en diens vrouw, Maria van Engeland, en haar moeder. Ook toenvhield de pensio naris Boreel de rede namens de Regee ring der stad. Met de vermelding van al deze door luchtige bezoeken is genoegzaam aange wezen dat het tegenwoordige Stadhuis zijn vroegere benaming van Prinseflhof niet ten onrechte heeft gedragen. Sedert het midden van de 17e eeuw echter wordt het Prinsenhof als logement vervangen door het N. Z. Heeren logement, het ge bouw over de beide O. Z. Burgwallen, waarin de kraaminrichting van hetBinnenGasthuis staat. W: R. V. 1) Een nauwkeurige lezing van Wagenaar (II. 79) zou doen besluiten dat bvj de verbou wing in 1758, de oude torenspits van de kerk weer op het nieuwe dak is geplaatst. Het spitse torentje deezer kerk'steek t nog ten dake uit". Dit schrijft W. in 1766 bhjkens den zin (II. 78): Zelfs heeft men nog in den voorleden jare 1764" enz 2) Voor de historische kennis der plaats, hier behandeld, is van zelf de vraag van esnig belang: Waar heeft deze galerij gestaan ? Eaadpleegt men den uitvoerigen plattegrond van Balth. Floriszoon v. Berckenrode van 1625, dan ziet men aan de linkerzijde van de plaats, als men, gelyk nog heden, van den N. Z. Voorburgwal binnen is gekomen, een zeker terrein, dat, hoewel onduidelijk, toch aan leiding geeft om het te houden voor de beHet Prinsenhof, naar den plattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode, in 1625. nu, sedert den dood van zijn ouderen broeder Philips Willem, prins van Oranje feworden. Gedurende de paar dagen dat ij hier vertoeft, om op last van de Ge nerale Staten, de Regeering der stad te verzetten", worden hem feestelijkheden bereid en o. a. biedt hem het tooneelgezelschap of de Academie van Samuel Coster, voor het Prinsenhof op schuiten in den Burgwal verschillende vertooningen. Drie jaren na Maurits dood, in 1628, was het zijn broeder Frederik Hendrik, die in April de IJstad bezocht op verzoek van de Regeering, ten einde zoo mogelijk de gemoederen wat te bedaren naar aan leiding van de furie, vanwege den kerkeraad tegen de Remonstranten. Op het Prinsenhof hoorde de Prins beide par tijen en sprak zijn misnoegen uit over het gedrag van de heeren der kerk. Meer feestelijk was de inkomst van Maria de Medicis, die i n September 1638 in Amsterdam vertoefde. Haar portret, door Honthorst geschilderd, hangt nog tegenwoordig in de Burgemeesters-wacht kamer. De blijde inkomste van de Medicis is omstandig beschreven door Casparus Barlaeus, en wij vernemen daaruit dat de hooge gast op het Prinsenhof namens de Regeering werd toegesproken door den pensionaris Boreel. In 1642 eindelijk ziet het Prinsenhof nogmaals koninklijke bezoekers binnen zijn muren, en is het wedoelde waranda. Tegenwoordig is op die plaats de trouwkamer 2e klasse. Dat hier de galery zou gestaan hebben schijnt nog aanneiielyker door de rechtstreeksche aanwijzing in de oudste stadsbeschrijving, nl. die van Pontanus, in 1612 uitgekomen, die met zooveel woorden zegt dat de galerij links van den ingang is. Toch mag men er niet toe besluiten, want overwegend is de vraag, waar kwam men in den aanvang der 17e eeuw het Prinsenhof binnen ? In de be schrijving van P. C. Hooft van de samenzwe ring in 1587, hierboven reeds vermeld, wordt de Poort van het Prinsenhof aangewezen als gelegen in de straat tusschen de beide Burg wallen; deze straat is geen andere dan de Prinsenhofsteeg, en daar trad men dus oud tijds het Prinsenhof binnen. Ook nog in Pontanus' ty'd? Ongetwijfeld, want de latere, stadsbeschrijvers, Ph. v. Zesen o. a. (1663) deelen mede dat de ingang aan den O. Z. Voor burgwal eerst in 1614 is gemaakt, overeen komstig het fraai ontwerp van den beeld houwer en bouwmeester Hendrik de Keijzer. De galerij ter eere van Maurits opgericht was alzoo nergens anders dan aan de oostzijde, waar tegenwoordig de afdeeling Financiën haar bureaux heeft. l Nov. 1597. Ontvangst op het Prinsenhof van Jacob na hun overwintering op Nova Zembla. van Heemskerk en zijn metgezellen, (Pontanus fol. 177).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl