Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEE WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No. 1429
stelling innamen. Wij vergeleken ons niet
veel in«er of minder dan bij het handje-vol
Grieken, dat den Perzen bij de Thermopylae
zoo'heldhaftig den doortocht betwistte. Eigen
lijk' voejden wij ons nog een beetje meer,
want daj waren er driehonderd geweest, terwijl
w\j maar dertig telden. En in gedachte zagen
wij reeds ter onzer eer door dankbare Boe
ren een gedenksteen opgericht op de plaats,
waar wij nu lagen, waarvan de inscriptie
onze helden laad vereeuwigde. En in het
binnenste van onze ziel waren wy benieuwd
of ónze bloedverwanten op ons graf tranen
zouden komen plengen. Ook herinnerden wij
ons de bekende plaat uit den
FranschDuitschen oorlog, la dernière cartouche"
en met een rilling van genot bedachten wij,
dat misschien n onzer ook zóó dapper zou
kunnen zijn. Met wij" bedoel ik .natuurlijk
nog altijd mijn landgenooten en mezelf want
de Boeren kenden, buiten de prenten uit de
Genoveva-geschiedenis, maar weinig platen
en prenten en zeker geen Fransche. Wat wel
jammer voor hen was, daar zij op die manier
van onze heroïsche genietingen verstoken
bleven.
Jammer genoeg bleven de Engelschen wat
lang uit. Waren zij wat eerder gekomen, dan
zjj nu deüen, dan ware wellicht een groot
deel van bovenstaand programma uitgevoerd
geworden en zou schrijver dezes het waar
schijnlijk niet meer noodig gehad hebben
schetsen over den oorlog te schrijven. Want
wjj waren, de Boeren incluis, vreesejijk moedig.
Maar nu khaki" wegbleef, en onze
brandwacht telkens terug kwam met het
rapport : niks te zien, wie", nu werd de
eerste strijdlust minder. En na enkele dagen
meende oom Jan, die maar een paar uur
te paar! van onze positie af woonde, dat hij
toch wel even naar zijn plaats" en zijn
vrouw en kinderen kon rijden. Hij waa
banja bang, dat die vrou niet klaar kwam
met die baare kaffer" zei hij tot den
veldcornet ; en deze, die ook vrouw en kinderen
had, en bovendien een goed vriend was van
Oom Jan, met wien hij veol zaken deed, gaf
al heel gauw het gevraagde verlof. Oom
Jan scheen óók niet goed met den kaffer
overweg te kunnen, want wij hebben hem
niet meer gezien.
Oom Geert had van een kaffer bericht ge
kregen, dat van zijn twaalf donkeys" (ezels)
er acht in de bosschen zoek waren, terwijl
er niemand thuh was, die ze kon gaan op
sporen. En het was al, wat hem aan trekvee
restte l De medelijdende veldcornet gaf dra
ook hem verlof.' En oom Geert zoekt waar
schijnlijk nog althans terugkeeren deed
hij niet.
De veld-cornet, die ook niet ver weg woonde,
bedacht, dat een ander toch ook wel eens
graag baas" zou willen zijn en dat het wat
al te egoïstisch zon wezen om ook niet een
ander eens een kans te geven". Daarbij
overwoog hij zeker, dat vaderland en vader
landsliefde mooie dingen zijn, maar dat vrouw
en kinderen ook mede tellen. Althans, hij
droeg met eenige gewichtige woorden zijn
ambt aan een goede kennis over en trok
huis-toe, waar het bjj slot van rekening toch
ook wel zoo aangenaam was als te slapen op
den grond, met een zachte klip tot hoofd
kussen. Hij beloofde eiken dag te komen
k\jk«n maar toen de Engelschen werkelijk
kwamen, was hij er natuurlijk niet!
De loco-veldcornet was al even geschikt
als z'n voorganger. Oom Piet z'n vrouw had
'n kleintje gekrij" hij ging ! Neef Piet moest
bepaald huis-toe om te helpen den oogst bin
nen te halen waar moesten ze anders in
den komenden winter van leven ? Het
oogstinhalen duurde blijkbaar lang, want we heb
ben hem niet weêrgezien. Neef Karel riep
den veldcornet ter zijde en vroeg hem of hij
niet effe" naar de plaats van oom Geert
mocht rijden. Hij vree al zoo lang naar die
mooie nooi daar! Waarschijnlijk vrijt hij nog.
Een van onze Hollanders, die het voorbeeld
te schoon vond om het niet na te volgen,
verdween ook.
En zoo kwam het, dat, toen op zekeren
namiddag onze brandwacht naar beneden
WHiiiiiiiiiiinitiiiiiiiiiir ..... iiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii ........... i ...... imiitiiiKM
HET AANZOEK.
Naar het Duilsch, van KARL BUSSE.
I.
Op straat zag men hem nooit anders dan
met een hoogen zijden hoed. Ik draag uit
principe geen anderen hoed," zei hij altijd.
Dat zachte vilt is beter geschikt v<Tor kun
stenaars."
En op kunstenaars had Wilhelm Heiderich
het heelemaal niet begrepen.
Ook uit een practisch oogpunt bevind ik
er mij het beste bij. M'n hooge hoed is wel
niet goedkoop, want ik heb er tien gulden voor
betaald, maar ik doe er nu ook al minstens
een jaar of zeven mee en hij ziet er ook nog
uit, als of hij pas nieuw is. Ik had in dien
tyd stellig zeven vilten hoeden moeten hebben
van drie gulden het stuk!"
Wilhelm Heiderich was over het algemeen
bizonder met zichzelf ingenomen. Hij had
zijn leven naar een vast plan afgebakend en
trachtte er zooveel mogelijk profijt van te
trekken. Op zijn twintigste jaar had hij
gezegd : als ik den leeftijd van veertig jaar
bereik, zal ik zoo en zoover zijn ! Thans was
hy veertig en alles was precies zoo gegaan
als hij het zich voorgesteld had. Hij zou
het zwhzelven hooit hebben vergeven, als
het anders uitgekomen was, want dan zou
hu gelogen hebben en hij loog iióóit. Dit
was .evenzeer in strijd met zijn principes als
het dragen van een vilten hoed.
Eiken Zaterdagavond ging hij bij de dames
Walther, die op een villatje even bu:ten de
stad woonden, te visite. Het waren de oude
mevrouw Walther, de vrouw van den
voormaligen rechter van justitie, een hoogst
achlenswaardige, allerliefste dame met prach
tig glanzend wit haar en haar dertigjarige
dpchter, n evrouw Hella Sattler, die sinds
vier jaren weduwe was en een jongetje van vijf
jaar had. Er werd een kopje thee en later een
glas wijn .gedronken en den geheelen avond
zat men gezellig te praten.
Zoo was weder een Zaterdagavond voorbij
gegaan en een Zondag daarop gevolgd. Kiken
Zondagmiddag ging Wilhelm Heiderieh in de
Keizerskroon" zijn bittertje drinken, daarbij
de nieuwsbladen en andere tijdschriften
inkijkende en af en toe de gaande en komende.
bezoekers monsterende. Dezen Zondag echter
liep hij, geheel van zijn vaste gewoonte
schreeuwde daar kom die khaki's" wij
nog slechts met ons zessen waren ! En toen
wij ook gingen kijken, zagen wij in de verte
een onafgebroken stroom van soldaten, rui
ters, kanonnen en legertros over den
bultrand komen. Er scheen geen einde te zijn,
Het waren er zeker wel zesduizend, die onze
poort kwamen bestormen.
Gelukkig legden wij in dit gewichtig
oogenblik allen een hartroerende eensgezindheid
aan den dag. Toen de loco-veldcornet uit
riep: kerels, ons moet trap"!) was er nie
mand in de oppositie. Van ons droombeeld
van heldendood en gedenkzuil deden wij met
een zucht afstand. Maar wij zagen in, dat ook
zes Spartanen' hier geen stand hadden ge
houden. We trapten" dus en waren een uur
later op de plaats van onzen echten veld
cornet, die leelijk in de consternatie raakte
bij ons bericht, doch weinig spijt scheen te
hebben, dat hij er niet bij was geweest.
Maar nu hadden wij Hollanders, die nu al
bijna twee jaar in" het veld waren geweest er
ook genoeg van. Deze laatste teleurstelling
was ons te machtig. En rustig bleven wij op
de plaats" van onzen veldcornet wachten
tot den volgenden morgen du Eugelschen
kwamen om ons gevangen te nemen.
1) Trap" er van door gaan.
MnmimiiiiiitiHiiiiimiiiiiiiiiinitiiiiuiiimiiiMiiiiiHiiiliii
Te, LüTTIfêlf
Muziek in de Hoofdal.
Het is reeds lang geleden dat een
symphonie van Glazounow op het programma
van het Concertgebouw is voorgekomen, als
ik mij niet vergis. Daarom was het goed op
het laatste abounementsconct-rt diens vierde
symphonie in Es op. 48 uit te voeren. Na
den dood van Tschaikowsky mag men
fflazounow wel als het hoofd beschouwen der
Russische school. En inderdaad, zijn vierde
symphonie .is een werk, dat van het begin
tot het einde boeit door zijn heerlijke
melodiën, door den warmen stroom, .dte er in
bruist, door de klankschoonheid zijner instru
mentatie en door zijn stevige structuur.
Het is geen werk, dat een keerpunt
beteekent in de symnhonie-lilteratuurj het is
geen compositie, die optreedt met de pre
tentie om nieuwe wegen te openen, maar
het is een door en door gezond muzikaal
werk van bloeienden inhoud, waarvan de
motieven hier en daar een pastorale tint
hebben, maar nooit plat of triviaal worden.
Deze symphonie werd prachtig door den
heer Mengelberg opgevat en schitterend door
ons orchest vertolkt. Ditzelfde kan men
zeggen van César Franck's Poême
symphonique Ie chasseur maudit", welk toongedicht
vroeger herhaaldelijk, maar in den laatsten
tijd niet meer op de programma's van het
Concertgebouw voorkwam. Franck heeft
daarin een muzikale schildering gegeven
van den rit van Ie comte du Rhin, die als
een wervel wind voort iiolt langs akkers en_
weiden, doof voor de hineekingen en ge
zangen der vrouwen. Plotseling- wordt hij
tot staan gebracht omdat zijn paard niet
meer voort wil; hij blaast op zijn hoorn,
maar geen toon komt er uit; echter een
sombere stem vervloekt hem en roept hem
toe Sacrilège, sois ternellement couru par
l'enfer". Dan grijpen de vlammen om hem
heen en hij holt voort sneller en sneller, des
daags langs afgronden en des nachts door de
wolken, achtervolgd door een drom demonen..
Dit onderwerp is niet ongeschikt voor een
behandeling in den vorm van programma
muziek, omdat het muzikale rhythme bijzon
der geëigend is tot het weergeven van een
rit, een vlucht, of iets dergelijks. Fracck's
compositie is dan ook vooral inrhythmisch
afwijkend de Keizerskroon" voorbij, om,
steeds verder en verder loopende, eindelijk
stil te blijven staan voor de villa van de
dames Walther. Mevrouw Hella Sattler, de
jonge weduwe, kon haar oogen niet gelooven.
Gunst, mijnheer Heiderich ? U hier ?
Vandaag ? Loopt de wereld op zijn eind, of
is er een ongeluk gebeurd? Als mama u ziet,
zal ze zich doodschrikken en denken dat de
bank gesprongen en zij haar heele fortuin
kwijt is".
Hij lachte flauwtjes.
En ik heb haar zelf die bank aangeraden".
Dat beteekende zooveel als : hoe zou nu een
door mij aanbevolen onderneming te niet
kunnen gaan T'
Maar komt u binnen. Het doet me in
ieder geval genoegen u te zien. U zult ge
echter met mijn gezelschap tevreden moeten
stellen, want mama doet haar middagslaapje.
Zal u een kopje the-) gebruiken?"
De serre-deuren stonden open. Kurt, liet
vijfjarig zoontje, speelde i u den tuin. Toen
hij mijnheer Heiderich zag, kwam hij dezen,
ook al in de grootste verbazing, onmiddel
lijk een hand geven. Hij wilde hem mee
den tuin inlokken, doch blijkbaar was het
niet Wilhelm Heiderich's bedoeling, dien
middag kameraadschappelijk te worden met
Kurt, want hij klopte hem slechts even op
den blonden kruilebol en zond hem toen
den tuin weer in.
Het gesprek was niet zoo levendig als ge
woonlijk, en Hella Sattler keek haar gast af
en toe heimelijk aan, zich zelf telkens afvra
gend, wat toch wel de eigenlijke reden zou
zijn van dit zoo vret-md bezoek.
Wat woont u hier toch heerlijk," zei hij
na een poosje zwijgens, zoo rustig, zoo kalm,
een waar vrede-oord. Kn de kamers, u hebt
zoo uitmuntend den slag het ergens gezellig
te maken."
Hij keek om zich heen. Al die meubels
zoo smaakvol gerangschikt. Maaïvreemd
toch, dat alles er overdag zoo heel anders
uitziet dan 's avonds. Kn die kroon.,.. Neen,
maar, dat's een prachtstuk."
Hij stond op, liep op de kroon tue en
bekeek haar nauwkeurig. Toen het onder
zoek afgeloopen was, knikte hij goedkeurend,
haalde diep adem, terwijl een lachje van
tevredenheid heimelijk om zijn mondhoeken
speelde, en nadat hij de panden van zijn
zwart gekit ede jas zorgvuldig op zij schoof,
ging hij weer zitten.
Hij bleef een poosje stil. Met klimmende
verbazing had mevrouw Hella .hem zitten
aanstaren.
opzicht bijzonder goed geslaagd. Men vindt
er een realistiek in zooals uien zelden
aantrflTt bij dien meester. De klokken aan het
einde wekken eenige minder aangename ge
waarwordingen op en men vraagt .zich af, of
Franck hierin niet te ver gegaan is en niet
met de gewone instrumenten alleen een effect
had kunnen bereiken, dat weinig minder
uitwerking had teweeg gebracht dan thans
met.de klokken.
Xaast deze beide werken bestond het pro
gramma uit piano-voordrachten van een zeer
begaafde jonge hongaarsche kunstenares
Jolanda Merij. Deze nog zetr jonge dame
heeft waarlijk uitstekende eigenschappen. Zij
speelde Liszt's A-dur concert met groote
kracht, virtuositeit en veel afwisseling in
aatislagsnuanceeringen. Ook in hare afzon
derlijke voordrachten kon men deze eigen
schappen waardeeren. Alleen meen ik mij
niet ingenomen te moeten verklaren, met
de verregaande willekeurige
tempoveranderingen, tengevolge waarvan de melodie'n van
Chopin's i'is-dur nocturne en Liszt's zesde
hongaarsche Khapsodie tot
onherkenbaarwordens toe verminkt werden. Het
Praeludiutn van Bach vond ik, ook wat muzikali
teit betreft, het glanspunt van den avond.
Bij de hervatting zijner werkzaamheden in
dit seizoen, heeft ons kaïnermuziekgezelschap
van Toonkunst, samengesteld uit de heeren
Röntgen c.5. Ir.'t zich tot een plicht van pieleit
geacht een avond te arrangeeren ter nage
dachtenis van den op l Mei j l. gestorven
boheemse-hen componist Anton Dvörak.
En deze hulde was zeer verdiend want de
werken van Dvörak op het gebied der
kamermuziek zullen nog lang een eervolle
plaats op de programma's blijven ymemen.
Men had voor het doel de keuze laten
vallen op het A-dur klavierquintet, op. 81,
op de vioolsonatine op. 100 in G en op het
strijkstxtet in A op. 48.
Het eerste werk is zeker wel het meest
bekende en ook het rijpste opus van den
boheemschen componist. Het is reeds meer
malen door onze kunstenaars uitgevoerd en
mist gewoonlijk zijn uitwerking niet. Ook
thans maakte het een uitstekenden indruk,
gespeeld als het werd met entrain en liefde.
De sonatine voor piano en viool, het woord
zegt het reeds, is van zeer eenvoudig bevat
telijk karakter. Glad en beminnelijk glijden
de melodiën daarheen; in het geheele werk
i i geen rimpel te bespeuren ; de componist
moet wel in een tevreden, zorgelooze stem
ming verkeerd hebben, toen hij zich onledig
hield met de compositie van dit werkje. Zeer
schoon werd het gespeeld door de heeren,
Flesch en liontgeü.
Het Sextet, voor strijkinstrumenten, is van
eenigsiins gewichtiger inhoud. Het heeft
mooie thema's, ook wel van sprekend karakter;
maar de componist had meer aandacht kunnen
wijden aan de klankschoonbeid zijner instru
mentatie. Het is echter mogelijk dat bij
een zorgvuldiger uitvoering de klank van
zelf mooier zou zijn geweest; hierin werd
n.l. niet het uiterste bereikt. Het nioge
moeilijk zijn, het gecompliceerde
stemmenweefsel van zes strijkinstrumenten zóó subtiel
te behandelen als wij dat in den laatsteii tijd
gewend zijn van de
strijkquartet-gezelschappen die hier optreden, bij voldoende voor
bereiding is het toch mogelijk.
Door het vertrek van Jen heer Hofmeester
naar de hofstad, moest zijn plaats aan de
alt vervangen worden. Men heeft voor hem
gekozen den heer H. Meerloo, solo-altist
van het Concertgebouw. De voortreii'elijke
eigenschappen van dezen kunstenaar wettigen
het vertrouwen dat deze keuze eene goede
geweest is. Behalve de heeren Flesch, Noach,
Meerloo en Mossel speelden in het sextet
nog mede de heeren Julius Kontgen Sr. en
Engelbert Rüntgen.
Mevrouw Nina Faliero?Dalcroze is geen
onbekende hier ter stede. Zij is reeds op
een der abonneinentsconcerten in het Con
certgebouw opgetreden; Maandag-avond gaf
zij in de kleine zaal een liederen-avond,
waarvan ik een gedeelte bijwoonde.
Het is mij onbekend of mevrouw Dalcroze
HmlIHIIMIttflIMIIIIlmlIlllMtlllllMHItlll
HMHIIIlmillllM
Sinds wanneer stelt u zooveel belang in
kronen?" vroeg ze spottend.
O pardon, mevrouw. Ik interesseer er
mij in het geheel niet voor, alleen voor
de/e en eigenlijk gezegd niet eens be
paald voor de kroon." liij kuchte
eenigszius verlegen, zweeg weer een paar
oogenblikken en vervolgde toen : Laat ik het u
maar ronduit zeggen, mevrouw, u weet, ik
heb een hekel aan alles, wat naar oneer
lijkheid zweemt. Toen wij hier gisteren avond
samen zaten te babbelen, hoorden wij onver
wacht een korten, scherpen knap : het was
niets bizonders, er was een ianipeglas gebar
sten. U stond op, ging naar de kroon, be
keek het glas tu zei : Een klein barstje,
anders niet, doch ik zal het licht maar uit
draaien, we gehiuiken dit toch niet." Toen
u weer kwam ziuen, hoorde ik nog een paar
zachte na-kuapjes, en ineens kwam niij iets
in de gedachte, dat ik jaren geleden onder
vonden heb. En die gebeurtenis uu zou ik
u zoo gaarne eens willen vertellen."
Het lijne, intelligente gezicht van de jonge
weduwe verried niets van de verwondering,
die in haar omging. Alleen haar oogen
schitterden iets levendiger, toen ze zei: ,,LT
bent vandaag heel anders dan gewoonlijk,
meneer Heiderich. Is u daarom juist hier
gekomen? Nu, ik hoor heel graag vertellen,
als u das beginnen wilt, zult u een dankoare
toehoorster aan mij hebben."
Hij knikte, dacht even na en begon : Ik
heb in mijn heele leven steeds liet rechte
pad bewandeld. Naar links of rechts ai' te
wijken, daaraan heb ik nooit gedacht; ik
had er geen roeping toe en zou er trouwens
ook geen tijd voor gehad hebben. Bepaalde
vrienden heb ik eigenlijk nooit gehad, doch
n familie was er, die mij bizonder goed
aanstond en waar ik veel in huis kwam, de
familie Hartwig. Mijnheer was een door en
door braaf en vroolijk man; jammer dat hij
tusscheiibeide dojr zijn te groote gemoede
lijkheid wel eens wat al veel over zijn kant
liet gaan. Maar dit was waarschijnlijk hieraan
toe te schrijven, dat hij niet door een ver
standige vrouw werd ter zijde gestaan. Hij
was op jeugdigen leeftijd weduwnaar gewor
den en di oudste dochter bezat nog te weinig
tact en ervaring, om de plaats harer moeder
geheel naar bebooren te vervullen.
Deze oudste dochter bestuurde het huis
houden. Het was een mooi, goedhartig,
opgewekt schepseltje, doch erg dartel en vol
temperament. Zij speelde met de jongere
broertjes en zusjes heel anders dan gewoonlijk
oudste zusters dit doen. Ze verstond namelijk
minder gedisponeerd was; aan haar hoesten
van tijd tot tijd zou men het vermoeden,
hoewel haar stem geen sporen van verkou
1heid verried. Deze stern heeft zeer goede
qualiteiten; ze wordt echter niet goed be
handeld. Haar ademhaling laat alles te
wenschen over. De onrust van bet bovenlijf en
het schokken der schouders maken een fijn
aanzetten van den toon onmogelijk. Dat
mevrouw Dalcroze bij al de nummers, die
ik van haar hoorde, een zweving te laag
zong is hoofdzakelijk daaraan toe te schrij
ven. Het voortdurende oversleepen van den
eenen toon op den anderen, een euvel waar
aan zich veel kunstenaars van het latijnsche
ras schuldig maken, bracht een eenigszins
zoetelijk ell'ect te weeg. Dat mevrouw Dal
croze de Diiitsehe taal minder go^d behan
delde, vooral de vocalen ee en , zij haar
als Italiaansche niet te zeer aangerekend.
Echter de variëteit in de verschillende
stemmingen der liederen vermocht zij op
verre na niet voldoende tot uiting te bren
gen, zoodat men onwillekeurig len indruk
kreeg, dat de taak die mevrouw Dalcroze
zich had gesteld voor bare krachten te zwaar
was. Behalve eenige italiaansche meesters
uit de zeventiende en achttiende eeuw kwa
men nog compositiën tot uitvoering van
Délibes, Massenet, Hahu, Liszt, Sclmraann,
Karmin, Paladilhe, Georg*»s en haar echtge
noot Jacques Dalcroze. Het was een genot te
luisteren naar de hoogst artistieke begelei
ding van dezen talentvollen kunstenaar.
Axi. A.VEKKAMP.
Naar aaÉMm m L, m Dsyssel's \mi
in Amsterdam.
*!k houd \ an liet proza."
v. Ito'SStL.
. . .Dat zij den stip nog doen konden
de burgerlijk setieidt van proletarisch
deuken, de strijdmakkers onzer jeugd,
onze leermeester» eu oude metgezellen,
van \vie sommigen zoo dicht bij ons
staan, zoo demceratiseh voelen.
HKNUIËI-TE KOLANU HOLST..
Nieuwe 'lijd, Nov. 1904.
Lodewijk van Deyssel, de prozaïst en kunst
rechter, voorman der Nieuwe ids-beweging,
in 't Amsterdamse ti muziek-gebouw, zélf, het
beroemde: ik houd van het proza" te hooren
lezen, is als een gebeurtenis voor Hollands
letteren en taal te zien. Reeds eenmaal had
den eenigen van ons hem hooren lezen, in
Utrecht; wij wisten hoofdzakelijk wat wij
hooren zouden en hóe wij 't zouden liöoren.
De grootere beteekenis die 't hu voor ons
had, ontstond gewis, omdat wij nu, als 't
ware, waren op het oud terrein, van den
eersten strijd, in Amsterdam, en dat wij 't
hoorden klinke^ weer, zoo klaar en zóó
empbaseloos-krachtig.
De redactie van De Amsterdammer verzocht
aan mij, andren man van '80, iets te willen
schrijven naar aanleiding dezer lezing en 'k
had dit gaarne gedaan, indien dit soort van
schrijven mij meer gemeenzaam was gewor
den. Ik had dan wel het liefst mijn innerlijk
genoegen uitgezegd om dit verheugend ge
beuren ; maar is dat wel genoeg ? Er zijn
muziekgebouwen in Amsterdam; er zijn lees
kamers ook.
Ieder die belang stelt in bet Hollandsch
woord, kent het verloop der beweging van
'80; de werking; 'ttmWaan der verschillende
tijdschriften, enz.; ook 't laatstelijk uit elkaar
gaan van de XXste Eeuw-redacüe, met, als
gevolg ervan, bet nieuw verscbijnen-zullen
van het tijdschrift: de Beweging" onder
redactie van den dichter Albert Verwey. Men
kan die scheuring" wér betreuren; men
kan er om gaan juichen; er zijn voordeel
rneédoen; men kan haar ook verklaren
willen ; gebeurd het is.
Het is vooral van nit de socialistische levens
beschouwing, dat dit tijdschrift-geval breed
voerig is besproken. Verwonderlijk is dit
niet.' Mevrouw Roland Holst wijdt in L>e
MtliiimiiiiiitititiiimtiiiiimiiiiiiiiiiiiitMiiiiMitiiiimtiiiiiiiiHiiMuliiniM
de kunst met ze mee te leven. Om maar
eens een voorbeeld te noemen. Ik trapte op
zekeren dag, dat ik den tuin ingeloopeu was,
om de bloemen eens te bekijken, zonder erg
in een zandhoopje. Op eens begonnen de
kinderen te huilen en ook Léliet een echt
geineend, treurig bé-è-é" hooren. Lé, zoo
heette die oudste dochter, of liever zoo werd
ze genoemd. Haar eigenlijke naam was
Eleonora, maar dat is zoo'n mondvol," zei
Léen daarom hield ze meer van die ver
korting. Ik voor mij houd niet van die ver
basteringen, maar ik had me in dit opzicht
natuurlijk in de eenmaal aangenomen ge
woonte te schikken.
Zooals ik zei dus, ook Léwas blijkbaar
bedroefd over bet gebeurde, want ze zei met
ongeveinde teleurstelling in haar stem :
Hè, meneer Heiderieh, wat jammer, nu'
heeft u ons kasteel vernield. Kijk, zus heeft
er de tranen van in de oogen." Ik geloof
dat Lézelf ook moeite had haar tranen te
bedwingen.
Je meent dat zandhoopje toch niet, daar
achter dien boom, Le ?" vroeg ik, op de
aangerichte verwoesting wijzend.
Nu ja, 't wel maar een zandhoopje, maar
't verbeeldde toch ons kasteel''.
Ja, zoo wils Lé; ze speelde met de kin
deren of ze in plaats van l'J, O jaar oud was.
Ze lachte en builde met ze. Als het noodig
was deelde ze ook wel eens een paar klappen
uit, doch dit deed ze, zooals ze beweerde, om de
liefde een opfrisschertje" te geven. En de
kinderen! Ze zouden voor haar Lédooreen
vuur gegaan zijn ; meneer Hartwig beeft me
dikwijls verzekerd, dat de kindereu meer van
Lédan van hun moeder hielden.
En nu komt er iets, dat mij tot nu toe
nog altijd jets onverklaarbaars is gebleven.
Ik werd namelijk ... hm ... hm ... verliefd
op Lé. Dit kwam geheel onverwacht; ik
had er heelemaal niet op gerekend en
bet was volstrekt niet goed ook. Mijn weg
lag eenmaal afgebakend voor me en ik had
bij bet opmaken van mijn levensplan, aan
verliefd worden, noch aan trouwen gedacht.
Ziet u, ik heb zoo mijn vaste principes
dienaangaande, maar daar zal ik u op bet
oogeiiblik niet mee vervelen. Dit echter wil
ik u wel vertellen, dat een groot deel der
sociale ellende te wijten is aan die vele, al
te vroege huwelijken.
En als uien dan trouwen gaat, dan dient
toch uiterlijk en innerlijk alles met elkander
overeen te stemmen, nietwaar ? Dit was echter
niet ons beiden lang niet het geval; noch
de staat van ons vermogen, noch onze
karakNieuwe Tijd er een stuk proza aan en Van
der Goes een ander stuk in De Kroniek, maar
dat is nog niet af. Nu weten wij hoe van
Deyssel zich verklaarde over de socialistische
levensbeschouwing; wij weten uit Verwey'a
inleiding voor de De Beweging zijne gedachten
en uu meenen wij ook te weten, hoe mevrouw
Roland Holst den medewerkers aan tijd
schriften als de XXe Eeuw en De Beweging,
en die geen lid zijn der sociaal-democratische
arbeiderspartij, eenigszins den schijn oplegt,
alsof die mannen ook de levensbeschouwing
zouden deel en van de Redacteuren. Dit zou
niet goed gezien zijn ; was bet dit wel, dan
mag toch ondersteld worden, dat de zachte,
overreden willende woorden van de
dichterespartijleidster, welke ik bier boven aanhaalde,
waren in de pen gebleven. Wat mij betreft,
medewerker gelijk bekend is en voor een
enk'le keer als bier gelegenheidsspreker,
wat mij betreft, 't is waar, ik deel altijd,
maar 't liefst altijd toch mede.
Ik hond van bet proza. Zie daar een zin
van groote waarde nog. Wat zouden wij,
TRADEMARK
MARTELL'S
Dit beroemde merk is
verkrggbaar bij alle Wgnhandelaars en
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS «& BRUINIER,
Wjjnhandelaars te Amsterdam.
Prijzen van af ? 2,50 p
Om zuigelingen te spenen, bestaat
er geen geschikter voedsel dan KUFKKE's
Kindermeel, omdat het zeer gemakkelijk
verteert en om zijn aangenamen smaak door
de kinderen gaarne wordt genomen. Men
kan het in melk of vleeschnat (bouillon van
kalfsbeenderen) gekookt, als goöp toedienen
en het is dan tevens n doelmatige over
gang naar mér vaSt voedsel.
Ook grootere kinderen n volwassenen, die
door ten zwakke maag aan slechte spijsver
tering lijden, zullen in Kufeke's Meel met
melk, bouillon of cacao toebereid een aan
genaam voedsel vinden en het uitstekend
verdragen. Het zal den ontbrekenden eetlust
opwekken en het lichamelijk gewicht zicht
baar doen toenemen. Daarvandaan is het ook
herstellenden zeer aan te bevelen als een
gemakkelijk verteerbaar en smakelijk voe
dingsmiddel.
ECHT VICTORIAWATÊR.
Oberlahnstein.
Fournisseurs de la Cour.
ChocolatVEEN
CHOCOLAT LE PLUS D
LTCIEUX POÜR CROQÜER.
Usines a Sneek (Hollande).
ters harmonieerden bizonder. Léwas mij
te kinderachtig, te speelsch, ik zei u immers
al van dat zandhoopje. Maar ik vergat mijn
principes voor een oogenblik, ik was nu
eenmaal werkelijk verliefd.
We raakten verloofd. Ik d'irf gerust zeggen,
dat ik een goeie partij was en dat beaamden
mijn a. s. schoonvader en Léook ten volle.
Lézou mevrouw Wilhelm Heiderich worden,
een makkelijker leven krijgen, mooiere k leeren
kunnen koopen, en daar ze mij werkelijk
zeer genegen was, voelde ze zich hoogst ge
lukkig. Ze raadde mijn liefste wenschen, ja,
ze wist ze zelfs te voorkomen.
Door een aanzienlijke uitbreiding van mijn
zaken, die mij verbalend veel tijd en zorgen
kostte, konden wij niet zoo gauw trouwen,
als in den beginne mijn plan was geweest.
Die langere verloving werd echter oorzaak,
dat ik nu en dan bezorgd bet hoofd schudde
over de toekomst. Lébleef kinderachtig in
haar manieren en dan had ik enkele eigen
schappen in baar opgemerkt, die mij bepaald
tegen de borst stuitten.
Op een Zaterdagmiddag namelijk stond
mijn meisje voor den spiegel een boezelaar
te passen. Ik mag graag zien, dat jonge meisjes
en dames en vooral huisvrouwen een boeze
laar dragen ; maar ze moeten een beetje vlug
zijn, met een strookje of met schouderban
den er aan. Nu had Lédien boezelaar van
mij gekregen en ik had hem zelf gekocht. Het
was een prachtstuk en ... ja het hoort nu
eigenlijk wel niet zoo, dat ik dit vertel, doch
ik doe dit meer om u een blik in mijn
karakter te doen slaan ofschoon bet voor
vijf gulden vijftig geprijsd stond, kreeg ik
het voor vijf gulden. Eigenlijk gezegd was
het nog duur genoeg voor zoo'n klein ding,
Maar enfin, ik had geen spijt van mijn geld,
want het stond Léalleraardigst, zoo echt
getrouwde-damesachtig. Ze had met dat
schortje zoo iets van een ideale huisvrouw,
die geen stofje kan dulden. En zelf bad ze
er ook schik in; wel tienmaal bekeek ze zich
in den spiegel; van voren, op zij en van
achteren.
Daar opeens hooren we een luid gejubel
en geschreeuw van uit den tuin komen.
Lé. .. Lé... Leetje. Een egel... een stekel
varken, kom eens gauw kijken Lé!"
En wat doet ze? Met een kleur van opge
wondenheid, strikt ze haastig baar schort log,
gooit bet op een stoel en onder den uitroep:
O, wat uüg, een stekelvarken, waar? waar?"
vliegt ze de tuinkamer uit en den tuin in
naar de kinderen toe.
(Slot volgt).