De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 13 november pagina 2

13 november 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEE WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 1429 stelling innamen. Wij vergeleken ons niet veel in«er of minder dan bij het handje-vol Grieken, dat den Perzen bij de Thermopylae zoo'heldhaftig den doortocht betwistte. Eigen lijk' voejden wij ons nog een beetje meer, want daj waren er driehonderd geweest, terwijl w\j maar dertig telden. En in gedachte zagen wij reeds ter onzer eer door dankbare Boe ren een gedenksteen opgericht op de plaats, waar wij nu lagen, waarvan de inscriptie onze helden laad vereeuwigde. En in het binnenste van onze ziel waren wy benieuwd of ónze bloedverwanten op ons graf tranen zouden komen plengen. Ook herinnerden wij ons de bekende plaat uit den FranschDuitschen oorlog, la dernière cartouche" en met een rilling van genot bedachten wij, dat misschien n onzer ook zóó dapper zou kunnen zijn. Met wij" bedoel ik .natuurlijk nog altijd mijn landgenooten en mezelf want de Boeren kenden, buiten de prenten uit de Genoveva-geschiedenis, maar weinig platen en prenten en zeker geen Fransche. Wat wel jammer voor hen was, daar zij op die manier van onze heroïsche genietingen verstoken bleven. Jammer genoeg bleven de Engelschen wat lang uit. Waren zij wat eerder gekomen, dan zjj nu deüen, dan ware wellicht een groot deel van bovenstaand programma uitgevoerd geworden en zou schrijver dezes het waar schijnlijk niet meer noodig gehad hebben schetsen over den oorlog te schrijven. Want wjj waren, de Boeren incluis, vreesejijk moedig. Maar nu khaki" wegbleef, en onze brandwacht telkens terug kwam met het rapport : niks te zien, wie", nu werd de eerste strijdlust minder. En na enkele dagen meende oom Jan, die maar een paar uur te paar! van onze positie af woonde, dat hij toch wel even naar zijn plaats" en zijn vrouw en kinderen kon rijden. Hij waa banja bang, dat die vrou niet klaar kwam met die baare kaffer" zei hij tot den veldcornet ; en deze, die ook vrouw en kinderen had, en bovendien een goed vriend was van Oom Jan, met wien hij veol zaken deed, gaf al heel gauw het gevraagde verlof. Oom Jan scheen óók niet goed met den kaffer overweg te kunnen, want wij hebben hem niet meer gezien. Oom Geert had van een kaffer bericht ge kregen, dat van zijn twaalf donkeys" (ezels) er acht in de bosschen zoek waren, terwijl er niemand thuh was, die ze kon gaan op sporen. En het was al, wat hem aan trekvee restte l De medelijdende veldcornet gaf dra ook hem verlof.' En oom Geert zoekt waar schijnlijk nog althans terugkeeren deed hij niet. De veld-cornet, die ook niet ver weg woonde, bedacht, dat een ander toch ook wel eens graag baas" zou willen zijn en dat het wat al te egoïstisch zon wezen om ook niet een ander eens een kans te geven". Daarbij overwoog hij zeker, dat vaderland en vader landsliefde mooie dingen zijn, maar dat vrouw en kinderen ook mede tellen. Althans, hij droeg met eenige gewichtige woorden zijn ambt aan een goede kennis over en trok huis-toe, waar het bjj slot van rekening toch ook wel zoo aangenaam was als te slapen op den grond, met een zachte klip tot hoofd kussen. Hij beloofde eiken dag te komen k\jk«n maar toen de Engelschen werkelijk kwamen, was hij er natuurlijk niet! De loco-veldcornet was al even geschikt als z'n voorganger. Oom Piet z'n vrouw had 'n kleintje gekrij" hij ging ! Neef Piet moest bepaald huis-toe om te helpen den oogst bin nen te halen waar moesten ze anders in den komenden winter van leven ? Het oogstinhalen duurde blijkbaar lang, want we heb ben hem niet weêrgezien. Neef Karel riep den veldcornet ter zijde en vroeg hem of hij niet effe" naar de plaats van oom Geert mocht rijden. Hij vree al zoo lang naar die mooie nooi daar! Waarschijnlijk vrijt hij nog. Een van onze Hollanders, die het voorbeeld te schoon vond om het niet na te volgen, verdween ook. En zoo kwam het, dat, toen op zekeren namiddag onze brandwacht naar beneden WHiiiiiiiiiiinitiiiiiiiiiir ..... iiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii ........... i ...... imiitiiiKM HET AANZOEK. Naar het Duilsch, van KARL BUSSE. I. Op straat zag men hem nooit anders dan met een hoogen zijden hoed. Ik draag uit principe geen anderen hoed," zei hij altijd. Dat zachte vilt is beter geschikt v<Tor kun stenaars." En op kunstenaars had Wilhelm Heiderich het heelemaal niet begrepen. Ook uit een practisch oogpunt bevind ik er mij het beste bij. M'n hooge hoed is wel niet goedkoop, want ik heb er tien gulden voor betaald, maar ik doe er nu ook al minstens een jaar of zeven mee en hij ziet er ook nog uit, als of hij pas nieuw is. Ik had in dien tyd stellig zeven vilten hoeden moeten hebben van drie gulden het stuk!" Wilhelm Heiderich was over het algemeen bizonder met zichzelf ingenomen. Hij had zijn leven naar een vast plan afgebakend en trachtte er zooveel mogelijk profijt van te trekken. Op zijn twintigste jaar had hij gezegd : als ik den leeftijd van veertig jaar bereik, zal ik zoo en zoover zijn ! Thans was hy veertig en alles was precies zoo gegaan als hij het zich voorgesteld had. Hij zou het zwhzelven hooit hebben vergeven, als het anders uitgekomen was, want dan zou hu gelogen hebben en hij loog iióóit. Dit was .evenzeer in strijd met zijn principes als het dragen van een vilten hoed. Eiken Zaterdagavond ging hij bij de dames Walther, die op een villatje even bu:ten de stad woonden, te visite. Het waren de oude mevrouw Walther, de vrouw van den voormaligen rechter van justitie, een hoogst achlenswaardige, allerliefste dame met prach tig glanzend wit haar en haar dertigjarige dpchter, n evrouw Hella Sattler, die sinds vier jaren weduwe was en een jongetje van vijf jaar had. Er werd een kopje thee en later een glas wijn .gedronken en den geheelen avond zat men gezellig te praten. Zoo was weder een Zaterdagavond voorbij gegaan en een Zondag daarop gevolgd. Kiken Zondagmiddag ging Wilhelm Heiderieh in de Keizerskroon" zijn bittertje drinken, daarbij de nieuwsbladen en andere tijdschriften inkijkende en af en toe de gaande en komende. bezoekers monsterende. Dezen Zondag echter liep hij, geheel van zijn vaste gewoonte schreeuwde daar kom die khaki's" wij nog slechts met ons zessen waren ! En toen wij ook gingen kijken, zagen wij in de verte een onafgebroken stroom van soldaten, rui ters, kanonnen en legertros over den bultrand komen. Er scheen geen einde te zijn, Het waren er zeker wel zesduizend, die onze poort kwamen bestormen. Gelukkig legden wij in dit gewichtig oogenblik allen een hartroerende eensgezindheid aan den dag. Toen de loco-veldcornet uit riep: kerels, ons moet trap"!) was er nie mand in de oppositie. Van ons droombeeld van heldendood en gedenkzuil deden wij met een zucht afstand. Maar wij zagen in, dat ook zes Spartanen' hier geen stand hadden ge houden. We trapten" dus en waren een uur later op de plaats van onzen echten veld cornet, die leelijk in de consternatie raakte bij ons bericht, doch weinig spijt scheen te hebben, dat hij er niet bij was geweest. Maar nu hadden wij Hollanders, die nu al bijna twee jaar in" het veld waren geweest er ook genoeg van. Deze laatste teleurstelling was ons te machtig. En rustig bleven wij op de plaats" van onzen veldcornet wachten tot den volgenden morgen du Eugelschen kwamen om ons gevangen te nemen. 1) Trap" er van door gaan. MnmimiiiiiitiHiiiiimiiiiiiiiiinitiiiiuiiimiiiMiiiiiHiiiliii Te, LüTTIfêlf Muziek in de Hoofdal. Het is reeds lang geleden dat een symphonie van Glazounow op het programma van het Concertgebouw is voorgekomen, als ik mij niet vergis. Daarom was het goed op het laatste abounementsconct-rt diens vierde symphonie in Es op. 48 uit te voeren. Na den dood van Tschaikowsky mag men fflazounow wel als het hoofd beschouwen der Russische school. En inderdaad, zijn vierde symphonie .is een werk, dat van het begin tot het einde boeit door zijn heerlijke melodiën, door den warmen stroom, .dte er in bruist, door de klankschoonheid zijner instru mentatie en door zijn stevige structuur. Het is geen werk, dat een keerpunt beteekent in de symnhonie-lilteratuurj het is geen compositie, die optreedt met de pre tentie om nieuwe wegen te openen, maar het is een door en door gezond muzikaal werk van bloeienden inhoud, waarvan de motieven hier en daar een pastorale tint hebben, maar nooit plat of triviaal worden. Deze symphonie werd prachtig door den heer Mengelberg opgevat en schitterend door ons orchest vertolkt. Ditzelfde kan men zeggen van César Franck's Poême symphonique Ie chasseur maudit", welk toongedicht vroeger herhaaldelijk, maar in den laatsten tijd niet meer op de programma's van het Concertgebouw voorkwam. Franck heeft daarin een muzikale schildering gegeven van den rit van Ie comte du Rhin, die als een wervel wind voort iiolt langs akkers en_ weiden, doof voor de hineekingen en ge zangen der vrouwen. Plotseling- wordt hij tot staan gebracht omdat zijn paard niet meer voort wil; hij blaast op zijn hoorn, maar geen toon komt er uit; echter een sombere stem vervloekt hem en roept hem toe Sacrilège, sois ternellement couru par l'enfer". Dan grijpen de vlammen om hem heen en hij holt voort sneller en sneller, des daags langs afgronden en des nachts door de wolken, achtervolgd door een drom demonen.. Dit onderwerp is niet ongeschikt voor een behandeling in den vorm van programma muziek, omdat het muzikale rhythme bijzon der geëigend is tot het weergeven van een rit, een vlucht, of iets dergelijks. Fracck's compositie is dan ook vooral inrhythmisch afwijkend de Keizerskroon" voorbij, om, steeds verder en verder loopende, eindelijk stil te blijven staan voor de villa van de dames Walther. Mevrouw Hella Sattler, de jonge weduwe, kon haar oogen niet gelooven. Gunst, mijnheer Heiderich ? U hier ? Vandaag ? Loopt de wereld op zijn eind, of is er een ongeluk gebeurd? Als mama u ziet, zal ze zich doodschrikken en denken dat de bank gesprongen en zij haar heele fortuin kwijt is". Hij lachte flauwtjes. En ik heb haar zelf die bank aangeraden". Dat beteekende zooveel als : hoe zou nu een door mij aanbevolen onderneming te niet kunnen gaan T' Maar komt u binnen. Het doet me in ieder geval genoegen u te zien. U zult ge echter met mijn gezelschap tevreden moeten stellen, want mama doet haar middagslaapje. Zal u een kopje the-) gebruiken?" De serre-deuren stonden open. Kurt, liet vijfjarig zoontje, speelde i u den tuin. Toen hij mijnheer Heiderich zag, kwam hij dezen, ook al in de grootste verbazing, onmiddel lijk een hand geven. Hij wilde hem mee den tuin inlokken, doch blijkbaar was het niet Wilhelm Heiderich's bedoeling, dien middag kameraadschappelijk te worden met Kurt, want hij klopte hem slechts even op den blonden kruilebol en zond hem toen den tuin weer in. Het gesprek was niet zoo levendig als ge woonlijk, en Hella Sattler keek haar gast af en toe heimelijk aan, zich zelf telkens afvra gend, wat toch wel de eigenlijke reden zou zijn van dit zoo vret-md bezoek. Wat woont u hier toch heerlijk," zei hij na een poosje zwijgens, zoo rustig, zoo kalm, een waar vrede-oord. Kn de kamers, u hebt zoo uitmuntend den slag het ergens gezellig te maken." Hij keek om zich heen. Al die meubels zoo smaakvol gerangschikt. Maaïvreemd toch, dat alles er overdag zoo heel anders uitziet dan 's avonds. Kn die kroon.,.. Neen, maar, dat's een prachtstuk." Hij stond op, liep op de kroon tue en bekeek haar nauwkeurig. Toen het onder zoek afgeloopen was, knikte hij goedkeurend, haalde diep adem, terwijl een lachje van tevredenheid heimelijk om zijn mondhoeken speelde, en nadat hij de panden van zijn zwart gekit ede jas zorgvuldig op zij schoof, ging hij weer zitten. Hij bleef een poosje stil. Met klimmende verbazing had mevrouw Hella .hem zitten aanstaren. opzicht bijzonder goed geslaagd. Men vindt er een realistiek in zooals uien zelden aantrflTt bij dien meester. De klokken aan het einde wekken eenige minder aangename ge waarwordingen op en men vraagt .zich af, of Franck hierin niet te ver gegaan is en niet met de gewone instrumenten alleen een effect had kunnen bereiken, dat weinig minder uitwerking had teweeg gebracht dan thans met.de klokken. Xaast deze beide werken bestond het pro gramma uit piano-voordrachten van een zeer begaafde jonge hongaarsche kunstenares Jolanda Merij. Deze nog zetr jonge dame heeft waarlijk uitstekende eigenschappen. Zij speelde Liszt's A-dur concert met groote kracht, virtuositeit en veel afwisseling in aatislagsnuanceeringen. Ook in hare afzon derlijke voordrachten kon men deze eigen schappen waardeeren. Alleen meen ik mij niet ingenomen te moeten verklaren, met de verregaande willekeurige tempoveranderingen, tengevolge waarvan de melodie'n van Chopin's i'is-dur nocturne en Liszt's zesde hongaarsche Khapsodie tot onherkenbaarwordens toe verminkt werden. Het Praeludiutn van Bach vond ik, ook wat muzikali teit betreft, het glanspunt van den avond. Bij de hervatting zijner werkzaamheden in dit seizoen, heeft ons kaïnermuziekgezelschap van Toonkunst, samengesteld uit de heeren Röntgen c.5. Ir.'t zich tot een plicht van pieleit geacht een avond te arrangeeren ter nage dachtenis van den op l Mei j l. gestorven boheemse-hen componist Anton Dvörak. En deze hulde was zeer verdiend want de werken van Dvörak op het gebied der kamermuziek zullen nog lang een eervolle plaats op de programma's blijven ymemen. Men had voor het doel de keuze laten vallen op het A-dur klavierquintet, op. 81, op de vioolsonatine op. 100 in G en op het strijkstxtet in A op. 48. Het eerste werk is zeker wel het meest bekende en ook het rijpste opus van den boheemschen componist. Het is reeds meer malen door onze kunstenaars uitgevoerd en mist gewoonlijk zijn uitwerking niet. Ook thans maakte het een uitstekenden indruk, gespeeld als het werd met entrain en liefde. De sonatine voor piano en viool, het woord zegt het reeds, is van zeer eenvoudig bevat telijk karakter. Glad en beminnelijk glijden de melodiën daarheen; in het geheele werk i i geen rimpel te bespeuren ; de componist moet wel in een tevreden, zorgelooze stem ming verkeerd hebben, toen hij zich onledig hield met de compositie van dit werkje. Zeer schoon werd het gespeeld door de heeren, Flesch en liontgeü. Het Sextet, voor strijkinstrumenten, is van eenigsiins gewichtiger inhoud. Het heeft mooie thema's, ook wel van sprekend karakter; maar de componist had meer aandacht kunnen wijden aan de klankschoonbeid zijner instru mentatie. Het is echter mogelijk dat bij een zorgvuldiger uitvoering de klank van zelf mooier zou zijn geweest; hierin werd n.l. niet het uiterste bereikt. Het nioge moeilijk zijn, het gecompliceerde stemmenweefsel van zes strijkinstrumenten zóó subtiel te behandelen als wij dat in den laatsteii tijd gewend zijn van de strijkquartet-gezelschappen die hier optreden, bij voldoende voor bereiding is het toch mogelijk. Door het vertrek van Jen heer Hofmeester naar de hofstad, moest zijn plaats aan de alt vervangen worden. Men heeft voor hem gekozen den heer H. Meerloo, solo-altist van het Concertgebouw. De voortreii'elijke eigenschappen van dezen kunstenaar wettigen het vertrouwen dat deze keuze eene goede geweest is. Behalve de heeren Flesch, Noach, Meerloo en Mossel speelden in het sextet nog mede de heeren Julius Kontgen Sr. en Engelbert Rüntgen. Mevrouw Nina Faliero?Dalcroze is geen onbekende hier ter stede. Zij is reeds op een der abonneinentsconcerten in het Con certgebouw opgetreden; Maandag-avond gaf zij in de kleine zaal een liederen-avond, waarvan ik een gedeelte bijwoonde. Het is mij onbekend of mevrouw Dalcroze HmlIHIIMIttflIMIIIIlmlIlllMtlllllMHItlll HMHIIIlmillllM Sinds wanneer stelt u zooveel belang in kronen?" vroeg ze spottend. O pardon, mevrouw. Ik interesseer er mij in het geheel niet voor, alleen voor de/e en eigenlijk gezegd niet eens be paald voor de kroon." liij kuchte eenigszius verlegen, zweeg weer een paar oogenblikken en vervolgde toen : Laat ik het u maar ronduit zeggen, mevrouw, u weet, ik heb een hekel aan alles, wat naar oneer lijkheid zweemt. Toen wij hier gisteren avond samen zaten te babbelen, hoorden wij onver wacht een korten, scherpen knap : het was niets bizonders, er was een ianipeglas gebar sten. U stond op, ging naar de kroon, be keek het glas tu zei : Een klein barstje, anders niet, doch ik zal het licht maar uit draaien, we gehiuiken dit toch niet." Toen u weer kwam ziuen, hoorde ik nog een paar zachte na-kuapjes, en ineens kwam niij iets in de gedachte, dat ik jaren geleden onder vonden heb. En die gebeurtenis uu zou ik u zoo gaarne eens willen vertellen." Het lijne, intelligente gezicht van de jonge weduwe verried niets van de verwondering, die in haar omging. Alleen haar oogen schitterden iets levendiger, toen ze zei: ,,LT bent vandaag heel anders dan gewoonlijk, meneer Heiderich. Is u daarom juist hier gekomen? Nu, ik hoor heel graag vertellen, als u das beginnen wilt, zult u een dankoare toehoorster aan mij hebben." Hij knikte, dacht even na en begon : Ik heb in mijn heele leven steeds liet rechte pad bewandeld. Naar links of rechts ai' te wijken, daaraan heb ik nooit gedacht; ik had er geen roeping toe en zou er trouwens ook geen tijd voor gehad hebben. Bepaalde vrienden heb ik eigenlijk nooit gehad, doch n familie was er, die mij bizonder goed aanstond en waar ik veel in huis kwam, de familie Hartwig. Mijnheer was een door en door braaf en vroolijk man; jammer dat hij tusscheiibeide dojr zijn te groote gemoede lijkheid wel eens wat al veel over zijn kant liet gaan. Maar dit was waarschijnlijk hieraan toe te schrijven, dat hij niet door een ver standige vrouw werd ter zijde gestaan. Hij was op jeugdigen leeftijd weduwnaar gewor den en di oudste dochter bezat nog te weinig tact en ervaring, om de plaats harer moeder geheel naar bebooren te vervullen. Deze oudste dochter bestuurde het huis houden. Het was een mooi, goedhartig, opgewekt schepseltje, doch erg dartel en vol temperament. Zij speelde met de jongere broertjes en zusjes heel anders dan gewoonlijk oudste zusters dit doen. Ze verstond namelijk minder gedisponeerd was; aan haar hoesten van tijd tot tijd zou men het vermoeden, hoewel haar stem geen sporen van verkou 1heid verried. Deze stern heeft zeer goede qualiteiten; ze wordt echter niet goed be handeld. Haar ademhaling laat alles te wenschen over. De onrust van bet bovenlijf en het schokken der schouders maken een fijn aanzetten van den toon onmogelijk. Dat mevrouw Dalcroze bij al de nummers, die ik van haar hoorde, een zweving te laag zong is hoofdzakelijk daaraan toe te schrij ven. Het voortdurende oversleepen van den eenen toon op den anderen, een euvel waar aan zich veel kunstenaars van het latijnsche ras schuldig maken, bracht een eenigszins zoetelijk ell'ect te weeg. Dat mevrouw Dal croze de Diiitsehe taal minder go^d behan delde, vooral de vocalen ee en , zij haar als Italiaansche niet te zeer aangerekend. Echter de variëteit in de verschillende stemmingen der liederen vermocht zij op verre na niet voldoende tot uiting te bren gen, zoodat men onwillekeurig len indruk kreeg, dat de taak die mevrouw Dalcroze zich had gesteld voor bare krachten te zwaar was. Behalve eenige italiaansche meesters uit de zeventiende en achttiende eeuw kwa men nog compositiën tot uitvoering van Délibes, Massenet, Hahu, Liszt, Sclmraann, Karmin, Paladilhe, Georg*»s en haar echtge noot Jacques Dalcroze. Het was een genot te luisteren naar de hoogst artistieke begelei ding van dezen talentvollen kunstenaar. Axi. A.VEKKAMP. Naar aaÉMm m L, m Dsyssel's \mi in Amsterdam. *!k houd \ an liet proza." v. Ito'SStL. . . .Dat zij den stip nog doen konden de burgerlijk setieidt van proletarisch deuken, de strijdmakkers onzer jeugd, onze leermeester» eu oude metgezellen, van \vie sommigen zoo dicht bij ons staan, zoo demceratiseh voelen. HKNUIËI-TE KOLANU HOLST.. Nieuwe 'lijd, Nov. 1904. Lodewijk van Deyssel, de prozaïst en kunst rechter, voorman der Nieuwe ids-beweging, in 't Amsterdamse ti muziek-gebouw, zélf, het beroemde: ik houd van het proza" te hooren lezen, is als een gebeurtenis voor Hollands letteren en taal te zien. Reeds eenmaal had den eenigen van ons hem hooren lezen, in Utrecht; wij wisten hoofdzakelijk wat wij hooren zouden en hóe wij 't zouden liöoren. De grootere beteekenis die 't hu voor ons had, ontstond gewis, omdat wij nu, als 't ware, waren op het oud terrein, van den eersten strijd, in Amsterdam, en dat wij 't hoorden klinke^ weer, zoo klaar en zóó empbaseloos-krachtig. De redactie van De Amsterdammer verzocht aan mij, andren man van '80, iets te willen schrijven naar aanleiding dezer lezing en 'k had dit gaarne gedaan, indien dit soort van schrijven mij meer gemeenzaam was gewor den. Ik had dan wel het liefst mijn innerlijk genoegen uitgezegd om dit verheugend ge beuren ; maar is dat wel genoeg ? Er zijn muziekgebouwen in Amsterdam; er zijn lees kamers ook. Ieder die belang stelt in bet Hollandsch woord, kent het verloop der beweging van '80; de werking; 'ttmWaan der verschillende tijdschriften, enz.; ook 't laatstelijk uit elkaar gaan van de XXste Eeuw-redacüe, met, als gevolg ervan, bet nieuw verscbijnen-zullen van het tijdschrift: de Beweging" onder redactie van den dichter Albert Verwey. Men kan die scheuring" wér betreuren; men kan er om gaan juichen; er zijn voordeel rneédoen; men kan haar ook verklaren willen ; gebeurd het is. Het is vooral van nit de socialistische levens beschouwing, dat dit tijdschrift-geval breed voerig is besproken. Verwonderlijk is dit niet.' Mevrouw Roland Holst wijdt in L>e MtliiimiiiiiitititiiimtiiiiimiiiiiiiiiiiiitMiiiiMitiiiimtiiiiiiiiHiiMuliiniM de kunst met ze mee te leven. Om maar eens een voorbeeld te noemen. Ik trapte op zekeren dag, dat ik den tuin ingeloopeu was, om de bloemen eens te bekijken, zonder erg in een zandhoopje. Op eens begonnen de kinderen te huilen en ook Léliet een echt geineend, treurig bé-è-é" hooren. Lé, zoo heette die oudste dochter, of liever zoo werd ze genoemd. Haar eigenlijke naam was Eleonora, maar dat is zoo'n mondvol," zei Léen daarom hield ze meer van die ver korting. Ik voor mij houd niet van die ver basteringen, maar ik had me in dit opzicht natuurlijk in de eenmaal aangenomen ge woonte te schikken. Zooals ik zei dus, ook Léwas blijkbaar bedroefd over bet gebeurde, want ze zei met ongeveinde teleurstelling in haar stem : Hè, meneer Heiderieh, wat jammer, nu' heeft u ons kasteel vernield. Kijk, zus heeft er de tranen van in de oogen." Ik geloof dat Lézelf ook moeite had haar tranen te bedwingen. Je meent dat zandhoopje toch niet, daar achter dien boom, Le ?" vroeg ik, op de aangerichte verwoesting wijzend. Nu ja, 't wel maar een zandhoopje, maar 't verbeeldde toch ons kasteel''. Ja, zoo wils Lé; ze speelde met de kin deren of ze in plaats van l'J, O jaar oud was. Ze lachte en builde met ze. Als het noodig was deelde ze ook wel eens een paar klappen uit, doch dit deed ze, zooals ze beweerde, om de liefde een opfrisschertje" te geven. En de kinderen! Ze zouden voor haar Lédooreen vuur gegaan zijn ; meneer Hartwig beeft me dikwijls verzekerd, dat de kindereu meer van Lédan van hun moeder hielden. En nu komt er iets, dat mij tot nu toe nog altijd jets onverklaarbaars is gebleven. Ik werd namelijk ... hm ... hm ... verliefd op Lé. Dit kwam geheel onverwacht; ik had er heelemaal niet op gerekend en bet was volstrekt niet goed ook. Mijn weg lag eenmaal afgebakend voor me en ik had bij bet opmaken van mijn levensplan, aan verliefd worden, noch aan trouwen gedacht. Ziet u, ik heb zoo mijn vaste principes dienaangaande, maar daar zal ik u op bet oogeiiblik niet mee vervelen. Dit echter wil ik u wel vertellen, dat een groot deel der sociale ellende te wijten is aan die vele, al te vroege huwelijken. En als uien dan trouwen gaat, dan dient toch uiterlijk en innerlijk alles met elkander overeen te stemmen, nietwaar ? Dit was echter niet ons beiden lang niet het geval; noch de staat van ons vermogen, noch onze karakNieuwe Tijd er een stuk proza aan en Van der Goes een ander stuk in De Kroniek, maar dat is nog niet af. Nu weten wij hoe van Deyssel zich verklaarde over de socialistische levensbeschouwing; wij weten uit Verwey'a inleiding voor de De Beweging zijne gedachten en uu meenen wij ook te weten, hoe mevrouw Roland Holst den medewerkers aan tijd schriften als de XXe Eeuw en De Beweging, en die geen lid zijn der sociaal-democratische arbeiderspartij, eenigszins den schijn oplegt, alsof die mannen ook de levensbeschouwing zouden deel en van de Redacteuren. Dit zou niet goed gezien zijn ; was bet dit wel, dan mag toch ondersteld worden, dat de zachte, overreden willende woorden van de dichterespartijleidster, welke ik bier boven aanhaalde, waren in de pen gebleven. Wat mij betreft, medewerker gelijk bekend is en voor een enk'le keer als bier gelegenheidsspreker, wat mij betreft, 't is waar, ik deel altijd, maar 't liefst altijd toch mede. Ik hond van bet proza. Zie daar een zin van groote waarde nog. Wat zouden wij, TRADEMARK MARTELL'S Dit beroemde merk is verkrggbaar bij alle Wgnhandelaars en bij de vertegenwoordigers KOOPMANS «& BRUINIER, Wjjnhandelaars te Amsterdam. Prijzen van af ? 2,50 p Om zuigelingen te spenen, bestaat er geen geschikter voedsel dan KUFKKE's Kindermeel, omdat het zeer gemakkelijk verteert en om zijn aangenamen smaak door de kinderen gaarne wordt genomen. Men kan het in melk of vleeschnat (bouillon van kalfsbeenderen) gekookt, als goöp toedienen en het is dan tevens n doelmatige over gang naar mér vaSt voedsel. Ook grootere kinderen n volwassenen, die door ten zwakke maag aan slechte spijsver tering lijden, zullen in Kufeke's Meel met melk, bouillon of cacao toebereid een aan genaam voedsel vinden en het uitstekend verdragen. Het zal den ontbrekenden eetlust opwekken en het lichamelijk gewicht zicht baar doen toenemen. Daarvandaan is het ook herstellenden zeer aan te bevelen als een gemakkelijk verteerbaar en smakelijk voe dingsmiddel. ECHT VICTORIAWATÊR. Oberlahnstein. Fournisseurs de la Cour. ChocolatVEEN CHOCOLAT LE PLUS D LTCIEUX POÜR CROQÜER. Usines a Sneek (Hollande). ters harmonieerden bizonder. Léwas mij te kinderachtig, te speelsch, ik zei u immers al van dat zandhoopje. Maar ik vergat mijn principes voor een oogenblik, ik was nu eenmaal werkelijk verliefd. We raakten verloofd. Ik d'irf gerust zeggen, dat ik een goeie partij was en dat beaamden mijn a. s. schoonvader en Léook ten volle. Lézou mevrouw Wilhelm Heiderich worden, een makkelijker leven krijgen, mooiere k leeren kunnen koopen, en daar ze mij werkelijk zeer genegen was, voelde ze zich hoogst ge lukkig. Ze raadde mijn liefste wenschen, ja, ze wist ze zelfs te voorkomen. Door een aanzienlijke uitbreiding van mijn zaken, die mij verbalend veel tijd en zorgen kostte, konden wij niet zoo gauw trouwen, als in den beginne mijn plan was geweest. Die langere verloving werd echter oorzaak, dat ik nu en dan bezorgd bet hoofd schudde over de toekomst. Lébleef kinderachtig in haar manieren en dan had ik enkele eigen schappen in baar opgemerkt, die mij bepaald tegen de borst stuitten. Op een Zaterdagmiddag namelijk stond mijn meisje voor den spiegel een boezelaar te passen. Ik mag graag zien, dat jonge meisjes en dames en vooral huisvrouwen een boeze laar dragen ; maar ze moeten een beetje vlug zijn, met een strookje of met schouderban den er aan. Nu had Lédien boezelaar van mij gekregen en ik had hem zelf gekocht. Het was een prachtstuk en ... ja het hoort nu eigenlijk wel niet zoo, dat ik dit vertel, doch ik doe dit meer om u een blik in mijn karakter te doen slaan ofschoon bet voor vijf gulden vijftig geprijsd stond, kreeg ik het voor vijf gulden. Eigenlijk gezegd was het nog duur genoeg voor zoo'n klein ding, Maar enfin, ik had geen spijt van mijn geld, want het stond Léalleraardigst, zoo echt getrouwde-damesachtig. Ze had met dat schortje zoo iets van een ideale huisvrouw, die geen stofje kan dulden. En zelf bad ze er ook schik in; wel tienmaal bekeek ze zich in den spiegel; van voren, op zij en van achteren. Daar opeens hooren we een luid gejubel en geschreeuw van uit den tuin komen. Lé. .. Lé... Leetje. Een egel... een stekel varken, kom eens gauw kijken Lé!" En wat doet ze? Met een kleur van opge wondenheid, strikt ze haastig baar schort log, gooit bet op een stoel en onder den uitroep: O, wat uüg, een stekelvarken, waar? waar?" vliegt ze de tuinkamer uit en den tuin in naar de kinderen toe. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl