Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1430
^/
a
beginsel, ook aan de geestelijke genietingen
van deze wereld de arbeiders te doen deel
nemen. Het wordt betracht in het geven
van concerten, het opvoeren van
tooneelstukken, het houden yan voordrachten, het
uitleenen van boeken, het organiseeren van
tentoonstellingen. De vereeniging overschat
niet de beteekenis van haar arbeid. Bij monde
van den heer Tak in de Kroniek van 12 Nov.
kan ons dit duidelijk zijn: 'Er is onder de
arbeiders een drang naar geestelijke ver
heffing. De klasse die zich organiseert en
strijdt om van onder den economischen druk
te komen, gevoelt haar gemis van geestelijke
ontwikkeling, en deze wordt langs alle be
schikbare wegen gezocht, vooral door hen,
die in den economischen en politieken strijd
der klasse dóór hun krachtig werken voor
aan staan. Voor de arbeidersbeweging zelve
is deze aandrang een groote bevordering
harer kracht. Terwijl het wezen dier kracht
ligt in de historische noodzakelijkheid der be
weging, zat hare spanning bevorderd worden
door het geestelijk gehalte der strijders. (Ik cur
siveer). Er is hier wisselwerking. De bewe
ging bevordert het streven naar geestelijke
ontwikkeling, en deze ontwikkeling komt
weer ten goede aan het vermogen der be
weging. Aan dezen gang der zaken komt de
vereeniging helpend tegemoet. Zij beweert
niet een wereldhervormende kracht te zijn,
maar heeft de bescheiden taak van een hulp
te zijn tot voorziening in een gebleken be
hoefte."
Velen zullen een sceptische meening heb
ben van het streven der vereeniging, en de
verzekering van een drang naar geestelijke
verheffing onder de arbeiders, van maar be
trekkelijke geloofwaardigheid vinden. Niet dat
zij daartoe van een te vergrofden aanleg zijn,
God beware me, maar iets moet toch eerst
hecht bestaanbaar zijn, wil men het gaan ver
sieren. Zoo ge een hongerige maag een schraal
soepje laat eten uit een mooi bord en ge merkt
vruchteloos u in te spannen om hem de kunst^
waarde van dat bord te doen bevatten, daar
hij slechts gulzig blijft loeren op een
gevulden terrine met malsche kluiven, zoudt gij
u mogen ergeren eerder over u zelven dan
over hem, en erkennen moeten onder drang
der omstandigheid, een wijziging der schoone
leer, dat het geestelijke verheven staat boven
het stoffelijke. Dit wordt nu het
meerderwaardige, 'k Zat eens buiten een studietje te
schilderen, in lustige werkzaamheid, zooals
men hierbij zoo vaak ondervindt. Een
landwerker kwam daar aan, bleef even staan kij
ken, zei toen zonder eenige
kwalijkgezindheid, maar volkomen naïf weg: Waarom
doe je dat toch eigenlijk ?" Voor zoover ze
er niet anders over (willen) denken door 't
hooren zeggen, hebben de arbeiders, geloof
?ik, a priori deze opvatting van
kunstwerkzaamheid, als een luxueuse nuttelooze bezig
heid. En we mogen hun daarover waarlijk
geen verwijt maken!
't Is waar, dat in de zwaarst aan arbeid
gebonden levens nog tusschen-oogenblikken
zijn ter vrye beschikking, en wei-overlegde
leiding kan er een vruchtbaar gebruik van
doen maken. Natuurlijk, geestelijke verhef
fing zal zelfbewustheid aanwakkeren en
eigenvertrouwen sterken. De beweging kan
er door in vaster koers raken, want de wis
selwerking, bedoeld door den heer Tak, zal
zich doen gelden. Maar, kan die geestelijke
verheffing zoo onmiddellijk bestreefd worden
door het ontwikkelen van schoonheidszin,
zou de spanning niet werkelijker bevorderd
kunnen worden door een meer intellectneele
ontwikkeling, door het toedienen van meer
positief voedsel: geschiedenis, sociale en na
tuurwetenschappen e. a. Zou de
aaneengeslotenheid der overtuigingen niet hechter
worden door meer gelijkelijke verbreiding
van kennis, want de gevallen van esthetische
ontwikkeling zullen toch maar sporadisch
voorkomen. Let wel, dat ik hier redeneer
van af het standpunt eener partij, waar het
besliste oogmerk is de vooruitgang eener
klasse te besturen, 't Zijn al ook bedenkingen,
die ik hier haast onwillekeurig geuit heb.
En waarom ze niet gegeven? Zoo enkelen
er zich aan ergeren, des te beter; tegenkan
ting en wrijving maakt het streven voller
en spant de energie.
Maar hoe men dan ook denkt over de werk
zaamheid der vereeniging Kunst aan het
Volk," geconstateerd moet worden, dat zij haar
arbeid met No. l van het programma voor
beeldende kunst, prachtig inzet. Een tentoon
stelling van Fransche. Duitsche en Engelsche
journalistieke prentkunst te organiseeren, was
geen geringe onderneming; de belofte van
belangwekkendheid kreeg ze daardoor al aan
stonds mee. Maar de bemoeiingen voor het
bijeengaren en het plaatsen van zoo'n collectie
waren zeer uitgebreid. Materiaal is daartoe
zeker bij overvloed, maar juist in die over
vloed, en zoo wijd verspreid, te grijpen, was
een beslommerende arbeid. Overvloed is
haast een bezwaar tegen deze tentoonstelling,
maar het is zeer betrekkelijk, dat bezwaar.
Want zijn de velden om te grasduinen wer
kelijk van een vermoeiende uitgestrektheid,
ge kunt uw terrein beperken, daar overal, bij
heele bossen, bloemen zoo welig en ver
scheiden staan.
Bepaal u vooreerst tot Steinlen, wiens werk
het overschitterende glanspunt der verzame
ling uitmaakt; Steinlen, den Parijschen
teekenaaar, in dienst van verschillende bladen
als illustrator, zich daardoor verplichtend
regelmatig, schier dag aan den dag, zijn arbeid
te leveren, en zie dan hoe de veelvuldigheid
van deze losse bladen, in der ijl gemaakt,
een ensemble van machtige kunst uitmaken.
Het is een uitermate verheugende gebeurtenis
zijn oeuvre (ja, hier is dit woord goed ge
plaatst), men kan haast zeggen compleet,
eens rustig ter beschouwing te hebben. De
meerder ontwikkelde smaak kan zich boven
dien vergasten aan de tegenwoordigheid van
zijn voortbrengselen in ongerepten staat:
verscheidene origineele teekeningen en litho's
maken van zijn kunst de innerlijkste bewe
gingen in het doen zelf kenbaar. Het mathe
matische overbrengen tot vermenigvuldiging
slijt altijd iets af van den oorspronkehjken
toestand der werken. We kunnen ons hiervan
op de tentoonstelling overtuigen. Maar
Steinlen's hoedanigheden zijn van een verder
strekkende beteekenis nog, dan een uitmunten
als teekenaar in de gangbare opvatting. Ver
gelijkingen met andere begaafdheden laat
men bij hem kwalijk toe, als met Forain
bijv., van wien het zou blijken dan, dat hij
niet mindere capaciteiten als teekenaar ver
mag te ontwikkelen. Wat stelt Steinlen zoo
afzonderlijk? Laat me het kort zeggen.
Steinlen is een kunstenaar van een
ontzaggelijke menschelijkheid, ik weet er geen
van onzen tijd, bedeeld met een dramatisch
talent, en zoo veel omvattend, als het zijne, of
ik zou op het veld der litteratuur moeten
gaan zoeken. Die gedachte is meermalen bij
mij opgekomen, als door een schok der geest
drift, bij herhaalde en zoo voortdurend
nieuwe verrassingen schenkende, ontmoeting
van zijn werk. Zou ik bij deze uitspraak nu
voorzichtig moeten zijn, me hoedende voor
overschatting? Want zijn werk mist uiteraard
het gedegene, dat we in doorvoerde schilde
rijen en zelfstandige teekeningen vinden kun
nen; het is toch maar bestemd te dienen als
toevoegsel van anderer werk.om van een aange
duide gedachte een passende figuratie te geven.
Er is echter een verwerking, zóó zelfmachtig,
dat dit illustratiewerk geheel een eigene schep
ping wordt. Deze kunst is er bovenal eene van
de zegging, sober en onomwonden; de uiting
heeft geen neigingen naar verfijning als bij
Toulouse Lautrec, heeft minder de allure van
gespitstheid in knappe teekenlijnen als bij
Forain, maar ze beschikt toch ruimschoots over
vakkwaliteiten om tot ombelemmerde expres
sie van zijn bedoeling te geraken. Neen, dit
werk is meer dan een bevredigende, een geestig
gedachte, een raak geteekende illustratie op
een verhaal, een gedachte, een boutade of
wat ook.
Dit lustratorswerk, bedoeld als ver
aanschouwelijkte herhaling, neemt, als een
andere kunstvorm.zijn onbedongen overmacht
boven den zin van den tekst. Het bedoelde
levensfragment, krijgt door de verscherpte
ziening van dezen beeldenden kunstenaar,
zóó tastbaar gedaante, dat we de hevigheid
van het reële als in een korte sissing ge
waarworden. Het is de tragedie van het
moderne leven en zoo vol zich uitzettend
en wijd zich vertakkend in het Parijsche
leven, dat door Steinlen's oeuvre in gansche
uitgestrektheid gegeven wordt. Daar gebeuren
de ergste gruwelen van misdaad, is de meest
poignante jammer, de schelste lichtflikkering
van hoos^wereldsch vertoon en leszinnigste
bachanaliën. Maar 't is van nabij gezien
toch n misère, al is ze soms verholen en
onzichtbaar omzwachteld.
Zijn typeering van een geabrutiseerd wezen
is even groot menschkundig als die vaneen
cocotte. Hij is niet illustrator in den ge
wonen zin, die de entourage om de figuren
welstandig aanbrengt als eentooneelvulling; ieder
onderwerp onthult hem de diepten van een
bepaald levensgebeuren, dat in een afgerond
tafereel plaats heeft; zijn teekeningen hebben
daardoor een bijzonder suggestieve kracht.
Er is verband tusschen de handeling der
beelden en de wereld om hen heen, Parijs
vooral kent ge er uit, voor je de stad gezien
hebt. Hij is zeer veelzijdig; zijn verbeelding,
grenzeloos, kan zich met gelijken
waarheidszin verplaatsen in de meest onder
scheiden omgevingen, in iedere sfeer, zelfs
der abstracte verdichtingen van moderne
fransche schrijvers. Een caricatuur-teekenaar
is bij niet, daar gebeuren in zijn geest geen
fijne spelingen van het vernuft; van een
eenvoudige grootheid, neemt bij iedere ge
boden stof om haar te dwingen in zijn eigene
epische trant van uitzegging. Wat betreft het
technische karakter van dit talent: Steinlen is
geen vakspecialiteit; naar welken kant moeten
we hellen om zijn hoedanigheden te prijzen?
De grond van zoodanige appreciatie lijkt ons
wankel bij dit schilders en teekenaarswerk,
omdat hij daarboven uitstaat als een machtig
levensbegrijpend en groot ziend mensch,
wiens vermogen van beeldend kunstenaar
vooral uitkomt door de declamatorische
macht van uitzegging.
Deze kunst is wel de geschikte om er een
aanloop mee te nemen op de ontvankelijk
heid van onontwikkelden en .. onbevangenen.
Want deze onverholen, zware, maar niet grove
zeggingskracht zal eerder bij dezen inslaan dan
bij hen, die, met een waan van meerdere
beschaving in kunstbegrip, gaan critiseeren
vergelijkenderwijs met andere illustratieve
kunst, buiten den inhoud om, in de methode.
De tentoonstelling zou alleen om Steinlen's
tegenwoordigheid al een evenement kunnen
heeten en toch, er is zooveel meer. De
humor, als geeselende satire, duivelseh cy
nisme of goedaardige caricaturiseering van
het leven, van zooveel gewicht als zuiverend
werkend element in kunstverschijning, ook
als uitvloeisel wel, onverwacht dikwijls, der
uiterste verheffing van wereldwijsheid , ze is
in zooveel werk hier echt en ruim te vinden.
Er zouden lange artikelen aan te wijden zijn.
Ik ben nu echter reeds voldaan, mijn ver
heerlijking van Steinlen's werk eens uitge
sproken te hebben, zij het ook terloops
maar, met halve woorden en haperende
zinnen. Want onder 't schrijven Meid ik
durend de bewustheid, het speuren naar de
diepte van dit dramatisch talent, nog slechts
tot verren afstand van de kern geleid te
hebben.
W. STEBNIIOFF.
Van der Valk.
Door overvloed van stof dezer weken voor
de tentoonstellings-recensie, moet een be
spreking van Van der Valk's werken in de
Kunstzaal van van Gogh, er misschien bij
inschieten. Op 't oogenblik zij dus volstaan
met een verwijzing daarheen voor de belang
stellenden. En belangstelling verdient van der
Valk ongetwijfeld, want zijn arbeid is niet
het najagen van een ijdel succes. Al zien we
van zijn volhardend streven nog niet de
gewenschte resultaten (of slechts een enkelen
keer), we nemen er kennis van met sympathie.
De totaalindruk bij het verlaten dezer expo
sitie is in de woorden: ja, 't moet wel
moeilijk zijn tegenwoordig een mooi schil
derij te maken.
W. S.
UIT DE NATUUR
LXXXIII.
Sleutelbloemen en huidontsteking.
Al eenige maanden geleden vroeg mij een
lezer of lezeres, dat weet ik niet precies,
eens wat te vertellen over een sleutelbloem,
die vergiftig of althans gevaarlijk moest zijn.
Nu weer in alle bloemwinkels en in alle
scholen en huizen, waar gaarne bloemen op
de vensterbank of op tafel gezien worden,
de mooie lila sleutelbloem wordt aange
troffen, is het, dunkt mij, de goede tijd
er iets van te schrijven. Die is zoo lang
zamerhand de kamerplant voor den winter
geworden, en ik moet zeggen: 't is een
heel dankbare en gewillige bloem en wat
veel meer is, een heel goedkoope plant.
Toch is er een heel leelijk iets aan, dat ieder
behoort te weten, die ze in huis haalt.
Ook zonder de schets hierbij zullen de
meeste lezers wel weten welke sleutelbloem
of Primula ik bedoel. Al sedert 1883 is de
plant in den handel ; een jaar of tien ge
leden zag en kocht ik ze voor 't eerst. Toen
hoorde men ook al iets mompelen van jeu
king en ontsteking, die door de bladeren van
deze Primula obconica veroorzaakt zouden
zelf genomen. Hautreizende Primeln 1) heet
het, het bevat uitvoerige mededeelingen,
waarschuwingen en raadgevingen en boven
dien een viertal platen naar foto's, waarvan
er hier n voor een gedeelte is overgenomen.
Nestier heeft door overtuigende proefne
mingen aangetoond, dat het vergif wordt
afgescheiden door de
topcellen van zeer kleine haar
tjes, die zich op de meeste
deelen van de plant bevin
den. Vooral de bloemstelen
en de bladeren dragen ze;
wie een goede loupe bezit
kan ze aan den
gemeenschappelijken bloemsteel,
die de kleine stelen van
den tros draagt, nog net
even onderscheiden. Het
zijn, wat men in de plant
kunde klierharen noemt;
hun topcel is meestal een
rond knopje, net als bij de
beruchte haren van brand
netels. Maar de uitwerking
van het vocht, dat er uit
vloeit, is een geheel andere.
Als het brandnetelhaar
aangeraakt wordt, breekt de
top af; men voelt het; de
scherpe breukkanten drin
gen in de huid en meteen
stort zich het gif in de
wond. Heel kort daarop,
hoogs' ens na een kwartier,
komen onder gejeuk en een
branderig gevoel de pijn
lijke blaasjes, de huid
wordt rood en soms doet
de heele arm pijn als er
veel blaasjes optreden. Na
een paar uur is alles voorbij
en vergeten.
Bloemtros van de Lichtpaarse Sleutelbloem {Primula obconica); Onderaan ^iet zoo het primula-gif,
rechts, de kelk (obconica = omgek. kegelv.) v/d paarse en rechts die v/d Chin. Sleu- dat werkt veel
verraderliitelbl. (P.Sinensiol beide met een sterk vergr. haartje, waarvan de top vocht afscheidt. Jjer_ 2e]fs dorre en droge
blakunnen worden; en ik weet nog heel goed
dat een bloemist, wien ik vertelde waarvoor
ik de plant wilde gebruiken, mij aanried, de
bloemtros niet in de hand te nemen, als ik
ze ging teekenen. Ik heb het toch gedaan
en niets gemerkt, en zoo als 't meer gaat bij
oppervlakkige studie, ik dacht dat het een
praatje was over vermeende giftigheid, zooals
er zoovele andere van planten de ronde doen.
Maar met deze Primula en ook met de
andere roode of witte Chineesche Primula,
die in den laatsten tijd er door verdrongen
wordt, is het werkelijk niet pluis.
Al in '89 was het bekend, althans in En
geland, waar de plant door den grooten
bloemkweeker Veitch werd ingevoerd, dat de
bloemisten na de behandeling in de kassen
somtijds zweren of blaren aan armen of han
den kregen. Daar dit evenwel betrekkelijk
zeldzaam voorkwam en de huidziekte dik
wijls eerst optrad verscheidene dagen soms
weken, nadat geen Primula obconica of
sinensis meer was aangevat, bleef men in 't
onzekere. En doordien de meeste knechten
die dagelijks Primula's verpotten of schoon
hielden, nooit iets van een huidontsteking
merkten, schreven velen de ziekte aan andere
oorzaken toe.
Hand aangetast door primula-gif.
In de laatste vijf jaar evenwel is de plant
nauwkeurig onderzocht en de voorkomende
ziektegevallen zijn zorgvuldig nagegaan. Er
is geen twijfel meer aan; deze Primula kan
een zeer lastige huidontsteking veroorzaken.
In allerlei botanische en medische tijdschrif
ten wordt de zaak sedert 1889 behandeld ; de
eene waarneming vulde de andere aan,
zoodat nu, met vol vertrouwen, het publiek inge
licht kan worden.
Een heel goed boekje over dit belangrijk
onderwerp is een paar maanden geleden ver
schenen. Het is van de hand van prof. Nestier,
die al in 1900 mededet-ling deed van proeven
met het vergif van deze Primula's op
zichimiiiiiiimiilmm
MEUBELEN
T A P U T E N-DËI
METAALWAREN
AARDEWERK
T LANDRÉ-AMSTERDAM
REGULIERSGRACHT-48
deren kunnen nog infecteeren.Als het vo ht uit
de haren indroogt, vormen zich microscopisch
kleine _ kristalletjes, die wanneer ze met een
gevoelige en daartoe geschikte huid in aan
raking komen, daaraan b ij ven hechten. Na
een tijdsverloop, zoo heeft Xestler kunnen
uitmaken, van zeven uur kunnen zich de eerste
verschijnselen van de ziekte vertoonen; maar
het kan ook twee weken duren eer men iets
merkt. Het meest voorkomende verloop is:
eerst een roodkleuring en een onuitstaanbaar
jeuken, dat belet te slapen of te werken, een
paar dagen daarna, of al terstond, kleine
blaasjes, die grooter worden en samenvloeien
tot groote blaren; die breken door, en
bloedserum, soms een bloederig slijm treedt te
voorschijn. Door krabben of op andere wijze
door zelfinfectie, komen soms ver van de
zieke plek andere blaasjes te verschijnen.
1) Untersuchungen ber Entstehung, Eigen
schaften und Wirkungen des
Primelhautgiftes. Berlin, Borntraeger 1904.
J. P. KORTHALS ALTES
fzoodat vingers, oogen, ooren alles aangetast
kan worden. Na eenige dagen of weken, al
naar de uitgebreidheid van het ontstoken
gedeelte verdrogen de blaren, het jeuken
houdt op, er vormen zich korsten, die af
vallen, de nieuwe huid komt bloot en er is
nauwlijks iets meer van de ziekte te be
speuren. Ten minste als men door het om
gaan met Primula obconica niet opnieuw
een infectie opdoet. Want volgens Nestier
is iemand, die eens aan de ontsteking, welke
hij primula-dermatitis noemt, heeft geleden,
veel vatbaarder. Ja volgens zijn proefnemin
gen moet men minstens tweemaal geïnfec
teerd zijn, voor de ziekte optreedt, maar dan
is men voor goed vatbaar.
Ook moet iemand, die door zijn beroep
van bloemkweeker of -handelaar al jaren met
deze Primula's omgegaan heeft, zonder tot nu
besmet te zijn geworden, niet gelooven voor
altijd immuun te zijn. In 't genoemde boekje
wordt een ziektegeval beschreven van een
kweeker, die 15 jaar lang Primula obconica
en sinensis behandelde en eerst verleden jaar
zeer ernstig werd aangetast. Nestier zelf
bleek zeer vatbaar te zijn; zelfs zijn oogen
werden aangetast door de aanraking met het
voorwerpglas van zij n microscoop; hij werkte
met glacéhandschoenen aan, en toch kreeg
hij lastige blaren aan de vingers, waardoor
het nagellid eens tot dubbele dikte opzwol.
Op zijn vrouw daarentegen heeft het gif in
't geheel geen vat.
Gelukkig is het geneesmiddel allereenvou
digst, met de verwijdering van de plant is
VERZEKER
uw Leven
bjj de
MUTUAL
Grootste Waarborgfonds van alle Myen der Wereld.
Directeur voor. Nederland: THEOD. J. A. BIEN.
Kantoor: Spui 9, ttnslertlntn.
J. J. BIESING,
Kunsthandel.
's-GRAVENHAGE,
Molenstra|_M_5A en 67.
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
MEUBEL-BAZAR,
Singel 263-283,
t>|| c
PRIJS ?7.
Kantoor-Meubelen en*
J. MEIJERINK MEIJER.
Telefo*B 8OO8.
AfflSTERPAffl
AARDEUJERK
EM TEGELS
KACHELS-HAARDENHAARDGARNITÜREN
=z=ENLAMPEN.===