De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 20 november pagina 9

20 november 1904 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

N*. 1430 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. MEUBELEN EN METAALWERK van G. W. nTTSSELHOFF, TH. NIEUWENHUIS en C. A. LION CACHET bij de Firma Van TV^isseling-h. te -A^msterdam. Slechts nu en dan zag men in de schilderij enzaak der firma Van Wisselingh een tafel, ezeltje, of klokje, dat de goede zorgen van Nieuwenhuis of Lion Cachet verried. Een kleine expositie boven de firma Scheltema en Holkema óp het Kokin en later een meer uitge breide in de zalen van Arti" deed de oningewijden kennis maken met de werk plaats der firma Van Wisselingh, waar Dysselhoff, Nieuwenhuis en Lion Cachet hunne meubelen deden uitvoeren. Zonder extra reclame, en geschetter werkten zij rustig voort, zoekende naar betere vor men, naar schoonere verhoudingen, steeds zich zelve verbeterende, aldus een merk waardig contrast vormende met de talrijke moderne woninginrichters, die als padde stoelen uit den grofld oprijzen, en u de nog onverwerkte producten hunner ver beeldingskracht, in hunne dikwijls armoe dige eenvoud, als de komende stijl trachten voor te stellen. Wel is het eenigszins verklaarbaar, dat op een tijd van ondoor dachte overlading, en van navolging der Renaissance, de reactie volgt en zich uit in het streng constructieve en hoogst noodzakelijke, maar aan dit, we zouden haast zeggen beredeneerd wetenschappe lijke deel, moet het gevoel voor schoon heid het achevébrengen, waardoor het voorwerp ons blijft boeien, zooals een oud meubel'dit vermag. Vele toch der hedendaagsche meubelen zijn solide ge maakt, degelijk van materiaal, aangenaam van verdeeling, goed soms van verhou ding, maar toch missen zij bij al die niet te miskennen goede eigenschap pen, die ne van de oude meubelen, dat zij ons op den duur genot blijven geven, dat men ze telkens met meerder genoegen terugziet, omdat men er steeds nieuwe schoonheden 'aan ont dekt ; nu eens in het mooie beloop van een lijn, dan weer in de teekening van een profiel, in de rijkdom van een versiering, men ziet, dat het af is. Daarom zal de belangstelling in oude meubelen, die thans weer gaande weg toeneemt, hoe langer hoe grooter worden, en ondanks wis selingen van mode blijven be staan, omdat de moderne wijze van woainginrichten, deels uit Engeland afkomstig, hare kracht nog bij voortduring zoekt in ongemeene soberheid, die spoedig leidt tot eentonige vervejing, wanneer zij niet in zeer bekwame handen is. Trouwens een groot deel der moderne me belarchitecten zoeken naar oorspronke lijkheid in vorm, wat geenszins te verwerpen is, maar met ne geering daarbij van alle vooraf gaande kunstperioden, om niet in hunne eigene vinding beïn vloed te worden; en hoeveel goeds hier oogenschijnlijk in zit komt het mij toch voor, dat de hedendaagsche kunstnijverheidsman niet beter kan doen, dan voortbrengselen uit vroeger tij den zeer ernstig te bestuderen, wat on eindig veel leerrijker en pro fijtelijker is, dan het .steunen, waar het veelal toe komt, op het werk der voorgangers van den hedendaagschen stijl of het haastig gegrijp naar de Studio." Kunst voortbrengselen uit vroeger tijden toch, ze mogen ons in alle onderdeelen misschien niet meer rationeel toeschijnen, maar hun hoofdvorm is over het algemeen iets, dat niet op het papier is uitgevonden, maar langzamer hand door het gebruik is aangewezen en daarvan kan de kunstnijverheid partij trekken, het als uitgangspunt nemende, niet om slaafs na te volgen en imitatie oud te maken, wat toch doorgaans zeer slecht gelukt, maar om aan de grondgedachte vast te houden, en daaraan zijn eigen oorspron kelijkheid te verbinden. Dat is iets, wat men aan de meubelen van Dysselhoff, Nieuwenhuis en Lion Cachet wel kan bespeuren; geen louter zoe ken naar iets nieuws, maar een resultaat van veel studie, het bezien en begrijpen van vormen uit voorafgegane kunstperioden en dit niet alleen om het uiter lijke schoon, maar om de gedachte waaruit de vorm ontstond. En die gedachte pasten zij toe ieder op zijne wijze naar hunne per soonlijke gaven, Dysselhoff als de onvermoeide denker, die on danks zijn groote liefde voor plant en dier, ondanks zijn groote decoratieve begaafdheid, toch dit alles op den achtergrond dringt om het goede, de deugdelijke bruikbaarheid van een meubel niet te kort te doen. Nieuwenhuis als de verluchter, wiens geest vervuld van florale samen stellingen, aan zijn meubelen hierdoor een rijkdom weet te geven als van Oostersch en Per zisch huisraad uitgaat, en Ca chet, wiens groote fantasie hem meer in ornamentale richting voert, als de man, wien bij logischen bouw en strenge constructie het toch een behoefte is zijn meubelen te versieren met snijof inlegwerk, dat van zijn per soonlijk kunnen getuigt. Hun werk draagt dan ook over het imiiiiiiiniiiiiuii IIIIMIIMIIHIIIItlllllllllllllimillllllllllll l MIIMMIIUMIIMIIIMMIlllllim l Mr. J. E. VAN SOMEREN BRAND, t Wie zich niet bekommert om het oordeel der menschen gaat al gauw voor een zon derling door. De wereld neemt het iemand zeer kwalijk, dat hij er een eigen meening op nahoudt, en mr. J. E. van Someren Brand, die onlangs in de kracht van zijn leven werd weggerukt, heeft, om de weelde te kunnen smaken, die het zich-zelf-zijn geeft, zich moeten laten welgevallen, als een excen triek man te worden beschouwd. Mijn kennismaking met Jan Brand dagteekent van het jaar 1867, toen wij de school van W. Laan, in het voormalig Atheneum gevestigd, bezochten. Weldra waren wij door vriendschap verbonden; vooral de lief hebberij in het knutselen bracht ons bijeen. Ik herinner mij nog een kasteel, achter het Oosteinde, waar Brand woonde, op den grond bij den steenen molen gebouwd, en een klein tooneel, waarmede wij voorstellingen gaven. Reeds toen kwam de onafhankelijkheid van zijn karakter aan het licht. Later lie pen onze wegen uiteen, en in zijn studen tentijd ontmoette ik hem betrekkelijk zelden. Van zijn journalistieke loopbaan na zijn promotie spreek ik niet. Misschien bezat hij niet alle eigenschappen, die den volmaakten dagbladschrijver moeten kenmerken. Maar als conservator van het Stedelijk Museum is Van Someren Brand de rechte man op de rechte plaats geweest. Toen, in 1894, dat Museum zijn voltooiing naderde, deelde Brand mij zijn voornemen mede, naar de betrekking van conservator te willen dingen. Hij ontveinsde zich niet, dat hij moeilijkheden zou ondervinden bij zijn sollicitatie. Die moeilijkheden kwam hij echter te boven en hij werd benoemd. Men is gewoon, van het Museum Suasso te spreken, als men het Stedelijk Museum bedoelt. Doch de Sophia Augusta-stichting, die de verzameling Suasso bevat, vult slechts de benedenzalen van den oostelijken vleu gel. Eigenlijk kan er van vullen niet ge sproken worden, want het meeste wat men daar ziet, heeft nooit tot de verzameling Suasso behoord. Bij het maken van de Raadhuisstraat werden vele huizen aan de Heeren- en Keizersgracht gesloopt. Daar waren kamer betimmeringen aanwezig van groote kunst waarde, die men besloot, naar het Museum over te brengen. Dit was echter gemakke lijker gezegd dan gedaan. Doch Van Someren Brand zag tegen geen moei lijkheden op, en het gelukte hem, niet slechts de betimmeringen maar ook de stuowerken los te krijgen en onbeschadigd naar het Museum te vervoeren. Daarna moest alles ter plaatse opgesteld worden, wat met evenveel zorg als smaak geschiedde. Wanneer de vertrekken uit de 17e en 18e eeuw, die de bezoeker doorwandelt, op hem den indruk maken niet van museumzalen, maar van kamers in een deftig huis, dan komt aan den con servator de eer toe, dit eö'ect te hebben verkregen. Jan Brand stelde er prijs op, door mij, den architect van het gebouw, te worden voorgelicht. Zoo heb ik hem vaak aan het werk gezien in zijn lange linnen jas, niet slechts orders gevende, maar zelf de handen uit de mouwen stekende. Hij deed alles met liefde en was niet gauw tevreden. Daar natuurlijk de maten der betimmeringen niet met die der zalen overeenkwamen, moest groote vindingrijkheid gebruikt worden, om alles passend te maken. Mevrouw Suasso heeft bepaald, dat haar verzameling slechts tegen betaling van f l mag worden bezichtigd. Als niemand, die dit betrekkelijk hoog bedrag voor de be zichtiging uitgaf, zich daarover beklaagd heeft, als de keuken, de kamers en het trapportaal ieders belangstelling wekten, dan is dit aan de smaakvolle inrichting van het geheel te danken. Jan Brand heeft zich daardoor een gedenkteeken gesticht, dat zal duren zoolang het Museum staat. In de westelijke helft der benedenzalen is de schutterij-verzameling opgesteld, mede een schepping van Brand, die als officier der schutterij een eervolle loopbaan achter zich had. Ook ziet men daar de geschied kundig-medische verzameling. Brand was juist bezig, de nog overige zalen te vullen met verschillende voorwerpen, op geheel! naastjfconstructieve juistheid een zeer decoratief karakter. En aan dit samengaan is ook toe te schrijven, dat hunne meubelen een bekoring hebben die zij, bij weder terug zien na langen tijd, niet verliezen. Het viel mij op, hoe enkele stoelen, kastjes, schermpjes, die ik van jaren geleden reeds kende, mij nu weer even fraai voorkwamen, als toen ik er voor het eerst kennis mede maakte, en hoe ik ze in den geest begroette niet als die ken ik reeds" maar als: het doet me pleizierf dat ik ze terug zie." Het is waar, dat door hunne zoo rijke versiering, door het inlegwerk, het snij werk en het metaalbeslag, door de toe passing van borduur- en batikkunst, ze wel eenigszins buiten het bereik van het gewone publiek liggen, maar de heden daagsche moderne meubelen, al missen zij nagenoeg alle versiering, zijn ook voor een ieder nog lang niet te bereiken en de tijd is nog verre, dat men zich goed en aangenaam huisraad voor weinig geld kan verschaffen; trouwens deze financieele zijde der zaak brepgt ons op een ander terrein, dan thans onze bedoeling is, we willen ons uitsluitend bepalen tot de meubelen om hun zelfs wille en ze als zoodanig beschouwen. En dan hebben we natuurlijk allereerst te maken met hunne bestemming, hunne doelmatigheid, waarbij de constructieve eischen van het materiaal aansluiten, en waaraan het gevoel voor versiering, de meerdere be schaving verleent, aan welke voorwaarden de meubelen, thans bij de firma Van Wisselingh geëxposeerd, zeer zeker in vele opzichten voldoen. R. W. P. Jr. (Wordt vervolgd.) iMmilMiiiiiiimiiiiiimiiimiml Amsterdam betrekking hebbende, toen hij van ons werd weggerukt. Zijn laatste be spreking met mij gold het herstel der buste van mevrouw Kleine-Grartman, uit den afgebranden stadsschouwburg afkomstig. Als schrijver over oudheidkundige onder werpen is Brand vooral voor Elseviers Maandschrift werkzaam geweest. Hij ver vaardigde zelf de verluchtingen, bij zijn stukken behoorend. Sinds eenigen tijd behoorde hij tot de bestuurderen van het Koninklijk Oudheid kundig Genootschap, waar hij, als spreker optredend, altijd zeker was van een talrijk gehoor. Want hij was vaak luimig, eoms zelfs sarcastisch, als hij het verleden met het heden vergeleek. Men had nog veel van Brand kunnen verwachten. Zijn heengaan laat een leegte, die niet gemakkelijk zal worden aangevuld. Niet alleen de oudheidkundigen, maar allen die Brand om zijn onaf hankelijken, nobelen aard waardeerden, treuren om zijn ver scheiden. A. W. WBISSMAN. Tentoonstelling yan Knnst aan het Volt" in net Stedelijk Museum, Het doel dezer kortelings opgerichte vereeniging, is, uitgaande van het socialistisch

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl