De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 4 december pagina 2

4 december 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 1432 Militaire uitgaven. Allerwege worden klachten vernomen, dat de inkomsten van de Nederlandsche schatkist; niet voldoende zijn om de uit gaven en men neemt daarbij zelfs in beschouwing de uitgaven, die het gevolg zullen zijn van nog voor te stellen, nieuwe maatregelen te dekken. Niet het minst geeft de Minister van Financiën blijk van een zeker pessimisme; en tij zint dan ook op voorstellen om enkele belastingen te verhoogen, 'hopende daardoor de bron van inkomsten rijke lijker te doen vloeien. Intusschen ia het eerst noodig de uit gaven voor de landsverdediging eens nauwkeurig na te gaan, omdat daarmede zulke groote bedragen gemoeid ZIJD. Terwijl op de Staatsbegrooting voor 1905 de uitgaven voor dat jaar in totaal be groot zijn op ? 174,883,595.265 komen daaronder voor de uitgaven voor het Ministerie van Oorlog met ?27,026,684 en die voor het Ministerie van Marine met ?16,752,976.455;. zodals bekend zal zijn, zijn voor Marine nog meerdere gelden noodig, die voorkomen op de van de Staatsbegrooting gescheiden Indische begrooting; deze laatste moeten nu buiten beschouwing worden gelaten. In totaal wordt dus voor de militaire uitgaven geraamd een bedrag van ruim 43.5 millioen welk bedrag bij de aan neming van suppletoire wetsvoorstellen, die reeds zijn toegezegd, in den loop van 1905 nog zal stijgen. De militaire uitgaven bedragen dus pi.m. 25 pCt. van alle staatsuitgacen; een zeer groot bedrag, wel waard dat daaraan bijzondere aandacht wordt gewijd. Wat, is het nut, dat men beoogt met die uitgaven ? De militaire uitgaven zijn te beschou wen als eene assurantie-premie: de pre mie, die door den Staat, namens het geheele volk wordt betaald, om het on afhankelijk voortbestaan als zelfstandige natie te verzekeren. Maar is er wel iemand, die de stelling zou willen verdedigen, dat wij, door de militaire uitgaven die wij ons getroosten, zoo goedkoop en zoo goed mogelijk zijn verzekerd ? Bepalen wij ons eerst tot de landmacht. Een eisch, wdaraan in het militaire althans, elke organisatie moet voldoen, is: dat de organisatie zoo eenvoudig mogelijk is. En wat zien wij nu bij ons ? De organisatie is zoo ingewikkeld moge lijk ; men heeft 8 maanders, 4 maanders, reservekader, houders van diploma B, enz. er is niet meer uit wijs te worden. Eenigen tijd geleden heeft er zelfs een plan bestaan om een tijdschrift of week blad uit te geven om de massa bepalin gen uiteon te zetten. Eene eenvoudige territoriale indeeling is niet aanwezig. Een schrijver, onlangs in Onze Eeuw, die volstrekt niet van anti-militaristische neigingen kan worden verdacht, heeft nog eens op het wenschelijke daarvan gewezen. En wat is onder het tegenwoordig stelsel de geest in het leger r1 Do geest, die er hcerscht onder hen, die verplicht zijn geweest de kazerne binnen te rukken en daar eenige maanden te verblijven? En juist op dien goeden geest, die* er moet bestaan onder hen, die voor de verdediging van het land zullen optrek ken, komt het het blijkt voortdurend meer zoo zeer aan, als er gehandeld moet worden. Vele opmerkingen in dit blad en een paar stukken, onlangs in het Handelsblad verschenen, schijnen velen de oogen te hebben geopend. Er schijnt eenige kans te bestaan, dat meer dan vroeger zal worden aangedrongen op cene> verandering in de tot dusver ge volgde richting; en meer dan vroeger dringt zich op den voorgrond de vraag: waaraan ligt de schuld ? De schuld ligt aan liet dualisme, dat onze tegenwoordige legerimïchting en WfMiHllMMiimiiiiimiiniimiimniiiiiiiiiimiiiHmiiiimimiinniniiitHii DE TARWE WREEKT ZICH". Xaur het Engdsch, van FIIAKK 2som:i.s. *) In den strijd van de farmers mot het Californische spoorweg-monopolie, waarin laatst genoemde langs de geheele lijn overwinnaar bleef, had de vertegenwoordiger en agent van de spoorwegmaatschappij. J. Behrman, een voorname rol gespeeld. Hij was het geweest, die alle plannen der verbonden farmers door zijn slimme tactiek en zijn meedoogenlooze gewetenloosheid had vernietigd. Koelbloedig en voorzichtig, nooit zijn kalmte verliezend, had bij niet alleen hun bond te gronde doen gaan. maar hen bovendien tot hulpelooze afhankelijkheid van de spoorwegmaatschappij gedwongen. De rijke tarwelanderijen die de kolonisten, vertrouwend op de dubbelzinnige beloften der maatschappij, hadden ontgon nen en tot heerlijke vruchtbaarheid gebracht, waren nu overgegaan in het bezit der maat schappij, en Behrman had zich op weg bege ven om de eerste scheepslading van de op *) De in New-York verschijnende Piohierkalender voor 1905 bevat het hier volgende aangrijpende slottooneel uit de in Californi spelende novelle The Octopus" van Frank Xorris, den helaas td vroeg overleden schrij ver, die dikwijls de Amerikaansche Zola" wordt genoemd. De novelle behandelt den strijd der Californijche tarwefarmers tegen het spoorweg-monopolie. legervorming beheerscht. Slechts noode heeft men, gedro-ngen door de groote veranderingen in de omstandigheden der volkeren gedurende de laatste helft van de voorgaande eeuw, oude banen ver laten; de staande legers zijn vervallen, maar men heeft zooveel mogelijk van het oude en van de oude legervorming trachten te behouden. De nieuwe leger wetten hebben een tweeslachtig karak ter; die eigenschap wreekt zich en zal zich nog meer wreken, ten nadeele van onze weermacht. En het zou zooveel beter kunnen zijn! Niet door het caricatuur, dat tegenstan ders eri niet-op-de-hoogte-zijnde personen maken van het volksleger; maar wél door een volksleger met zijne onder goed toe zicht staande voorbereidende oefeningen gedurende den jongelingsleeftijd, zooals dat zoo uitnemend verdedigd is door Dr. KuYPEE in de vergadering van de Tweede Kamer van 21 Februari JW)l 1). Het moet, lettende op Zwitserland, ook zooveel goedkooper zijn: men krijgt iets beters en ook iets goedkoopers. En, zoo als wij reeds zoo menigmaal lieten hooren, laat men niet over het hoofd zien, dat de bij het volksleger behoorende, goed geleide voorbereidende oefeningen een zeer gunstigen invloed moeten heb ben op de lichamelijke en geestelijke opvoeding van ons volk. O jk al komt er geen oorlog, dan nog zal er zijn eene aanzienlijke bate. Het is daarom te hopen, dat nu de cominun accord besloten zal worden op den ingeslagen weg niet verder voort te gaan. Het beweren, dat het daarvoor niet het geschikte tijdstip is, moet, als onjuist worden afgewezen. Integendeel: de groote kosten verbonden aan de uit voering van de nieuwe legerwetten, vallen elk tegen. In alle andere staten worden de stemmen, die zich verheffen tegen de verdere opdrijving der militaire lasten menigvuldiger, omdat die lasten meer en meer het ondraaglijke naderen. Met het oog op de rumeuze gevolgen wordt blijkbaar een oorlog tusschen Europeesche mogendheden verhinderd. Voor de naaste toekomst kan met vrij groote zekerheid voorspeld worden, dat een wijziging met betrokking tot het laatst vermelde niet te verwachten is. -Het is juist nu wél het tijdstip om finaal te breken met het verkeerde, kostbare stelsel en onze weermacht te organiseeren op de meest eenvoudige wijze en in te richten op logisehen voet. Het moet en zal dit staat onbe twistbaar vast toch eens hiertoe komen. Wat het tweede deel van onze wcermacht: de Marine, betreft, ook daar is de personeele kwestie de hoofdzaak. Deze eischt in de eerste plaats afdoende rege ling. In stede van die regeling voor te stellen, vraagt de Minister nu weer een eerste termijn van een bedrag van 5 millioen voor den bouw van een nieuw pantserschip type K/miiujin-Rc/ji-nte^. lieeds zoo dikwijls hebboa wij aange toond het onpraetische om zoo'n schip van 51)00 ton te maken tot een soort universaal-instrument onder de oorlogs schepen, dat zooveel mogelijk aan alle cischen voldoet dan dut wij zulks nu weer zouden behoeven te doen. Maai' wel mogen wij er op wijzen, dut de bovenwater-torpedo-lariceermrichting, die wij in 1898 reeds afkeurden en toen nog onmisbaar werd genoemd door de toenmalige Uegeering, nu toch verdwenen is; en dat nu ook zij het nog onvol doende meer aandacht wordt ge schonken aan bet middelbaar snelvuurgeschut. Maar or is nu wat anders. Ongetwijfeld zal de in het Oosten gevoerd wordenden krijg iets loeren aangaande de bewapening, de inrichting, en/, van een schip, zooals de Minister nu voor stelt te bouwen. Is het raad/aam nu tot dien bouw te besluiten ? Vijf millioen is voor onze financiën een spoot bedrag; is het schip er het zal niet vervangen kunnen worden en het zal 20 jaar in dienst moeten worden gehouden, ook al tnmiminmtiiitmiiitminmiiiiii deze wijze verkregen tarwe voor de verzen ding gereed te maken, (leen enkele gedachte aan al het door hem bedre ren onrecht, aan al de el!ende, die hij over talrijke gezinnen had gebracht, versiounïe zijn zelfvoldane behagelijkheid. Toen Behrman te Pcirta Costa den trein verliet, begaf hij zich dadelijk naar de plaats, waar de bark S \vanhilda" haar lading tarwe innam. Tot nu toe had hij den nieuwen graanelevafor, die;! hij in deze haven had gekocht en aanzienlijk had laten vergrooten, nog niet zelf gezien. De transactie was uit gevoerd door agenten, want Behrman had elders veel te doen dat zijn persoonlijke tegenwoordigheid hal vereieclit. N n was hij echter zelf gekomen, om voor de eerste maal het tastbare bewijs van zijn succes met eigen oogen te aanschouwen. Hij nam zijn weg, dwars over de spoorrails heen, naar de groote magazijnen, die zich onmiddelijk aan de dokken aansloten, ge nummerd met groote Romeinsche cijfers en geheel gevuld met graan in zakken. Hot gezicht van deze zakken herinnerde hem aan het feit, dat hij onder de exporteurs de eenige was, die de tarwe verscheepte vol gens de nieuwe methode. Allo anderen ver scheepten de tarwe in zakken, hij echter verzond ze in massa, zonder verpakking. Zak ken kostten soms vier dollarcents per stuk en hij had bet besluit genomen dezen elevator op te richten, zijn tarwe door middel daarvan in te schepen, en op die wijze een bezuini ging te verkrijgen op de kosten der verpak king. Slechts een klein gedeelte zijner tarwe had hij in zakken laten verpakken. De rest, ongeveer twee derdon van zijn oogst, lag opgeblijkt het op meerdere punten minder deugdelijk; en dan zie men voorts niet voorbij, dat dit schip de eersteling zal zijn voor een nieuw deel onzer scheepsmacbt. Ook dit schip zal eene breedte beko men van 14.25 M. de Oosterdoksluis te Amsterdam laat geen grootere breedte toe. Onder meer ten vorigen jare2) werd door ons uiteengezet hoe deze geschie denis herinnert aan Abdera. Op de begrootiug is geen apoor te vinden met betrekking tot de opheffing van de dure Ivijkswerven. Natuurlijk; het voorgannde jaar heeft de Minister verklaard, dat die werven in het leven moesten worden gehouden met het oog op... werkstakingen. Moet dat argument als ernstig gemeend worden beschouwd ? Hiertegenover '/.ij vermeld, dat bekende Marine-deskundigen de opheffing van de uit vroegere tijden afkomstige en toen recht van bestaan hebbende werven bepleiten, met behoud alleen van een leparatieweif te Willemsoord. En waarom wordt in den tegenwoordigen tijd nog behouden zou'n afzonder lijke organisatie als het korps Mariniers ? Mogen, wij eens wijzen op het kostbare van deze afzonderlijke organisatie? Dat ook bij Marine hoofdfbuten gelegen zijn in de organisatie, zullen wij ditmaal onbesproken laten. Keeren wij tot het uitgangspunt terug. De militaire uitgaven zijn oene assurantiepremie: er wordt een hoog bedrag be taald en wij zijn niet goed verzekerd. Er zijn niet duizenden, maar millioenen te besparen en daarenboven kan voor de mindere bedragen verkregen worden om mot een bekend Kamerlid te spreken betere waar". 20 ISTov. 19J4. G. 1) De opmerkingen van Minister Kuyper in de vergadering van 4 December 1903 gaan wij met stilzwijgen voorbij. Zij kunnen eene grondige critiek niet doorstaan, omdat zij geen verband houden met het wezen der zaak. Ook bij het Volksleger behoeft het geweer niet in het bezit van den man gelaten te worden. '>) Zie dit blad van 13 Dec 1903. Daarin werd tevens aangetoond, dat eene verbreediug ?an die sluis allerminst noodig is, maar wol geleidelijke opheffing van 's' Rijksiverf. Een nieuwe noodkreet. Het vraagstuk van gemeentehulp aan arme schoolkinderen te Rotterdam, in den vorm van voedsel, schoeisel en kleeding te verschaffen van wege, of op kosten der ge meente, is, zooals men weet, thans oen nieuwo faze ingetreden. Do voorstellen van !!. en W., gobuzeerd op de controle van liet Aïiv; bestuur, zijn teruggewezon, en een motie De Geer e. s. werd aangeno men, waarin behalve die terugwijzing aan B. en W. word gevraagd te komen mot subsidie-voorstellen voor particuliere vereenigingen. In de desbetreffende stukken werd o. in. ook de meerling uitgesproken, aan do hand van het rapport der hoofden van scholen, dat (ie nood (och niot zoo hooi erg was, althans dat or slechts zoer enkoio" geval len geconstateerd konden worden, waarbij (ji'hri'k de bepaalde oorsunk was van school verzuim. Sedert zijn er 'n zevental weken verloopeii en. is, daar er van de nieuwe voor stellen nog geen spoor to ontdekken valt, de kans zeer gering, dat er dezen winter nog iets van de plannen tot verwezenlijking komt. En dat is, hoewel na het voorgeval lene misschien onvermijdelijk, toch zeer jammer, want de nood dor particuliere vereenigingen, on hun onmacht orn oeriigszins behoorlijk in do bestaande behoeften to voor/ien, blijkt al erger on erger. Dezer dagen is verschenen liet jaar verslag dor Voroeniging tot verschaffing van kleeding OH schoeisel aan arme school kinderen alhier, over 1903?l!K14, en waar lijk dat jaarverslag geeft wel aanleiding er iots van te zeggen. Was over den vorigen winter, boekjaar 1!M2?'01!, oen belangrijke vermindering aan inkomsten to constateoron, thans begint het Mimmutvmiimt mmmmtmtttmtm.iimmmiitttumt stapeld in den reusachtigen elevator aan de haven van Porta Costa. De wensct', het nieuwe ladiugssysteem persoonlijk in oogenschouw to nemen, was slechts gedeeltelijk <fc aanleiding tot zijn reis ] uuar de haven geweest. Do hoofdoorzaak was j nieuwsgierigheid, of eigenlijk een soort van on weerstaanbare behoefte. Hij had zoolang voor de/en dag van zijn triomf plannen gesmeed, en hem met zooveel begeerigbeid verwacht, dat hij hem, nu hij eindelijk was aangebro ken, in volle teugen wilde genieten, en daartoe behoorde in do eerste plaats, dat hij de lotgevallen van den ingehaalden oogst met eigen oogen waarnam. Hij had het oogsten met aandacht gevolgd, evenals het transport van de tarwe naar den spoorweg; nu wilde hij zien, hoe de tarwe uit den elevator het scheepsruim binnenstroomde, en hoe het schip de haven verliet en de reis aanvaardde. Behrman vond zijn elevator zonder moeite. Het was het grootste gebouw, dat in den omtrek te zien was, en op het roode dak prijkte zijn eigen naam in reusachtige witte j letters. Vastgemeerd aan het dok, dicht onder den elevator, lag een groot ach p mot hooge masten. De spiegel van het schip was naar hem toegekeerd. In dikke vergulde let ters stonden daarop de woorden: Swanhilda. Liverpool". Langs een steile trap kwam hij aan boord en vond den bootsman op het dok. Kohrman J stelde zich voor. Wel' vroeg hij, hoe ! gaat bet?" j Prachtig, sir !'' antwoordde de bootsman een Kngelschman van geboorte: ..Overmor gen om dezen tijd zullen wij mot laden klaar zijn. Deze manier haalt heel wat tijd uit ; met drie man kan je evenveel doen als anders met zeven." jaarverslag met een zelfde klacht: de in komsten zijn in vergelijking met den vorigen winter weder niet f 625.?gedaald! Deze vermindering is uitsluitend het gevolg van het verminderen van de vrijwillige giften in eens, waaruit geen andere conclusie mogelijk is, dan dat vele Rotterdamsche gegoeden minder aan deze nuttige vereeniging hebben gegeven... omdat de zaak aan de orde kwam in den Kaad! Een voorba righeid in het inhouden van giften, die waarlijk beter in tegenovergestdden zin hadde aangewend dienen te worden! Door gebrek aan geld konden slechts 12 leerlingen per ... sfhool voor uitreiking van kleeding oi schoeisel in aanmerking komen, d. i. óén leerling per klasse van 40! Slechts nmaal konden die kinderen eenige kleedingstukken ontvangen, terwijl er 2509 paarklompen werden uitgereikt, voov/'665.38, een bedrag, dat twee jitar ijeleden de helft hooger wa* ! De controle over hot gebruik dor klerdingstukken en klompen werd opgedragen aan de onderwijzers, en klachten over mis bruik van het geschonkene" kwamen nim mer ter ooren". Wel werd van verschillende zijden dankbaarheid betoond. Aan het jaarverslag zijn nog toegevoegd de afschriften van een viertal briefjes van schoolhoofden aan het bestuur der Vereeniging, die er op wijzen, hoe dringend de behoefte is aan meer hulp dan de Vereeuiging verleenen kan. Een tweetal laat ik hier volgen: Rotterdam, 3 Dcc. 1903. Geachte heer Troost. *) Bijgaand ontvangt u de l ijst der leer lingen, die in de eerste plaats in aan merking komen voor de bedeeling met kleeding. ]k heb op mijii school veel kinderen, die zeer arm zijn, zoodat ik u gaarne eon lijst toezond van tweemaal zoo groot aantal. Als er dus nog meer bedoeld kunnen worden, wil ik u gaarne een volgende lijst toezenden. Zoo u nog bons voor klompen heeft, houd ik me zoer aanbevolen. En het tweede briefje : IKr/AW. Heer. Hiernevens een aanvraag voor eon twaalftal leerlingen. Op twee na zijn het allen kinderen van weduwen. Van do beide anderen is vader ongeneeslijk ziek, en ligt reeds lang in't ziekenhuis. liet uitzoeken van een twaalftal is voor ons vrij lastig niet omdat wij moeten zoeken, maar omdat wij moeten vra gen : wie heeft er nu wel de meeste behoefte ? Ook onder do gezinnon die eon vader hebben, zijn or heel wat die grooto behoefte hebben. Mocht een flinke subsidie u in staan stellen, een volgend jaar alle behoeftigen to helpen. Hoogachtend, enz. Uit dezo twee briefjes blijkt ten duide lijkste hoeveel de Vereoniging to kort schiet in haar werk, hoezeer het gewenscht is, dat do goineente hier te hulp komt! Zelfs in do noodzakelijkste behoefte kan men van particuliere zijde niot voorzien! iloge dit jaarverslag oen aansporing zijn voor B. en \V., niet al te lang met hun nieuwe voorstellen weg to blijven en niot ai te bekrompen in de voorstellen omtrent do mate dor hulp ! l'. *) De heer M. Troont is de secretaris der Vereeniging, die met de hoofden de scholen correspondeert. MMHHimlIIIIIIIIIIIIIIIHIIItl IIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIHM Inzieïin de Hoofdstad. Met "bijzonder veel belangstelling zag ik do uitvoering der Oraturiiiinvereeniging te gemoet, daar ditmaal <lo keuze was gevallen Ik zal ei' zelf eens even naar gaan kijken," zeide Kehrman, Best, sir," antwoordde de bootsman. liehrmun begaf zich naar voren, naar het luik, d«t dat toegang gaf tot liet ruim. Dit luik was door een groote ijzeren goot met den elevator verbonden. En uit die goot vloeide zon Ier ophouden een ware stortvloed van tarwe. De tarwe kwam van een reusachügen hoop in den elevator, bruiste door de goot naar omlaag en verspreidde zich als een rivier in do donkere diepte van bet scheepsruim, onder een donderend geraas, volhardend, onafgebroken, niet te stuiten, (reen inenseh was te zien. Dat gedeelte van het schip was geheel verlaten Geen menschelijke kracht scheen de beweging van de tarwe te veroor zaken, liet was, alsof het graan door eigen kracht werd voortgestuwd, door een onweer staanbare, reusachtige macht, die levendig, begeerig, ongeduldig zich wierp in de armen der zee. Langen tijd bleef Behrman daar staan kijken, verdoofd door het geraas, waarmee de harde graankorrels tegen het ijzer van de boot aan sloegen. Eens stak hij zijn hand in den voorthaastenden tanvevloed en de stroomende massa had liet vel van zijn vingers geschaafd en zijn hand onstuimig meegetrokken. Voorzichtig keek hij naar omlaag in het ruim. Ken dompige lucht steeg hem in den neus, het krachtige doordringende aroma der ruwe tarwe. Het was donker daar beneden. Hij kon niets zien.?in, het geheele ruim, even boven de opening van bet luik, was de lucht gevuld niet een iijn stol' dat de oogen verblindde en keel en neusgaten verstopte. Toen zijn oogen een beetje gewend waren aan de schaduwen van het hol, aan zijn voeten op het Requiem" van Berlioz. Dit werk werd voor een jaar of tien twaalf, zoowel liier als te 's Ha?e en Utrecht herhaaldelijk uitgevoerd en verwekte toen veel opzien; het interesseerde mij ua Ie gaan in hoeverre het Eequiem ook thans nog bij machte was te boeien of te ontroeren. Men weet dat Berlioz zich bijzonder liet gelegen liggen aan de uiterlijkheden zijner compositiën. Overal geeft hij aanwijzingea over de bezetting van koor en orchest en dikwijls ook opmerkingen aangaande de plaatsing dezer beide groepen. Met groot beleid berekende hij dan de effecten welke hij op die wijze kon bereiken. In geen. zijner werken nu is deze tactiek meer toegepa^t dan in zijn Requiem. Bij de woorden Tuba mirum spargins sonuin" laat hij vier orehesttn van koperen blaasinstrumenten. optreden, die den dag des oordeels en de bazuinen aan de vier hemelstreken moeten. symboliseeren. Het effect dat hij daarmede bereikt is waarlijk grootsch en te meer nog omdat daarmede een paukenrolfel op al! e chromatische tonen gepaard gaat. Ue indruk van dit effect op de uitvoering der ratoriutnvereeuigiug was overweldigend. Bij geen der vroegere uitvoeringen die ik hoorde, heeft men ook maar bij benadering die uitwerking weten te verkrijgen. Voor mij was dit nummer het glan^punt van de uitvoering en ook van de compositie. De meeste andere nummers waren voor mija gevoel verouderd of verbleekt, dus onwaar en buiten de woorden om. Wil men een juist begrip krijgen van Ber lioz' Requiem, dan moet uien zich kunnen voorstellen den tijd waarin het is ontstaan. De muziekbeoefening werd toen (pi. m. 1635) te Parijs hoofdzakelijk beheerscht door de dra matische kunst. Italiaansche opera-componis ten voerden er den hoofdtoon en hunne we reldlijke melodiën waren zoo ongemerkt ook in de kerkmuziek binnengedrongen, genood/.aakt als deze componisten waren om ook werken voor den eeredienst te schrijven. De studie di r oude meesters, waaraan wij zooveel loutering van smaak en diepte van opvat ting te danken hebben, was toen een onmo gelijkheid, omdat die schoone toongedicbten, vol vrome expressie en heerlijke welluidend heid, nog rustten in de bibliotheken, slechts bij enkele historici bekend waren en nog niet in nieuwe uitgaven grootere verspreiding hadden verkregen. Berlioz is niet by machte geweest om zich boven zijn tijd te verheffen. Zijn werk vertoont de gebreken van dien tijd. Als de componist in enkele koren met de begelei ding niets anders weet aan te vangen dan deze met de zangstemmen te laten niedespelen, dan kan men zich daarbij thans niuc meer neer leggen. Als hij voorts zijne meloJiën niet een kerkelijken tint weet te verleenen, maar ze zoo inricht dat men enkele er van slechts van an lere woorden behoeft te voorzien om ze zoo maar in de opera te verplaatsen, dan kan men zulks begrijpen, maar onmogelijk kan men van eon dergelijk werk gelooven dat liet de eeuwen zul Uotseeren. Daarvoor is het te veel gebonden aan den tijd van zijn ontstaan. lïoe geheel anders is het niet de missen van Beethoven en het Requiem van Mozart gesteld. Ook dat zijn werken, die liturgisch niet te verdedigen zijn, maar die toch zoo overstroonien van hoog, edel pathos, geniale gedachten en meesterlijke behandeling van de. stof, dat hun voortbe staan voor alle tijden zeker wel buiten kijf mag gesteld worden, Het technisch gedeelte der uitvoering slaagde uitmuntend. De heer Tierie heeft met groofe zorg zijn koor voorbereid, De zuiverheid liet niets te wensehen over, als men een kleine uitzondering maakt voor een enkele hooge passage der tenoren. De klank der vrouwenstemmen echter op de vocalen a en was ietwat vlak, hetgeen vooral opviel in de woorden: Uex, tremendae mnje.-lutis"; overigens klonk het boor dikwijls zeer mooi. Het Qutcrens nie", hetwelk a cappelia gezet is en ook zoo uitgevoerd werd, bleef onbe rispelijk op toon. Niet zoo gelukkig was het llostias" van de mannenstemmen. Doch over het algemeen hebben de dames en heeren leden van het koor zich bij/onder goed van hun moeilijke taak gekweten. De heer Walter van Son uit 'sHertogonbosch zong de tenor-solo van het SaneUis benevens ecu fragment uit het Dies ira:'", n l, <^uid s u m miser" met schoone stem en zeer expressief in de voordracht. Vooral liet Sanctus is zeer onpractisch en in liet geheel niet vocaal geschreven, toch gelukte het den hoer Van Son de moeilijkheden van het Sa.no tus met glans te overwinnen. Jammer vond ik htt dat de heer Tierie, het tempo van dit nummer niet wat rusti ger nam. Dan zou de indruk veel grooter geweest zijn. Trouwens over het geheel ver draagt het Requiem langzamer te Jipi. Ik ben begon hij de grauwe tarwemassa te onder scheiden; een reusachtige vlakte, bijna vloei baar in haar samenstelling, zich in groote trage wendingen voortschuivend onder den druk van den steeds door-troomenden stort vloed. Toen hij daar zoo stond, nam de stroom plotseling in omvang toe, Behrman draaide zich om en keek omhoog naar den elevaJor, om tri zien, wat hiervan de oorzaak was. Zijn voet bleef haken aan een opgerold touw en hij viel met het hoofd vooruit, in het ruim van het schip. Het was een diepe val. Zijn lichaam kwam op de oppervlakte der tarwe neer, als een bundel natte kleeren. Een oogenblik lang was hij verdoofd. Hij was zijn adem geheel kwijt. Hij kon noch zich bewegen, noch roepen. Maar langzamerhand kwam hij wver tot kalme bezinning en vond zijn adem terug. Ilij keek om zich heen en naar boven, liet daglicht was in het ruim verbleekten bewolkt door het dikke stof, dat uit de graanmassa, opsteeg. Op een korten afstand van het luik ging dit bleeke licht zelfs nog over in een schemering, terwijl de verst verwijderde ge deelten van het ruim zich in ondoordringbare duisternis verloren. Toen hij zich eindelijk oprichtte, bemerkte hij, dat zijn voeten tot aan de enkels wegzakte in de los^e massa onder hem. Wat duivel!" bromde hij, dat is een rnoo;e geschiedenis !" Vlak onder de goot vormde de naar binnen vallende tarwe een kegelvormigen heuvel, van welks zijden de korrels in dichte golven onophoudelijk omlaag stroomden, met de bcwegelijkheid van. water naar alle zijden voortvloeiend. Terwijl Behrman sprak, stroomde het graan o:n zijn boenen hè--n en. steeg i 11 enkele oogenblikken tot aan zijn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl