De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 4 december pagina 5

4 december 1904 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

-srFlr^ i > '"; ^iiliiiifiiiliriiinjn'j,^ 41, ' > ?' * -'f r l-: ' : ."Ife,!* l 1432 DE AMSTBRDAMME* WEEKBLAD TOOK N1DKELANÖ. en tocb goed keke»t dat kan tedere zuinige huisvrouw met MAGpr8 AROMA om te kruiden want kleine hoeveelheid van dtt alom gerenommeerde en bekroonde produkt?voor het opdienen bijgevoegd?is voldoende , om aan groenten,vleezen.sai zen.soepen.zwakken bouillon enz.dadelijk een verrassend kracbtigen en aangenamen smaak te geven. Te verkregen bjj kruideniers en comastibleabandelaarB. In flacons van ft».»O tot f&.Z*. 1^ MAaars Mderseieirwgen: 5 greete Prijzen, 30 flouden Medailles, 6 Eere-Diplema's, 7 Eere-PrijiM, zesmaal buiten mededinging, e.i. 1899 en 1900 Wereldtenteef stelling Parij». Waar niet verkrijgbaar wende mm zich tot het Generaal-Agentuw voor Nederland en Koloniën P1DL HOBM, Amaterdam. PAARZAAM iiniiiimiiiniiimiiimmiiiimmiiiimmiiiimmiiimimimmimmi iiiiiiiiiiiimi iiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniiimimi m i iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiinimt m urn mi m i nmmmmmi i mi i mmi miiiiiimiiiminim IIIIIIIIMIIII miiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiintii « .*. l -JSU.....'....|i» VOOïl DAMEjS. Manna m Me. t (tfevrouw Junius 1853?1904). Beods sedert een aantal jaren was de pen ontglipt aan Johanna van Wonde, aan de ijverige, vlot, goed en vél schrijvende vrouw. Smartelijk trof ons bet bericbt dat baar hel dere geest verdoft was, in trooatëloozen nacht van krank-zjjh. Talentvolle schrijfster, beklagenswaardige vrouw, niet enkel langs rozen ging baar ? weg. Met de frissche kracht en de geest driftige toewijding der jonge jaren, zette z\j zich «au den letterkundigen arbeid. Wat in snelle volgorde van haar onvermoeide hand verscheen, was eenvoudig, ongekunsteld, chtgeroeld, dóór-en-dóór Hollandsch werk. Vonden baar Hollandsch Binnenhuisje", Tem an ik" niet weerklank in ons gemoed, als bladzijden uit de Camera" en nit de Veert Trouringh" ? ? In korten tjjd maakte Johanna van Wonde zich een naam. Publiek en uitgevers,grepen gretig*'' naar baar werken, die verslonden werden, en waarvan zesde en zevende druk ken verschenen. Wie aan het feit mocht twijfelen, of deze schrijfster typisch Nederlandsche boeken schreef, moet maar eens beproeven de schrifture * van Mevrouw Junius in een andere taal over te zetten. Een Hollandsch Binnenhuisje" dat in 1888 verscheen beleefde tien jaar later reeds n zevende druk Torn en ik", in 1889 uitge komen, had in 1898 zyn vierden druk. Haar roeping getrouw" {1880) een derden druk 1896. ?Van Een verlaten posf'J in 1891 ver schenen, werd twee jaar later reeds een derde druk aangekondigd. Bij het staren op die ?prekende cijfers, komen ons wodfrden van prinses Karadja in de gedachten: Le talent erée moine de jalousie que Ie succes qui Ie conronne." Johanna van Woude heeft vél te ver duren gehad. Scherpe aanvallen, hatelijkheden aan het adres der schrijfster; gemis aan kieschheid, ' onbescheidenheden jegens de vrouw. Zij, die Johanna van Woude slechts kennen al 'journaliste, en speciaal als redactrice van de Hollandsche Lelie" moeten van deze zwaar-beproefde strijderes, die thans op nen-vijftig jarigen leeftijd het kranke hoofd heeft neergelegd, een ongunstiger» indruk hebben. In de Hollandsche Lelie" was de rubriek Correspondentie" verre van sympathiek. De toon der redactrice jegens haar lezeressen aangeslagen, de raadgevingen aan jonge meisjes verstrekt, moesten ernstiger, gezond-verstandelijke vrouwen ont stemmen. Of reeds toen het denkvermogen der arbeidzame vrouw lichtelijk omfloered was. Wie zal het met nauwkeurigheid kun nen staven? ' M8n heeft het menschelyke geheugen wel eens vergeleken bij een fotograaf, omdat beiden slechte en goede clichés bewaren. Laat ons dan, ten aanschijn van den dood, ten aanschijn van den alverzoener, uit ons geheugen doen verglijden de min gunstige clichés van Johanna van Woude, en haar blijven huldigen, als de schrijfster van Een Hollandsch Binnenhuisje" het vél-gelezen, vél-geprezen boek, ryk aan fijn gevoel, teer heid, weemoed, frischheid en schalken zin, waarin zij zegt: Neen, aan roem moet je niet denken by je werk. Maar, als je ook slechts in enkele harten geestdrift wekt voor het goede en edele hartstochten wakker roept, dan is je werk al niet vergeefsch geweest." Letterkundige roem is aan Johanna van Woude niet ontgaan. En niemand zal toch wel ontkennen, dat zy in enkele harten geestdrift gewekt heelt voor het goede. CAPKICB. immiiiiniiiiiiilliiliiiiiiimiiiiiiiinmii iiiiiiimiiiimt MM IMII immuun mniiimimiiii mmim i m KMerlBCtenr. Hoe dikwijls heb ik me niet geërgerd over vele schoolleesboekjes, over het onware, het onzedelijke, het leelijke ervan. Wie herinnert zich niet van die versjes en vertellinkjes, waarin het geluk wordt ge schetst van wie wonen in een hutje op de heide: eenvoudig en tevreden, arm, maar eerlijk. Hoe beklagenswaardig daarbij het lot van die ongelukkige villa-bewoners. Maar als je van die arme hutten-kindertjes voor je op de schoolbanken hebt zitten en zoo'n terrédenheidspreekje in een schoolboek tegen komt, dan gevoel je veel lust .den auteur van het preekje eens ter verantwoording te roepen en duidelijk onder 't oog te brengen het stuitend onware van zijn geschrijf. Daarbij komt nog, dat vele van die schrijvers naar het schijnt van de veronderstelling uit gaan, dat hunne lezers allen kinderen zyn van gegoede lui. Ze schrijven wel over arme kinderen, maar voor de rijkeren. En toch de meeste lezers zijn kinderen van armen, daar ze de meerderheid vormen. In die nu zachtjes aan verdwijnende (maar helaas nog lang niet overal verdwenen) schoolboekjes, waarover ik het hier heb, worden hoog opgehemeld de heldendaden van de Piet Heins, de De Rayters, de Trom pen, die den vijanden zooveel afbreuk deden, hen met bebloede koppen" deden af deinzen. In geschiedenisboekjes vooral treft men vaak mededeeling aan van dingen, die nu niet precies geschikt zijn om veredelend te werken op het kindergemoed. Zoo vind ik in Wijma's Kleine Vaderlander: de burgers (van Haarlem) wierpen hun vijanden brandend pek, kokende olie en al lerlei brandend'goed op het lijf." Mannen, vrouwen en kinderen (van Alkmaar) begroet ten (den vqand) met kogels, brandende pekkransen, kokend water en gesmolten lood." De schrijver zegt niet, dat hij dat alles goed keurt (in zyn besluit" heet het zelfs: Mocht die akelige oorlog eenmaal geheel -van de aarde verdwijnen; wat een geluk zou dat z\jnl"), maar de bloote mededeeling zonder meer van dergelijke verschrikkelijke dingen vind ik niet op hare plaats in een boekje voor kinderen. Erger wordt het, waar ze met een soort van geestdrift worden verhaald, in verzen vooral. Ziet hier een paar staaltjes van bloed-poëzie, voorkomende in Een Bloemruiker, kleine en grootere gedichten voor de Volksschool, ver zameld door J. A. Vermeulen, waarvan in 1895 een tweede druk verscheen. Gesneuveld, gesneuveld, Besmeurd met bloed en slijk, Maar roepende victorie, Geleund op vijands lij k l (F. de Cort: Te WaUrloo). Toen brulde de Krijg uit zijn duizend bazuinen, En Dood en Vernieling bespookten het meer. (A. Bogaers: Tromp voor Duins). Brandt los! raakt wat men raken kan!. Brandt los uit alle hoeken . . . (L. van den Broek: Jan Barendszoori). Verga dan!" krijscht het wild rumoer; Nu geen gena meer! neen!" En honderd vallen aan op n; Al slaat hy wonden om zich heen: Zijn bloed beplast den vloer. (A. Bogaers: Otto Clanl). Nu vraag ik u, waarom nu al die bloede rige verzen opgenomen in een bloemlezing voor de volksschool, waarin naast deze gruwel dingen ook wel mooie verzen zijn te vinden ? Waarom niet enkel gedichten, waaruit, spreekt edel en rein gevoel? Waaraan behoefte is? Aan een bundeltje gedichten voor de school. Ik bedoel heusche gedichten, geen rijmpseltjes. Mij is een ge schikte bundel niet bekend. Ik stel zeer hooge eiscben aan verzen en ben het volkomen eena met wat zoo vaak is gezegd maar nog zoo bitter weinig in toepassing wordt gebracht: voor de kinderen is het beste nog niet best genoeg. Onlangs schreef ik in het onderwijsblad De Sollicitant in een opstel Over Staring's Verzen" o. m.: Er zijn verzen, waarin ik hoor het luid klinken van hooge kinder stemmen in holle schoolgangen of veelkleurig joelen over schoolpleinen; verzen, waarin ik hoor verre ruischingen van zingende zeeën of golvende korenvelden, waaiende winden, zingende vogels, duizendstappig getred van arbeidersvoeten, gaande naar een schoone toekomst, juichingen van zich gelukkig wanenden, weeningen van bedroefden, verzuch tingen van wie zoeken naar een beetje geluk in dit korte aardleven, naar liefde, naar God. Wie iets van dit alles kan doen klinken in zijn vers, dat is mijn dichter. Een vers moet mij ontroeren. Wie dat niet kan, zwijge voor mijn part." Ook verzen voor kinderen moeten meer zijn dan regeltjes, waarin wat maat en rijm is gebracht, ook verzen voor kinderen moeten ontroeren. En ik zoa ook hier, ja hier vooral, willen zeggen: Wie dat niet kan, zwijge voor mijn part. Wie geen dichter is, geen echt waarachtig dichter, wage zich niet aan kinder poëzie. En wie geen gevoel heeft, geen echt waarachtig gevoel, voor poëzie, wage zich niet aan het verzamelen van eene bloemlezing voor de jeugd. Wie dan toch een boekje wil schrijven (een hoofd der school van onze dagen moet nu eenmaal zijn naam gedrukt zien op het titelblad van een schoolboekje) probeere zijne krachten liever aan een rekencursus of een leesmethode. * * * Op het gebied van kinderlectuur is in de laatste jaren gelukkig heel wat goeds tot stand gekomen. Op het onlangs gehoude» congres voor kinderbescherming werd hier op gewezen door mej. Heijermans. Zij (ik citeer 't verslag van dat congres uit het weekblad Lente) begon met hulde te brengen aan mevr. Van der Hucht, de oprichtster van den Nederl. Kinderbond, aan Nellie van Kol en Nellie van Hichtuna, die zooveel voor kinderlectuur deden, wat de vergadering met sterk applaus beantwoordde." Wat ver diend was, voeg ik er bij. Zeker uit bescheiden heid verzweeg de spreekster nog een naam, die wel genoemd had mogen worden bij de drie andere, n.l. haar eigen naam. Mej. Heijermans toch is de schrijfster van een tweetal kinderboeken (Vertellingen van de Maan 1) en Uit Tante's Jeugd 2), die naar mijne meening, tot het beste behooren, wat voor zoover mij bekend in ons land voor kinderen is geschreven. Jammer, dat de prijs voor dergelijke werkjes te hoog gaat voor de portemonnaie van arbeiders. Op het bovengenoemd congres zei de heer Bergmeijer dan ook: Ge spreekt van mooie kinderboeken! Hoe zult ge die brengen in het gezin van den werkman?" Zoolang de maatschappelijke verhoudingen zijn zooals ze zijn, zal het bezwaar van den heer B. zeker 'niet geheel uit den weg ge ruimd worden. Iets kan evenwel gedaan worden: kinderleesbibliotheken kunnen der gelijke boeken ook tot het kind van den arbeider brengen. In mijn bibliotheekje (ik heb hierover vroeger al herhaaldelijk in dit blad geschreven) zijn ze alvast te vinden en ik laat niet na den kinderen er op te wijzen, dat ze hél mooi zijn. Niet alleen dat mej. Heijermans' kinderboeken tot zachtheid en vriendelijkheid stemmen, edele gevoelens in het kinderhart wekken, maar ook ujjn ze vlot en boeiend geschreven. Hare verhaaltjes zijn ook zeer geschikt om door ouders of onderwijzers aan kinderen verteld te worden. Alleraardigst is het verhaal van het domme printje (uit: Vertellingen van de Maan). Met het oog op bet aankweeken van edele ge voelens in de kinderharten is: Wat de Sinaas appelen deden (uit: Uit Tante'» Jeugd) een juweeltje. Het is het eenvoudige verhaaltje van een oud vrouwtje, dat op haar verjaardag van haar zoon eenige sinaasappels ten ge schenke kreeg. Ze .gaf er uit medelijden nog weer een paar van aan een zieke buurvrouw. En toen die appels op de tafel lagen der zieke, was het alsof de geur ervan zichtbaar werd en een gestalte aannam. De kleine fee Pax steeg er nit op. Zij bracht gedachten van zachtheid en vriendelijkheid in het hoofd der kranke en verder in de hoofden van nog meer menschen. Overal waar ze kwam, werden de menschen beter en reiner. Het is niet te zeggen, wat voor goeds de lectuur van deze kinderboeken van mej. Heijermaus kan uitwerken. Evenals het kwade steeds weer kwaad wekt, zoo werkt ook het goede door. De geur der sinaasappelen neemt gestalte aan, de kleine fee Pax zal hare taak verrichten. Ze stijgt op uit de boeken van Ida Heijermans en de vriendelijke gedachten, die zij in het brein wakker roept, zullen verder gaan, van brein tot brein. Een ander werkje, dat veel goeds kan uit werken is : Oude en Nieuwe Kennissen, ver halen voor groot en klein, bijeengebracht door mevr. C. van «Ier Hucht 3). De eerste verhalen van dit boekje zijn, zooals de ver zamelaarster in een voorwoord zegt, bestemd voor de oudste kinderen, de laatste meer voor de kleintjes. Ik heb uit dezen bundel heel wat aan de leerlingen mijner klasse verteld. Deze ver tellingen vielen bij de kinderen zeer in den smaak. En ook hier weer, evenals bij de besproken werkjes van mej. Heijermans, een streven om alleen mooie en edele gedachten tot de kinderen te brengen. Ook hier zien we de kleine fee Pau aan het werk. Van mevr. v. d. Hucht bestaan er nog twee bundeltjes verhalen voor kinderen : 's Avonds thuis 4) en Van verre en van nabij5).Ook dit zijn heel aardige boekjes. Sommige stukjes zijn meer voor grootere kinderen en volwassenen geschikt, andere meer voor kleinere kinderen. De sub-titel van 's Avonds thuis is dan ook: ver halen voor groot en klein. Nog beter dan dit werkje bevalt mij Van verre en van nabij (ook met sub-titel als 't pas genoemde). Zeer bekend op 't gebied van kinderlectuur is mevr. N. van Kol (Nellie). Onvoorwaardelijk al wat zij voor kinderen heeft geschreven aanbevelen, kan ik tot mijn spijt niet. In Ons Blaadje 6) vind ik soms heel aardige verhaaltjes, die zeker met genoegen door kin deren gelezen zullen worden. Uit de jaarg. 1900 en 1902 heb ik er eenige uitgezocht en aan mijne leerlingen verteld. Ze bevielen uitstekend. Daar staau echter tegenover andere ver haaltjes, waarin Nellie maar al te vaak ver geet, dat ze tot kinderen spreekt. Vergeet? Neen, vergeten doet ze het niet, maar ze behandelt de kinderen als groote menschen en onthaalt ze op groote-menschen-wijsheid. Uitvoerig behandelt Nellie voor de jeugd de vrouwenkwestie. Al die wijsheid lezende, moet ik telkens weer kijken naar het plaatje van Braakensiek, dat aan den kop van Ons Blaadje voorkomt. Een kleine jongen zit daar uit het kinderkrantje voor te lezen aan drie kleine meisjes, allen in diepe luister-aandacht. Wat leest onze dreumes? Misschien wel het volgende: De Vrouwenbeweging ia nu al een jaar of 50 oud, en zij heeft dus gelegen heid gehad aan de wereld te bewijzen, wat zÜis en wat züwil. Tal van mannen zijn geëindigd niet in te zien, dat de vrouwen gelijk hadden.... Menige man sloot een huwelijk met zoo'n meisje of vrouwtje, dat zich zoo echt nieuwerwets" repte in de maatschappij, en vond in haar zoowel een verstandige gezellin als een trouwe zorg. En menig kind, dat Ons Blaadje leest, heeft tot moeder een vrouw van de nieuwe richting. En ik vraag nogmaals: kom jullie er iets bij te kort?... Integendeel, jullie wint er bij." (pag. 53 jrg. 1902 van O. B.) Maar als de dreumes nu eens meent, dat hij er iets bij te kort komt. dat zijn moeder zich met de vrouwenbeweging bemoeit ? Wat moet er wel, vraag ik me af, omgaan in de hoofdjes van die deerntjes en van den dreumes, bij de lectuur van wat ik hier aanhaalde. Laat het ventje zijn lectuur vervolgen, In iedere vrouw zit een moeder, en bijna alle moeders zonder uitzondering weten wel wat liefde is. Hoe meer vrijheid jullie (jongens) zult laten aan je zusters, aan je toekomstige echtgenooten, aan je dochters en aan de vrouwen in 't algemeen, des te beter kan haar innerlijfcenatuur zich ontplooien."(pag.55). Ik zie u meesmuilen, geachte lezer, telkens met meer intensiteit bij de klimax: zusters, echtgenooten, dochters. En ik kan u dit niet ten kwade duiden. Gelukkig bevat Ons Blaadje naast dergelijke stukken ook vele verhaaltjes en schetsjes, die ook naar mijne opvatting voor kinderen ge schikt zijn, sommige zelfs zeer geschikt. Ook in Ons Blaadje is de kleine fee Pax aan het werk. Nellie verstaat uitstekend de kunst goede kinderlectuur bijeen te garen. Hiervan ge tuigt niet alleen On» Blaadje, maar ook tal van kinderboeken, door haar vertaald of uitgegeven. Ik noem als zoodanig: Een levens lustig Troepje (een boek voor alle leeftijden) door mevr. E. de Pressensé, vert. door Nellie. 7) Dit boek heeft een godsdienstig tintje. De vertaalster verdedigt het niet weglaten van het bepaald godsdienstige als volgt: Wie het dus niet gebruiken kan, zooals het is, die gebruike het om zijn kinderen te leeren eerlijk geloof te eerbiedigen, en hen te toonen wat dit bij edele menschen uitwerkt." En verder, zou ik er bijvoegen, kunnen de kinderen er uit leeren goed te zijn. De hoog zedelijke strekking van dit heer lijke kinderboek doet het toch niet vervelend worden. Integendeel, het is zoo boeiend ge schreven, dat kinderen en volwassenen het met genot zullen lezen. Tot de zeer goede kinderboeken acht ik ook te behooren: Edmund Selous, Tommy en zijn Vriendjes (uitg. drukkerij Vrede.") In dit aardige boekje, waarin dieren sprekend worden ingevoerd, hebben deze zooveel merk waardigs over hunne levenswijze, gewoonten enz. aan den kleinen Tommy te vertellen, dat hij afleert ze te plagen, zooals hij vroeger deed. Ook dit werkje is zeer geschikt om er uit te vertellen. Havelte, Oct. '04;r B. BYMHOLT. 1) Uitgave van S. L. van Looy, A'dam. Geïllustreerd door J. B. Heukelom. 2) Uitgave van Magereeuw en Bouten, Rotterdam. Geïllustreerd door C. Blankenaar. 3) Uitgave van drukkery Vrede" te Amers foort. 4) Uitgave van H. L. Smits, 's-Gravenhage. 5) Uitgave van drukkerij Vrede" te Amers foort. In 1902 verscheen 2e druk. 6) Ons Blaadje, weekblaadje voor de jeugd, uitgave van Masereeuw en Bouten, Rotterdam. 7) Uitgave van S. L. van Looy, Amsterdam. Mevrouw Patrick Campbell. Hertogin van Marlborough. Jachtvermaak. He muren van Jericho. De Engelsche tooneelspeelster, Patrick Campbell brengt te New-York de hoofden der schouwburgbezoekers op hol, door de treffelyke wijze waarop zij in Victorien Sardou's La Sorcière" de rol van Zoraya ver tolkt. Mevrouw Campbell heeft Sarah Bernhardt waarschijnlijk als Zoraya te Londen bewonderd, waar de Fransche kunstenares, in Sardou's jongsten tooneelarbeid fureur maakte, tot niet geringe vreugde van haar trouwe vrienden, de Londenaars. De Ame rikanen in hun opgewondenheid kunnen bijna geen woorden meer vinden, om naar waarheid te getuigen, hoe zij Campbell als Zoraya genieten. De New-Yorkers zijn verrukt over het smeulend vuur" in mevrouw Campbell's oogen, over haar donkei e lokken", haar gemouleerd kleed" over haar bronchitistartend" décolleté. Dit alles geldt eigenlijk alleen de vrouw, niet de kunstenares. En juist als artiste wil Patrick Campbell gezien en bewonderd zijn. Uit haar oordeel over de New-Yorkers spreekt dan ook wel eenige geraaktheid. Zij schrijft: Die menschen hebben te veel gezond verstand. Zouden zij zoo nuchter en praktisch zijn geworden door het kijken naar hun hemelhooge gebouwen? Het hapert hun aan fantasie." * * * De schoone, jonge hertogin van Marlbo rough, eene Amerikaansche van geboorte, dochter, van den spoorwegkoning Van der Bilt, blijft in de gratie der kieskeurige Engelsche aristocratie. Het hertogelijk paar is voor de winter-campagne geïnstalleerd in hun artistiek ingericht huls te Londen, in Curzon Street. In de receptiezalen met paneelen en pila ren van eikenhout lof- en snijwerk, prijkt een verzameling schilderijen van Hollandsche, Fransche en Engelsche meesters. De jonge hertoging erfde uit haar werkzaam geslacht liefde voor den arbeid. lederen morgen wijdt zij twee uur aan het bestier harer huishou ding. Voor studie en ernstige lectuur, weet zij ondanks de beslommeringen van bet mondaine leven, dagelijks tijd te vinden. Zij is zeer verstandig en ontwikkeld; haar per soonlijke neigingen zouden het jonge vrouwtje veel meer voeren op stille wegen der over peinzing, dan in het volle en toch zoo leege menschen-gewoel. De hertogin is mooi, sierlijk en slank, en heeft een allerliefst, ietwat weemoedig gezichtje. Zij wordt in haar kringen zeer bewonderd om den smaak waar mee züzich kleedt. Op avond-partijen ver schijnt zij meestal in 't wit. Omhaarhoogen, slanken hals slingert zich soms dezelfde paarlen-collier, waarmede de ongelukkige Marie Antoinette zich zoo gaarne tooide. Fabelachtig is de prijs van dit sieraad. * * # Ook dit jaar, werd te Bonnelles, op St. Hubertus-dag, de hertenjacht geopend, door de hertogin-weduwe d'Uzès. Deze onver schrokken sportswoman" Iaat, ondanks haar meer dan zestigjarigen leeftijd, niet licht een gelegenheid voorbijgaan om haar hart op-tehalen aan het jaohtyermaak, dat, vroeger uitsluitend behoorend tot de ontspanningen der groote heeren Hanzen" zou Kegge zeggen steeds meer een liefhebberij wordt voor groote dames. De bejaarde hertogin, die zich kleedt als een vrouwtje van dertig jaar is een zuster van den hertog de Luynes, een der' oudste en aanzienlijkste geslachten van Frankrijk. De jageres, vergezeld van haar ouden vriend, den narkies de Chanbray en de gravin de Puységuer, was verrukt zooveel oude kennissen op het jachtterrein terug te zien, waaronder de bijna negentig jarige vicornte de la Besge en graaf Boni de Castellane, die met zijn vrouw tegelijkertijd een Amerikaansch fortuin trouwde. Zwierig, woelig en cosmopolitisch zijn in den jachttijd de domeinen van den hertog de Chartres. Daar vuren de beste geweren; de koning van Portugal, de koning van Grie kenland, prins Waldemar van Denemarken, de drie Russische groot-hertogen Cyrll, Wladimir en Boris, de meesten vergezeld van hun echtgenooten en hofdames. In laPommeraye" spreken de gasten uitsluitend Fransch, maar, wanneer laat in den namid dag, in de thall van het kasteel van den hertog de Chartres, de gasten zich groepeeren om de gezellig verlichte theetafeltjes, dan draagt die verzameling Fransch-sprekende lieden toch een eigenaardige», Engelschen stempel. * * Met veel talent, met lofwaardige volhar ding stelt onze dramaturg Herman Heijer mans zich tot taak, wondeplekken en mis standen te vertoonen in den grooten kring , der kleine luiden. Zijn rasgenoot, de Engelschman Alfred Sutro, laat als Heijermans weerklinken zijn stem van boetpiediker. Beider stemmen trillen van verontwaardiging; uit hun woorden laaien de dreigende vlam men hunner verbolgenheid. Alfred Sutro keert zijn toorn tegen de aanzienlijke krin gen. Hij richt zich tot de Staart Set". In zijn tooneelwerk De muren van Jericho", op het oogenblik het succes-stuk in het Garrick theater te Londen, laat hu door het bazuin geschal van zijn grieven, aanklachten en beschuldigingen de muren storten, door de Upper Ten" getrokken, om hun nzedelijken handel en wandel. Om de verdorven atmos feer te zuiveren, koos Alfred Sutro denselfmade man, den ruwsn diamant Frobisher, die door zijn fortuin toegang gekregen had, tot die deftige, angstig gesloten kringen, er een vrouw kiest en al spoedig walgt van alles, wat hij om zich heen ziet gebeuren. Jack Frobisher verlaat vroUw en kind, om alleen terug-te-keeren naar Queensland, zeg gend dat hij daar de komst zal afwachten van zijn echtgenoote en zijn zoontje, wanneer zij geneigd mocht zijn, met hem in Queens land te leven onder eenvoudige menschen, luisterend naar de stem van eer en geweten. Vóór zijn vertrek zegt Jack : Ik heb genoeg van je vriendinnen, van die slechte, geslachtslooze vrouwen, die niets anders doen dan flirten en dobbelen; van die kinderlooze vrouwen, die zich den tijd niet willen gun nen, om een kind ter wereld te brengen. Ik heb genoeg van haar hersenloos, zedekwetsend gebabbel; van haar, die met al het goede den spot drijven, die aan elk woord een dubbelzinnige beteekenis hechten. Ik heb genoeg van het bestaan dat men hier- leidt, buiten, zoowel als in de stad, waar alle man nen verliefd zijn op de vrouwen van anderen." Arthur Bourchier, directeur van het Gar rick theater, geeft een indrukwekkende ver tolking van den man, die de muren van bedr»g en huichelarij rammeit. De toeschou wers luisteren met diepen ernst naar de vermanende woorden van den Engelschen dramaturg Alfred Sutro, in wien de welspre kendheid en verontwaardiging gevonden worden van een Emile Augier en een Dumas flls. CAPRICE. * * # Salade van roode kool. Snijd een roode kool van middelbare grootte zonder den stronk. Kook ze in water af, gedurende tien minu ten. Giet ze af. Doe er 30 gram zout op. Werk dit er door. Laat de kool zoo een paar uren staan op een vergiet. Wring ze dan uit met de handen. Maak de kool daarna aan met M dL. olie, l dL. azijn, een weinig peper en een paar fijn gesnipperde preien. Laat ze dan nog een paar uur s(aan, vóór de salade te gebruiken. Bieten salade. Kook n biet, middelbare grootte, goed gaar. Schil ze en snijd debiet in dunne schijfjes. Voeg er aan toe een fijn gesnipperde ui of prei. Vermeng onder de massa een weinig witte peper, een theele peltje zout, twee eetlepels olie en twee lepels azijn. Roode kool en bieten salade vervangen in den winter de bladsalade.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl