Historisch Archief 1877-1940
-srFlr^ i > '";
^iiliiiifiiiliriiinjn'j,^
41, ' > ?' * -'f r
l-: ' : ."Ife,!*
l
1432
DE AMSTBRDAMME* WEEKBLAD TOOK N1DKELANÖ.
en tocb goed keke»t dat kan tedere zuinige huisvrouw
met MAGpr8 AROMA om te kruiden want
kleine hoeveelheid van dtt alom gerenommeerde en bekroonde produkt?voor het opdienen bijgevoegd?is voldoende ,
om aan groenten,vleezen.sai zen.soepen.zwakken bouillon enz.dadelijk een verrassend kracbtigen en aangenamen smaak te geven.
Te verkregen bjj kruideniers en comastibleabandelaarB. In flacons van ft».»O tot f&.Z*. 1^
MAaars Mderseieirwgen: 5 greete Prijzen, 30 flouden Medailles, 6 Eere-Diplema's, 7 Eere-PrijiM, zesmaal buiten mededinging, e.i. 1899 en 1900 Wereldtenteef stelling Parij».
Waar niet verkrijgbaar wende mm zich tot het Generaal-Agentuw voor Nederland en Koloniën P1DL HOBM, Amaterdam.
PAARZAAM
iiniiiimiiiniiimiiimmiiiimmiiiimmiiiimmiiimimimmimmi iiiiiiiiiiiimi iiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniiimimi m i iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiinimt m urn mi m i nmmmmmi i mi i mmi miiiiiimiiiminim IIIIIIIIMIIII miiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiintii
« .*. l
-JSU.....'....|i»
VOOïl DAMEjS.
Manna m Me. t
(tfevrouw Junius 1853?1904).
Beods sedert een aantal jaren was de pen
ontglipt aan Johanna van Wonde, aan de
ijverige, vlot, goed en vél schrijvende vrouw.
Smartelijk trof ons bet bericbt dat baar hel
dere geest verdoft was, in trooatëloozen nacht
van krank-zjjh.
Talentvolle schrijfster, beklagenswaardige
vrouw, niet enkel langs rozen ging baar
? weg. Met de frissche kracht en de geest
driftige toewijding der jonge jaren, zette z\j
zich «au den letterkundigen arbeid. Wat in
snelle volgorde van haar onvermoeide hand
verscheen, was eenvoudig, ongekunsteld,
chtgeroeld, dóór-en-dóór Hollandsch werk.
Vonden baar Hollandsch Binnenhuisje",
Tem an ik" niet weerklank in ons gemoed,
als bladzijden uit de Camera" en nit de
Veert Trouringh" ?
? In korten tjjd maakte Johanna van Wonde
zich een naam. Publiek en uitgevers,grepen
gretig*'' naar baar werken, die verslonden
werden, en waarvan zesde en zevende druk
ken verschenen.
Wie aan het feit mocht twijfelen, of deze
schrijfster typisch Nederlandsche boeken
schreef, moet maar eens beproeven de
schrifture * van Mevrouw Junius in een andere
taal over te zetten.
Een Hollandsch Binnenhuisje" dat in 1888
verscheen beleefde tien jaar later reeds n
zevende druk Torn en ik", in 1889 uitge
komen, had in 1898 zyn vierden druk. Haar
roeping getrouw" {1880) een derden druk 1896.
?Van Een verlaten posf'J in 1891 ver
schenen, werd twee jaar later reeds een derde
druk aangekondigd. Bij het staren op die
?prekende cijfers, komen ons wodfrden van
prinses Karadja in de gedachten: Le talent
erée moine de jalousie que Ie succes qui Ie
conronne."
Johanna van Woude heeft vél te ver
duren gehad. Scherpe aanvallen, hatelijkheden
aan het adres der schrijfster; gemis aan
kieschheid, ' onbescheidenheden jegens de
vrouw.
Zij, die Johanna van Woude slechts kennen
al 'journaliste, en speciaal als redactrice van
de Hollandsche Lelie" moeten van deze
zwaar-beproefde strijderes, die thans op
nen-vijftig jarigen leeftijd het kranke hoofd
heeft neergelegd, een ongunstiger» indruk
hebben. In de Hollandsche Lelie" was
de rubriek Correspondentie" verre van
sympathiek. De toon der redactrice jegens
haar lezeressen aangeslagen, de raadgevingen
aan jonge meisjes verstrekt, moesten
ernstiger, gezond-verstandelijke vrouwen ont
stemmen. Of reeds toen het denkvermogen
der arbeidzame vrouw lichtelijk omfloered
was. Wie zal het met nauwkeurigheid kun
nen staven?
' M8n heeft het menschelyke geheugen wel
eens vergeleken bij een fotograaf, omdat
beiden slechte en goede clichés bewaren.
Laat ons dan, ten aanschijn van den dood,
ten aanschijn van den alverzoener, uit ons
geheugen doen verglijden de min gunstige
clichés van Johanna van Woude, en haar
blijven huldigen, als de schrijfster van Een
Hollandsch Binnenhuisje" het vél-gelezen,
vél-geprezen boek, ryk aan fijn gevoel, teer
heid, weemoed, frischheid en schalken zin,
waarin zij zegt: Neen, aan roem moet je niet
denken by je werk. Maar, als je ook slechts in
enkele harten geestdrift wekt voor het goede
en edele hartstochten wakker roept, dan is
je werk al niet vergeefsch geweest."
Letterkundige roem is aan Johanna van
Woude niet ontgaan.
En niemand zal toch wel ontkennen, dat
zy in enkele harten geestdrift gewekt heelt
voor het goede. CAPKICB.
immiiiiniiiiiiilliiliiiiiiimiiiiiiiinmii iiiiiiimiiiimt MM IMII immuun mniiimimiiii mmim i m
KMerlBCtenr.
Hoe dikwijls heb ik me niet geërgerd over
vele schoolleesboekjes, over het onware, het
onzedelijke, het leelijke ervan.
Wie herinnert zich niet van die versjes
en vertellinkjes, waarin het geluk wordt ge
schetst van wie wonen in een hutje op de
heide: eenvoudig en tevreden, arm, maar
eerlijk. Hoe beklagenswaardig daarbij het lot
van die ongelukkige villa-bewoners. Maar
als je van die arme hutten-kindertjes voor
je op de schoolbanken hebt zitten en zoo'n
terrédenheidspreekje in een schoolboek tegen
komt, dan gevoel je veel lust .den auteur
van het preekje eens ter verantwoording te
roepen en duidelijk onder 't oog te brengen
het stuitend onware van zijn geschrijf.
Daarbij komt nog, dat vele van die schrijvers
naar het schijnt van de veronderstelling uit
gaan, dat hunne lezers allen kinderen zyn
van gegoede lui. Ze schrijven wel over arme
kinderen, maar voor de rijkeren. En toch de
meeste lezers zijn kinderen van armen, daar
ze de meerderheid vormen.
In die nu zachtjes aan verdwijnende (maar
helaas nog lang niet overal verdwenen)
schoolboekjes, waarover ik het hier heb,
worden hoog opgehemeld de heldendaden
van de Piet Heins, de De Rayters, de Trom
pen, die den vijanden zooveel afbreuk deden,
hen met bebloede koppen" deden af deinzen.
In geschiedenisboekjes vooral treft men
vaak mededeeling aan van dingen, die nu
niet precies geschikt zijn om veredelend te
werken op het kindergemoed.
Zoo vind ik in Wijma's Kleine Vaderlander:
de burgers (van Haarlem) wierpen hun
vijanden brandend pek, kokende olie en al
lerlei brandend'goed op het lijf." Mannen,
vrouwen en kinderen (van Alkmaar) begroet
ten (den vqand) met kogels, brandende
pekkransen, kokend water en gesmolten lood."
De schrijver zegt niet, dat hij dat alles goed
keurt (in zyn besluit" heet het zelfs: Mocht
die akelige oorlog eenmaal geheel -van de
aarde verdwijnen; wat een geluk zou dat
z\jnl"), maar de bloote mededeeling zonder
meer van dergelijke verschrikkelijke dingen
vind ik niet op hare plaats in een boekje
voor kinderen. Erger wordt het, waar ze met
een soort van geestdrift worden verhaald, in
verzen vooral.
Ziet hier een paar staaltjes van bloed-poëzie,
voorkomende in Een Bloemruiker, kleine en
grootere gedichten voor de Volksschool, ver
zameld door J. A. Vermeulen, waarvan in
1895 een tweede druk verscheen.
Gesneuveld, gesneuveld,
Besmeurd met bloed en slijk,
Maar roepende victorie,
Geleund op vijands lij k l
(F. de Cort: Te WaUrloo).
Toen brulde de Krijg uit zijn duizend bazuinen,
En Dood en Vernieling bespookten het meer.
(A. Bogaers: Tromp voor Duins).
Brandt los! raakt wat men raken kan!.
Brandt los uit alle hoeken . . .
(L. van den Broek: Jan Barendszoori).
Verga dan!" krijscht het wild rumoer;
Nu geen gena meer! neen!"
En honderd vallen aan op n;
Al slaat hy wonden om zich heen:
Zijn bloed beplast den vloer.
(A. Bogaers: Otto Clanl).
Nu vraag ik u, waarom nu al die bloede
rige verzen opgenomen in een bloemlezing
voor de volksschool, waarin naast deze gruwel
dingen ook wel mooie verzen zijn te vinden ?
Waarom niet enkel gedichten, waaruit, spreekt
edel en rein gevoel?
Waaraan behoefte is? Aan een bundeltje
gedichten voor de school. Ik bedoel heusche
gedichten, geen rijmpseltjes. Mij is een ge
schikte bundel niet bekend. Ik stel zeer hooge
eiscben aan verzen en ben het volkomen
eena met wat zoo vaak is gezegd maar nog
zoo bitter weinig in toepassing wordt gebracht:
voor de kinderen is het beste nog niet best
genoeg.
Onlangs schreef ik in het onderwijsblad
De Sollicitant in een opstel Over Staring's
Verzen" o. m.: Er zijn verzen, waarin ik
hoor het luid klinken van hooge kinder
stemmen in holle schoolgangen of veelkleurig
joelen over schoolpleinen; verzen, waarin ik
hoor verre ruischingen van zingende zeeën
of golvende korenvelden, waaiende winden,
zingende vogels, duizendstappig getred van
arbeidersvoeten, gaande naar een schoone
toekomst, juichingen van zich gelukkig
wanenden, weeningen van bedroefden, verzuch
tingen van wie zoeken naar een beetje geluk
in dit korte aardleven, naar liefde, naar God.
Wie iets van dit alles kan doen klinken
in zijn vers, dat is mijn dichter. Een vers
moet mij ontroeren. Wie dat niet kan, zwijge
voor mijn part."
Ook verzen voor kinderen moeten meer
zijn dan regeltjes, waarin wat maat en rijm
is gebracht, ook verzen voor kinderen moeten
ontroeren. En ik zoa ook hier, ja hier vooral,
willen zeggen: Wie dat niet kan, zwijge voor
mijn part. Wie geen dichter is, geen echt
waarachtig dichter, wage zich niet aan kinder
poëzie. En wie geen gevoel heeft, geen echt
waarachtig gevoel, voor poëzie, wage zich
niet aan het verzamelen van eene bloemlezing
voor de jeugd. Wie dan toch een boekje wil
schrijven (een hoofd der school van onze
dagen moet nu eenmaal zijn naam gedrukt
zien op het titelblad van een schoolboekje)
probeere zijne krachten liever aan een
rekencursus of een leesmethode.
* *
*
Op het gebied van kinderlectuur is in de
laatste jaren gelukkig heel wat goeds tot
stand gekomen. Op het onlangs gehoude»
congres voor kinderbescherming werd hier
op gewezen door mej. Heijermans. Zij (ik
citeer 't verslag van dat congres uit het
weekblad Lente) begon met hulde te brengen
aan mevr. Van der Hucht, de oprichtster
van den Nederl. Kinderbond, aan Nellie
van Kol en Nellie van Hichtuna, die zooveel
voor kinderlectuur deden, wat de vergadering
met sterk applaus beantwoordde." Wat ver
diend was, voeg ik er bij. Zeker uit bescheiden
heid verzweeg de spreekster nog een naam,
die wel genoemd had mogen worden bij de
drie andere, n.l. haar eigen naam.
Mej. Heijermans toch is de schrijfster van
een tweetal kinderboeken (Vertellingen van
de Maan 1) en Uit Tante's Jeugd 2), die naar
mijne meening, tot het beste behooren, wat
voor zoover mij bekend in ons land voor
kinderen is geschreven.
Jammer, dat de prijs voor dergelijke werkjes
te hoog gaat voor de portemonnaie van
arbeiders. Op het bovengenoemd congres
zei de heer Bergmeijer dan ook: Ge spreekt
van mooie kinderboeken! Hoe zult ge die
brengen in het gezin van den werkman?"
Zoolang de maatschappelijke verhoudingen
zijn zooals ze zijn, zal het bezwaar van den
heer B. zeker 'niet geheel uit den weg ge
ruimd worden. Iets kan evenwel gedaan
worden: kinderleesbibliotheken kunnen der
gelijke boeken ook tot het kind van den
arbeider brengen. In mijn bibliotheekje (ik
heb hierover vroeger al herhaaldelijk in dit
blad geschreven) zijn ze alvast te vinden en
ik laat niet na den kinderen er op te wijzen,
dat ze hél mooi zijn. Niet alleen dat mej.
Heijermans' kinderboeken tot zachtheid en
vriendelijkheid stemmen, edele gevoelens in
het kinderhart wekken, maar ook ujjn ze
vlot en boeiend geschreven. Hare verhaaltjes
zijn ook zeer geschikt om door ouders of
onderwijzers aan kinderen verteld te worden.
Alleraardigst is het verhaal van het domme
printje (uit: Vertellingen van de Maan). Met
het oog op bet aankweeken van edele ge
voelens in de kinderharten is: Wat de Sinaas
appelen deden (uit: Uit Tante'» Jeugd) een
juweeltje. Het is het eenvoudige verhaaltje
van een oud vrouwtje, dat op haar verjaardag
van haar zoon eenige sinaasappels ten ge
schenke kreeg. Ze .gaf er uit medelijden nog
weer een paar van aan een zieke buurvrouw.
En toen die appels op de tafel lagen der
zieke, was het alsof de geur ervan zichtbaar
werd en een gestalte aannam. De kleine fee
Pax steeg er nit op. Zij bracht gedachten
van zachtheid en vriendelijkheid in het hoofd
der kranke en verder in de hoofden van
nog meer menschen. Overal waar ze kwam,
werden de menschen beter en reiner.
Het is niet te zeggen, wat voor goeds de
lectuur van deze kinderboeken van mej.
Heijermaus kan uitwerken. Evenals het kwade
steeds weer kwaad wekt, zoo werkt ook het
goede door. De geur der sinaasappelen neemt
gestalte aan, de kleine fee Pax zal hare taak
verrichten. Ze stijgt op uit de boeken van
Ida Heijermans en de vriendelijke gedachten,
die zij in het brein wakker roept, zullen
verder gaan, van brein tot brein.
Een ander werkje, dat veel goeds kan uit
werken is : Oude en Nieuwe Kennissen, ver
halen voor groot en klein, bijeengebracht
door mevr. C. van «Ier Hucht 3). De eerste
verhalen van dit boekje zijn, zooals de ver
zamelaarster in een voorwoord zegt, bestemd
voor de oudste kinderen, de laatste meer
voor de kleintjes.
Ik heb uit dezen bundel heel wat aan de
leerlingen mijner klasse verteld. Deze ver
tellingen vielen bij de kinderen zeer in den
smaak.
En ook hier weer, evenals bij de besproken
werkjes van mej. Heijermans, een streven
om alleen mooie en edele gedachten tot de
kinderen te brengen. Ook hier zien we de
kleine fee Pau aan het werk. Van mevr.
v. d. Hucht bestaan er nog twee bundeltjes
verhalen voor kinderen : 's Avonds thuis 4) en
Van verre en van nabij5).Ook dit zijn heel aardige
boekjes. Sommige stukjes zijn meer voor
grootere kinderen en volwassenen geschikt,
andere meer voor kleinere kinderen. De
sub-titel van 's Avonds thuis is dan ook: ver
halen voor groot en klein. Nog beter dan
dit werkje bevalt mij Van verre en van nabij
(ook met sub-titel als 't pas genoemde).
Zeer bekend op 't gebied van kinderlectuur
is mevr. N. van Kol (Nellie). Onvoorwaardelijk
al wat zij voor kinderen heeft geschreven
aanbevelen, kan ik tot mijn spijt niet. In
Ons Blaadje 6) vind ik soms heel aardige
verhaaltjes, die zeker met genoegen door kin
deren gelezen zullen worden. Uit de jaarg.
1900 en 1902 heb ik er eenige uitgezocht
en aan mijne leerlingen verteld. Ze bevielen
uitstekend.
Daar staau echter tegenover andere ver
haaltjes, waarin Nellie maar al te vaak ver
geet, dat ze tot kinderen spreekt. Vergeet?
Neen, vergeten doet ze het niet, maar ze
behandelt de kinderen als groote menschen
en onthaalt ze op groote-menschen-wijsheid.
Uitvoerig behandelt Nellie voor de jeugd
de vrouwenkwestie. Al die wijsheid lezende,
moet ik telkens weer kijken naar het plaatje
van Braakensiek, dat aan den kop van Ons
Blaadje voorkomt. Een kleine jongen zit daar
uit het kinderkrantje voor te lezen aan drie
kleine meisjes, allen in diepe luister-aandacht.
Wat leest onze dreumes? Misschien wel het
volgende: De Vrouwenbeweging ia nu al
een jaar of 50 oud, en zij heeft dus gelegen
heid gehad aan de wereld te bewijzen, wat
zÜis en wat züwil. Tal van mannen zijn
geëindigd niet in te zien, dat de vrouwen
gelijk hadden.... Menige man sloot een
huwelijk met zoo'n meisje of vrouwtje, dat
zich zoo echt nieuwerwets" repte in de
maatschappij, en vond in haar zoowel een
verstandige gezellin als een trouwe zorg.
En menig kind, dat Ons Blaadje leest, heeft
tot moeder een vrouw van de nieuwe richting.
En ik vraag nogmaals: kom jullie er iets bij
te kort?... Integendeel, jullie wint er bij."
(pag. 53 jrg. 1902 van O. B.) Maar als de
dreumes nu eens meent, dat hij er iets bij
te kort komt. dat zijn moeder zich met de
vrouwenbeweging bemoeit ?
Wat moet er wel, vraag ik me af, omgaan
in de hoofdjes van die deerntjes en van den
dreumes, bij de lectuur van wat ik hier
aanhaalde.
Laat het ventje zijn lectuur vervolgen,
In iedere vrouw zit een moeder, en bijna
alle moeders zonder uitzondering weten wel
wat liefde is. Hoe meer vrijheid jullie (jongens)
zult laten aan je zusters, aan je toekomstige
echtgenooten, aan je dochters en aan de
vrouwen in 't algemeen, des te beter kan
haar innerlijfcenatuur zich ontplooien."(pag.55).
Ik zie u meesmuilen, geachte lezer, telkens
met meer intensiteit bij de klimax: zusters,
echtgenooten, dochters.
En ik kan u dit niet ten kwade duiden.
Gelukkig bevat Ons Blaadje naast dergelijke
stukken ook vele verhaaltjes en schetsjes, die
ook naar mijne opvatting voor kinderen ge
schikt zijn, sommige zelfs zeer geschikt.
Ook in Ons Blaadje is de kleine fee Pax
aan het werk.
Nellie verstaat uitstekend de kunst goede
kinderlectuur bijeen te garen. Hiervan ge
tuigt niet alleen On» Blaadje, maar ook tal
van kinderboeken, door haar vertaald of
uitgegeven. Ik noem als zoodanig: Een levens
lustig Troepje (een boek voor alle leeftijden)
door mevr. E. de Pressensé, vert. door
Nellie. 7) Dit boek heeft een godsdienstig
tintje. De vertaalster verdedigt het niet
weglaten van het bepaald godsdienstige als
volgt: Wie het dus niet gebruiken kan,
zooals het is, die gebruike het om zijn kinderen
te leeren eerlijk geloof te eerbiedigen, en
hen te toonen wat dit bij edele menschen
uitwerkt."
En verder, zou ik er bijvoegen, kunnen
de kinderen er uit leeren goed te zijn.
De hoog zedelijke strekking van dit heer
lijke kinderboek doet het toch niet vervelend
worden. Integendeel, het is zoo boeiend ge
schreven, dat kinderen en volwassenen het
met genot zullen lezen.
Tot de zeer goede kinderboeken acht ik
ook te behooren: Edmund Selous, Tommy
en zijn Vriendjes (uitg. drukkerij Vrede.")
In dit aardige boekje, waarin dieren sprekend
worden ingevoerd, hebben deze zooveel merk
waardigs over hunne levenswijze, gewoonten
enz. aan den kleinen Tommy te vertellen,
dat hij afleert ze te plagen, zooals hij vroeger
deed.
Ook dit werkje is zeer geschikt om er
uit te vertellen.
Havelte, Oct. '04;r
B. BYMHOLT.
1) Uitgave van S. L. van Looy, A'dam.
Geïllustreerd door J. B. Heukelom.
2) Uitgave van Magereeuw en Bouten,
Rotterdam. Geïllustreerd door C. Blankenaar.
3) Uitgave van drukkery Vrede" te Amers
foort.
4) Uitgave van H. L. Smits, 's-Gravenhage.
5) Uitgave van drukkerij Vrede" te Amers
foort. In 1902 verscheen 2e druk.
6) Ons Blaadje, weekblaadje voor de jeugd,
uitgave van Masereeuw en Bouten, Rotterdam.
7) Uitgave van S. L. van Looy, Amsterdam.
Mevrouw Patrick Campbell. Hertogin van
Marlborough. Jachtvermaak. He
muren van Jericho.
De Engelsche tooneelspeelster, Patrick
Campbell brengt te New-York de hoofden
der schouwburgbezoekers op hol, door de
treffelyke wijze waarop zij in Victorien
Sardou's La Sorcière" de rol van Zoraya ver
tolkt. Mevrouw Campbell heeft Sarah
Bernhardt waarschijnlijk als Zoraya te Londen
bewonderd, waar de Fransche kunstenares,
in Sardou's jongsten tooneelarbeid fureur
maakte, tot niet geringe vreugde van haar
trouwe vrienden, de Londenaars. De Ame
rikanen in hun opgewondenheid kunnen bijna
geen woorden meer vinden, om naar waarheid
te getuigen, hoe zij Campbell als Zoraya
genieten.
De New-Yorkers zijn verrukt over het
smeulend vuur" in mevrouw Campbell's
oogen, over haar donkei e lokken", haar
gemouleerd kleed" over haar
bronchitistartend" décolleté. Dit alles geldt eigenlijk
alleen de vrouw, niet de kunstenares. En
juist als artiste wil Patrick Campbell gezien
en bewonderd zijn. Uit haar oordeel over de
New-Yorkers spreekt dan ook wel eenige
geraaktheid. Zij schrijft: Die menschen
hebben te veel gezond verstand. Zouden zij
zoo nuchter en praktisch zijn geworden door
het kijken naar hun hemelhooge gebouwen?
Het hapert hun aan fantasie."
* *
*
De schoone, jonge hertogin van Marlbo
rough, eene Amerikaansche van geboorte,
dochter, van den spoorwegkoning Van der
Bilt, blijft in de gratie der kieskeurige
Engelsche aristocratie. Het hertogelijk paar is
voor de winter-campagne geïnstalleerd in
hun artistiek ingericht huls te Londen, in
Curzon Street.
In de receptiezalen met paneelen en pila
ren van eikenhout lof- en snijwerk, prijkt
een verzameling schilderijen van Hollandsche,
Fransche en Engelsche meesters. De jonge
hertoging erfde uit haar werkzaam geslacht
liefde voor den arbeid. lederen morgen wijdt
zij twee uur aan het bestier harer huishou
ding. Voor studie en ernstige lectuur, weet
zij ondanks de beslommeringen van bet
mondaine leven, dagelijks tijd te vinden. Zij
is zeer verstandig en ontwikkeld; haar per
soonlijke neigingen zouden het jonge vrouwtje
veel meer voeren op stille wegen der over
peinzing, dan in het volle en toch zoo leege
menschen-gewoel. De hertogin is mooi,
sierlijk en slank, en heeft een allerliefst,
ietwat weemoedig gezichtje. Zij wordt in haar
kringen zeer bewonderd om den smaak waar
mee züzich kleedt. Op avond-partijen ver
schijnt zij meestal in 't wit. Omhaarhoogen,
slanken hals slingert zich soms dezelfde
paarlen-collier, waarmede de ongelukkige
Marie Antoinette zich zoo gaarne tooide.
Fabelachtig is de prijs van dit sieraad.
* *
#
Ook dit jaar, werd te Bonnelles, op St.
Hubertus-dag, de hertenjacht geopend, door
de hertogin-weduwe d'Uzès. Deze onver
schrokken sportswoman" Iaat, ondanks haar
meer dan zestigjarigen leeftijd, niet licht een
gelegenheid voorbijgaan om haar hart
op-tehalen aan het jaohtyermaak, dat, vroeger
uitsluitend behoorend tot de ontspanningen
der groote heeren Hanzen" zou Kegge
zeggen steeds meer een liefhebberij wordt
voor groote dames. De bejaarde hertogin, die
zich kleedt als een vrouwtje van dertig jaar
is een zuster van den hertog de Luynes, een
der' oudste en aanzienlijkste geslachten van
Frankrijk. De jageres, vergezeld van haar
ouden vriend, den narkies de Chanbray en de
gravin de Puységuer, was verrukt zooveel
oude kennissen op het jachtterrein terug te
zien, waaronder de bijna negentig jarige
vicornte de la Besge en graaf Boni de
Castellane, die met zijn vrouw tegelijkertijd een
Amerikaansch fortuin trouwde.
Zwierig, woelig en cosmopolitisch zijn in
den jachttijd de domeinen van den hertog
de Chartres. Daar vuren de beste geweren;
de koning van Portugal, de koning van Grie
kenland, prins Waldemar van Denemarken,
de drie Russische groot-hertogen Cyrll,
Wladimir en Boris, de meesten vergezeld van
hun echtgenooten en hofdames. In
laPommeraye" spreken de gasten uitsluitend
Fransch, maar, wanneer laat in den namid
dag, in de thall van het kasteel van den
hertog de Chartres, de gasten zich groepeeren
om de gezellig verlichte theetafeltjes, dan
draagt die verzameling Fransch-sprekende
lieden toch een eigenaardige», Engelschen
stempel.
* *
Met veel talent, met lofwaardige volhar
ding stelt onze dramaturg Herman Heijer
mans zich tot taak, wondeplekken en mis
standen te vertoonen in den grooten kring ,
der kleine luiden. Zijn rasgenoot, de
Engelschman Alfred Sutro, laat als Heijermans
weerklinken zijn stem van boetpiediker.
Beider stemmen trillen van verontwaardiging;
uit hun woorden laaien de dreigende vlam
men hunner verbolgenheid. Alfred Sutro
keert zijn toorn tegen de aanzienlijke krin
gen. Hij richt zich tot de Staart Set". In zijn
tooneelwerk De muren van Jericho", op het
oogenblik het succes-stuk in het Garrick
theater te Londen, laat hu door het bazuin
geschal van zijn grieven, aanklachten en
beschuldigingen de muren storten, door de
Upper Ten" getrokken, om hun nzedelijken
handel en wandel. Om de verdorven atmos
feer te zuiveren, koos Alfred Sutro
denselfmade man, den ruwsn diamant Frobisher,
die door zijn fortuin toegang gekregen had,
tot die deftige, angstig gesloten kringen, er
een vrouw kiest en al spoedig walgt van
alles, wat hij om zich heen ziet gebeuren.
Jack Frobisher verlaat vroUw en kind, om
alleen terug-te-keeren naar Queensland, zeg
gend dat hij daar de komst zal afwachten
van zijn echtgenoote en zijn zoontje, wanneer
zij geneigd mocht zijn, met hem in Queens
land te leven onder eenvoudige menschen,
luisterend naar de stem van eer en geweten.
Vóór zijn vertrek zegt Jack : Ik heb genoeg
van je vriendinnen, van die slechte,
geslachtslooze vrouwen, die niets anders doen dan
flirten en dobbelen; van die kinderlooze
vrouwen, die zich den tijd niet willen gun
nen, om een kind ter wereld te brengen. Ik
heb genoeg van haar hersenloos,
zedekwetsend gebabbel; van haar, die met al het goede
den spot drijven, die aan elk woord een
dubbelzinnige beteekenis hechten. Ik heb
genoeg van het bestaan dat men hier- leidt,
buiten, zoowel als in de stad, waar alle man
nen verliefd zijn op de vrouwen van anderen."
Arthur Bourchier, directeur van het Gar
rick theater, geeft een indrukwekkende ver
tolking van den man, die de muren van
bedr»g en huichelarij rammeit. De toeschou
wers luisteren met diepen ernst naar de
vermanende woorden van den Engelschen
dramaturg Alfred Sutro, in wien de welspre
kendheid en verontwaardiging gevonden
worden van een Emile Augier en een
Dumas flls. CAPRICE.
* *
#
Salade van roode kool. Snijd een roode kool
van middelbare grootte zonder den stronk.
Kook ze in water af, gedurende tien minu
ten. Giet ze af. Doe er 30 gram zout op.
Werk dit er door. Laat de kool zoo een paar
uren staan op een vergiet. Wring ze dan uit
met de handen. Maak de kool daarna aan
met M dL. olie, l dL. azijn, een weinig peper
en een paar fijn gesnipperde preien. Laat ze
dan nog een paar uur s(aan, vóór de salade
te gebruiken.
Bieten salade. Kook n biet, middelbare
grootte, goed gaar. Schil ze en snijd debiet
in dunne schijfjes. Voeg er aan toe een fijn
gesnipperde ui of prei. Vermeng onder de
massa een weinig witte peper, een theele
peltje zout, twee eetlepels olie en twee lepels
azijn. Roode kool en bieten salade vervangen
in den winter de bladsalade.