Historisch Archief 1877-1940
. 1432
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
MEUBELEN EN METAALWERK
van G. W. DYSSELHOF, TH. NIEUTWENHUIS en C..-A.. LION CACHET
bij de Firma Van TVisselmgh. te .A.msterdam.
II. (Slot).
We zeiden reeds hoe opvallend het
is, dat Dysselhofi Nieuwejihuis eii ,
Cachet, die* dikwerf in n adem ge- '
noemd worden, veel samenwerken, toch
ieder in hun werk hun persoonlijk ka
rakter, bewaard hebben, Dysselhof, die
ons jaren geleden verblijdde met zijn
heerlqke aquarium-visioenen, waartoe
hjj thans weder, zij het dan ook op
eenigsziju» Andere wjjze!,{(bn revient toujours
.«e» jremiers Amonrs) is teruggekeerd,
netelf. - zich in'* die tusschenperiode
zéar lingen tijd bezig gehouden met
8tut}i$i)^ die het hoe en het waarom >
vaiueen meubel ten grondslag hadden.
Uftgaaade van het gebruik, werd
tn} «(b 'ptoel de hoogte der pooten,'de
diepfe, «rootte en ronding der zitting,
de - bïiiguig en stand van den .rug
zakeen, tas het voornaamste belang,
waarbil Jzïch aansloot eene vergelij
king mei neubelen uit voorafgaande
kun«tti(idperken, waarvan de vorm
dóór vel» «spuwen stand gehouden had
«n als jspodanig reeds een aanbeveling
-was Vöpr de goede bruikbaarheid,
afgescheiden van het meer of minder
smaakvolle aterlijk, waarin die vorm
Tervat was; .
Deze rtertt nauwgezette opvatting
zijner taak is waarschijnlijk oorzaak
dat hij . betrekkelijk weinig liet zien,
daar zijn proeven, die wij meestal als
zeer geslaagd beschouwen, door hem
zelf nog dikwijl* als studiemateriaal
geacht wof$én; toch zijn hier tal van
zaken, waaruit niet alleen spreekt het
goede en' ware, maar waar ook de
man van smaak,'de ornamentist aan *
het woord kVam, die het resultaat van
4en denker verhief tot een voorwerp
vajj schoonheid.
We wijzen slechts even op zijn door
mevr. Dysselhof mede met naaldwerk
versierd driebladig kamerschermpje, op
zijn met een gesneden lijst van
varen"mötieven bekroond buffet, op een stoeltje
met geborduurden rug; waarnaast een
laag eenarmig borduurstoeltje in eiken
tout met lederen rug en, zitting weer
ien duidelijkste zijn zoeken naar den
meest juisten, meest geëigenden vorm
verraadt.
dlillmnMiimiiiHilliUHfimmmiiimiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiimmi
Nieuwenhuis, wiens zoeken wellicht
nauw verwant aan dat van Dysselhof
is, vond in toepassing van verschillende
houtsoorten naast elkaar, in snij- en
inlegwerk gereede aanleiding zijn meu'
beien een zeer persoonlijk karakter te
verleenen, dat, zoo wij in vergelijking
zouden treden, aan Indisch werk herin
nert. Niet dat hier van eenige imitatie,
zelfs van verre navolging sprake is, maar
de totaal-indruk geeft eenzelfde bekoring.
de opengewerkte bladmotieven, als van
het draaibare ezeltje, de gesneden randjes
van kast of kamerscherm of voetbankje,
IIIIIIIIIIII1IMHIIUIMI
de Boer t
IIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllimUlllllllllllltllllll
Door bet heengaan van de Bock is de
kleine groep der neg levende schilders, die
rechtstreeks tot de Haagsche school gerekend
kunnen worden, weder met een verminderd.
Want ofschoon hy slechts 53 jaar oud was
?«n eerst op vrjj laten leeftijd met schilderen
begon, behoorde hjj door zy'n kunst tot een
generatie, die nu reeds vrij algemeen al 8 een
vroegere" wordt aangeduid.
gvToea de Bock zy'n betrekking bij de spoor
wegen er aan gegeven had om zich geheel
.aan de kunst te wijden, ontwikkelden zijn
talent en zyn succes zich even snel.
pf Hoewel er by analyse van zijn werk
eigen: schappen voor den dag komen, die zijn beide
leermeesters van Borselen en Weissenbruch
in sterke mate bezaten hoewel hij aan
-den eersten de smaakvolle compositie van
zyn landschappen, aan den laatsten de breed
heid zijner plannen voor een deel te danken
.' kan hebben meer dan deze beiden hebben
de sterkere machten die van een Jaap en
Willem Maris, zoomede van de
Barbizouschilders uitgingen, de richting van zijn kunst
bepaald.
Toch is hy, bij de groote bewondering,
die hy voor zijn tydgenooten had, nimmer
iemands navolger geworden, Integendeel, hij
maakte zich hun deugden slechts eigen om
er mee te sieren, hetgeen zy'n sterke oor
spronkelijkheid en onverflauwbaar schilders
temperament tot stand brachten.
De Bock's werk is in t>vee perioden te
verdeelen. De eerste, de meer zuiver
Hollandsche, toont een sobere compositie, een
stetnmigen gryzen of bruinen toon, werk
van een diep, innerlijk karakter.
Na zyn verblijf iu Frankrijk verandert zijn
kunst geheel. Er komt meer blankheid en
blijheid in zijn kleuren, de teekening wordt
losser en ongedwongener, van een
on-Hollandsche elegance maar de weelde van
zij zijn als de drakenmaskers en het
lofwerk van een Hindoeversiering. Reeds
door het gebruik van prachtig hout, het
fraaie cocospalm, tegen ebben, en hier
en daar met ivoor ingelegd, maakt het
werk van Nieuwenhuis een zeer voor
namen indruk, waarbij dan, zijn meestal
florale versieringsmotieven door kleine
lichttintelingen der insnijding, door het
even-spreken en regelmatig terugkeeren
der inlegstukjes er <eea i bijzondere rijk
dom aan geven. Van hem zijn hier tal
van voorbeelden, die zuiver zijn werk
typeeren: een boekenkast, buffet, dres
soir, tafel, stoelen met gebatikte zittin
gen, kamerscherm van goudleer met ge
sneden ebbenhouten lijst, die allen
datzelfde gedistingeerde voorkomen heb
ben, die goed zijn, degelijk van materiaal,
aangenaam van verhouding en bewer
king, (dit laatste waarschijnlijk, omdat
zij missen de tegenwoordig zoo gebrui
kelijke scherpe en harde kanten), en
bekoorlijk door de toegevoegde versiering.
Van Lion Cachet, den dritten imBunde,
zijn hier naast zijn reeds lang bekende
ezeltjes met den lierevogel voor de
Rembrandt-uitgave een aantal meubelen,
HiiiiimiiiiiimiiiiiiMHHimmiiiMMimt iiiniiiliii
llllllllmllllllllllllllllllllllll
kleuren en vormen verdwijnen het dichter
lijke en comtemplatieve dat zyn vroegeren
arbeid bezat.
't Is door zy'n werk uit de latere periode
dat de Bock zijn groote bekendheid heeft
gekregen. Talloos vele zijn zijne schilderyen
en teekeningen, dank zij een gemakkelijke
werkwijze, een onafgebroken lust tot arbei
den twee dingen, die ook hun
schaduwzy'de hebben. Niettegenstaande de Bock aldoor
buiten is blijven studeeren, draagt zijn later
werk daarvan de sporen niet meer. 't Is of
de stem der natuur niet meer tot hem sprak
en geen nieuwe aandoeningen vermocht te
wekken.
Veel van zijn latere schilderijen en teeke
ningen zijn gebaseerd op de vastheid van
zijn palet of de nimmer falende charme van
van zyn lijn. Maar ook al had de Bock
alleen de uiterlyke schoonheid van een land
schap te vertolken, ook dan nog boeide zyn
werk door het volle, gedragene van zijn kleur,
de nooit verflauwende lenigheid van zijn
teekening; altijd deed het den schilder feu
sang kennen, in wien een te geforceerde
productie nooit de echte schildersdeugden
heeft kunnen dooden of verzwakken.
En denkt men zich de herinneringen aan
het beste wat hij gaf, bijeen, ja, dan is de
kunst van de Bock een frissche, kloeke ver-'
schijning geweest in het mooiste tijdperk,
waarop Holland sinds de zeventiende eeuw
bogen kan. J. W. N.
C. Dyserinct t
De felle dood heeft deze week wederom
aan Amsterdam een zijner burgers van
beteekenis ontnomen, den heer C. Dyserinck.
IIIIIIIIIIIIIIHIIIMIIIIHHIIII1IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIII
Te Haarlem geboren en daar opgeleid, heeft
hij zijne kennis in dienst gesteld tot heil
v,an Amsterdam, waar hij zich gevestigd en
gedurende de beste jaren van zijn leven, tot
aan zijn dood gewoond heeft.
In vele commissies heeft hij er zitting en
vooraanzitting gehad, en veel goeds en nut
tigs tot stand gebracht.
Na een verblijf aan de Gewerbeschule te
Barmen (1863?1864), aan de fabriek van
metaalwaren van J. F. Scholte te Amsterdam
en eenige studiereizen in het buitenland,
heeft Dyserinck in 1867 als zelfstandig man
in vereeniging met L. Becht opgericht de in
Amsterdam en elders zoo gunstig bekend
geworden fabriek van metaalwerken van
Becht en Dyserinck. Omdat hij zich geheel
wilde wijden aan het openbare leven, trok
Dyserinck zich in 1879 uit de firma terug, die
hij tot bloei had helpen brengen. Toen heeft
hij zoowel door woord en daad veel gedaan
ter bevordering en verbetering van het
ambachtsonderwijs. Jaren lang maakte hij deel
uit van de De Maatschappy voor den wer
kenden stand", en maakte zich bij dezeo.m.
verdienstelijk door de oprichting der kost
huizen". Aan hem is het voornamelijk te
danken, dat deze maatschappij het bekende
gebouw op den Kloveniersburgwal kon stich
ten. Hij heeft krachtig meegewerkt tot het
in het leven roepen van de centrale arbeids
beurs de voedingstentoonstelling, de expo
sitie voor middelen ter voorkoming van on
gelukken in fabrieken, en jaren lang deel
uitgemaakt van het bestuur der vereeniging:
Kweekskhool voor machinisten. Wat hij ge
weest is voor de Vereeniging tot bevorde
ring van fabrieks- en handwerksnijverheid"
en voor tal van andere vereenigingen, zullen
velen zich nog herinneren.
Den 7den December 1884 werd Dyserinck
gekozen tot lid van den Gemeenteraad. Hij
werd er gerangschikt onder de liberale leden.
In 1891 en 1897 werd hij in die hoedanig
heid herkozen. Hoewel korten tyd is C.
Dyserinck ook Wethouder van financiën geweest,
van 8 Oct. 1889 tot 1891. In 1891 stelde hy
zich om redenen van gezondheid niet meer
herkiesbaar, en nam in 1899 ook ontslag uit
den Baad. Bij zyn aftreden als Wethouder
hebben Burgemeester en Wethouders, als
waardeerende vrienden van Amsterdam hem
een toepasselyk en kostbaar geschenk aan
geboden.
f jDen 7den Oktober van dat jaar zijn de
verdiensten van C. Dyserinck door de regee
ring openlijk erkend. Zij benoemde hem tot
Bidder in de orde van den Nederlandschen
Leeuw. Hij is 59 jaar oud geworden.
J. H. B.
Van een rüfc leven.
Nicolaas Beet», door P. D. CHANTEPIE DE
LA SADSSAYE. Haarlem, de Erven F.
Bohn, 1904.
Dit boek van den Leidschen hoogleeraar
behoeft de aankondiging niet om de aandacht
te trekken, te worden gelezen en gewaardeerd,
nochtans is het een plicht der dankbaarheid
die wijzen op een geheel andere zijde
van zijn oorspronkelijke gaven. Een
klein zeshoekig tafeltje met gedraaide
pootjes, een van constructie zeldzaam
fraai en vernuftige eikenhouten
uittrektafel, een kleinere ebbenhouten
/ tafel met gedraaide pooten en gesneden
heraldieke voorstellingen en niet het
minst een ebbenhouten dressoir, zij
allen dragen, als we het noemen
moesten, een meer Hollandsen karakter.
Minder dan bij zijn eerste werk treedt
hier de decorateur op den voorgrond,
de versiering volgt telkens zoo geheel
van zelf; bij de gedraaide pooten,
door overlangsche groefjes en een
gesneden bovengedeelte, bij
eindigingsvormen door een klein diermotiefje,
of zittende figuurtjes zooals men die
aan een Gotisch meubel wel ziet, en
bovendien door bijzonder mooie
profieleering waarmede men op zichzelf
reeds ontzaglijk veel bereiken kan.
Helaas de beschikbare ruimte belet
mij nader in het bijzondor de finesses
.vau ieder meubel na te gaan, te
wijzen op de schoonheid van elk
onderdeel, op het monumentale van
ieder voorwerp als geheel.
We mogen echter deze korte toe
lichting niet eindigen zonder even den
metaal arbeid van Nieuwenhuis in
zijn reeds bekende klokjes van tombak
met groen agaat verlevendigd, zijn
lamp in uitgezaagd koper, zijn inktstel
en zijn meubel versieringen te ver
melden; deae toch dragen evenals
kzija meubelen, evenals die van Lion
Cachet en Dysselhoff, de kenmerken,
van een] zeer wel overwogen zoe
ken naar juiste vormen, maar die zich
niet alleen uiten in constructieve so
berheid, doch daaraan paren een rijkdom
van versiering, waardoor ze, naast waar
en goed, ook waarlijk schoon genoemd
kunnen worden.
R. W. P. Jr.
IIIIIIMIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlMlllllllllllllltmill
iets van den indruk te vertolken, dien de
lezing heeft gewekt en nagelaten. De biografie
behoort tot die letterkundige voortbrengselen,
welke den schrijver hooge eischen stellen:
ernstige studie en langdurige voorbereiding;
een zich inleven en indenken in al het
geestesbewegen van den mensch, dien men voor 't
nageslacht.schilderen gaat; warme sympathie,
die toch het scherpe oordeel niet afstompt;
groote kennis van den tijd en zijne stroomingen,
te midden waarvan de biografie zich zal
moeten bewegen; eene manier van schry ven,
die door schoonheid van stijl, opgewektheid
van voorstelling, pittigheid van woordenkeus
het doode levend maakt, het voorbijgegane
terugroept en een geheel vormt, dat, zonder
overlading, in aangenaam evenwicht tusschen
te veel en te weinig, een kunstwerk vormt,
om zich-zelf en om de behandelde stof van
gelijke waardij. Er zijn nog andere voorwaar
den op te sommen; het is slechts billijk te
erkennen, dat de la Saussaye aan de genoemde
heeft voldaan.
Er was veel wat hem den niet gemakke
lijker! weg eifende. In de laatste jaren hebben
zijne studiën zich gericht op de geestelijke
stroomingen van de laatste vijftig jaar ten
onzent, en de man van de geschiedenis der
godsdiensten, van wijsbegeerte en ethiek sprak
ons over het hedendaagsch katholicisme en
over de theosofie, over Allard Pierson en
over Potgieter. Tusschen zijne gansche geestes
richting en die van Beets is groote gelijkheid,
zij zijn kinderen van uen huize, en de vriend
schap tusschen Beets en des schrijvers vader
heeft natuurlijk op den zoon invloed geoefend.
Dat juist hy de biografie zou schrijven, was
de wensch van den doode en van diens gezin,
en de familieleden hebben hem heel wat
materiaal aangeboden. Dankbaar voor deze
hulp en onder deze goede voorteekenen heeft
de schrijver zynen arbeid aangevangen en
thans gelukkig voltooid. Wie hem kennen
en dus werk verwachtten eerste qualiteit,
zullen zich niet teleurgesteld voelen.
In zulk nauwkeurig nasporen" zegt de la
Saussaye, naar aanleiding van Beets' levens
beschrijving van Van der Palm, ligt het
beste huldebetoon", (blz. 531 en hijzelf heeft
al aanstonds den vereerden man zijne hulde
gebracht door alles te verzamelen, wat hem
bij de teekening van diens beeld maar mocht
te stade komen. Gedrukt of geschreven er
is hem weinig ontgaan en in des dichters
eigen werken is hij volmaakt thuis. Boeping
om jacht te maken op anecdotes heeft hij
niet gevoeld, (blz. 267) maar met gemakkelijke
beheersching van zy'ne stof heeft hy' ons
wezenly'k gebracht tot juister kennen, beter
begrijpen en, zoo 't noodig mocht zy'n, op
rechter waardeeren. Zal ik omtrent het
bywerk mijne bedenkingen in 't midden brengen,
de hoofdzaak (en dit is by zulk eene taak
geen geringe lof!) is hem gelukt: hij heeft
ons dit rijke leven doen zien in zijn eenheid,
in zijn zich-zelf-gelijk bly'ven. Eenheid en ge
leidelijke ontwikkeling met natuurlijke ont
plooiing zoowel tusschen den jongeling in
zy'n zwarten tyd", den predikant te Heem
stede en te Utrecht, den hoogleeraar van
't Sticht, als ook tusschen den schrijver
van de Camera, den dichter, den taaiken
ner en den Evangeliedienaar. Zeker, dit