Historisch Archief 1877-1940
D E A M S T E E D A M ME B WE E K B L AD Y O O B N E D E B L A N D.
Na.-1433'
en ook technisch is zgn teekening solide,
sober .en zeer bezienswaard.
Deze'. paar teekeningen, mét .de groote
aquarel vso Arntzenius, in wiens werk een
stijging en meerdere kordaatheid zijn waar te
nemen, vormen het; goede deel van deze
expositie. De Breitner is nog zwakker dan die
we by het eerste deel zagen. Ook hier vindt
ge nog wel mooie dingen in de staan-gebleven
aangrenzende maren der weggebroken huizen,
met de flarden behangsel, de gapende
balkgaten, bochtige trap-lijnen en doorgerookte
schoorsteenplekken, maar de geheele voor
grond met het houterige paardje en de man
netjes is klein werk; hierin is niets meer van
de hautaine onverschilligheid, van het onaf
hankelijke, soms barre van den vroegeren
Breitner.
i Ook Veth's portret Meisje uit het
Spreel' wald" is minder dan zijn Schippergknècht."
Als z\jn hand even ontsnapt aan de controle
van zijn veel omvattende kennis en groote
ondervinding, begaat zij ongerechtigheden,
die een schilder van eenigen natuurlijken
t - aanleg * bijna niet ken begaan. Hoe is 't
* mogelijk om tegen iets zoo materieloos als
"!' deze kop, die muts en halsdoek, een
achter^ grond van deze zwaarte en stevigte te zetten!
^ Het kerkinierieur van Rich. Bisschop is,
zooals meestal een verzorging en liefkozing,
??} van stille, deftige kleuren; waar je tevergeefs
«s' ? een krachtige» zet, een punt van houvast in
£f, ' zoekt. Toch boeit zoo'n teekening te midden
~_ ' van veel ordinair werk.
*<-"* Het buurtje van Willy Sluyter is heel
zniver gehouden, met zijn brillante
najaarsv kleuren.
Het stadsgezicht van Hobbe Smith is een
£ flinke vlotte schets, maar ook niet meer
*? dan dat.
x In de aquarel van Sterre de Jong, een
, " ietwat geïdealiseerde sprokkelaarster, zijn wel
fijne kwaliteiten te ontdekken; zoo .ook in
het poëtische Corotachtige land «mapje van
Windt.
_» . Verder viel mij op een goed doorwerkte
monnikenfiguur van v. d. Heuvel en een
schets van Jan Sluijters Mathilde", die het
losse in de houding van de ziltende dame
knap weergeef-.
Als Polvliet het er wat minder op toelegde
te imponeercn, zou zijn werk imposanter
zijn. Monnickendim toont hier dat het
landschapschilderen niet in zijn lijn ligt dat hij
als fignur-childer aanmerkelijk hoogt-r staat.
In deze korte beschouwing is al het op
merkelijke over deze supplement-tentoon
stelling saam te vatten.
^^^^^^ J. W. N.
Een Ditnw Ir ikleen Drncïer i/b Rüfo-Mnseni.
i: Ik mag niet nalaten even de belangstelling
op te roepen voor eennieuwe reeks schilde
rijen aan de collectie in het Eijks-Museum
. toegevoegd, overtuigd daarmee een verras
sende boodschap aan het publiek over te
: brengen, 't Is wederom een bruikleen van
den heer Drucker, die verleden jaar zijn
verzameling Mauves afstond. De serie bestaat
uit 21 schilderijen en 7 teekeningen van Jacob
Marisl Dan nog aquarellen van
Poggenbeek, een schilderij van Mesdag en een
aquarel van Neuhuy?. Verheugend allereerst
is deze aanwinst om de gewichtige uitbreiding
van de vertegenwoordiging der moderne
1 school. Maar bovendien vormt dit ruim aantal
Marissen, en bloc van uitgelezener gehalte dan
de Mauves, ter voortdurende aanschouwing
een gedenkteeken van het roemrijkste in de
kunstuiting van onzen tijd. Behalve een uit
zicht op de ontwikkeling van dezen geniale,
er zijn enkele zeer vroege werken als dat
1 precieuze Moe gewaakt", geven deze
schil: derijen de vele kanten van dit buitengewoon
schilders vermogen te aanschouwen, en open
baren vooral dat, wat hem tot een
overheerschend kunstenaar heeft gemaakt: de eigen
schap tot het machtig ordenen zijner visie. Wie
gaf een zoo grootsche verbeelding van de wer
kelijkheid als bij het zeestrand in den laten
; avond, met de mysterie van het
licht-verduis1 teren over een eindeloosheid van wateren, op
! ? het thema van grau w-paars, of had een ziening
van de hooge altijd hoogere lucht boven lage
zee met zijn overweldigend schouwspel van zich
opstapelende witte wolken l De zeeën, de
luch' ? ten van Jacob Maris zijn ontroerend en indruk
wekkend door den bouw, de stijl. En dan zijn
visie van steden met hun oude huizen, mét
de nevels trekkend langs de breede vlakten
van ri vierwateren, neerzijgend uit de werkende
luchten; of zijnjaagpaden, langs kronkelende
vaartjes, waar krommingen het uitzicht plotse
ling stuiten tegen zwaar aaneen proppende
boomdonkerten, het rimpelende water met
scherpe luchtschilfers, het heftige groen van
graskluiten in brokkels tusschen de duistere
kleigronden, het al in kleur ontbrand door
de felle vlamlichtende avondlucht... etc.
W. S.
Robeit Fiuin's Veispide Geschriften.l)
Van dit omvangrijke werk zijn thans negen
deelen verschenen; nog slechts n deel, en
het is voltooid, zoodat de belofte van de
uitgevers, om het geheel in hoogstens vijf
jaren te leveren, trouw vervuld wordt. Zal
dit de inteekenaren aangenaam stemmen,
niet minder erkentelijk zullen zij het drietal
geleerden zijn, die de taak op zich namen
om de verspreide geschriften van Fruin het
licht te doen zien, met aan teekeningen zoo
wel van hen als van Fruin zelven, al zijn
het in hoofdzaak de noten van deze, welke
den tekst toelichten.
Stellig zijn wij overtuigd" zoo schreef
de redactie bij de voorrede in Februari 1900,
dat Fruin zelf by een herdruk zijner
opstellen veel verder zou zijn gegaan ;dan
wij dit zullen doen), dat hij dikwijls geheele
bladzijden zou hebben omgewerkt. Maar
tegenover zijn werk, stonden wij anders dan
hij. Als redacteurs van het werk van onzen
vereerden meester meenden wij ons er toe
te moeten bepalen daarbij op te nemen het
geen hij, naar onze meening, zelf voor opne
ming zou hebben aangegeven. Maar overigens
schroomden wij, zonder bepaalde noodzake
lijkheid, aan dit werk te raken. Zoo is en
bly'ft dus deze uitgave geheel alleen Fruin's
eigen, onvervalscht werk; zijn werk, dat zijn
naam zal doen leven zoolang de
Nederlandsche natie bestaan zal zijn werk, dat,
keurig en degelijk niet alleen, maar ook veel
ryker dan iemand vermoed had, het eenige
monument zal zijn, dat deze geleerde, groot
ook door zijn bescheiden eenvoud, voor zich
gesticht en voor zich gewenscht heelt."
Wanneer wij ons nu herinneren, hoe ?
nog zoo lang niet geleden vele lezers van
de Gids bijzonder gretig waren naar elke
elke nieuwe aflevering, die een artikel van
professor Fruin bevatte, zoo werpt £de
voorloopige lijst van inteekenaren", welke de
uitgevers dezer dagen aan het voorlaatste
deel toevoegden, een eigenaardig licht op de
belangstelling in Fruin's arbeid, 't Is waar,
die ly'st is nog slechts voorloopig, en een
der Leidsche boekhandelaren schijnt hard
nekkig te hebben geweigerd zijneinteekenaren
te noemen; vermoedelijk zullen echter die
twee omstandigheden van weinig invloed
wezen op de definitieve lijst.
In de meeste Indische boekentrommels
veelal zoo» rijkelijk voorzien van
^ederlandsche lectuur zullen vermoedelijk de
verspreide geschriften" ontbreken, want onze
Oost-Indische bezittingen tellen nauwelijks
een dertigtal inteekenaren ; ook Hollandsche
leesgezelschappen schijnen niet bizonder ge
steld te wezen op dit standaard werk; 't is
misschien te verklaren. Wel opvallend is het
dat slechts twee of drie bibliotheken van
Regimenten of korpsen der Landmacht dit
werk opnamen; in die der Koninklijke Militaire
Academie wordt het waarschijnlijk gemist.
Eindhoven met 5000, Oosterhout met 11000
inwoners, het geheele eiland Texel om
maar enkele plaatsen te noemen tellen geen
enkelen inteekenaar. In Almeloo met ruim
K 000 en te Vlissingen met bijna 20000 zielen
werd slechts n belanghebbende gevonden, en
in beide plaatsen nog slechts een
niet-particuliere boekerij; te Kampon met 20000 inwoners,
dat een Theologische school, een H. B. S., een
gymnasium en een opleidingsschool voor
officieren rijk is, werd n exemplaar zegge
n geplaatst, en dan nog by' een parti
culier, de eenige Kampenaar alzoo, die zich
de weelde wil veroorlooven om (gedurende
vijfjaren) voor nog geen veertien cent per week
in het bezit te komen van Fruins's werken.
In onze villa-dorpen is het niet veel anders
gesteld. Hilversum heeft twee inteekenaren,
dit is juist n per tienduizend inwoners;
Baarn dankt het aan een onderwijzer die
op historisch terrein geen onbekende is
dit zijn 7000 zielen althans op n ex. in
hunne gemeente kunnen wijzen, Zeist en
Bussum ieder met nog grootere bevolkin ^
schitteren door afwezight id. In het buitenland
bleek de belangstelling grooter en zoo zien
wij ex. geplaatst in het Peabodiy Institute te
Baltimore, de Köngl. Oefl'entliche Blbliothek
te Dresden, de Commerz-bibliothek te Ham
burg, de TJniversiteits-bibliotheek teLtipzig,
het Britsch Museum, de boekerij te Straatburg,
de Library of Congress te Washington, nog
gezwegen van de Belgische openbare
boekverzamelingen en de betrekkelijk vele
partilieren buitenslands. Trouwens Amsterdam,
's Gravenhage, Leiden, Rotterdam en Utrecht
, maken veel goei en de Arrondissements
bibliotheken, der onderwijzers ontbreken ook
niet op de lijst.
Wordt de behoefte om een standaardwerk
in _ eigendom te bezitten bij duizenden ont
wikkelden in den lande zoo weinig gevoeld;
of mangelt het den meesten bij overvloed
van periodieke lectuur en overstrooming van
allerlei sensationeele detective-verhaaltjes
aan tijd en gelegenheid om nu en dan te
lezen, ofwel te herlezen een opstel van Fruin?
Aan afkeer van eenzijdige opvatting of vreeze
voor politieke partijbesmetting kan hier aller
minst worden gedacht, want eerlijker en
objectiever geschiedenis-beschouwing dan
van dezen Ltidschen hoogleeraar kan be
zwaarlijk worden gevonden; beter hollandsch
wordt slechts zelden geschreven, pittiger
beschouwingen zijn moeilijk aan te wijzen.
Hier in 't breede de groote verdiensten
van Fruin als historicus aan te geven, ligt
buiten het bestek; evenzeer hier de inhouds
opgaven af te schrijven of te verwerken in
enkele leesbare zinnetjes. Trouwens de stof
is daartoe te rijk, want veel en velerlei is
het waarvoor deze geleerde heeft geschreven,
zich daarbij in hoofdzaak bepalende tot den
dan toch nog altijd kleinen kring onzer
vaderlandsche historie. En dat deed hij niet als
de anatoom, die alleen vraagt naar de samen
stelling en inrichting van het ziellooze 'ichaam,
die oor noch oog heeft voor het groote leven
om hen heen; daarbij plaatste hij zich niet
op het redenaarsgestoelte van den
procureurgeneraal, die zich een fijn menschenkenner
geloovende met voorliefde een topic of the
day behandelt, wijl ze hem gelegenheid geeft
voor zijn publiek een roman in elkaar te
zetten, een roman, zooals hij die uit de
stukken heeft gedisteleerd; neen, Fruin
was de hoogst consciensieuse rechter van
instructie, die binnen de wanden van zijn
studeerkamer de getuigen een voor een
hoort niet alleen, maar ze tracht te doorgron
den tot in het diepst van het gemoed. Voor
hem is het niet alleen de vraag wat den
beklaagde tot eenige daad heeft gedreven,
maar ook welke de beweegredenen van zijn
beschuldigers en hunne getuigen kunnen
wezen; hij vergelijkt hun vroeger doen en
laten met hunne handelingen voor en na
het feit; hij peilt hun haat en hij toetst hun
liefde, geen detail is hem te gering, geen
onderzoek te veelomvattend. Vóór alles wil
hij waar zijn, en een eerlijk rechter van in
structie, bewust van de hoogheid zijner ambts
plicht, geen schepen die vonnis velt. De
geschiedenis, wordt dikwerf gezegd" ? 700
schreef hij in '59 spant het wereldgericht.
De geschiedenis, misschien, maar welk ge
schiedschrijver durft zich aanmatigen in haar
naam vonnis te vellen?"
Is het wonder, dat hij in het volgende
jaar tot onderwerp van zijn inaugureele rede
als hoogleeraar de onpartijdigheid van den
geschiedschrijver" koos, hij die bij zijne be
schouwingen over Nuyen's Geschiedenis der
Nederlandsche 'beroerten" schreef. Want
voordeel kunnen wij altijd trekken uit de
voorstellingen en redeneeringen van onze
tegenpartij. Met den besten wil der wereld
om een zaak van alle zijden te bezien, zien
wij toch doorgaans slechts enkele zijden
nauwkeurig. De zijde die van ons is afgekeerd,
zien wij het best in den spiegel, dien onze
tegenstanders ons voorhouden."
Dat hij onbewust nu en dan een voorliefde
had hoe diep griefde het hem toen Knoop
de schuld van Willem III aan den slag van
St. Denis kon aantoonen, wie zal het hem
euvel duiden? Hij was Nederlander, hij was
protestant, hij was een der liberalen van '48
en nu liggen' zijn verspreide geschrif
ten vóór ons, juist zooals hij ze gaf, om te
doen zien hoe Robert Fruin wist te waardee
ren het werk van een katholiek als Nuyens,
?van een antirevolutionnair als Groen van
Prinsterer. Is de geschiedenis der Gorcumsche
martelaren eerlijker en heter geboekstaafd
dan door den protestantschen Fruin ?
Doch waartoe dit alles; is het eigenlijk
wel ooit in twijfel getrokken; en zou het
gering aantal inteekenaren in vele plaatsen
des lands waaronder er wier intellectueele
koppen nimmer zouden dulden dat ze tot de
villes mortes werden gereken misschien zy'n
toe te schrijven aan de mindere activiteit
der boekhandelaren ?
Voor velen der jongeren ajullen de ge
schriften van Fruin nog menige verrassing
blijken te bevatten, ook voor de ouderen,
die zich zoo'n geschiedenis-professor niet
anders konden voorstellen dan als een tradi
tioneel geleerde uit wiens duffe studeercel
geen leesbaar boek kan voortkomen.
Een typisch fragmentje dan tot slot.
Naar aanleiding van de uitgave der brie
ven van Marie van Reigersbercht schreef Fruin
een uitvoerig artikel in De Gids, waarin hij
ons afschrijft een briefje van Maria aan haar
Hugo, en wel juist een van die episteïtjes
welke blijkkaar met zorg zy'n opgesteld"
omdat wij waar wij die vrouw als schrijf
ster beoordeelen?ons natuurlijk niet mogen
bedienen van hare haastige brieven." Maria
dan schrijft 2):
Allerliefste!
Ik heb uwe drie brieven ontvangen, maar
liever had ik u alleen. Ik ben tot nog toe
wel te passégeweest, maar zou nu wel ziek
beginnen te worden door uw lang uitblijven,
alzoo het mij zeer verdriet en de tijd heel
lang valt. Ik weet u niets nieuws te schrij
ven, daar ik niemand heb, die mij wat thuis
brengt. ... Monsieur Deodati is hier geweest
en heeft hier een boekje gelaten om aan u
te geven; maar ik zend het u niet, opdat
het u eer doe te huis komen.... Mijn moe
der doet u zeer groeten, en bidt u, kom toch
zoo haast als het mogezyk is."
't Is Fruin zelf, die de spelling wijzigt en
een verouderd woord vervangt om het
stootende weg te nemen en het lezen ge
makkelijk temaken". Hem toch gaat hier den
indruk, welke de lezer van het briefje zal ont
vangen, boven de pureteinsche zucht om tittel
noch jota te veranderen. En zie nu verder wat
de coelibatair, de oogenschijnlijk dorre, droge
kamergeleerde, laat volgen :
Is dit briefje niet lief gedacht en gesteld ?
En hoe innemend schildert het van het
huiselijk leven van het jonggehuwde paar.
Er straalt een teerheid van gevoel in door,
een ondergeschiktheid van de vrouw aan
den man, die, in de latere brieven te zeer
gemist wordt. En hoe geestig wordt op de
lees en studielust van De Groot gezinspeeld,
die hem naar huis zal jagen, nu hij weet
dat er een nieuw boek op hem wacht."
Zou het te veel zijn gezegd, wanneer wij
beweren, dat Fruin's geschriften een stan
daardwerk vormen, niet alleen voor historici
van professie, maar voor alle Nederlanders
die nog prijs stellen op het bezit van een
goed boek? F. A. B.
1) Robert Fruin's verspreide Geschriften, met
aanteekeningen, toevoegsels en verbeteringen
uit des schrijvers nalatenschap, uitgegeven
door P. J. Blok, P. L. Muller en S. Muller
Fz. Thans zijn verschenen: deel I?IX, prijs
per deel ?3.60; geb. in half marokko ? 5.25.
Martinus Nijhoff, uitgever, 's-Gravenhage.
2) Volgens dr. Rogge, die een paar jaar
geleden de brieven van en aan Marie van
Reigersberch" opnieuw uitgaf (Leiden L. J.
Brill 1902) is dit briefje, zonder adres,
dagteekenend uit den tijd van de De Groot's
verblijf in Den Haag als advocaat-fiscaal.
J. STEYXEN, Maagdlijkheid. Amsterdam,
D. Buys Dz.; z. j.
Het deed me even aan La faule de l'abb
Mourct denken, meer nog om de punten van
verschil dan om die van overeenkomst. In
beide boeken een geestelike, in wie het alles
beheersende menselik element zijn droevig
ascetisme verslaat; maar de pastoor uit
Maagdlijkh-id overleeft zijn mens-wording
niet; hij trotseert de kruisigt-hem roepende
wereld noch keert tot zijn vorige onaantast
bare staat terug. Geen zwijmeiperiode van
liefde-roezend geluk voor hem inde
bloemenweelde van het visioen-schone Paradou
nieuw paradijs voor een nieuw mensenpaar,
dat een nieuwe wereld ging bevolken uit de
overvolheid van hun scheppings-hartstoeht.
Het bezit is voor deze martelaar geen ein
deloze extase een katastrofe daarentegen,
kort, heftig, bijna onmiddelik gevolgd door
wroeging-waanzin en vrij willig gekozen dood.
Het is niet nutteloos op het uitmuntend
ontworpene van enkele hoofdzaken uit
Maagdlijkheid te wijzen, omdat een schrijver,
die zijn stof 'n haar minder dan Steynen
overwogen zou hebben, zeer gemakkelik in
een aantal kardinale fouten vervallen kon zijn.
Uitmuntend is 't bijvoorbeeld, pastoor
Genkelinans te geven als 'n lichamelik nor
maal, gezond, geestelik wat beperkt mens;
voor een verfijnde geest immers is juist de
aanwezigheid van intellektuele krachten een
duchtig hulpmiddel tot het vinden van ver
weer tegen, misschien zelfs van listig gevormde
afvoerwegen voor, de al sterker aanstroinende
hartstocht.
Uitmuntend gedacht is 't ook, de pastoor
simpatiek te maken en wel met eenvou
dige hulpmiddelen, zonder hem tot een zo
gemakkelik te leveren halfgod op te schroe
ven hem als waarlik, niet te fanatiek, ge
lovig voor te stellen. Want de abstraktie,
waarvan de auteur ons middels zijn hoofd
figuur wil doordringen, raakt nu juist die
gevoelige plek waar ook ons medelijden huist,
treft ons daardoor 't scherpst. We scheiden
nu, na de lezing, de idee van de persoon,
voelen zuiver dat Steynen ons juist het
tragiese van een algemene toestand, niet van
het minderwaardige in 'n bepaald mens wilde
tonen. Met een pastoor als die uit Van der
Meer's Van Licht en Duisternis, met een
dominee als Marie Metz?-Koning's Geeston
uitersten, waartussen Gonkelmans staat
zou de schrijver hetzelfde experiment niet
hebben kunnen nemen zonder zijn boek te
doen mislukken. Het is natuurlik zeer goed
mogelik, dat in de werkelikheid met geheel
anders aangelegde naturen hetzelfde gebeurt
wat Steynen z'n pastoor doet doormaken,
maar de werkelikheid is geen boek, wordt
door een artiest tot boek getransponeerd.
De literaire bedoeling van Maagdlijkheid eiste
Genkelmans zo als zijn ontwerper hem gaf.
Uitmuntend is ook, dat de pastoor in de
eerste plaats ep regelrecht door zijn tempe
rament tot de katastrofe gedreven wordt; het
benijden van anderen, het verlangen naar
huiselik geluk, familieleven of 't bezit van
kinderen, het smachten naar 'n vrouw om
de vreugde der adoratie allén, om het
lieflike, tere, zachte, bekorende dat van haar
loutere aanwezigheid uitgaat dit alles
speelt geen of bijna geen rol in zijn aandoe
ningen. Hij komt wat nauwer in aanraking
met 'n vrouw dan hij vroeger gewoon was,
z'n zinnen leven op, hij begeert haar lichaam.
Niet anders dan de korte zwijmel van het
bezit verlangt hij, de sekonden-snelle stuip
trek van de paring. Dit eenvoudige,
nietsluwe, niet-verfijnde, niet-perverse, houdt de
hoofdbedoeling van het boek zo zuiver.
Uitmuntend ten slotte is de typering van
Til als 'n gewone, niet eens zo beschaafde,
mooie of bizonder aanlokkelike vrouw
hetgeen overigens in nauw verband met het
zo even gezegde staat.
Door deze goede konceptie eigenschappen
is Maagdlijkheid een zo menselik boek ge
worden. De tragedie van -een door krank
zinnige wetten tot afwijking van de wil der
natuur gedwongene. De natuur wil onze
voortplanting, wïl het, we moeten de mens
heid in stand houden, moéten; de drift is
in ons gelegd, nadrukkelik versterkt, aan
gevuurd door belofte van genot en door
tegen die natuur strijdende dogma's, voorde
tatolieke geesteliken nog wreder verscherpt,
hebben we 't ons-zelf onmogelik gemaakt
die drang vrij te volgen, op straffe van uit
werping. Het individu heeft zich met zy'n
mede-individuen tot gemeenschap gevormd,
om het individu te kunnen doodmartelen.
Het visioen van de lugubere, ontzettende
paringspoëzie is zijn marteling, bet
verwerkeliken ervan zyn dooi. Wie het lijden niet
begrijpt van een onbevredigd temperament,
verdient het te ondervinden.
Steynen heeft dit lijden literair
medegeleden ; evenals in z'n froktariërs, trilt ook
in dit tweede werk door de ernst, de haat,
de afschuw, de bittere humor van de ont
ledende en weer samenvoegende artiest, het
diepe, menselike, vergevende medevoelen van
een warm gemoed. Op 'n enkele uitbarsting
na, die overigens misschien meer op Jan dan
op Steynen z'n rekening gesteld moét worden,
blz. 299, zwak en onbillik door z'n gene
ralisatie vermijdt de schrijver 't dan ook
louter te schelden, gif te spuwen, af te breken,
persoonlijke haatjes in te voeren, waarbij de
handeling onderbroken wordt om de auteur
zelf even te laten uitrazen. Integendeel, hij
houdt zich als re^el op de achtergrond,
noteert louter de feiten, laat die voor zich
zelf spreken. En ook in z'n vijandigheden,
die tegen 't katolicisme bijvoorbeeld, blijft
hij strikt onpartijdig, geeft hij de dingen
zoals ze zijn, 't oordeel aan de lezers over
latend.
Dit zijn de nobele eigenschappen van dit
krachtige, levensware boek, evenredig aan de
literaire, waartoe ik o. a. reken vele goede
persoons-typeringen: die van de ouwelui
Barendse en van de gasten op pastoor's ver
jaardag. Die mensen leven, zijn in hun
duffe kleinte prachtig van echtheid.
'n Goed trekje is nog 't repeteren van 't
Frits-motief in de finale; was dat verzuimd,
de kompositie zou topzwaarte hebben naar
de zijde der eerste hoofdstukken. En wat de
techniek der détails betreft, er is misschien
wat oveilading, herhaling, in de onderdelen,
in 't algemeen echter is die techniek
(koncentratie, beheersing, ritme, klank, stemmings
overeenkomst tussen situatie en daarvoor
gebezigd woordmateriaal, kernraking, over
tuigende motieven) voortreffelik.
Bedenkingen heb ik voornamelik: tegen
de speech van Harfstopblz. 245?-247,
onnatuurlik nuchter en welsprekend na het vooraf
gaand delirium, en waarvan we te veel voelen
dat de man die op verzoek van de schrijver
uit z'n hoofd geleerd heeft. Steynen had hier
wat te zeggen, 'n konklusie te trekken, maar
liet 't verkeerdelik door Harfst doen. Ook:
tegen 't te slap eindigen van 't Jan
Harfstmotief; de kliniaks ontbreekt; Jan verdwijnt
uit de geschiedenis zonder literair afgerond
te zijn. Steynen had nog de laatste hand aan
'm te leggen, liet 'm te gauw los; z'n vrij
wording hadden we nog even nader
geakcentueerd willen zien,
Het geheel: 'n simpatiek boek, dat met
verlangen doet uitzien naar het tijdschrift,
ons onder redaktie van Steynen en Van der
Meer beloofd. Wie heeft opgemerkt hoe het
nieuwe boek van laatstgenoemde tot in een
persoonsnaam toe merkwaardige overeen
komst toont met Maagdlijkheid en dat,
terwijl beiden totaal onaf hankelik van elkaar
werkten moet z'n verwachting naar hun
samenwerking gespannen voelen.
Den Haag, 3Nov. '04. J. TEESTEEG.
Inhoud van Tijdschriften.
Onze Eeuw, 12e afi.: Babette, door Ignatia
Lubeley. Experimenteele evolutie, door
Hugo de Vries. Geestelijke machten (in
drukken, denkbeelden, vragen), De godsdienst
der wetenschap, door prof. dr. P. D. Chantepie
de la Saussaye. Een land van onrust, door
dr. E. B. Kielstra. ? Verzen, doorJuliusde
Boer. Prins Willem II en de historische
critiek, door dr. F. J. L. Kramer. Onze
Leestafel.
De Nieuwe Gids, Dec.: Weggezakt, door
G. v. Hulzen. Verzen van dr. H. J. Boe
ken. Verzen van Willem Kloos. Geertje,
door J. de Meester. Verzen van J.
Reinekes van Stuwe. Verzen van Karel de
Woestijn»1, Literaire Kiiiiek |(De jongen
met de blouse, door J. Hora Adema) van
Willem Kloos.
De Nieuwe Tijd, No. 12: Proletariaat en
kunst, door R. N. Roland Holst. Socialis
tische overwinningen en tekortkomingen,
door H. Boland Holst. De slavende vrouw,
door W. V. R*. Jr. ? Het internationale con
gres in de tijdschriften, door F. van der
Goes. ? Arbeidende klasse en alkoholisme,
door D. J. AVijnkoop. Hoe arm Nederland
woont, door H. Spiekman. Over economi
sche en politieke vrouwenorganisatie in
eenige Europeesche landen, door C. S.
Nogmaals het derde geslacht, door L. S. A. M.
von Romer. Antwoord aan den heer L S.
A. M. von Romer, door L. H.
De Katholieke Gids, 12e aft.: Walther Claus,
A. op de Laak. ? Tijdschriftentafel.
Baptista Mantuanus Spagnoli, De christen
Virgilius, Cameli Isebrandi. Politiek
overzicht.
Nederland, afl. XII. Proza: Virginie
Loveling, Stoombootindrukken. L. T., Zwart.
J. van Dijk, Erfgenamen. Jan van der
Moer, De goede verwachting. M. Cohen Jr.,
Sabathberoerinkje. ? Kroniek. Jhr. J. J.
de Geer van Oudegein, Prins Maurits en de
jonk v rouwe van Mechel. Poëzie: B.
Bymholt, De bladen vallen. W. F. Gouwe,
Winternacht gezicht. J. J. B. Tot duiding. ?
B. Bymholt, De golven glijden aan. ? F. D.
N., Gij weet mijn lief.?Li Content,
Levenssidder. Mr. J. P. S. Gualthérie van Weezel,
Nijmegen. W. Graadt van Roggen,
Sprookjes-princessen.
Vragen van den Dag, Dec.afl.: Prof. dr.
Friedrich Katzel, Natuurschoon. Suze
Groshans, Vrouwenarbeid by' den
gemeentelijken telefoondienst. De hoogste berg der
aarde. Eduard van Biema, Eenige gege
vens omtrent de Amsterdamsche nijverheid
onder het Fransche bewind en OD middeljjk
daarna. De bouw van het heelal en de
verdeeling der sterren in de ruimte
Biblographie. Van maand tot maand. Vruchtenteelt
in Californië, (prof. dr. Hugo de Vries). Het
karakter der Milaneezen, (Simon Boers).
Menno Simons, (prof. S. Cramer). De posi
tie en opvoeding der vrouw in Japan,
(Djinzo Naroese).
Europa, afl. 12: J. Everts Jr., Oom Willem.
Max Pember, Zohara. Otto Frommel, Aan
het Grundimeer. Cenatos, Een
boekenpraatje en boekaankondiging. Dr. E.
Populair-wetenschappelijk overzicht. Cato E.
Levie, De vorige maand.
Onze Kunst,No. 12. Tekst: A. Vermeylen,
In memoriam het Turijnache getyboefc.
Paul Lambotte, Over eenige Belgische
waterverfschilders. Kunstberichten uit
Berlijn (Het Kaiser Friedrich museum), uit
Rotterdam (Kopertentoonstelling Vincent
van Gogh). Plafcen: Het Tury'nsche
getijboek, God de Vader, troonende onder een
tent; St. Julianus en St. Martha in een schuit;
De ontschep'ng van Willem IV. H. Stagnet,
Gracht te Rotterdam, Vaart te Leiden. H.
Cassier?, Strand te Katwijk; San Marco te
Venetië. Alfr. Delaunois, Na het Lof.
V. Uytterschaut, Visschershuisje in de Panne.
A. Marcette, Vertrek der
visscherssloepen. F. van Leemputten, Aprilavond.
Het keizer Frederik museum te Berlijn.
Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen,
Jaarg. 11, No. 5: Nieuwe fragmenten van
Jacob van Maerlant's Spiegtiel Historiael, door
dr. H. G. Bellaard. Ini ialen in de vijf
tiende en zestiende eeuw. Moderne Biblio
theken III. De universiteitsbibliotheek te
Leiden, (slot). Met drie platen, door P. C.
Molhuysen. Twee bijbels met miniatuur
en naschrift, door G. Busken Huet. De
tentoonstelling van het Moderne Boek in het
Museum Plantin-Moretus te Antwerpen. Met
platen. Einm. de Bom.
Vrijzinnig verweer. Valsche Leuzen. Open
baring of Rede. Paganisten" ?
VrijzinnigIdealisme. De Medestanders". Modern
Clericalisme. Een Opwekking. Dordrecht,
J. P. Revers.
De Hollandsche Revue. No. 11. De opening
der Staten Generaal in de Ridderzaal op het
Binnenhof te 's Gravenhage op 20 September
1904. Fi-ontispiece. Wereldgeschiedenis.
Belangrijke onderwerpen. Karakterschets.
Revue der Tijdschriften. Het boek van
de maand. De Boekentafel.
Eigen Haard: La bellissime Hollande, door
L. E., I. Landsmeer en zijn eierhandel,
met af b. (Slot.) Mejuffr. M. Vos, 1824?1904,
door Jer°. de Vries, met portr. en afb.
Stilleven, naar de schilderij uit 1^70 van
Maria Vos, in het Rijksmuseum te Amster
dam. Eene Reisherinnering, door H. D.
Beek te Wolfhezen, naar een aquarel van
Maria Vos. Onderzeesche torpedobooten,
met afb. Cornelis Dyserinck, met portret
ten. Aan onze abonnés. Feuilleton.
NIEUWE UITGAVEN.
Het boek van vele geheimen, door HOEATIO W.
DRESSER, .vertaling van rnevrtmw
BRONSVELDMEIJER. Baarn, H. J. den Boer.
Mr. LAMBERTS HURRELBRINCX, De heks van
Heinsbroek. Amsterdam, Uitgevers-Mij.
Elsevier".
Rapport naar aanleiding der enquête over
de spraakgebrekkige kinderen op de lagere
scholen te 's Gravetihage. Typ. Naaml. Venn.
Drukkerij Trio".
Vademecum", practische 10 cents biblio
theek. No. 26. Onze paarden, door J. C. VAN
ALPHEN (geïllustreerd). Amsterdam, Van
Holkema & Warendorf.
TRADEMARK
NlARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars en
bfl de vertegenwoordigers
KOOPMANS «fe BRUINIER,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
Prijzen van af ? 2,50 per Flesi
Vele moeders meenen hare .zuige
lingen flink te voeden door hun reeds in de
eerste maanden onverdunde koemelk te geven,
wat de meeste kinderen evenwel, met het
oog op haar belangrijk eiwitgehalte, niet
verdragen kunnen. Wil men de voedings
waarde der verdunde koemelk verhoogen,
dan is 't beste er KUFEKE'»
Kindermeel aan toe te voegen, dat de koemelk
gemakkelijker doet verteren, omdat er in de
maag een fijnere stremming van het eiwit
door ontstaat.
Zeker en pijnloos werkt het sedert 30 jaren
erkende fly* jichte Radlaner'sche
Eksteroogenmiddel. ^W 60 pfennig p. flac. Slechts
echt met de firma: KRONEN-APOTHEKE,
Berlijn. Depot in de meeste Apoth. en Drogisten.
ECHT VICTORIAWATER.
Oberlahnstein
Fournisseurs de la Cour.
ChocolatVEEN
CHOCOLAT LE PLUS D
LICIEÜX POUR CROQÜER,
Usines a Sneek (Hollande}.