De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 11 december pagina 4

11 december 1904 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

D E A M S T E E D A M ME B WE E K B L AD Y O O B N E D E B L A N D. Na.-1433' en ook technisch is zgn teekening solide, sober .en zeer bezienswaard. Deze'. paar teekeningen, mét .de groote aquarel vso Arntzenius, in wiens werk een stijging en meerdere kordaatheid zijn waar te nemen, vormen het; goede deel van deze expositie. De Breitner is nog zwakker dan die we by het eerste deel zagen. Ook hier vindt ge nog wel mooie dingen in de staan-gebleven aangrenzende maren der weggebroken huizen, met de flarden behangsel, de gapende balkgaten, bochtige trap-lijnen en doorgerookte schoorsteenplekken, maar de geheele voor grond met het houterige paardje en de man netjes is klein werk; hierin is niets meer van de hautaine onverschilligheid, van het onaf hankelijke, soms barre van den vroegeren Breitner. i Ook Veth's portret Meisje uit het Spreel' wald" is minder dan zijn Schippergknècht." Als z\jn hand even ontsnapt aan de controle van zijn veel omvattende kennis en groote ondervinding, begaat zij ongerechtigheden, die een schilder van eenigen natuurlijken t - aanleg * bijna niet ken begaan. Hoe is 't * mogelijk om tegen iets zoo materieloos als "!' deze kop, die muts en halsdoek, een achter^ grond van deze zwaarte en stevigte te zetten! ^ Het kerkinierieur van Rich. Bisschop is, zooals meestal een verzorging en liefkozing, ??} van stille, deftige kleuren; waar je tevergeefs «s' ? een krachtige» zet, een punt van houvast in £f, ' zoekt. Toch boeit zoo'n teekening te midden ~_ ' van veel ordinair werk. *<-"* Het buurtje van Willy Sluyter is heel zniver gehouden, met zijn brillante najaarsv kleuren. Het stadsgezicht van Hobbe Smith is een £ flinke vlotte schets, maar ook niet meer *? dan dat. x In de aquarel van Sterre de Jong, een , " ietwat geïdealiseerde sprokkelaarster, zijn wel fijne kwaliteiten te ontdekken; zoo .ook in het poëtische Corotachtige land «mapje van Windt. _» . Verder viel mij op een goed doorwerkte monnikenfiguur van v. d. Heuvel en een schets van Jan Sluijters Mathilde", die het losse in de houding van de ziltende dame knap weergeef-. Als Polvliet het er wat minder op toelegde te imponeercn, zou zijn werk imposanter zijn. Monnickendim toont hier dat het landschapschilderen niet in zijn lijn ligt dat hij als fignur-childer aanmerkelijk hoogt-r staat. In deze korte beschouwing is al het op merkelijke over deze supplement-tentoon stelling saam te vatten. ^^^^^^ J. W. N. Een Ditnw Ir ikleen Drncïer i/b Rüfo-Mnseni. i: Ik mag niet nalaten even de belangstelling op te roepen voor eennieuwe reeks schilde rijen aan de collectie in het Eijks-Museum . toegevoegd, overtuigd daarmee een verras sende boodschap aan het publiek over te : brengen, 't Is wederom een bruikleen van den heer Drucker, die verleden jaar zijn verzameling Mauves afstond. De serie bestaat uit 21 schilderijen en 7 teekeningen van Jacob Marisl Dan nog aquarellen van Poggenbeek, een schilderij van Mesdag en een aquarel van Neuhuy?. Verheugend allereerst is deze aanwinst om de gewichtige uitbreiding van de vertegenwoordiging der moderne 1 school. Maar bovendien vormt dit ruim aantal Marissen, en bloc van uitgelezener gehalte dan de Mauves, ter voortdurende aanschouwing een gedenkteeken van het roemrijkste in de kunstuiting van onzen tijd. Behalve een uit zicht op de ontwikkeling van dezen geniale, er zijn enkele zeer vroege werken als dat 1 precieuze Moe gewaakt", geven deze schil: derijen de vele kanten van dit buitengewoon schilders vermogen te aanschouwen, en open baren vooral dat, wat hem tot een overheerschend kunstenaar heeft gemaakt: de eigen schap tot het machtig ordenen zijner visie. Wie gaf een zoo grootsche verbeelding van de wer kelijkheid als bij het zeestrand in den laten ; avond, met de mysterie van het licht-verduis1 teren over een eindeloosheid van wateren, op ! ? het thema van grau w-paars, of had een ziening van de hooge altijd hoogere lucht boven lage zee met zijn overweldigend schouwspel van zich opstapelende witte wolken l De zeeën, de luch' ? ten van Jacob Maris zijn ontroerend en indruk wekkend door den bouw, de stijl. En dan zijn visie van steden met hun oude huizen, mét de nevels trekkend langs de breede vlakten van ri vierwateren, neerzijgend uit de werkende luchten; of zijnjaagpaden, langs kronkelende vaartjes, waar krommingen het uitzicht plotse ling stuiten tegen zwaar aaneen proppende boomdonkerten, het rimpelende water met scherpe luchtschilfers, het heftige groen van graskluiten in brokkels tusschen de duistere kleigronden, het al in kleur ontbrand door de felle vlamlichtende avondlucht... etc. W. S. Robeit Fiuin's Veispide Geschriften.l) Van dit omvangrijke werk zijn thans negen deelen verschenen; nog slechts n deel, en het is voltooid, zoodat de belofte van de uitgevers, om het geheel in hoogstens vijf jaren te leveren, trouw vervuld wordt. Zal dit de inteekenaren aangenaam stemmen, niet minder erkentelijk zullen zij het drietal geleerden zijn, die de taak op zich namen om de verspreide geschriften van Fruin het licht te doen zien, met aan teekeningen zoo wel van hen als van Fruin zelven, al zijn het in hoofdzaak de noten van deze, welke den tekst toelichten. Stellig zijn wij overtuigd" zoo schreef de redactie bij de voorrede in Februari 1900, dat Fruin zelf by een herdruk zijner opstellen veel verder zou zijn gegaan ;dan wij dit zullen doen), dat hij dikwijls geheele bladzijden zou hebben omgewerkt. Maar tegenover zijn werk, stonden wij anders dan hij. Als redacteurs van het werk van onzen vereerden meester meenden wij ons er toe te moeten bepalen daarbij op te nemen het geen hij, naar onze meening, zelf voor opne ming zou hebben aangegeven. Maar overigens schroomden wij, zonder bepaalde noodzake lijkheid, aan dit werk te raken. Zoo is en bly'ft dus deze uitgave geheel alleen Fruin's eigen, onvervalscht werk; zijn werk, dat zijn naam zal doen leven zoolang de Nederlandsche natie bestaan zal zijn werk, dat, keurig en degelijk niet alleen, maar ook veel ryker dan iemand vermoed had, het eenige monument zal zijn, dat deze geleerde, groot ook door zijn bescheiden eenvoud, voor zich gesticht en voor zich gewenscht heelt." Wanneer wij ons nu herinneren, hoe ? nog zoo lang niet geleden vele lezers van de Gids bijzonder gretig waren naar elke elke nieuwe aflevering, die een artikel van professor Fruin bevatte, zoo werpt £de voorloopige lijst van inteekenaren", welke de uitgevers dezer dagen aan het voorlaatste deel toevoegden, een eigenaardig licht op de belangstelling in Fruin's arbeid, 't Is waar, die ly'st is nog slechts voorloopig, en een der Leidsche boekhandelaren schijnt hard nekkig te hebben geweigerd zijneinteekenaren te noemen; vermoedelijk zullen echter die twee omstandigheden van weinig invloed wezen op de definitieve lijst. In de meeste Indische boekentrommels veelal zoo» rijkelijk voorzien van ^ederlandsche lectuur zullen vermoedelijk de verspreide geschriften" ontbreken, want onze Oost-Indische bezittingen tellen nauwelijks een dertigtal inteekenaren ; ook Hollandsche leesgezelschappen schijnen niet bizonder ge steld te wezen op dit standaard werk; 't is misschien te verklaren. Wel opvallend is het dat slechts twee of drie bibliotheken van Regimenten of korpsen der Landmacht dit werk opnamen; in die der Koninklijke Militaire Academie wordt het waarschijnlijk gemist. Eindhoven met 5000, Oosterhout met 11000 inwoners, het geheele eiland Texel om maar enkele plaatsen te noemen tellen geen enkelen inteekenaar. In Almeloo met ruim K 000 en te Vlissingen met bijna 20000 zielen werd slechts n belanghebbende gevonden, en in beide plaatsen nog slechts een niet-particuliere boekerij; te Kampon met 20000 inwoners, dat een Theologische school, een H. B. S., een gymnasium en een opleidingsschool voor officieren rijk is, werd n exemplaar zegge n geplaatst, en dan nog by' een parti culier, de eenige Kampenaar alzoo, die zich de weelde wil veroorlooven om (gedurende vijfjaren) voor nog geen veertien cent per week in het bezit te komen van Fruins's werken. In onze villa-dorpen is het niet veel anders gesteld. Hilversum heeft twee inteekenaren, dit is juist n per tienduizend inwoners; Baarn dankt het aan een onderwijzer die op historisch terrein geen onbekende is dit zijn 7000 zielen althans op n ex. in hunne gemeente kunnen wijzen, Zeist en Bussum ieder met nog grootere bevolkin ^ schitteren door afwezight id. In het buitenland bleek de belangstelling grooter en zoo zien wij ex. geplaatst in het Peabodiy Institute te Baltimore, de Köngl. Oefl'entliche Blbliothek te Dresden, de Commerz-bibliothek te Ham burg, de TJniversiteits-bibliotheek teLtipzig, het Britsch Museum, de boekerij te Straatburg, de Library of Congress te Washington, nog gezwegen van de Belgische openbare boekverzamelingen en de betrekkelijk vele partilieren buitenslands. Trouwens Amsterdam, 's Gravenhage, Leiden, Rotterdam en Utrecht , maken veel goei en de Arrondissements bibliotheken, der onderwijzers ontbreken ook niet op de lijst. Wordt de behoefte om een standaardwerk in _ eigendom te bezitten bij duizenden ont wikkelden in den lande zoo weinig gevoeld; of mangelt het den meesten bij overvloed van periodieke lectuur en overstrooming van allerlei sensationeele detective-verhaaltjes aan tijd en gelegenheid om nu en dan te lezen, ofwel te herlezen een opstel van Fruin? Aan afkeer van eenzijdige opvatting of vreeze voor politieke partijbesmetting kan hier aller minst worden gedacht, want eerlijker en objectiever geschiedenis-beschouwing dan van dezen Ltidschen hoogleeraar kan be zwaarlijk worden gevonden; beter hollandsch wordt slechts zelden geschreven, pittiger beschouwingen zijn moeilijk aan te wijzen. Hier in 't breede de groote verdiensten van Fruin als historicus aan te geven, ligt buiten het bestek; evenzeer hier de inhouds opgaven af te schrijven of te verwerken in enkele leesbare zinnetjes. Trouwens de stof is daartoe te rijk, want veel en velerlei is het waarvoor deze geleerde heeft geschreven, zich daarbij in hoofdzaak bepalende tot den dan toch nog altijd kleinen kring onzer vaderlandsche historie. En dat deed hij niet als de anatoom, die alleen vraagt naar de samen stelling en inrichting van het ziellooze 'ichaam, die oor noch oog heeft voor het groote leven om hen heen; daarbij plaatste hij zich niet op het redenaarsgestoelte van den procureurgeneraal, die zich een fijn menschenkenner geloovende met voorliefde een topic of the day behandelt, wijl ze hem gelegenheid geeft voor zijn publiek een roman in elkaar te zetten, een roman, zooals hij die uit de stukken heeft gedisteleerd; neen, Fruin was de hoogst consciensieuse rechter van instructie, die binnen de wanden van zijn studeerkamer de getuigen een voor een hoort niet alleen, maar ze tracht te doorgron den tot in het diepst van het gemoed. Voor hem is het niet alleen de vraag wat den beklaagde tot eenige daad heeft gedreven, maar ook welke de beweegredenen van zijn beschuldigers en hunne getuigen kunnen wezen; hij vergelijkt hun vroeger doen en laten met hunne handelingen voor en na het feit; hij peilt hun haat en hij toetst hun liefde, geen detail is hem te gering, geen onderzoek te veelomvattend. Vóór alles wil hij waar zijn, en een eerlijk rechter van in structie, bewust van de hoogheid zijner ambts plicht, geen schepen die vonnis velt. De geschiedenis, wordt dikwerf gezegd" ? 700 schreef hij in '59 spant het wereldgericht. De geschiedenis, misschien, maar welk ge schiedschrijver durft zich aanmatigen in haar naam vonnis te vellen?" Is het wonder, dat hij in het volgende jaar tot onderwerp van zijn inaugureele rede als hoogleeraar de onpartijdigheid van den geschiedschrijver" koos, hij die bij zijne be schouwingen over Nuyen's Geschiedenis der Nederlandsche 'beroerten" schreef. Want voordeel kunnen wij altijd trekken uit de voorstellingen en redeneeringen van onze tegenpartij. Met den besten wil der wereld om een zaak van alle zijden te bezien, zien wij toch doorgaans slechts enkele zijden nauwkeurig. De zijde die van ons is afgekeerd, zien wij het best in den spiegel, dien onze tegenstanders ons voorhouden." Dat hij onbewust nu en dan een voorliefde had hoe diep griefde het hem toen Knoop de schuld van Willem III aan den slag van St. Denis kon aantoonen, wie zal het hem euvel duiden? Hij was Nederlander, hij was protestant, hij was een der liberalen van '48 en nu liggen' zijn verspreide geschrif ten vóór ons, juist zooals hij ze gaf, om te doen zien hoe Robert Fruin wist te waardee ren het werk van een katholiek als Nuyens, ?van een antirevolutionnair als Groen van Prinsterer. Is de geschiedenis der Gorcumsche martelaren eerlijker en heter geboekstaafd dan door den protestantschen Fruin ? Doch waartoe dit alles; is het eigenlijk wel ooit in twijfel getrokken; en zou het gering aantal inteekenaren in vele plaatsen des lands waaronder er wier intellectueele koppen nimmer zouden dulden dat ze tot de villes mortes werden gereken misschien zy'n toe te schrijven aan de mindere activiteit der boekhandelaren ? Voor velen der jongeren ajullen de ge schriften van Fruin nog menige verrassing blijken te bevatten, ook voor de ouderen, die zich zoo'n geschiedenis-professor niet anders konden voorstellen dan als een tradi tioneel geleerde uit wiens duffe studeercel geen leesbaar boek kan voortkomen. Een typisch fragmentje dan tot slot. Naar aanleiding van de uitgave der brie ven van Marie van Reigersbercht schreef Fruin een uitvoerig artikel in De Gids, waarin hij ons afschrijft een briefje van Maria aan haar Hugo, en wel juist een van die episteïtjes welke blijkkaar met zorg zy'n opgesteld" omdat wij waar wij die vrouw als schrijf ster beoordeelen?ons natuurlijk niet mogen bedienen van hare haastige brieven." Maria dan schrijft 2): Allerliefste! Ik heb uwe drie brieven ontvangen, maar liever had ik u alleen. Ik ben tot nog toe wel te passégeweest, maar zou nu wel ziek beginnen te worden door uw lang uitblijven, alzoo het mij zeer verdriet en de tijd heel lang valt. Ik weet u niets nieuws te schrij ven, daar ik niemand heb, die mij wat thuis brengt. ... Monsieur Deodati is hier geweest en heeft hier een boekje gelaten om aan u te geven; maar ik zend het u niet, opdat het u eer doe te huis komen.... Mijn moe der doet u zeer groeten, en bidt u, kom toch zoo haast als het mogezyk is." 't Is Fruin zelf, die de spelling wijzigt en een verouderd woord vervangt om het stootende weg te nemen en het lezen ge makkelijk temaken". Hem toch gaat hier den indruk, welke de lezer van het briefje zal ont vangen, boven de pureteinsche zucht om tittel noch jota te veranderen. En zie nu verder wat de coelibatair, de oogenschijnlijk dorre, droge kamergeleerde, laat volgen : Is dit briefje niet lief gedacht en gesteld ? En hoe innemend schildert het van het huiselijk leven van het jonggehuwde paar. Er straalt een teerheid van gevoel in door, een ondergeschiktheid van de vrouw aan den man, die, in de latere brieven te zeer gemist wordt. En hoe geestig wordt op de lees en studielust van De Groot gezinspeeld, die hem naar huis zal jagen, nu hij weet dat er een nieuw boek op hem wacht." Zou het te veel zijn gezegd, wanneer wij beweren, dat Fruin's geschriften een stan daardwerk vormen, niet alleen voor historici van professie, maar voor alle Nederlanders die nog prijs stellen op het bezit van een goed boek? F. A. B. 1) Robert Fruin's verspreide Geschriften, met aanteekeningen, toevoegsels en verbeteringen uit des schrijvers nalatenschap, uitgegeven door P. J. Blok, P. L. Muller en S. Muller Fz. Thans zijn verschenen: deel I?IX, prijs per deel ?3.60; geb. in half marokko ? 5.25. Martinus Nijhoff, uitgever, 's-Gravenhage. 2) Volgens dr. Rogge, die een paar jaar geleden de brieven van en aan Marie van Reigersberch" opnieuw uitgaf (Leiden L. J. Brill 1902) is dit briefje, zonder adres, dagteekenend uit den tijd van de De Groot's verblijf in Den Haag als advocaat-fiscaal. J. STEYXEN, Maagdlijkheid. Amsterdam, D. Buys Dz.; z. j. Het deed me even aan La faule de l'abb Mourct denken, meer nog om de punten van verschil dan om die van overeenkomst. In beide boeken een geestelike, in wie het alles beheersende menselik element zijn droevig ascetisme verslaat; maar de pastoor uit Maagdlijkh-id overleeft zijn mens-wording niet; hij trotseert de kruisigt-hem roepende wereld noch keert tot zijn vorige onaantast bare staat terug. Geen zwijmeiperiode van liefde-roezend geluk voor hem inde bloemenweelde van het visioen-schone Paradou nieuw paradijs voor een nieuw mensenpaar, dat een nieuwe wereld ging bevolken uit de overvolheid van hun scheppings-hartstoeht. Het bezit is voor deze martelaar geen ein deloze extase een katastrofe daarentegen, kort, heftig, bijna onmiddelik gevolgd door wroeging-waanzin en vrij willig gekozen dood. Het is niet nutteloos op het uitmuntend ontworpene van enkele hoofdzaken uit Maagdlijkheid te wijzen, omdat een schrijver, die zijn stof 'n haar minder dan Steynen overwogen zou hebben, zeer gemakkelik in een aantal kardinale fouten vervallen kon zijn. Uitmuntend is 't bijvoorbeeld, pastoor Genkelinans te geven als 'n lichamelik nor maal, gezond, geestelik wat beperkt mens; voor een verfijnde geest immers is juist de aanwezigheid van intellektuele krachten een duchtig hulpmiddel tot het vinden van ver weer tegen, misschien zelfs van listig gevormde afvoerwegen voor, de al sterker aanstroinende hartstocht. Uitmuntend gedacht is 't ook, de pastoor simpatiek te maken en wel met eenvou dige hulpmiddelen, zonder hem tot een zo gemakkelik te leveren halfgod op te schroe ven hem als waarlik, niet te fanatiek, ge lovig voor te stellen. Want de abstraktie, waarvan de auteur ons middels zijn hoofd figuur wil doordringen, raakt nu juist die gevoelige plek waar ook ons medelijden huist, treft ons daardoor 't scherpst. We scheiden nu, na de lezing, de idee van de persoon, voelen zuiver dat Steynen ons juist het tragiese van een algemene toestand, niet van het minderwaardige in 'n bepaald mens wilde tonen. Met een pastoor als die uit Van der Meer's Van Licht en Duisternis, met een dominee als Marie Metz?-Koning's Geeston uitersten, waartussen Gonkelmans staat zou de schrijver hetzelfde experiment niet hebben kunnen nemen zonder zijn boek te doen mislukken. Het is natuurlik zeer goed mogelik, dat in de werkelikheid met geheel anders aangelegde naturen hetzelfde gebeurt wat Steynen z'n pastoor doet doormaken, maar de werkelikheid is geen boek, wordt door een artiest tot boek getransponeerd. De literaire bedoeling van Maagdlijkheid eiste Genkelmans zo als zijn ontwerper hem gaf. Uitmuntend is ook, dat de pastoor in de eerste plaats ep regelrecht door zijn tempe rament tot de katastrofe gedreven wordt; het benijden van anderen, het verlangen naar huiselik geluk, familieleven of 't bezit van kinderen, het smachten naar 'n vrouw om de vreugde der adoratie allén, om het lieflike, tere, zachte, bekorende dat van haar loutere aanwezigheid uitgaat dit alles speelt geen of bijna geen rol in zijn aandoe ningen. Hij komt wat nauwer in aanraking met 'n vrouw dan hij vroeger gewoon was, z'n zinnen leven op, hij begeert haar lichaam. Niet anders dan de korte zwijmel van het bezit verlangt hij, de sekonden-snelle stuip trek van de paring. Dit eenvoudige, nietsluwe, niet-verfijnde, niet-perverse, houdt de hoofdbedoeling van het boek zo zuiver. Uitmuntend ten slotte is de typering van Til als 'n gewone, niet eens zo beschaafde, mooie of bizonder aanlokkelike vrouw hetgeen overigens in nauw verband met het zo even gezegde staat. Door deze goede konceptie eigenschappen is Maagdlijkheid een zo menselik boek ge worden. De tragedie van -een door krank zinnige wetten tot afwijking van de wil der natuur gedwongene. De natuur wil onze voortplanting, wïl het, we moeten de mens heid in stand houden, moéten; de drift is in ons gelegd, nadrukkelik versterkt, aan gevuurd door belofte van genot en door tegen die natuur strijdende dogma's, voorde tatolieke geesteliken nog wreder verscherpt, hebben we 't ons-zelf onmogelik gemaakt die drang vrij te volgen, op straffe van uit werping. Het individu heeft zich met zy'n mede-individuen tot gemeenschap gevormd, om het individu te kunnen doodmartelen. Het visioen van de lugubere, ontzettende paringspoëzie is zijn marteling, bet verwerkeliken ervan zyn dooi. Wie het lijden niet begrijpt van een onbevredigd temperament, verdient het te ondervinden. Steynen heeft dit lijden literair medegeleden ; evenals in z'n froktariërs, trilt ook in dit tweede werk door de ernst, de haat, de afschuw, de bittere humor van de ont ledende en weer samenvoegende artiest, het diepe, menselike, vergevende medevoelen van een warm gemoed. Op 'n enkele uitbarsting na, die overigens misschien meer op Jan dan op Steynen z'n rekening gesteld moét worden, blz. 299, zwak en onbillik door z'n gene ralisatie vermijdt de schrijver 't dan ook louter te schelden, gif te spuwen, af te breken, persoonlijke haatjes in te voeren, waarbij de handeling onderbroken wordt om de auteur zelf even te laten uitrazen. Integendeel, hij houdt zich als re^el op de achtergrond, noteert louter de feiten, laat die voor zich zelf spreken. En ook in z'n vijandigheden, die tegen 't katolicisme bijvoorbeeld, blijft hij strikt onpartijdig, geeft hij de dingen zoals ze zijn, 't oordeel aan de lezers over latend. Dit zijn de nobele eigenschappen van dit krachtige, levensware boek, evenredig aan de literaire, waartoe ik o. a. reken vele goede persoons-typeringen: die van de ouwelui Barendse en van de gasten op pastoor's ver jaardag. Die mensen leven, zijn in hun duffe kleinte prachtig van echtheid. 'n Goed trekje is nog 't repeteren van 't Frits-motief in de finale; was dat verzuimd, de kompositie zou topzwaarte hebben naar de zijde der eerste hoofdstukken. En wat de techniek der détails betreft, er is misschien wat oveilading, herhaling, in de onderdelen, in 't algemeen echter is die techniek (koncentratie, beheersing, ritme, klank, stemmings overeenkomst tussen situatie en daarvoor gebezigd woordmateriaal, kernraking, over tuigende motieven) voortreffelik. Bedenkingen heb ik voornamelik: tegen de speech van Harfstopblz. 245?-247, onnatuurlik nuchter en welsprekend na het vooraf gaand delirium, en waarvan we te veel voelen dat de man die op verzoek van de schrijver uit z'n hoofd geleerd heeft. Steynen had hier wat te zeggen, 'n konklusie te trekken, maar liet 't verkeerdelik door Harfst doen. Ook: tegen 't te slap eindigen van 't Jan Harfstmotief; de kliniaks ontbreekt; Jan verdwijnt uit de geschiedenis zonder literair afgerond te zijn. Steynen had nog de laatste hand aan 'm te leggen, liet 'm te gauw los; z'n vrij wording hadden we nog even nader geakcentueerd willen zien, Het geheel: 'n simpatiek boek, dat met verlangen doet uitzien naar het tijdschrift, ons onder redaktie van Steynen en Van der Meer beloofd. Wie heeft opgemerkt hoe het nieuwe boek van laatstgenoemde tot in een persoonsnaam toe merkwaardige overeen komst toont met Maagdlijkheid en dat, terwijl beiden totaal onaf hankelik van elkaar werkten moet z'n verwachting naar hun samenwerking gespannen voelen. Den Haag, 3Nov. '04. J. TEESTEEG. Inhoud van Tijdschriften. Onze Eeuw, 12e afi.: Babette, door Ignatia Lubeley. Experimenteele evolutie, door Hugo de Vries. Geestelijke machten (in drukken, denkbeelden, vragen), De godsdienst der wetenschap, door prof. dr. P. D. Chantepie de la Saussaye. Een land van onrust, door dr. E. B. Kielstra. ? Verzen, doorJuliusde Boer. Prins Willem II en de historische critiek, door dr. F. J. L. Kramer. Onze Leestafel. De Nieuwe Gids, Dec.: Weggezakt, door G. v. Hulzen. Verzen van dr. H. J. Boe ken. Verzen van Willem Kloos. Geertje, door J. de Meester. Verzen van J. Reinekes van Stuwe. Verzen van Karel de Woestijn»1, Literaire Kiiiiek |(De jongen met de blouse, door J. Hora Adema) van Willem Kloos. De Nieuwe Tijd, No. 12: Proletariaat en kunst, door R. N. Roland Holst. Socialis tische overwinningen en tekortkomingen, door H. Boland Holst. De slavende vrouw, door W. V. R*. Jr. ? Het internationale con gres in de tijdschriften, door F. van der Goes. ? Arbeidende klasse en alkoholisme, door D. J. AVijnkoop. Hoe arm Nederland woont, door H. Spiekman. Over economi sche en politieke vrouwenorganisatie in eenige Europeesche landen, door C. S. Nogmaals het derde geslacht, door L. S. A. M. von Romer. Antwoord aan den heer L S. A. M. von Romer, door L. H. De Katholieke Gids, 12e aft.: Walther Claus, A. op de Laak. ? Tijdschriftentafel. Baptista Mantuanus Spagnoli, De christen Virgilius, Cameli Isebrandi. Politiek overzicht. Nederland, afl. XII. Proza: Virginie Loveling, Stoombootindrukken. L. T., Zwart. J. van Dijk, Erfgenamen. Jan van der Moer, De goede verwachting. M. Cohen Jr., Sabathberoerinkje. ? Kroniek. Jhr. J. J. de Geer van Oudegein, Prins Maurits en de jonk v rouwe van Mechel. Poëzie: B. Bymholt, De bladen vallen. W. F. Gouwe, Winternacht gezicht. J. J. B. Tot duiding. ? B. Bymholt, De golven glijden aan. ? F. D. N., Gij weet mijn lief.?Li Content, Levenssidder. Mr. J. P. S. Gualthérie van Weezel, Nijmegen. W. Graadt van Roggen, Sprookjes-princessen. Vragen van den Dag, Dec.afl.: Prof. dr. Friedrich Katzel, Natuurschoon. Suze Groshans, Vrouwenarbeid by' den gemeentelijken telefoondienst. De hoogste berg der aarde. Eduard van Biema, Eenige gege vens omtrent de Amsterdamsche nijverheid onder het Fransche bewind en OD middeljjk daarna. De bouw van het heelal en de verdeeling der sterren in de ruimte Biblographie. Van maand tot maand. Vruchtenteelt in Californië, (prof. dr. Hugo de Vries). Het karakter der Milaneezen, (Simon Boers). Menno Simons, (prof. S. Cramer). De posi tie en opvoeding der vrouw in Japan, (Djinzo Naroese). Europa, afl. 12: J. Everts Jr., Oom Willem. Max Pember, Zohara. Otto Frommel, Aan het Grundimeer. Cenatos, Een boekenpraatje en boekaankondiging. Dr. E. Populair-wetenschappelijk overzicht. Cato E. Levie, De vorige maand. Onze Kunst,No. 12. Tekst: A. Vermeylen, In memoriam het Turijnache getyboefc. Paul Lambotte, Over eenige Belgische waterverfschilders. Kunstberichten uit Berlijn (Het Kaiser Friedrich museum), uit Rotterdam (Kopertentoonstelling Vincent van Gogh). Plafcen: Het Tury'nsche getijboek, God de Vader, troonende onder een tent; St. Julianus en St. Martha in een schuit; De ontschep'ng van Willem IV. H. Stagnet, Gracht te Rotterdam, Vaart te Leiden. H. Cassier?, Strand te Katwijk; San Marco te Venetië. Alfr. Delaunois, Na het Lof. V. Uytterschaut, Visschershuisje in de Panne. A. Marcette, Vertrek der visscherssloepen. F. van Leemputten, Aprilavond. Het keizer Frederik museum te Berlijn. Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen, Jaarg. 11, No. 5: Nieuwe fragmenten van Jacob van Maerlant's Spiegtiel Historiael, door dr. H. G. Bellaard. Ini ialen in de vijf tiende en zestiende eeuw. Moderne Biblio theken III. De universiteitsbibliotheek te Leiden, (slot). Met drie platen, door P. C. Molhuysen. Twee bijbels met miniatuur en naschrift, door G. Busken Huet. De tentoonstelling van het Moderne Boek in het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen. Met platen. Einm. de Bom. Vrijzinnig verweer. Valsche Leuzen. Open baring of Rede. Paganisten" ? VrijzinnigIdealisme. De Medestanders". Modern Clericalisme. Een Opwekking. Dordrecht, J. P. Revers. De Hollandsche Revue. No. 11. De opening der Staten Generaal in de Ridderzaal op het Binnenhof te 's Gravenhage op 20 September 1904. Fi-ontispiece. Wereldgeschiedenis. Belangrijke onderwerpen. Karakterschets. Revue der Tijdschriften. Het boek van de maand. De Boekentafel. Eigen Haard: La bellissime Hollande, door L. E., I. Landsmeer en zijn eierhandel, met af b. (Slot.) Mejuffr. M. Vos, 1824?1904, door Jer°. de Vries, met portr. en afb. Stilleven, naar de schilderij uit 1^70 van Maria Vos, in het Rijksmuseum te Amster dam. Eene Reisherinnering, door H. D. Beek te Wolfhezen, naar een aquarel van Maria Vos. Onderzeesche torpedobooten, met afb. Cornelis Dyserinck, met portret ten. Aan onze abonnés. Feuilleton. NIEUWE UITGAVEN. Het boek van vele geheimen, door HOEATIO W. DRESSER, .vertaling van rnevrtmw BRONSVELDMEIJER. Baarn, H. J. den Boer. Mr. LAMBERTS HURRELBRINCX, De heks van Heinsbroek. Amsterdam, Uitgevers-Mij. Elsevier". Rapport naar aanleiding der enquête over de spraakgebrekkige kinderen op de lagere scholen te 's Gravetihage. Typ. Naaml. Venn. Drukkerij Trio". Vademecum", practische 10 cents biblio theek. No. 26. Onze paarden, door J. C. VAN ALPHEN (geïllustreerd). Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. TRADEMARK NlARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars en bfl de vertegenwoordigers KOOPMANS «fe BRUINIER, Wijnhandelaars te Amsterdam. Prijzen van af ? 2,50 per Flesi Vele moeders meenen hare .zuige lingen flink te voeden door hun reeds in de eerste maanden onverdunde koemelk te geven, wat de meeste kinderen evenwel, met het oog op haar belangrijk eiwitgehalte, niet verdragen kunnen. Wil men de voedings waarde der verdunde koemelk verhoogen, dan is 't beste er KUFEKE'» Kindermeel aan toe te voegen, dat de koemelk gemakkelijker doet verteren, omdat er in de maag een fijnere stremming van het eiwit door ontstaat. Zeker en pijnloos werkt het sedert 30 jaren erkende fly* jichte Radlaner'sche Eksteroogenmiddel. ^W 60 pfennig p. flac. Slechts echt met de firma: KRONEN-APOTHEKE, Berlijn. Depot in de meeste Apoth. en Drogisten. ECHT VICTORIAWATER. Oberlahnstein Fournisseurs de la Cour. ChocolatVEEN CHOCOLAT LE PLUS D LICIEÜX POUR CROQÜER, Usines a Sneek (Hollande}.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl