Historisch Archief 1877-1940
iuuren niprn 1$. .TnB&rto&.plmt&i
> '. ? *' ." . : -fT:,
AMSTEfBDAMMEK WEEKBLAD VOO,» N E D E RL A» D.
Dertig jaren muziek in Hplland,
door J. W. ENSCHEDÉ.
In den herfst van dit jaar, ia er te Leipzig,
in dagen der Bach-uityoeringen, op ge
wezen hoeveel er op het gebied van ken
nis der Nederlandsehe muziek, in vroeger
eeuw, nog braak ligt, en hoe de braak
liggende akker, door
muziekhistorie-kenners als Scheurleer, J. W. Enschedéen
den Duitscher Seyffett en enkele anderen,
in 'vruchtbaar land kan verkeeren.
Niet verzuimd «werd te gewagen van wat
de geschiedenis der muziek aan hen,
hunne medewerkers en aan het Tijd
schrift voor Noord-Nederlandsche muziek,
reeds aait hen verplicht was.
Ongeveer terzelfder tijd verscheen een
studie van den heer J. W. Enschedéte
Bloemendaal, weldra te Amsterdam woon
achtig: Dertig jaren muziek in Holland, bij
de uitgevers Vincent Loosjes te Haarlem.
Het uiterlijk de/er uitgave munt uit
door juiste plaatsing' van titel en ver
melding van uitgave op den omslag, door
den letter waarmede zij gedrukt is; en
door gelijkmatigheid van het lettervlak.
De Studie, omvattende de periode van
1670?1700, is in enkele afdeelingen ge
scheiden: 1. Klokkenspellen; Orgels,
Kennemer Boereliedjes; 2. Luit; Clavecymbel;
Orkest; Concert1; Practische Muziek;
Scheppende en uitvoerende Artisten;
Opera; 4. Harmonie en Bassus
Cpntinuus; Sonate; invloed van Vitali en
Corelli; Zang- en Speekria; Klavierspel;
Temperatuur en Wolf; Kort Klavier;
Goudsche Carillonstrijd; Koor en
Kamertoon ; V. Wetenschappelijke Literatuur;
Muziekdrukkers; Fransche Muziek; Dan
sen en Balletten; Constantijn Huygens.
Als slot vo}gt de muziek bij: Demey,
die komt ons bij zeer blij (1671); La
gallardyse (1671): Tusscbenspel uit: De
triomfeerende min ;'. Uit-breyding ever den
negentiende Psalm door Joachem Oudaan
(1680), muziek van Remigius Schrijver;:
Air van Ceres, uit de opera van Bacchus,
Ceres en Venus (1687); Rouw-'en
liefdetranen, uitgestort over den dood van Maria
Stuart, koninginne van Groot Brittanie
(1695), muziek ,van DirkScholl; Phantasia
(1696), muziek van Hendrik Anders;
Gavotte (1696), muziek van denzelfden.
Van deze, door J. W. Enschedémeer
? bekend geworden muziek, zijn onlangs
eenigénommers te Haarlem ten gehoore
gebracht. ,De muziek o. a. van Dirk
Scholl bij den dood van Maria Stuart,
maakte, door strengen stijl een grootschen
indruk. De zang van mevr. de W. H.
geb. P., was onberispelijk, verzekerden
muziekkenners.
J. W. Enschedéstreeft ia zijne studie
er naar aan te topnen, dat in de laatste
dertig jaren der 17de eeuw het karakter
der muziek in Nederland wijziging onder
ging,' .zieh geheel' vervormde naar het
Italiaansche, en het overige voor het
grootste deel prijs. gaf.
De vroegere en de nieuwere opvatting
der muziek vormen het begin en het
einde van het leven van Constantijn
. Huygens, den grooten muziekkenner -en
beoefenaar.
" Hij, overleden te 's Gravenhage in
1687, jn den ouderdom van ruim' 90
'jaar, een man, door zijn ambte
lijke loopbaan jaren lang in nauwe
betrekking met hét Oranjehuis, ?
? had altijd m den Haag verkeerd in de
eerste kringen en blijk gegeven van
nleer dan gewone gaven voor wetenschap
en kunst, vd&r muziek in het bijzonder..
Hij was opgegroeid in den bloeitijd van
de Nederlandsche
renaissance-muziek.kunst, had in de kracht der mannelijke
jaren een levendig aandeel genomen aan
-de muziekale strijdvragen van zijn tijd
en nog kunnen'zien hoe of de nationale
kunst verdrongen werd. Hem kan dit
niet verwonder4 hebben, de Italiaansche
school had al spoedig zyne instemming,
zelfs toen nog heel weinige er mede bekend
wafen. Geheel anders dan de.
klokkenisteni die een traditie volgende in den
Goudschen Carellonstrijd, van het nieuwe
afkeerig waren, trok hij, in weerwil van
het klimmen zijner jaren, het .nieuwe in
de muziek gretig tot zich, wanneer het
hem een vooruitgang in de ware muziek-.
kunst toescheen. Zijn hoofdinstrument
was de luit enj de th«orbe, en 'zij bleef
dat tot in zijn allerlaatste jaren. Reeds
had hij de' 75 jaren overschreden, toen
hij zich nog trachtte te bekwamen in de
behandeling van de guitaar. Nog vóór
'de guitaarvirtuoos Nicolas .Deroziers zich
hier télande vestigde* en door het uit
geven van handelingen voor; guitaarspel
(1684) te Amsterdam de aandacht op dit
tokkelinstrument poogde te vestigen, had
jle grijze Huygens d,oor eigen studie de
waarde van dit Spaansche instrument,
dat in Italiëen Frankrjjk doordrong,
willen onderzoeken.
Huygens heeft de ontwikkeling der
muziek in Holland gedurende bijna de
gaatsche 17de eeuw medegemaakt en er in
geleefd. De kunst van Sweelinck en zijne
leerlingen was hem sympathiek; de achter
uitgang] van het hervormd kerkgezang
betreurende, zon'hij op middelen ter verbe
tering. In weerwildat Frankrijk en Neder
land, in staatkunde, weinig vriendschap
pelijk tegenover elkander stonden, kreeg
do Fransche geest hier steeds meer in vloed,
daarin krachtig gesteund door de over
komst van zoo veel dreigende refugié's.
Het veldwinnen der Pransche muziek zag
Huygens met geen leede oogen aan, hoe
wel hij evenmin afkeurig was van de
Italiaansche kunst. De muziek had Huy
gens, die zelf niet minder dan 800 muziek
stukken heeft gecomponeerd, lief tot in
zijn laatste oogenblikken. Hij had de
vaste! overtuiging, dat. zij niet weinig
strekt tot verkrijging eener langdurige
ge/ondheid. Huygens is wel het
schitterenste. voorbeeld, dat Nederland kan aan
wijzen hoe de muziek, door haar inter
nationale spraak, onafhankelijk is- van
's menschen neigingen, zooals zich die
opdoen onder allerlei maatschappelijke en
economische verhoudingen. In het laatst
der 17e eeuw wijzigde zich in Italiëen
West-Europa het materieele en-formeele
in de muziek; instrumenten,
toonmaterieel, samenspel, compositietrant,
vormenleer, alles veranderde in Nederland in de
korte periode van omstreeks 30 jaar. In
het algemeen geproken is hier te lande
de muziek van 1670 oud, die van 1700
nieuw. De internationale politiek van
W i Hein III en de overkomst van de
refugié's deden de Fransche kunstmuziek
verspreiden, die weldra plaats zou
moeten maken voor Italiaansche
op' vattingen. Maar daarmede werd, als
het ware, aangenomen hét beginsel der
negentiende-eeuwsche Duitsche. muziek,
dat de modernen van heden beter
ontfankelijk maakt te waardeeren het goede
in de muziek dier dagen, dan de artistiek
aooger staande kunst der late middel
eeuwen en der renaissance.
Het einde der 16e en het begin der
17e eeuw, was het glorietijdperk van
den Amsterdammer Sweelinck. Dat in
het einde Sdier eeuw de muziek en de
musici in Nederland nog iets
beteekenden en een artistiek doel haddenN ?
heeft J. W. Enschedéin: Dertig jaren
muziek'in Holland aangetoond.
De kostelijke bijdragen op het gebied
van muziek, ballet, opera, enz., in vroe
ger eeuw,.openbaar gemaikt door Scheur
leer, J. W. Enschedé, dr. H. C. Rogge
hebben een schat van tijd, algemeene
kennis, aanhoudend onderzoek en scherp ?
oordeel gevorderd. Hoe vele boeken zijn
thans niet weder door J. W. Ensched
geraadpleegd, hoe vele advertentiè'n in
oude kranten doorzocht! Behalve open
bare bibliotheken, heeft J. W. Enschedé,
in eigen uitgebreide bibliotheek, menig
zeldzaam boekje kunnen vinden, dat hem
tot verrassende ontdekkingen leidde.
De muziek is in ons land al vroeg, en
zeker in 16e en 17e eeuw in hooge eere
geweest. De vele liederenboekjes en af
beeldingen, schilderijen, enz., voorstel
lend musiceerende gezelschappen; of een
sinjeur of dame, een muziek-instrument
bespelend, strekken ten bewy'ze. Zij geven
behalve een blik op het gezellig huislij k
leven, ook hét voordeel van de afbeelding
der muziek-instrumenten, zöoals in de
studie van J. W. Enschedévoorkomen:
.een dame met theorbe, of een
familie. portretstuk van Abraham van der Tempel,
waarop men ziet een clarecimbel en een
viola da gamba.
J. W. Enschedéwijst ook het einde
der zeventiende j eeuw aan als de tijd
vau het ontstaan der opera. Mag hem
opmerkzaam worden gemaakt, dat er
in die periode igesproken wordt van
NederduitschéOpera", datde
Maatgezangen" voor het tooneel jiaar het
toenmalig begrip verband hielden met de
opera.
De tooneeldichters in den aanvang der
17de eeuw, waren niet afkeerig van
muziek in hunne spelen. Ook Vondel
was er een voorstander van. Hij zorgde
evenwel, dat, als zijne verzen gezongen
werden, de muziek ondergeschikt bleef
aan de taal. Merkwaardig blijft altijd:
Familie portretstuk. Twee hooge zangstemmen met claverymbel en viola de gamba.
Schilderijvan Abraham van den Tempel, (1671) in het Rijksmuseum te Amsterdam.
oude muziek er van leeft, zooal niet
geheel, dan toch ten deele nog heden op
het tooneel' voort, door traditie, die als
met den vinger is aan te wijzen. De
Majofski's de Stoets en Westernoven zijn
overbrengers der traditie. Het eene
tooneelgeslacht heeft die overgeleverd aan
het andere. De muziek van KI. en R.
dóór Joh. Coenen uitgegeven, wijkt af
van de aan het tooneel gevolgde.
Over dans en ballet ligt nog vee! in
het duister. Bij dans en ballet neme
men ook kennis, dat Ho'llandsche dans
en Hollandsch ballet door Hollandsche
tooneelisten in het buitenland zeer in trek
waren, om het dansen en de fraaiheid van
kostuum, gelijk in dezelfde zeventiende'
eeuw in Parijs Hollandsche Springers"
naam hadden. Nog in 1740, toen weder
Hollandsche Tooneelisten te Hamburg
grooten toeloop hadden, hoewel zij in
het Hollandsch speelden, oefende het
ballet der Hollanders groote aantrekkings
kracht. Misschien voegden zij daarom
wel in Gysbreght van Aemntvl een ballet
in, gedanst door vier personen!
Zoo geeft de studie van J. W. Ensched
aanleiding tot nadenken en vragen over
menig onderwerp. Ieder door hem be
handeld onderwerp is interssant en werpt
nieuw licht over veel wat duister was.
Aardige bijdragen geeft hij over de door
Een veiling van munten.
De firma Fr. Muller en Co. zal van 12
tot 20 December in veiling brengen het
bekende muntkabinet Stephanik"
(kijkdagen 10?12 Déc.,' Doelenstraat 10).
Daarmee wordt een collectie verspreid,
die van een uitgebreidheid was zonder
wederga. De zware catalogus, zorgzaam
samengesteld, met een beschrijving van
al de exemplaren, bereikt op de laatste
pagina met nummering het respectabele
'getal 7217; Deze verscheidenheid munten
van Nederland en zijn koloniën, aanvan
gende met een serie- Angel-Saksische en
Friesche uit de zesde eeuw, is kompleet tot
op onzen tijd met het gouden tientje van
koningin Wilhelmina met het lange haar,
waarvan slechts 60 exemplaren geslagen
werden. Jaren achtereen was de collectie
in-het Rijksmuseum tentoongesteld, en nog
buiten de specialisten, zal ook bij hen, die,
dwalende door de zalen toevallig aan die
vitrines i-a het Fragmentengebouw be
landden, wel de belangstelling voor de rijke
verscheidenheid geldstukken zij a gaande
gemaakt. Een verzameling munten kan
1 onder verschillende opzichten belangwek
kend zijn. De onmiddellijkste aantrek
kelijkheid is natuurlijk voor de deskun
digen, de numismaten. Daar is allereerst
het historische belang; gehalte van ge
bezigd materiaal, beeltenis, inscriptie,.
jaartal, 't zijn al documenten, die dit
ruilmiddel in geld als muntstuk heeft
nagelaten. Het bezorgt een gewichtig dos
sier tot aanduiding van toestanden en
opmerkelijke feiten in het eeuwenlange
verloop van het wereldgebeuren. De histo
ricus vindt er zoovele punten van aan
knooping bij zijn overzien van het ver
leden; als daar zijn noodmunten, munten
geslagen gedurende het beleg van steden,
geldstukken niet meer dan vormelooze
stukjes metaal met een stempeltje, in de
gespannenheid van hachelijke tijden. Maar
andere getuigen weer van bijzondere wel
vaart bij het volk: het hier gereprodu
ceerde type No. 445,'bijv. was de eerste
gouden muat van deze grootte hier te
lande; buiten Holland kwam alleen in
Portugal een gouden geldstuk van dezen
omvang voor. Dan is er het
Curiosabelang. Bij de verzameling van een be
paald artikel tracht de aanlegger ook
ijverig naar de uitbreiding daarvan met
zeldzaamheden. Het bezit van unicums
is hem een groote begeerlijkheid. De
verzamelaar zien we daarom meestal tot
een maniak verworden, zij n neigi ng tot ver
zamelen vaak ontaarden in een dofllooze
zucht te bezitten wat anderen niet hebben.
Het wordt dan een zeer persoonlijke lief
hebberij alleen om de prikkelende wedijver
met andere bezitters. Zoo lijkt me in
deze collectie alleen van belang voor
verzamel-liefhebbers, een serie gouden
Vondel verheerlijkte klokmuziek, en de
klokken door Heinony gegoten. ? Over de
openbare orgelbespelingen schrijvende,
merkt hij op, dat de stedelijke overheden
die bevorderden om te voldoen aan het
muziekvermaak der stedelingen.
In het begin der- 17de eeuw warende
hervormde kerken dagelijks geopend, en
met het daarom gelegen marktveld of
kerkhof het vereenigingspunt van het
openbare leven der burgerij. De kerken,
als het ware de stedelijke beurzen,
waren op gezette tijden vol wandelaars;
hun ten genoegêwas den organist door
zijn overheid gelast het orgel te bespelen
(Utrecht 1596, Haarlem 1634) en welbe
kend is het besluit, waarbij in 1649 aan
den blinden klokkenist en fluitspeler Jhr.
Jacob van Eyck te Utrecht een
tractementsverhooging was toegestaan mits
dat hij de wandelende luy den op't Jans
kerkhof somwijlen 's avonts met het
geluyt van zijn fluitgen vermaakte-''
De orgelbespelingen in den tijd van
de schrijfsters Wolff en Deken, althaas in
de nieuwe Luthersche kerk te Amster
dam, ontaard in een lokmiddel tot het
samenkomen van mooie meisjes, hadden
een eeuw te voren reeds niet meer haar
oorspronkelijke karakter behouden.
J. H. RÖSSING.
in omloop waren, tot aan een gulden van
koning Willem III. Die serie werd spe
ciaal voor den heer Stephanik aan de
Utrechtsche Munt geslagen. Maar buiten
het historisch en het curiositeits- is er
ook het esthetisch of liever het kunst
historisch belang en hierom vooral is de
verwijdering uit het Rijksmuseum spijtig.
Buiten de opmerkelijke stalen van de
beoefening der heraldiek in het verleden,
geef c het overzicht van zoo'n collectie
menig getuigenis van een niet geringe
beteekenis als plastisch kunstenaar bij de
vroegere stempelsriijders en ontwerpers.
Wat vermocht deze kunst toen toch een.
mooier resultaten voort te brengen dan
tegenwoordig. En dit betreft niet alleen het
modelleeren van een kop, het in het kader
zetten van een buste of geheel figuur,
miar ook vooral het vullen van het
geheele ronde vlak, met toevoeging van
attributen en met den rand van letters
om de beeltenis heen.
We geven voor deze geïllustreerde
pagina enkele typen uit deze collectie
ter aanschouwing; enkele maar uit de
menigvuldigheid van reproducties in den
catalogus, die wel meerendeels daartoe
in aanmerking konden komen. Ja, de
ouderdom en afschuring zetten oude
munten wel eens een zekere charme bij,
maar leg nu maar eens naast deze repro
ducties een geldstuk en vraag u af wat
een rijksdaalder nog anders vertegenwoor
digt dan een waarde van
tweehonderdvijftig centen. Hier volgt een beknopte
beschrijving der afgebeelde munten.
l, 64, 56, 57, 63. Sceatta's
(AngelSaksische munt) gevonden in Friesland
en bij Domburg. Merkwaardig hierbij
is het verloopen van het gelaatsprofiel,
van af het eerste type.
83. Friesche munt, navolging van een
Carolingische; Vle eeuw (een vroegste
voortbrengsel van plastische kunst dus,
hier te lande.)
89, 90, 91, 99. Eerste munten met
vermelding van plaatsen, hier Utrecht
en Duurstede plm. 700.
445. Gouden munt ('eerste van deze
grootte) Keizer Maximiliaan gezeten op
een Gothischen troon, 1487.
446. Keerzijde varteen zilveren munt,
met monogram van Maximillianus, 1487.
2669. Gouden Souverein, imitatie van
een Engelsche ouder Elisabeth ; geslagen
te Kampen, 1560.
3654. Daalder geslagen te Culemborg,
1589.
4794. Zilveren munt met borstbeeld
van Karel V (eerste zilveren gulden) ge
slagen te Antwerpen, 1543.
5708. Hindoumunt in zilver, omstreeks
1000 na Chr.
6453. Persische munt ingestempeld te
Batavia met het woord Java in Arabische
letters.