De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 18 december pagina 3

18 december 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

,5; t i'' No. 1484 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 8 5 K.M. fr. 0.95 = per K.M. fr. 0.19 10 1.25 = 0.125 20 : 1.50 = , , 0.07' 40 2.00 = ? , 0.05 Voor zeer kleine afstanden is op den Franschen staatsspoorweg de prijs dier cou pons nog iets lager. Daarentegen hooger voor de grooter afstanden. Berekend wordt: 5 K.M. fr. 0.60 = per K.M. fr. 0.12 .10 , 1.15 = , 0.11» 20 2.30 = 0.11" De particuliere chemin de fer du Nord heeft er onmiddellijk een hooger tarief: 5 K.M. fr. 1.00 = per K.M. fr. 0.20 20 2.80 = 0.14 Duitschland heeft voor dit verkeer geen uniform geregelden prijs. Op de NoordDuitsche locaalbanen is het gewoon tarief de 4de klasse 2 pfenning per K.M. (3de klasse 4 pfenning). Voor de speciale werkmanstreinen op de Berlijnsche en Münchener banen wordt niet meer dan l pf. berekend. Zes reizen per week, heen en terug, kosten derhalve slechts 3.6 cent per K.M. Iets hooger is weer het Engelsch tarief, waar trouwens de particuliere maatschapijen eerst na sterken aandrang dezen dienst ebben ingesteld. Voor het traject Enfield Xiiverpoolstreet (Londen) een afstand van 17.2 kilometer rekent de Great Eastern Railway 2 penee per dag. Berekend op de wijze der Fransche en Belgische weekabon nementen wordt dït 4.2 cent per K.M. We hebben dus voor een afstand van om streeks 20 kilometer na elkaar in Hollandsch geld berekend als weektarief per K.M.: Dnitschland' 3.6 cent, België3.7 cent Engeland 4.2 cent, Fraiiirijk (staat) 5.5 cent, Frankrijk (particul. mij.) 7 cent. Onze noteering voegt zich niet bij de eerste cijfers, maar dichter bij het laatste. Het traject Haarlem?Amsterdam gaat door als zeer voordeëlig. En op dit traject van 19 K.M. berekent de H. IJ. S. M. voor een wekelijksche werkmanskaart f 1.20. Per kilometer dus- ruim 6.3 cent. Welk prijsverschil met de buitenlandsche aoteerinp "ommentaar overbodig maakt. EETXE. Mnziei in de HooftM Zaterdagavond vergastte ons het quartet der heeren Flesch, Noach, Meerloo en Mossel op een uitvoering van een der belangrijkste scheppingen van den laatsten tijd, n.l. op het quartet in D van César Franck, 's meesters zwanemang. Reeds na de eerste maten van de langzame inleiding kreeg men den indruk met een buitengewoon werk te doen te hebben. Inderdaad, er wordt hier zulk een verheven taal gesproken, Franct's muziek is zóó doordrongen van edel pathos, de klankeorabinatiën zijn ? zoo schoon en boeiend, vooral tengevolge zijner polyphone schrijf wijze, dat men met ingehouden adem luistert naar het scüoone wat ons die reine kunste naarsziel weet mede te deelen. Het scherzo, een waar meesterstukje van lichtheid, geheel met sourdine gespeeld en van bijzondere rhythmische pikanterie, vormt de overgang tot het Larghetto, een der echoonste, zielvolste muziekstukken, die na Beethoven zijn geschreven en van een klankschoonheid, welKe een voortdurende weelde is voor het oor. In den laatsten Satz vindt men reminis<;entiën aan vroegere deelen; door zijn her haalde tempo- veranderingen is deze Satz niet zoo duidelijk en klaar in den vorm als de eerste drie deelen. Maar toch gevoelt men, dat het superieur werk is. Wij mogen ons quartet-gezelschap wel zeer dankbaar zijn voor de uitvoering van Eranck's quartet en niet minder voor de wijze, waarop het gespeeld is. Men kon aan alles bespeu ren met welk een liefde men er aan had gestudeerd. Ons viertal kunstenaars heeft eer ingelegd met de reproductie; er bestond jMiiiMiiiiiiMiiiiiiiiiiiHiiiHiiiiiiiiiiiiHiiiiiiitiiiiiiiMiiiitiiiiiiiiiiiimiiiiiim 2) DE ROODE PUNT. VAN ISRAËL ZANGWILL. Toen gebeurde er iets vreeselijks. Donderdags kwam een meisje, dat aan het einde der vorige week de school voor een andere had verlaten, terug met de boodschap, dat haar ouders besloten hadden haar op de oude school te laten. Een verontwaardigd, erbarmelijk geschreeuw verbrak de orde. Juffrouw, laat haar niet terugkomen!" Van Blooinah's lippen klonk het gebiedend: Ga heen, Sara!" De ongelukkige kinderen voelden, dat Sara's afwezigheid nu mee zou tellen, en zoo was het ook; zes punten werden er af getrokken en de kans op het vaandel was verkeken. Maar dat het zoo vlak binnen hun bereik was geweest, was hen een aansporing dubbel hun best te doen. Weer brak de tergende Donderdag aan, voor hun hoop den bodem ?werd ingeslagen. Ditmaal was de slag nog zwaarder, want alle leerlingen, Bloomah in cluis, zaten op hun plaats met een roode punt. Bij dit vreedzaam troepje kwam plotseling Bloomah's moeder binnenstormen, die zonder eenige notitie te nemen van de onderwij zeres, met een theatraal gebaar naar haar dochtertje wees en riep r Bloomah Beckerstein, ga naar huis." Bloomah's gezichtje werd zoo rood als een roode punt, aller oogen waren op haar ge vestigd; tranen van vernedering en verdriet etroomde langs haar wangen, over de donkere kringen om haar oogen. Als zij werd weg gehaald en zij twee uur onderwijs had ont vangen, zou zij als absent" worden opgeteekend. De geheele klas was in verwarring. Armen over elkaar!" riep de onderwij zeres op strengen toon en de meisjes gingen stijf rechtop zitten. Bloomah gehoorzaamde instinctmatig evenals de anderen. Bloomah Beckenstein, moet ik je bij je vlecht de bank uittrekken'."' Werkelijk, juffrouw Beckenstein, u moest dat contact, hetwelk van uitvoerenden tot toe hoorders moet gaan en dat slechts aanwezig kan zijn bij een gevoelvolle voordracht. Mei Haydn's G-dur quartet, het eerste uit de Peters- editie, werd de avond geopend. De eerste twee deelen werden prachtig gespeeld, met al de verve en humor, die bij Haydn zoo ruimschoots aanwezig zijn. In de beide andere deelen had de rhythiniek iets straffer kunnen behatdeld z\jn. Het slot van den avond bracht ons het heerlijke Bes-dur Trio op. 71) van Beethoven, dat door da heeren Eöntgen, Flesch en Mos sel op zeer schoone wijze gespeeld werd. Hoewel het mij niet vergund was Donder dag-avond 1.1. in het Concertgebouw aanwezig te zijn, wil ik toch even memoreeren, dat een even voortreffelijk als bescheiden kun stenaar, de heer J. B. C. de Pauw gehuldigd werd, naar aanleiding van het feit, dat hij vijf-en-twintig jaren als kunstenaar bij ons werkzaam is geweest. De heer de Pauw trad toen op als organist van het Paleis voor Volksvlijt. Het orgel daar, door den Parijscheu orgelmaker CavailléColl gebouwd, vond in de Pauw een meester, volkomen h* t instrument waardig. Voor mij leven de orgel voordrachten van de Pauw nog steeds on overtroffen in mijn herinnering voort. Wel vond ik destijds, dat de Pauw wat veel compositiën speelde van Fransche meesters, die het koninklijk instrument niet altijd koninklijk behandelden, wél had ik toen graag meer Bach gehad, maar als dan ook de Pauw Bach speelde, dan kreeg men ook een ver tolking te hooren, die aan duidelijkheid en rhythmische zekerheid (het zwak van de meeste organisten) niets te wenschen overliet. Thans is de klank van dit orgel verstomd, het fraaie werk is nagenoeg aan den ondergang prijs gegeven. Hoe moet dit de Pauw met wee moed vervullen I Doch lang vóór dien tijd had de Pauw reeds afscheid genomen van het Paleis-orgel en zich meer bijzonder aan het onderwijs gewijd. En verschillende jon geren zetten de lessen van hun meester in klinkende daden om. De Pauw is in 1852 te Brussel geboren. Hij bezocht aldaar het Conservatorium en verwierf er in 1872 den Prix d'Excellence". Een jaar later kreeg hij een aanstelling als organist aan een der kerken te Brussel. Ondanks dit succes besloot de Pauw toch zich te wijden aan de studie, eerst der medi sche en later der chemische wetenschap. Op den duur echter kon de beoefening der muziek slechts dezen intelligenten man bevredigen en zoo zien wij hem dan hoog geacht en geëerd in ons midden, als een der voortreffelijksten zijner kunst. Moge het hem beschoren zijn nog tal van jaren zich te kunnen wijden aan het onder wijs, tot heil zijner leerlingen ! Ter wille der volledigheid zij hier nog ver meld, dat het Klein:Koor a cappella" onder mijn leiding 1.1. Zondag in de Ronde Luthersche kerk een uitvoering gaf, waarop uit sluitend oude meesters aan het woord waren. Van Orlando di Lasso werd een Psalmmotet Beatus qui inteïliget me" uitgevoerd. Van Sweelinck, Psalm 75. Voorts van den Madrigalen componist Luca Marenzio een motet voor het feest van Kerkwijding. Palestrina was vertegenwoordigd met drie zijner motetten uit het Hooglied van Salomo, n.l. Tralie me, Nigra sum en Quae est ista. Toen kwam Giuseppe Corsi met een Adoramua en aan het slot vcerd een rijk gedachte en klankschoone Mis van Hans Leo Hasler uitgevoerd. AST. AVEEKAMP. ?MMtiiiiitiHiiiiiiniiniiiiMMiiiiiniiiiiiiMimitijimiHmmiiiiiiiiiimHiH» . KimsliriDg AU Zoo er sommigen mochten zijn (misschien zijn er meer dan gedacht wordt) die niet wisten dat Albert Neuhuys een schilder was van bizondere zwaarte in z'n werk en bizondere gaaf, zoo was deze toonstelling hun middtl en mogelijkheid om na bestudeering tot de erkenning daarvan te komen. Hij is een schilder wiens richting is zwaarvan-kleur te zijn, wiens werk in dit opzicht van bizondtjre en soms buitengewone ver dienste is. Het is werk dat later door som migen zeer hoog gesteld zal worden, om de door-en-door rijpheid van sommige combi naties, en de groote vakvaardigheid waarmee dit voorgedragen wierJ. Zoo men zich altijd ?HtniiMiiiittfiiiiiiiiti iiimiiimiiimHtiiiHiiiiMHimiiiiiiiiiiiiiii zoo niet hier komen!" sprak de onderwij zeres met haar beschaafdste stem. Zeg dat liever aan Bloomah !" antwoordde juffrouw Beckenstein, op wie die woorden niets geen indruk maakten. Zij zit hier, omdat zij van huis is weggeloopen. Er is memaiil anders dan zij om voor de boel te zorgen, want we zijn vannacht op een brui loft geweest en zijn stijf van het dansen en vannacht om vier uur thuis gekomen in een stortregen. Als u bij .ons kwam, juffrouw, zoudt u mijn Benjy in bed zien liggen ; hij gaat vandaag niet naar het werk, hij heeft slaap noodig; hij verdient drie pond in de week: bij hein kan het, Goddank! lijden, dat hij in bed ligt. Kom nou, Bloornah Becken stein! Leeren zij je hier niet: Eert uw vader en uw moeder?" Bloomah stond op met een vaag gevoel, dat vaders en moeders hun kinderen niet moesten vernederen. Met gebogen hoofd liep zij langzaam naar de deur en zoodra zij buiten was, barstte zij in hartstochtelijk snik ken los. Nu, misschien w-el tengevolge van dat optreden, brak juli'roiuv Beckenstein haar been en moest weken lang met haar been en moest weken lang in een gipsverbaud liggen. Dat deed de kansen op het vaandel langen tijd verds ij len. Door de verpleging harer moeder en hei nuishouden, kon Bloomah haast nooit op school komen. Die dubbele zorgen drukten .TOO zwaar op het gevoelige kind, dag en nacht, dat zij bijna kreupel begon te loopen en droomde van haar naam op de absentielijst met lange rijen dreigende, zwarte punten er achter; zij strekten zich tot in het oneindige uit tevergeefs sloeg zij het eene blad na het andere om in de hoop een roode punt tegen te komen; de kleine zwarte eitjes werden al grooter en grooter, tot er op het laatst afschuwelijke, van hoorutjes voorziene insec ten uit te voorschijn kwamen, die over haar heen kropen dan werd zij huiverend wak ker. Soms werd zij gewikkeld in de plooien van een zwart vaandel en er half door ver stikt. En tot overmaat van ellende kwamen de leden der schoolcommissie af en aan loopen en dreigden, dat zij van school ver wijderd zou worden. Maar eindelijk kon zij toch weer naar haar herinnert hoe geringer deze tijd in Holland is dan onze zeventiende eeuw, en zoo men steeds in aanmerking neemt, dat wat wij schoone vakkennis noemen, toen een algerneene en in zijn tijd niets verwonderlijke eigenschap was, zoo kon men eenigszins zeggen dat de verhouding van deze tot Israëls is, soms als iets van Hals, soms als een Maas tegenover Rembrandt. Bij deze vergelijking is dan te denken niet aan de sentimenteele vrouwtjes die in het groen staan en zoo smachtend schouwen, maar aan sommige binnenhuizen zooals het groote waarin de hond (met een wonder vau bruine kleur geschilderd] op den vloer ligt, zooals de breèe aquarel van de vrouwen met muts op en die ge ziet tot ongeveer het middel; die zeer aan Hals herinnert. Een kwaliteit in al dit werk (en die met het klei ner worden der t unst meer en meer neergaat omdat zij slechts een eigenschap is van het groote) is de breedheid. Ta rdoor wordt A'euhuys boven zeer velen van tegenwoordig gezet. Er is echter een te kort; niet gering is dit. Het schijnt mij toe dat wil een werk niet alleen een schoonheid zijn in zijn eeuw, in de periode waar 't ontstond, maar voor immer, dat de psychische macht, de kracht van het innerlijk van den schilder daarin uitgesproken, zeer groot moet zijn. En deze doordachtheid, deze innerlijkheid die pas na lang roeren in het diepte van het gevoel komt; die het schilderij maakt tot een (je.heel, een geheel, waarin alle deelen dienen tot het beoogde, mist dikwijls in dit, Neuhuys'werk. Het is bij gedeelten schoon; ge wijst dezo partij aan, gindsche kleurcombinatie; ge roemt verblijd, een moeder met kind, sober en haast deftig als een deftige Metsu en deze is ook bijna een gaaf geheel maar in te veel andere mist ge de zoetvloeiendheid die een groot innerlijk leven in een schilder van zei ven uitschildert in de oogen en de ganfche kleuren, en die alles doordringend en doorsidderend, het maakt tot het schoone, combinatie van gevoel in vorm, beide ver groeid tot Een en Een Geheel. Pi.. MHIIIHIIIIIIIIIIItMIlmlimilimMMHIIIIIMlNIItlll L. VAN DEYSSEL, Ztrtmle bundel inzamelde opstellen. Scheltema en Holkeina. Am* sterdam 1904. "j -,j.i> * ' -' Van groote verscheidenheid zijn de ge schriften, welke dit omvangrijke boekdeel bevat. Waarover de heer Van Deyssel ook schrijft, het is bijna altijd, hoewel in afwisse lende mate, een genot naar zijne woorden te luisteren. Zijne aanteekeningen over de litte ratuur van den dag zijn alle van eene bijzon dere scherpte en bondigheid, en het aangename der lectuur wor.it zeer verhoogd, zoowel door den hoflelijken zwier van des schrijvers logisch-gebouwde en melodieuze volzinnen, als door den wonderlijk-ernstigen humor zijner somtijds buitengewoon phantastische verge lijkingen (zie de aanteek. bij De Bruidstijd van Annie De lloogh). Ook zijn er zeer fijne dingen in deze aanteekeningen : Ik vind het aangenaam als ik merk dat mijn genegenheid voor een kind vermeerdert op het oogenblik waarin hij, en om dat hij, iels norsch' of dwarsch' zegt, want ik weet, dat het niet van gelukkigheid is dat hij 700 leelijk is van zoo iets te zeggen", (bl. 110;. Waar de schrijver eene karakteristiek van het werk van iemand als Couperus geeft, is hij zeer precies in zijne omschrijvingen en motiveeringen : De blik, waarmede de wereld wordt bekeken,... is juist de gemiddelde blik van den glober- (rotter eii pensionbewoner-met-lektuur". (bl. 0). Terwijl men nog wel eens betwijfelen kan of de herdruk van ui die boek- besprekingen noodzakelijk en gewenscht was, hoe lijn van ontleding vele gedeelten ook zijn, voor het opnieuw doen verschijnen van de Aeolie of de wind door den (lulden \Vinckel" kan men den heer Van Deyssel slechts bijzonderen dank brengen. Met niets anders tot motief dan het boekenblaadje van den heer F, Smit Kleine en de herinnering aan een kostelijke voor-den-mal-houderij van jaren geleden (l'rozaxtukken, bl. 177), laat de groote prozaïst de verscheidenste tafereelen in des lezers verbeelding verrijzen, steeds met dat voorname gebaar en die hooghartige wending zijner zinnen, steeds met dien verrassenden en im IIIIIHIMIItllllllltltUIIrlllMlllllllnlIlHHIIItllllllMllllllllllltllllM geliefde school ontsnappen. In plaats van boos te kijken, zooals Bloomah gedacht had, slaakten alle kinderen een zucht van ver lichting; de uitersten raken elkaar en zij was zoolang weggebleven, dat de verwijten daar door iu een welkomstgroet veranderd waren. Vol berouw spande Bloomah zich nu dubbel in. Weer werd. de hoop op bet vaandel in aller hart levendig. Maar de begeerte der andere was niet minder vurig: vooral de vijfde klas hield het vaandel eeu volle maand lang en verdedigde het hardnekkig tegen iedereen, al kwamen zij ook nog zoo geregeld en goed op tijd. l'lotseling kwam er een nieuwe, treurige factor in den \\edstrijd.Iuhetlv.ist-Emlbrak een pokken-epidemie uit, die van grooteii invloed was op de verschillende klassen, een invloed louter op toeval berustend. Roode en zwarte punten, medailles en prijzen, het was alles een loterij. De trots der vijfde klasse werd gefnuikt; eeu der meisjes werd aangetast, twee an leren werden door angstige ouders thuisgehouden. Een zenuwachtige onrust, als bij een aardbeving, heerschte er in de school. Slechts iu liloomah'-s klasse aU aangevuurd door haar krijgshaftig voorbeeld bleven de gelederen aaneengesloten. De epidemie breidde zich uit. liet Ghetto begon te spreken over speciale psahtieu in de kleine synagogen. II. In die crisis van de epidemie scheen het vaan del langzaam maar zeker den kunt van Bloo mah en haar klasgenooteu uit te wapperen. Maandagmorgen begonnen zij met alle heus" aan dek, om zoo te zeggen; zij zeilden door Dinsdag en Woensdag heen zonder een enkele zwarte punt op de lijst; den Donderdag, waarop zij al zoo vaak gestrand waren, kwamen zij met volle zeilen door, en als zij slechts den Vrijdag konden doorkomen, was het zegeteeken voor hen. Vrijdag was de gemakkelijkste dag van allemaal, omdat hij met het oog op den Sabbath vroeger gedaan wa>; de kindereu gingen niet naar huis tusschen de twee schooltijden; om twaalf uur werd er op de speelplaats gegeten. Niemand kon de school verlaten en wie de eerste roode punt kreeg kon zeker zijn van de tweede. Dien gewichtigeu winmer harmonischen woordenrijkdom, welken wij in al zijne critische beschouwingen ge woon waren. Na het humorrijke visioen der Fransche Revolutie volgt de vergelijking met den toestind der hedendaagsche Nederlandsche lit teratuur. Het was eene aangename verrassing, den man die langen tijd had gezwegen, zoodat velen de wilde jeu^dkracht in hem vernietigd dachten, plotseling weer te hooren getuigen van zijne innige vereering voor den grootsten der levende Nederlandsche dichters, wien hij ook vroeger zoo schoone woorden had gewijd : Ha, waandet gij dat wij gestorven waren, dood de geest van onze jeugd? 't Is waar, dat de koning vele deuren van het paleis wijd heeft open-gezet, 't is waar dat een verdachte menigte grauwe klanten onwelriekend in de voorportalen samenschoolt en Hij er langs gaat, de hand niet meer aan de rijzweep, maar nauwlijks geschoeid en, met den glimlach mede, bewegend in min zaam gebaar". Het is heerlijk den schrijver van het krach tigste en stralendste moderne proza zoo vol van hartelijke genegenheid te zien voor Willem Kloos, den Dichter der allerschoonste, diepste, fijnste verzen, welke de litteratuur en niet van Nederland alleen in de laatste kwart-eeuw heeft voortgebracht, den armen en toch koninklijk-rijken kunstenaar, wiens naam al moge zijn latere werk helaas niet meer den ouden weerklank vinden i 11 het gemoed zijner trouwe vereerders door al wie de diep-zware melodieën en donkere tonen en trotsche verrukkingen zijner onsterfelijke verzen weet te verstaan, voor altijd gezegend zal blijven. Dit is als een groet van koning tot koning, ver over de hoofden hecn van de naar boven woelende t n alles infecteerende plebejers. Het doet goed en troostrijk aan, in dezen tijd van ont binding en scherpen strijd, nu zoo weinig waardeeringsvermogen van anders-geaarden zich vertoont,de :eneenen Groote dien anderen, eindeloos verschillend van natuur, met teedere woorden van innige bewondering te hooren begroeien. De eigenlijke Aeolie gaat zingen en waaien in hoofdstuk VI, en hier waaien en zingen ona de sierlijkste en beminnelijkste, de fijnste en onverwachtste, verre landen en tijden even langs strijkende, als glimlachend gegevene, phantasieën voorbij. Maar toch ... na al die fchoone klanken, die stroomende zinnen, die schalke en stoeiende vergelijkingen, blijft daar een leegte in ons achter; want, hoe groot onze bewondering ook zij voor zulk een verbeeldingsmaeht en woordenkracht, de herinnering aan het luttele motief dier melo dieuze reeksen komt eindelijk weer in ons op, de ontzettende wanverhouding werkt dan storend en het schijnt ten slotte slechts een vergankelijk genot, een noodelooze kracbtverspiliing, over zulk een voos stramien die kleu rige, slralende tafereelen te borduren. Het laatste en grootste deel des bundels bevat de twee proza-gedichten Kind-leven" en Het Ik". Kind-leven'' beschrijft in korte hoofdstuk jes een paar levensdagen van een jongen, niet diens uiterlijke handelingen om haarszelfs wi', maar die uiterlijke handelingen als waar genomen uit het binnenste van den jongen zelf. Hoe komt het echter, dat het lezen van dit. in onzaglijk-uitvoerige fijnheden verdie pende proza-werk zoo vermoeiend is? Dit komt, dunkt mij. vooreerst doordat de hier beschreven jongen voortdurend, van oogen blik tot oogcublik, schijnt te leven op een wijze en in een waarnemingssfeer, waarop en waarin een mensch niet van oogenblik tot oogenblik le^en k;ïn, daar hij anders onge twijfeld binnen een week gek zou zijn. En vervolgeus, doordat het den lezer onwaar schijnlijk voorkomt, dat die jongen zóó be wust naar de buitenwereld schouwde, en dit alk s dus klaarblijkelijk slechts retrospectief op zulk eene wijze door een volwassen man met zeer scherp herinneringsvermogen kan beschreven zijn. Aldus maakt het geheel den indruk van een reeks herinneringen, in de jeugd waargenomen, maar nu beschreven rnet de bewustheid van den volwassene, en daar enboven uit verschillende tijden, waar wellicht vele weken tusschen Jagen, samengetrokken in een paar dagen. Deze jongen schijnt uu iiififiitiiHiiiiHiitiiiiiitminitiiiniiiiimimifiiimiiiiiiiiiimitiHiiN! termorgen was Bloomah voor dag en dauw op ; zij wou niet het minste gevaar loopen te laat te komen. Zij deed vlug al haar huiswerk en vroeg zich onderwijl angstig af, of een harer klasgenootjes zich ook zou ver slapen ; toch was zij er in haar hart van overtuigd, dat allen ev^n vol ijver waren als zij. Maar toch, je kon nooit weten met die lastige pokken ! Zij bad tot God om alle meisjes te sparen en hen het vaandel te doen toekomen. Onder het ontbijt bracht de post haar moeder een briefkaart. Bloomah zat op heeto kolen, toen juil'rouw Beckenstein onder het lezen met de tong klakte; zij had er een voorgevoel van,dat de epidemie bij een der tal rijke bloedverwanten haar intree had gedaan. De moeder reikte haar zwijgend de brief kaart toe. Lieve moeder! Ik vergaa van de senupijn. Zend Bloomah om de visch ?te bakken. Becky." Bloomah werd zoo wit als een doek, dit was bijna'even ei g als de pokken. Arme Becky!" zei haar moeder, niet wetend wftt er in Bloomah omging. Het kan nog wel na schooltijd," sta melde deze. Wat!" schreeuwde juffrouw Beckenstein, zoodat de viscli niet eens koud kan wor den! Maar het is alweer die roode punt liever dan dit te verliezen /.ou je je eigen zuster warmen visch willen laten eten. Ga dadelijk naar haar toe, jou ongevoelig wicht, of ik zal je met de braadpan om je ooren slaan! Mijn arme Becky heeft me nooit met dit vaandels vervolgd, en zij kent tweemaal zoo goed lezen en schrijven als jij." Ze kan niet eens zenuwpijn spellen," zei Bloomah knorrig. En waarom zou ze dat ook spellen? Het is al erg genoeg het te voelen. \Vacht maar eens tot je zelf kinderen en zenuwpijn hebt, dan zullen wij eens zien hoe jij het spelt." En vergaa" schrijft ze ook fout," viel Daniël in. Zijn moeder zond hem eeu veruietigenden blik toe. Zij is niet bij de Meshumadius" op school geweest." Bloomah nam slecht gehumeurd haar tasch op. aldoor te leven in eene sfeer van fijne waar neming en innige overpeinzing; hij ziet de lieve kleinigheden van zijn bed, zyn kamer, zijn huis, zijne ouders. Maar wie wandelt er altijd op effen hoogvlakten ? Wie dit doet, zal de afwisselende vergezichten van een heuvellandscbap missen. En wie leeft er voortdurend in die sfeer van uiterst-verfijn Ie aandoening en verbeeldingen ? Waar, wat in het leven zelf slechts de hoogste momenten zijn, beschreven wordt als een voortdurende geestesgesteldheid, daar vergeten wij dat wij op hoogten vertoeven, en de wereld wordt even vaal als in de dampigste laagvlakten. Bovendien worden den lezer van een letter kundig kunstwerk de teederste gevoelens en verbeeldingen met plotselinge.r hevigheid ge openbaard uit een enkelen kleinen zin, een enkel klein woord, een klank, eene wending vau den stijl, dan uit de zorgvuldigste en uitvoerigste ontleding. Hier werden de grenzen der woordkunst overschreden''. Het ia vrij wat aangenamer de bijzondere opmerkingen en bizarre gedachte-en-ge voelsontledingen na te gaan van de Hero eschindividualistische Dagbsekbladen", waarin een twintigjarig jonkman zijn bezoek aan de fraaie stad Parijs schijnt te hebben neerge schreven. Hierin is een medeleven met alle dingen, dat zeer beminnelijk, maar ook som tijds onbeschrijflijk humoristisch aandoet. Het is of men met een geeatig phantast dezo wereldstad, rijk aan zonderlinge menschen en. zaken, rondtoert, waarbij hij aan elk wezen een afglans vati zijn eigen leven mededeelt. Keeds in het begin, over het bakje": Dit bijdraayende bakje was gelijk een bedelmonnik, die ons begreep". Dit is beminnelijk, daar er aan een wel licht onooglijk Parijsch voertuigje een teeder bewustzijn wordt toegedacht, dat alleen in de phantasie van den teeder en rijk Ie .-enden mensch aanwezig is. En toch, ook bij deze proza-gedichten weer, evenals bij de schitterende phantasieën van de Aeolie", moeten wij bekennen dat, on danks dien vloed van humoristische opmer kingen en lijne gedachte-ontledingen, de her innering aan dit alles geene voldoening schenkt; althans niet die troostrijke voldoe ning, welke wij van de kunst van het woord verwachten, en die alleen aan elke kunst haar hoogste glorie en bestaansrecht verleent. Maar het zou schoon kunnen zijn voor de Nederlandsche litteratuur, zoo de thans zoo vaak op geringe motieven voortzingende ly riek, de fragmentarische en in te subtiele ontleding ontaardende epiek van den heer Van eyssel zich verbond en vergrootte en verzuiverde tot een harmonisch en voor het geestelijk leven van dit geslacht waardevol kunst wei k. Haarlem. v. MOERKF.RKENT. Prlmivera. Dramatisch gedicht door Nico VAN* SUCUTELEX. (Uitgevers: De Erven F. Bohn, Haarlem). De beoordeeling van Primavera was voor mij althans om de maan niet gemakkelijk. Het werk behelst namelijk in dichterlijken vorm een beschouwing, ontleend aan het philosophische stelsel van Schopenhauer. Daar de handeling afspeelt in Syracuse, in de heiclensche wereld eii de personen, dia er in optreden, Grieken zijn, moest dus eerst worden nagegaan in hoever en wanneer eeu Helleen, hier Nikias, de held van het stuk, al denkbeelden koVi hebbeu gehad, welke eenigsdns overeenstemmen met die vervat in het systeem van den straks genoemden', duitscheii wijsgeer. Nu kon zeer zeker een of andere historische, grieksche figuur ideeën, ontleend aan de Indische philoso phie, in zich hebben omgedragen, en mis-chien ook wel ontnomen aan dezelfde geschriften der Hindoes, waaruit Sehopenhauer zelf be weert, in de voorrede van zijn hoofdwerk: Die \Velt als Wille und l'orftrUanij, ten deel e de zijnen te hebben geput nl.: de Orpaiiisliadi.*) Gelukkig werd ik door den auteur zelf uit den nood geholpen met de verklaring, dat Nikias alleen den naam draagt van eenhis torische persoon en niet de ware Nikias ij. Dit acht ik beslist een zeer groote fout. His torische figuren zijn vaste typen voor zoover *) En uit de leer van Boeddha niet te vergeten. Waar wou je met die boeken naar toe? Je kunt t jch met boeken geen visch bakken !" Juil'rouw Beckenstein nam haar de tasch af en smeet haar op den grond. De giiilelkoker rolde naar den eenen kant, de vingerhoed naar de. n anderen. Maar van middag kan ik toch naar school gaan ? ' Bun je gek ? Terwijl je zuster doodziek is? Heb je dan geen gevoel? Laat nie je onbeschaamd gezicht niet weerzien voor den Sabbath!" Bloomah sloop naar buiten;.het was haar droef te moede. Op weg naar Becky sloeg zij uit gewoonte, als vanzelf de morsige straat in, waarin bet rood steenen gebouw zich in al zijn vreugdlooze grootheid verhief. Het gezicht vau het groote ijzeren bek en de zich reppende kinderen, deed haar hart schuldbewust sneller kloppen. Een oogen blik werd de verzoeking toch binnen te gaaii haar bijna te machtig. Maar het was slechts n oogenblik. Zij kon de kottersene gedachte koesteren, dat Becky wel warmen in plaats van kouden ge bakken visch kon eten, maar een Sabbath totaal zonder gebakken visch kwam haar kinderhersentjes als heiligschennis voor. Van dat zij heel klein w~as, waren stuk ken koude gebakken visch altijd onafschei delijk aan den rustdag verbonden geweest. Visioenen en geuren van gebakken schol en tong nooit iets minder dan schelvisch of makrcel, hingen samen met de- meest ge wijde herinneringen aan den komenden Sabbath. Snikkend keerde zij zich om, als om met een ruk aan de verleiding te ontkomen. ..Bloomah! Waar ga je heen?" riep een klasgenoot haar angstig achterna. Bloomah zette het op een loopen, met een gezicht rood van schaamte en ellende. Tegen twaalf uur lag Becky's visch, lekker bruin gebakken en met peterselie bestrooid, af te koelen op den grooten, blauwen schotel met een wilgen-patroon, en Becky's zenuw pijnen bedaarden, misschien wel door de geestelijke ontspanning, die dat gezicht haar gaf. Toen de klok twaalf sloeg mocht Blco111 a h naar school gaan, in de vurige hoo;> nog een punt te krijgen voor de middagles. (Slot rol<j{.j

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl