Historisch Archief 1877-1940
,5; t
i''
No. 1484
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
8
5 K.M. fr. 0.95 = per K.M. fr. 0.19
10 1.25 = 0.125
20 : 1.50 = , , 0.07'
40 2.00 = ? , 0.05
Voor zeer kleine afstanden is op den
Franschen staatsspoorweg de prijs dier cou
pons nog iets lager. Daarentegen hooger
voor de grooter afstanden. Berekend wordt:
5 K.M. fr. 0.60 = per K.M. fr. 0.12
.10 , 1.15 = , 0.11»
20 2.30 = 0.11"
De particuliere chemin de fer du Nord
heeft er onmiddellijk een hooger tarief:
5 K.M. fr. 1.00 = per K.M. fr. 0.20
20 2.80 = 0.14
Duitschland heeft voor dit verkeer geen
uniform geregelden prijs. Op de
NoordDuitsche locaalbanen is het gewoon tarief
de 4de klasse 2 pfenning per K.M. (3de klasse
4 pfenning). Voor de speciale
werkmanstreinen op de Berlijnsche en Münchener
banen wordt niet meer dan l pf. berekend.
Zes reizen per week, heen en terug, kosten
derhalve slechts 3.6 cent per K.M.
Iets hooger is weer het Engelsch tarief,
waar trouwens de particuliere
maatschapijen eerst na sterken aandrang dezen dienst
ebben ingesteld. Voor het traject Enfield
Xiiverpoolstreet (Londen) een afstand van
17.2 kilometer rekent de Great Eastern
Railway 2 penee per dag. Berekend op de
wijze der Fransche en Belgische weekabon
nementen wordt dït 4.2 cent per K.M.
We hebben dus voor een afstand van om
streeks 20 kilometer na elkaar in Hollandsch
geld berekend als weektarief per K.M.:
Dnitschland' 3.6 cent, België3.7 cent
Engeland 4.2 cent, Fraiiirijk (staat) 5.5 cent,
Frankrijk (particul. mij.) 7 cent.
Onze noteering voegt zich niet bij de
eerste cijfers, maar dichter bij het laatste.
Het traject Haarlem?Amsterdam gaat door
als zeer voordeëlig. En op dit traject van
19 K.M. berekent de H. IJ. S. M. voor een
wekelijksche werkmanskaart f 1.20. Per
kilometer dus- ruim 6.3 cent.
Welk prijsverschil met de buitenlandsche
aoteerinp "ommentaar overbodig maakt.
EETXE.
Mnziei in de HooftM
Zaterdagavond vergastte ons het quartet
der heeren Flesch, Noach, Meerloo en Mossel
op een uitvoering van een der belangrijkste
scheppingen van den laatsten tijd, n.l. op het
quartet in D van César Franck, 's meesters
zwanemang. Reeds na de eerste maten van
de langzame inleiding kreeg men den indruk
met een buitengewoon werk te doen te
hebben. Inderdaad, er wordt hier zulk een
verheven taal gesproken, Franct's muziek
is zóó doordrongen van edel pathos, de
klankeorabinatiën zijn ? zoo schoon en boeiend,
vooral tengevolge zijner polyphone schrijf
wijze, dat men met ingehouden adem luistert
naar het scüoone wat ons die reine kunste
naarsziel weet mede te deelen.
Het scherzo, een waar meesterstukje van
lichtheid, geheel met sourdine gespeeld en
van bijzondere rhythmische pikanterie, vormt
de overgang tot het Larghetto, een der
echoonste, zielvolste muziekstukken, die na
Beethoven zijn geschreven en van een
klankschoonheid, welKe een voortdurende weelde
is voor het oor.
In den laatsten Satz vindt men
reminis<;entiën aan vroegere deelen; door zijn her
haalde tempo- veranderingen is deze Satz niet
zoo duidelijk en klaar in den vorm als de
eerste drie deelen. Maar toch gevoelt men,
dat het superieur werk is.
Wij mogen ons quartet-gezelschap wel zeer
dankbaar zijn voor de uitvoering van Eranck's
quartet en niet minder voor de wijze, waarop
het gespeeld is. Men kon aan alles bespeu
ren met welk een liefde men er aan had
gestudeerd. Ons viertal kunstenaars heeft
eer ingelegd met de reproductie; er bestond
jMiiiMiiiiiiMiiiiiiiiiiiHiiiHiiiiiiiiiiiiHiiiiiiitiiiiiiiMiiiitiiiiiiiiiiiimiiiiiim
2)
DE ROODE PUNT.
VAN
ISRAËL ZANGWILL.
Toen gebeurde er iets vreeselijks.
Donderdags kwam een meisje, dat aan het einde
der vorige week de school voor een andere
had verlaten, terug met de boodschap, dat
haar ouders besloten hadden haar op de
oude school te laten. Een verontwaardigd,
erbarmelijk geschreeuw verbrak de orde.
Juffrouw, laat haar niet terugkomen!"
Van Blooinah's lippen klonk het gebiedend:
Ga heen, Sara!"
De ongelukkige kinderen voelden, dat
Sara's afwezigheid nu mee zou tellen, en
zoo was het ook; zes punten werden er af
getrokken en de kans op het vaandel was
verkeken.
Maar dat het zoo vlak binnen hun bereik
was geweest, was hen een aansporing dubbel
hun best te doen. Weer brak de tergende
Donderdag aan, voor hun hoop den bodem
?werd ingeslagen. Ditmaal was de slag nog
zwaarder, want alle leerlingen, Bloomah in
cluis, zaten op hun plaats met een roode punt.
Bij dit vreedzaam troepje kwam plotseling
Bloomah's moeder binnenstormen, die zonder
eenige notitie te nemen van de onderwij
zeres, met een theatraal gebaar naar haar
dochtertje wees en riep r Bloomah
Beckerstein, ga naar huis."
Bloomah's gezichtje werd zoo rood als een
roode punt, aller oogen waren op haar ge
vestigd; tranen van vernedering en verdriet
etroomde langs haar wangen, over de donkere
kringen om haar oogen. Als zij werd weg
gehaald en zij twee uur onderwijs had ont
vangen, zou zij als absent" worden
opgeteekend. De geheele klas was in verwarring.
Armen over elkaar!" riep de onderwij
zeres op strengen toon en de meisjes gingen
stijf rechtop zitten. Bloomah gehoorzaamde
instinctmatig evenals de anderen.
Bloomah Beckenstein, moet ik je bij je
vlecht de bank uittrekken'."'
Werkelijk, juffrouw Beckenstein, u moest
dat contact, hetwelk van uitvoerenden tot toe
hoorders moet gaan en dat slechts aanwezig
kan zijn bij een gevoelvolle voordracht.
Mei Haydn's G-dur quartet, het eerste uit
de Peters- editie, werd de avond geopend. De
eerste twee deelen werden prachtig gespeeld,
met al de verve en humor, die bij Haydn
zoo ruimschoots aanwezig zijn. In de beide
andere deelen had de rhythiniek iets straffer
kunnen behatdeld z\jn.
Het slot van den avond bracht ons het
heerlijke Bes-dur Trio op. 71) van Beethoven,
dat door da heeren Eöntgen, Flesch en Mos
sel op zeer schoone wijze gespeeld werd.
Hoewel het mij niet vergund was Donder
dag-avond 1.1. in het Concertgebouw aanwezig
te zijn, wil ik toch even memoreeren, dat
een even voortreffelijk als bescheiden kun
stenaar, de heer J. B. C. de Pauw gehuldigd
werd, naar aanleiding van het feit, dat hij
vijf-en-twintig jaren als kunstenaar bij ons
werkzaam is geweest. De heer de Pauw trad
toen op als organist van het Paleis voor
Volksvlijt. Het orgel daar, door den
Parijscheu orgelmaker CavailléColl gebouwd,
vond in de Pauw een meester, volkomen h* t
instrument waardig. Voor mij leven de orgel
voordrachten van de Pauw nog steeds on
overtroffen in mijn herinnering voort. Wel
vond ik destijds, dat de Pauw wat veel
compositiën speelde van Fransche meesters, die
het koninklijk instrument niet altijd koninklijk
behandelden, wél had ik toen graag meer
Bach gehad, maar als dan ook de Pauw
Bach speelde, dan kreeg men ook een ver
tolking te hooren, die aan duidelijkheid en
rhythmische zekerheid (het zwak van de
meeste organisten) niets te wenschen overliet.
Thans is de klank van dit orgel verstomd,
het fraaie werk is nagenoeg aan den ondergang
prijs gegeven. Hoe moet dit de Pauw met wee
moed vervullen I Doch lang vóór dien tijd
had de Pauw reeds afscheid genomen van
het Paleis-orgel en zich meer bijzonder aan
het onderwijs gewijd. En verschillende jon
geren zetten de lessen van hun meester in
klinkende daden om.
De Pauw is in 1852 te Brussel geboren.
Hij bezocht aldaar het Conservatorium en
verwierf er in 1872 den Prix d'Excellence".
Een jaar later kreeg hij een aanstelling als
organist aan een der kerken te Brussel.
Ondanks dit succes besloot de Pauw toch
zich te wijden aan de studie, eerst der medi
sche en later der chemische wetenschap.
Op den duur echter kon de beoefening
der muziek slechts dezen intelligenten man
bevredigen en zoo zien wij hem dan hoog
geacht en geëerd in ons midden, als een der
voortreffelijksten zijner kunst.
Moge het hem beschoren zijn nog tal van
jaren zich te kunnen wijden aan het onder
wijs, tot heil zijner leerlingen !
Ter wille der volledigheid zij hier nog ver
meld, dat het Klein:Koor a cappella" onder
mijn leiding 1.1. Zondag in de Ronde
Luthersche kerk een uitvoering gaf, waarop uit
sluitend oude meesters aan het woord waren.
Van Orlando di Lasso werd een
Psalmmotet Beatus qui inteïliget me" uitgevoerd.
Van Sweelinck, Psalm 75. Voorts van den
Madrigalen componist Luca Marenzio een
motet voor het feest van Kerkwijding.
Palestrina was vertegenwoordigd met drie zijner
motetten uit het Hooglied van Salomo, n.l.
Tralie me, Nigra sum en Quae est ista.
Toen kwam Giuseppe Corsi met een
Adoramua en aan het slot vcerd een rijk gedachte
en klankschoone Mis van Hans Leo Hasler
uitgevoerd. AST. AVEEKAMP.
?MMtiiiiitiHiiiiiiniiniiiiMMiiiiiniiiiiiiMimitijimiHmmiiiiiiiiiimHiH»
. KimsliriDg AU
Zoo er sommigen mochten zijn (misschien
zijn er meer dan gedacht wordt) die niet
wisten dat Albert Neuhuys een schilder was
van bizondere zwaarte in z'n werk en
bizondere gaaf, zoo was deze toonstelling hun
middtl en mogelijkheid om na bestudeering
tot de erkenning daarvan te komen.
Hij is een schilder wiens richting is
zwaarvan-kleur te zijn, wiens werk in dit opzicht
van bizondtjre en soms buitengewone ver
dienste is. Het is werk dat later door som
migen zeer hoog gesteld zal worden, om de
door-en-door rijpheid van sommige combi
naties, en de groote vakvaardigheid waarmee
dit voorgedragen wierJ. Zoo men zich altijd
?HtniiMiiiittfiiiiiiiiti iiimiiimiiimHtiiiHiiiiMHimiiiiiiiiiiiiiii
zoo niet hier komen!" sprak de onderwij
zeres met haar beschaafdste stem.
Zeg dat liever aan Bloomah !" antwoordde
juffrouw Beckenstein, op wie die woorden
niets geen indruk maakten. Zij zit hier,
omdat zij van huis is weggeloopen. Er is
memaiil anders dan zij om voor de boel te
zorgen, want we zijn vannacht op een brui
loft geweest en zijn stijf van het dansen en
vannacht om vier uur thuis gekomen in een
stortregen. Als u bij .ons kwam, juffrouw,
zoudt u mijn Benjy in bed zien liggen ; hij
gaat vandaag niet naar het werk, hij heeft
slaap noodig; hij verdient drie pond in de
week: bij hein kan het, Goddank! lijden, dat
hij in bed ligt. Kom nou, Bloornah Becken
stein! Leeren zij je hier niet: Eert uw
vader en uw moeder?"
Bloomah stond op met een vaag gevoel,
dat vaders en moeders hun kinderen niet
moesten vernederen. Met gebogen hoofd liep
zij langzaam naar de deur en zoodra zij
buiten was, barstte zij in hartstochtelijk snik
ken los.
Nu, misschien w-el tengevolge van dat
optreden, brak juli'roiuv Beckenstein haar
been en moest weken lang met haar been
en moest weken lang in een gipsverbaud
liggen. Dat deed de kansen op het vaandel
langen tijd verds ij len. Door de verpleging
harer moeder en hei nuishouden, kon Bloomah
haast nooit op school komen.
Die dubbele zorgen drukten .TOO zwaar op
het gevoelige kind, dag en nacht, dat zij
bijna kreupel begon te loopen en droomde
van haar naam op de absentielijst met lange
rijen dreigende, zwarte punten er achter;
zij strekten zich tot in het oneindige uit
tevergeefs sloeg zij het eene blad na het
andere om in de hoop een roode punt tegen
te komen; de kleine zwarte eitjes werden
al grooter en grooter, tot er op het laatst
afschuwelijke, van hoorutjes voorziene insec
ten uit te voorschijn kwamen, die over haar
heen kropen dan werd zij huiverend wak
ker. Soms werd zij gewikkeld in de plooien
van een zwart vaandel en er half door ver
stikt. En tot overmaat van ellende kwamen
de leden der schoolcommissie af en aan
loopen en dreigden, dat zij van school ver
wijderd zou worden.
Maar eindelijk kon zij toch weer naar haar
herinnert hoe geringer deze tijd in Holland
is dan onze zeventiende eeuw, en zoo men
steeds in aanmerking neemt, dat wat wij
schoone vakkennis noemen, toen een
algerneene en in zijn tijd niets verwonderlijke
eigenschap was, zoo kon men eenigszins
zeggen dat de verhouding van deze tot Israëls
is, soms als iets van Hals, soms als een Maas
tegenover Rembrandt.
Bij deze vergelijking is dan te denken niet
aan de sentimenteele vrouwtjes die in het
groen staan en zoo smachtend schouwen,
maar aan sommige binnenhuizen zooals het
groote waarin de hond (met een wonder vau
bruine kleur geschilderd] op den vloer ligt,
zooals de breèe aquarel van de vrouwen met
muts op en die ge ziet tot ongeveer het
middel; die zeer aan Hals herinnert. Een
kwaliteit in al dit werk (en die met het klei
ner worden der t unst meer en meer neergaat
omdat zij slechts een eigenschap is van het
groote) is de breedheid. Ta rdoor wordt
A'euhuys boven zeer velen van tegenwoordig
gezet. Er is echter een te kort; niet gering
is dit. Het schijnt mij toe dat wil een werk
niet alleen een schoonheid zijn in zijn eeuw,
in de periode waar 't ontstond, maar voor
immer, dat de psychische macht, de kracht
van het innerlijk van den schilder daarin
uitgesproken, zeer groot moet zijn. En deze
doordachtheid, deze innerlijkheid die pas na
lang roeren in het diepte van het gevoel
komt; die het schilderij maakt tot een (je.heel,
een geheel, waarin alle deelen dienen tot het
beoogde, mist dikwijls in dit, Neuhuys'werk.
Het is bij gedeelten schoon; ge wijst dezo
partij aan, gindsche kleurcombinatie; ge
roemt verblijd, een moeder met kind, sober
en haast deftig als een deftige Metsu en deze
is ook bijna een gaaf geheel maar in te
veel andere mist ge de zoetvloeiendheid die
een groot innerlijk leven in een schilder van
zei ven uitschildert in de oogen en de
ganfche kleuren, en die alles doordringend en
doorsidderend, het maakt tot het schoone,
combinatie van gevoel in vorm, beide ver
groeid tot Een en Een Geheel.
Pi..
MHIIIHIIIIIIIIIIItMIlmlimilimMMHIIIIIMlNIItlll
L. VAN DEYSSEL, Ztrtmle bundel inzamelde
opstellen. Scheltema en Holkeina.
Am* sterdam 1904. "j -,j.i> * ' -'
Van groote verscheidenheid zijn de ge
schriften, welke dit omvangrijke boekdeel
bevat. Waarover de heer Van Deyssel ook
schrijft, het is bijna altijd, hoewel in afwisse
lende mate, een genot naar zijne woorden te
luisteren. Zijne aanteekeningen over de litte
ratuur van den dag zijn alle van eene bijzon
dere scherpte en bondigheid, en het aangename
der lectuur wor.it zeer verhoogd, zoowel door
den hoflelijken zwier van des schrijvers
logisch-gebouwde en melodieuze volzinnen, als
door den wonderlijk-ernstigen humor zijner
somtijds buitengewoon phantastische verge
lijkingen (zie de aanteek. bij De Bruidstijd
van Annie De lloogh). Ook zijn er zeer fijne
dingen in deze aanteekeningen : Ik vind het
aangenaam als ik merk dat mijn genegenheid
voor een kind vermeerdert op het oogenblik
waarin hij, en om dat hij, iels norsch' of
dwarsch' zegt, want ik weet, dat het niet van
gelukkigheid is dat hij 700 leelijk is van zoo
iets te zeggen", (bl. 110;.
Waar de schrijver eene karakteristiek van
het werk van iemand als Couperus geeft,
is hij zeer precies in zijne omschrijvingen en
motiveeringen : De blik, waarmede de wereld
wordt bekeken,... is juist de gemiddelde
blik van den glober- (rotter eii
pensionbewoner-met-lektuur". (bl. 0).
Terwijl men nog wel eens betwijfelen kan
of de herdruk van ui die boek- besprekingen
noodzakelijk en gewenscht was, hoe lijn van
ontleding vele gedeelten ook zijn, voor het
opnieuw doen verschijnen van de Aeolie of
de wind door den (lulden \Vinckel" kan men
den heer Van Deyssel slechts bijzonderen
dank brengen. Met niets anders tot motief
dan het boekenblaadje van den heer F, Smit
Kleine en de herinnering aan een kostelijke
voor-den-mal-houderij van jaren geleden
(l'rozaxtukken, bl. 177), laat de groote prozaïst
de verscheidenste tafereelen in des lezers
verbeelding verrijzen, steeds met dat voorname
gebaar en die hooghartige wending zijner
zinnen, steeds met dien verrassenden en
im
IIIIIHIMIItllllllltltUIIrlllMlllllllnlIlHHIIItllllllMllllllllllltllllM
geliefde school ontsnappen. In plaats van
boos te kijken, zooals Bloomah gedacht had,
slaakten alle kinderen een zucht van ver
lichting; de uitersten raken elkaar en zij was
zoolang weggebleven, dat de verwijten daar
door iu een welkomstgroet veranderd waren.
Vol berouw spande Bloomah zich nu dubbel
in. Weer werd. de hoop op bet vaandel in
aller hart levendig. Maar de begeerte der
andere was niet minder vurig: vooral de
vijfde klas hield het vaandel eeu volle maand
lang en verdedigde het hardnekkig tegen
iedereen, al kwamen zij ook nog zoo geregeld
en goed op tijd.
l'lotseling kwam er een nieuwe, treurige
factor in den \\edstrijd.Iuhetlv.ist-Emlbrak
een pokken-epidemie uit, die van grooteii
invloed was op de verschillende klassen, een
invloed louter op toeval berustend. Roode
en zwarte punten, medailles en prijzen, het
was alles een loterij. De trots der vijfde
klasse werd gefnuikt; eeu der meisjes werd
aangetast, twee an leren werden door angstige
ouders thuisgehouden. Een zenuwachtige
onrust, als bij een aardbeving, heerschte er in
de school. Slechts iu liloomah'-s klasse aU
aangevuurd door haar krijgshaftig voorbeeld
bleven de gelederen aaneengesloten.
De epidemie breidde zich uit. liet Ghetto
begon te spreken over speciale psahtieu in
de kleine synagogen.
II.
In die crisis van de epidemie scheen het vaan
del langzaam maar zeker den kunt van Bloo
mah en haar klasgenooteu uit te wapperen.
Maandagmorgen begonnen zij met alle heus"
aan dek, om zoo te zeggen; zij zeilden door
Dinsdag en Woensdag heen zonder een enkele
zwarte punt op de lijst; den Donderdag,
waarop zij al zoo vaak gestrand waren,
kwamen zij met volle zeilen door, en als zij
slechts den Vrijdag konden doorkomen, was
het zegeteeken voor hen.
Vrijdag was de gemakkelijkste dag van
allemaal, omdat hij met het oog op den
Sabbath vroeger gedaan wa>; de kindereu gingen
niet naar huis tusschen de twee schooltijden;
om twaalf uur werd er op de speelplaats
gegeten. Niemand kon de school verlaten
en wie de eerste roode punt kreeg kon zeker
zijn van de tweede. Dien gewichtigeu
winmer harmonischen woordenrijkdom, welken
wij in al zijne critische beschouwingen ge
woon waren.
Na het humorrijke visioen der Fransche
Revolutie volgt de vergelijking met den
toestind der hedendaagsche Nederlandsche lit
teratuur. Het was eene aangename verrassing,
den man die langen tijd had gezwegen, zoodat
velen de wilde jeu^dkracht in hem vernietigd
dachten, plotseling weer te hooren getuigen
van zijne innige vereering voor den grootsten
der levende Nederlandsche dichters, wien
hij ook vroeger zoo schoone woorden had
gewijd :
Ha, waandet gij dat wij gestorven waren,
dood de geest van onze jeugd?
't Is waar, dat de koning vele deuren van
het paleis wijd heeft open-gezet, 't is waar
dat een verdachte menigte grauwe klanten
onwelriekend in de voorportalen samenschoolt
en Hij er langs gaat, de hand niet meer aan
de rijzweep, maar nauwlijks geschoeid en,
met den glimlach mede, bewegend in min
zaam gebaar".
Het is heerlijk den schrijver van het krach
tigste en stralendste moderne proza zoo vol
van hartelijke genegenheid te zien voor
Willem Kloos, den Dichter der allerschoonste,
diepste, fijnste verzen, welke de litteratuur
en niet van Nederland alleen in de
laatste kwart-eeuw heeft voortgebracht, den
armen en toch koninklijk-rijken kunstenaar,
wiens naam al moge zijn latere werk
helaas niet meer den ouden weerklank vinden
i 11 het gemoed zijner trouwe vereerders
door al wie de diep-zware melodieën en
donkere tonen en trotsche verrukkingen zijner
onsterfelijke verzen weet te verstaan, voor
altijd gezegend zal blijven. Dit is als een
groet van koning tot koning, ver over de
hoofden hecn van de naar boven woelende
t n alles infecteerende plebejers. Het doet
goed en troostrijk aan, in dezen tijd van ont
binding en scherpen strijd, nu zoo weinig
waardeeringsvermogen van anders-geaarden
zich vertoont,de :eneenen Groote dien anderen,
eindeloos verschillend van natuur, met teedere
woorden van innige bewondering te hooren
begroeien.
De eigenlijke Aeolie gaat zingen en waaien
in hoofdstuk VI, en hier waaien en zingen
ona de sierlijkste en beminnelijkste, de fijnste
en onverwachtste, verre landen en tijden even
langs strijkende, als glimlachend gegevene,
phantasieën voorbij. Maar toch ... na al die
fchoone klanken, die stroomende zinnen, die
schalke en stoeiende vergelijkingen, blijft
daar een leegte in ons achter; want, hoe
groot onze bewondering ook zij voor zulk
een verbeeldingsmaeht en woordenkracht, de
herinnering aan het luttele motief dier melo
dieuze reeksen komt eindelijk weer in ons op,
de ontzettende wanverhouding werkt dan
storend en het schijnt ten slotte slechts een
vergankelijk genot, een noodelooze
kracbtverspiliing, over zulk een voos stramien die kleu
rige, slralende tafereelen te borduren.
Het laatste en grootste deel des bundels
bevat de twee proza-gedichten Kind-leven"
en Het Ik".
Kind-leven'' beschrijft in korte hoofdstuk
jes een paar levensdagen van een jongen,
niet diens uiterlijke handelingen om haarszelfs
wi', maar die uiterlijke handelingen als waar
genomen uit het binnenste van den jongen
zelf.
Hoe komt het echter, dat het lezen van
dit. in onzaglijk-uitvoerige fijnheden verdie
pende proza-werk zoo vermoeiend is? Dit
komt, dunkt mij. vooreerst doordat de hier
beschreven jongen voortdurend, van oogen
blik tot oogcublik, schijnt te leven op een
wijze en in een waarnemingssfeer, waarop
en waarin een mensch niet van oogenblik
tot oogenblik le^en k;ïn, daar hij anders onge
twijfeld binnen een week gek zou zijn. En
vervolgeus, doordat het den lezer onwaar
schijnlijk voorkomt, dat die jongen zóó be
wust naar de buitenwereld schouwde, en dit
alk s dus klaarblijkelijk slechts retrospectief
op zulk eene wijze door een volwassen man
met zeer scherp herinneringsvermogen kan
beschreven zijn. Aldus maakt het geheel den
indruk van een reeks herinneringen, in de
jeugd waargenomen, maar nu beschreven rnet
de bewustheid van den volwassene, en daar
enboven uit verschillende tijden, waar wellicht
vele weken tusschen Jagen, samengetrokken
in een paar dagen. Deze jongen schijnt uu
iiififiitiiHiiiiHiitiiiiiitminitiiiniiiiimimifiiimiiiiiiiiiimitiHiiN!
termorgen was Bloomah voor dag en dauw
op ; zij wou niet het minste gevaar loopen
te laat te komen. Zij deed vlug al haar
huiswerk en vroeg zich onderwijl angstig af,
of een harer klasgenootjes zich ook zou ver
slapen ; toch was zij er in haar hart van
overtuigd, dat allen ev^n vol ijver waren als
zij. Maar toch, je kon nooit weten met die
lastige pokken ! Zij bad tot God om alle
meisjes te sparen en hen het vaandel te
doen toekomen.
Onder het ontbijt bracht de post haar
moeder een briefkaart. Bloomah zat op heeto
kolen, toen juil'rouw Beckenstein onder het
lezen met de tong klakte; zij had er een
voorgevoel van,dat de epidemie bij een der tal
rijke bloedverwanten haar intree had gedaan.
De moeder reikte haar zwijgend de brief
kaart toe.
Lieve moeder! Ik vergaa van de
senupijn. Zend Bloomah om de visch
?te bakken. Becky."
Bloomah werd zoo wit als een doek, dit
was bijna'even ei g als de pokken.
Arme Becky!" zei haar moeder, niet
wetend wftt er in Bloomah omging.
Het kan nog wel na schooltijd," sta
melde deze.
Wat!" schreeuwde juffrouw Beckenstein,
zoodat de viscli niet eens koud kan wor
den! Maar het is alweer die roode punt
liever dan dit te verliezen /.ou je je eigen
zuster warmen visch willen laten eten. Ga
dadelijk naar haar toe, jou ongevoelig wicht,
of ik zal je met de braadpan om je ooren
slaan! Mijn arme Becky heeft me nooit met
dit vaandels vervolgd, en zij kent tweemaal
zoo goed lezen en schrijven als jij."
Ze kan niet eens zenuwpijn spellen," zei
Bloomah knorrig.
En waarom zou ze dat ook spellen? Het
is al erg genoeg het te voelen. \Vacht maar
eens tot je zelf kinderen en zenuwpijn hebt,
dan zullen wij eens zien hoe jij het spelt."
En vergaa" schrijft ze ook fout," viel
Daniël in.
Zijn moeder zond hem eeu veruietigenden
blik toe.
Zij is niet bij de Meshumadius" op school
geweest."
Bloomah nam slecht gehumeurd haar
tasch op.
aldoor te leven in eene sfeer van fijne waar
neming en innige overpeinzing; hij ziet de
lieve kleinigheden van zijn bed, zyn kamer,
zijn huis, zijne ouders. Maar wie wandelt er
altijd op effen hoogvlakten ? Wie dit doet,
zal de afwisselende vergezichten van een
heuvellandscbap missen. En wie leeft er
voortdurend in die sfeer van uiterst-verfijn Ie
aandoening en verbeeldingen ? Waar, wat in
het leven zelf slechts de hoogste momenten
zijn, beschreven wordt als een voortdurende
geestesgesteldheid, daar vergeten wij dat wij
op hoogten vertoeven, en de wereld wordt
even vaal als in de dampigste laagvlakten.
Bovendien worden den lezer van een letter
kundig kunstwerk de teederste gevoelens en
verbeeldingen met plotselinge.r hevigheid ge
openbaard uit een enkelen kleinen zin, een
enkel klein woord, een klank, eene wending
vau den stijl, dan uit de zorgvuldigste en
uitvoerigste ontleding. Hier werden de
grenzen der woordkunst overschreden''.
Het ia vrij wat aangenamer de bijzondere
opmerkingen en bizarre gedachte-en-ge
voelsontledingen na te gaan van de Hero
eschindividualistische Dagbsekbladen", waarin
een twintigjarig jonkman zijn bezoek aan de
fraaie stad Parijs schijnt te hebben neerge
schreven. Hierin is een medeleven met alle
dingen, dat zeer beminnelijk, maar ook som
tijds onbeschrijflijk humoristisch aandoet. Het
is of men met een geeatig phantast dezo
wereldstad, rijk aan zonderlinge menschen en.
zaken, rondtoert, waarbij hij aan elk wezen
een afglans vati zijn eigen leven mededeelt.
Keeds in het begin, over het bakje": Dit
bijdraayende bakje was gelijk een
bedelmonnik, die ons begreep".
Dit is beminnelijk, daar er aan een wel
licht onooglijk Parijsch voertuigje een teeder
bewustzijn wordt toegedacht, dat alleen in de
phantasie van den teeder en rijk Ie .-enden
mensch aanwezig is.
En toch, ook bij deze proza-gedichten weer,
evenals bij de schitterende phantasieën van
de Aeolie", moeten wij bekennen dat, on
danks dien vloed van humoristische opmer
kingen en lijne gedachte-ontledingen, de her
innering aan dit alles geene voldoening
schenkt; althans niet die troostrijke voldoe
ning, welke wij van de kunst van het woord
verwachten, en die alleen aan elke kunst
haar hoogste glorie en bestaansrecht verleent.
Maar het zou schoon kunnen zijn voor de
Nederlandsche litteratuur, zoo de thans zoo
vaak op geringe motieven voortzingende ly
riek, de fragmentarische en in te subtiele
ontleding ontaardende epiek van den heer
Van eyssel zich verbond en vergrootte en
verzuiverde tot een harmonisch en voor het
geestelijk leven van dit geslacht waardevol
kunst wei k.
Haarlem. v. MOERKF.RKENT.
Prlmivera. Dramatisch gedicht door Nico
VAN* SUCUTELEX. (Uitgevers: De Erven
F. Bohn, Haarlem).
De beoordeeling van Primavera was voor
mij althans om de maan niet gemakkelijk.
Het werk behelst namelijk in dichterlijken
vorm een beschouwing, ontleend aan het
philosophische stelsel van Schopenhauer.
Daar de handeling afspeelt in Syracuse, in
de heiclensche wereld eii de personen, dia
er in optreden, Grieken zijn, moest dus eerst
worden nagegaan in hoever en wanneer eeu
Helleen, hier Nikias, de held van het stuk,
al denkbeelden koVi hebbeu gehad, welke
eenigsdns overeenstemmen met die vervat
in het systeem van den straks genoemden',
duitscheii wijsgeer. Nu kon zeer zeker een
of andere historische, grieksche figuur
ideeën, ontleend aan de Indische philoso
phie, in zich hebben omgedragen, en mis-chien
ook wel ontnomen aan dezelfde geschriften
der Hindoes, waaruit Sehopenhauer zelf be
weert, in de voorrede van zijn hoofdwerk:
Die \Velt als Wille und l'orftrUanij, ten deel e
de zijnen te hebben geput nl.: de Orpaiiisliadi.*)
Gelukkig werd ik door den auteur zelf uit
den nood geholpen met de verklaring, dat
Nikias alleen den naam draagt van eenhis
torische persoon en niet de ware Nikias ij.
Dit acht ik beslist een zeer groote fout. His
torische figuren zijn vaste typen voor zoover
*) En uit de leer van Boeddha niet te
vergeten.
Waar wou je met die boeken naar toe?
Je kunt t jch met boeken geen visch bakken !"
Juil'rouw Beckenstein nam haar de tasch
af en smeet haar op den grond. De
giiilelkoker rolde naar den eenen kant, de
vingerhoed naar de. n anderen.
Maar van middag kan ik toch naar
school gaan ? '
Bun je gek ? Terwijl je zuster doodziek
is? Heb je dan geen gevoel? Laat nie je
onbeschaamd gezicht niet weerzien voor den
Sabbath!"
Bloomah sloop naar buiten;.het was haar
droef te moede. Op weg naar Becky sloeg
zij uit gewoonte, als vanzelf de morsige straat
in, waarin bet rood steenen gebouw zich in
al zijn vreugdlooze grootheid verhief. Het
gezicht vau het groote ijzeren bek en de
zich reppende kinderen, deed haar hart
schuldbewust sneller kloppen. Een oogen
blik werd de verzoeking toch binnen te gaaii
haar bijna te machtig.
Maar het was slechts n oogenblik. Zij
kon de kottersene gedachte koesteren, dat
Becky wel warmen in plaats van kouden ge
bakken visch kon eten, maar een Sabbath
totaal zonder gebakken visch kwam haar
kinderhersentjes als heiligschennis voor.
Van dat zij heel klein w~as, waren stuk
ken koude gebakken visch altijd onafschei
delijk aan den rustdag verbonden geweest.
Visioenen en geuren van gebakken schol en
tong nooit iets minder dan schelvisch of
makrcel, hingen samen met de- meest ge
wijde herinneringen aan den komenden
Sabbath.
Snikkend keerde zij zich om, als om met
een ruk aan de verleiding te ontkomen.
..Bloomah! Waar ga je heen?" riep een
klasgenoot haar angstig achterna.
Bloomah zette het op een loopen, met
een gezicht rood van schaamte en ellende.
Tegen twaalf uur lag Becky's visch, lekker
bruin gebakken en met peterselie bestrooid,
af te koelen op den grooten, blauwen schotel
met een wilgen-patroon, en Becky's zenuw
pijnen bedaarden, misschien wel door de
geestelijke ontspanning, die dat gezicht haar
gaf. Toen de klok twaalf sloeg mocht
Blco111 a h naar school gaan, in de vurige hoo;>
nog een punt te krijgen voor de middagles.
(Slot rol<j{.j