Historisch Archief 1877-1940
r
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1434
de geschiedvorsehers niet door meer gegevens
omtrent hun karakter enz. hun beeld voor
ons kannen vervormen en nu kan een
dichter daar wel wat aan veranderen, maar
ojj mag niet zóó ver gaan, dat hij alleen een
historische naam aanwendt voor een product
van zijn phantasie, waarmee hij doet, wat hij
verkiest. Het is dan ook bepaald een groot
verzuim, dat Van Suchtelen naliet andere
namen te kiezen. Dat en zonder voorrede
of toelichting zoo maar, mir nichts dir
nichts, bracht alle recensenten in de war.
Doch toen dit raadsel was opgelost, nadat
de auteur zoo goed was mij dienaangaande
verschillende ophelderingen te geven,
moest ik mjjn hoofd vasthouden om niet
verbasterd te worden door het bericht, dat
dit dramatisch gedicht gebaseerd op
dephilosophie van Schopenhauer, van dezen vol
slagen anti-socialistischen leerling van Kant,
een ... socia'istische strekking heeft. Wie
reimt sich das zusammen ? En ga dat nou
maar eens kritiseeren!
Wanneer ik nu wellicht wat scherp dit
werk o n dor handen neem, dan doe ik dat
niet om Van Suchtelen inwendig boos te maken
of bespottelijk tegenover het publiek, maar
allén omdat ik ondanks zulk een tweede,
direct tastbare en kolossale fout naast die
van de vermelde naamsverwarring waarlijk
belang stel in dit boek, omdat ik geloof, dat
de auteur tot een beter, solider wetenschap
pelijk standpunt gekomen en tevens tot meer
klaarheid omtrent zichzelf, wel beter werk
zal leveren, omdat het voor mjj vast staat,
dat h\j toch talent heeft, wat me ook bleek
uit zijn Epanatolion, verzen verschenen in
De XXe Eeuw, 't Is geen kunst botweg zulken
arbeid eenvoudig te pas^eeren of in
waan' wijze brutaliteit van zulk een artist een
karikatuur te leveren, opdat de recensent
zelf zal schitteren als geestige uil tegen
over velen, die uit domheid dadelyk tot
lachen gereed zijn.
Het spreekt evenwel vanzelf, dat, waar een
kunstenaar aan zijn werk een
wetenschappelyken grondslag geeft, men het recht heeft
niet alleen te oordeelen o/er rhytrne, rijm,
kleur en wat dies meer zij, maar ook om zijn
wetenschap te toetsen aan wat men zelf voor
waar houdt en te onderzoeken of het wel
mogelijk was, dat zijn wetenschap op die
w'jze ali door hem bedoeld als kunst-mate
riaal kon worden aangewend.
Nikias is het evenbeeld van de
hedendaagsche Mensch en van de geheele Menschheid
nog beheerscht door blinde, n half-bewuste
dwang. Maar uit die slavernij begint zij tot
volledig bewustzijn te geraken van de mach
ten, die haar neerdrukken en tracht die aan
zich te onderwerpen. Daarmee doet de Mensch,
daarmee doet de Menschheid den sprong van
de Noodzakelijkheid naar de Vrijheid. Best,
maar dit is philosophie van Karl Marx en
niet van Schopenhauer. Allén doordat de
auteur tot een wanhopige snert de dwaze
gedachte van Schopenhauer van een blinde
wil" door elkaar smeet met blinde dwang",
heeft hij de blinde Alwil, de zoogenaamd
blinde" begeerte te leven, dat product van
Schopenhauers eigen brein, verward met blind
werkende machinale, natuurlijke en maat
schappelijke krachten Het begrip: wil stelt
voorop een keuze, en dus ... voorafgaand be
wustzijn; wil stelt daarmee voorop: vrijheid,
althans een schijnbare en dan nog zeer tijde
lijke, want de keuze is evenals het voorafgaande
bewustzijn al geheel bepaald door de om
standigheden en den aanleg van het individu,
ook al is het individu in quaestie zich van
die omstandigheden en die aanleg zelf niet of
ten deele slechts bewust, ook al komt het dus
tot de valsche gevolgtrekking, dat het in het
gegeven geval anders had kunnen handelen dan
het z.g. wilde. Door dit gelijk stellen van zuiver
mechanische werkingen met ondenkbare blinde
wils-uitingen vervalt de schrijver tot de enorme
fout, die den aandachtigsten, welwillendsten
lezer verbijstert, dat hij in den Proloog den
inhoud van het werk a la Schopenhauer
inleidt, en dat liij het boek ook met een bevrij
ding van Nikias in symbolischen zin a la
Schopenhauer sluit, doch het laatste in
werkelijken zin weer niet, daar hij onder de ware
bevrijding van Nikias m. a. w. van den
Mensch, van de Menschheid iets heel anders
dan Schopenhauer verstaat.
Die wijsgeerige warboel is echter onver
teerbaar. Ja ik wil, gelijk de auteur mij ver
klaarde, heel graag gelooven, dat de Mensch
heid onder den invloed van het Socialisme,
zeer veel als waan, als ingebeeld geluk begint
te beschouwen, wat zij op weg naar een
nieuwe maatschappij als zoodanig dan ook
verwerpt, maar zij denkt er minder dan ooit
aan in tegenstelling met Nikias haar leven
zelf tot het bereiken van dit echte geluk te
vernietigen. Want dit zoekt zij op deze aarde
en niet in het hiernamaals als die Athener.
Het Socialisme houdt niet in als zedeleer,
absoluut niet:... Die Verneinunj des Willens
zum Lebert, Schopenhauers zedelij k ideaal; het
leert absoluut niet te streven naar Armoe,
Deemoed en Kuischheid, noch op theologische
gronden als het Katholicisme, noch op
philosophische als Schopenhauer, maar die Bejahung
des Willens zum Leben en wel tot een nieuw,
een hooger leven, pal, volslagen tegenover
gesteld aan een klooster-bestaan.
En hier helpt geen uitwijken. Want al zou
Van Suchtelen voor nieuw werk zijn heil
gaan zoeken niet in het Marxisme, maar in
thans nog maar half-moderne kunst van min
of meer christelijk karakter, die van
Riehard Wagner, welke voor een deel onder
Schopenhauers invloed ontstond, dan zou hij
precies verkeerd uitkomen. Want diens kunst
is in verschillende werken wel christelijk
maar anti-asketisch. Alleen Tannhaüser zoekt
vergeefs bevrijding in askese en penitentie,
vindt die echter in EHsabeths zelfopoffering.
En zijn Graalridders zijn wel rein, maar leven
allén in den Kreita om hun Tempel-Burcht
als monniken, daarbuiten niet. Hun koning
Amfortas is de zoon van Titurel, voor deze
hun heer; Lohengrin verlaat den Montsalvat
om Elsa te huwen en maakt zich bekend als
zoon van Parcifal, eveneens vorst van dit
legendaire, mystieke gebied. Die droomfiguren
zijn dus wat dat betreft bijna het tegenover
gestelde van werkelijke Orden van priester
militairen : de Tempeliers en de Jezuiten.
Of hij zou theoriën van Tolstoï, die zeer
met Schopenhauer dweept, tot grondslag van
zijn kunst moeten nemen. Maar dan raakt
hij finaal van de wijs, want de apostel
van Yasnaja Poljana zoekt verbinding van
twee elementen, die op den duur naast elkaar
onbestaanbaar zijn: Christendom en Socialisme.
Of zou hij misschien als socialist bij N
ietzsche, ook een leerling van Schopenhauer
willen belanden, die niet erg christelijk was
uitgevallen en ook niet bijzonder democra
tisch, laat staan sociaal-democratisch l
En voor zoover ik vermoed, bestaat er
heelemaal geen kans van slagen voor een
kunstrichting na Wagner, na Tolstoï, na
Nietzsche met Verneinung des Willens zum
Leben als toppunt van heerlijkheid.
Thans de conclusie: Philosophiech bedoeld
is Primavera in Marxistischen zin ;
philosophisch geschreven is het in Schopenhauers
richting.
Philosophisch bedoeld is het als Bejahung
des Willens zum Leben.
Philosophisch geschreven is het als Vernei
nung des Willens zum Leben.
Met dit laatste moet hij als voorstel van
ethischen aard maar eens aankomen in een
een vergadering van roode arbeiders. Als
bewijs hoe sterk deze verzen van Schopen
hauers denkbeelden zijn doordrongen, volgt
hier de proloog:
O mijn gedachten, die mijn diepste heimelijkheid
Onts'eegt, maar schoon 'k u droeg, toch niet miju
[kinderen zijt!
Zoo gaat dan heen en brengt liet luisterend valk dit lied
En zegt, dat wie het zong, en was zijn oorsprong nitt.
Diep-grondige oceaan, waarin 't verborgen zijn
Zich spiegelend openbaart ah dezer wereld schijn,
U wondere mensrhenziel, wier rusteloosheid verbeeldt
't Geweldig levens-spel, dat de Al-wil zelve speelt.
Hoort hoe door Willens Macht der schepselen smart
[en waan
In eenen gloed van kracht en glorie ondergaan,
En uit vei'lorener liefde eindeloos leege nacht
De lente rijzen zal van 's koogsten Leveuspracht.
Zijn diepste heimelijkheid" is niet de
dichter zelf, maar de Al-Wil" bij Schopen
hauer gelijk aan: das Ding an und für sich,
hetzelfde als hierboven het verborgen zijn."
EQ uit de vernietiging van den persoonlijken
wil door askese enz. zal dan de lente rijzen
van 's hoogsten levenspracht en dat hoogste
leven is : niet te leven, het Nirwana.
Zoo staat het in Schopenhauers termen
geschreven en is het toch bedoeld in
Marxisrischen zin als overgang tot een nieuw leven
op deze aarde door overwinning alleen van
bepaalde begeerten.
Maar nu moet de dichter toch eens ver
klaren, hoe het Heelal, een massa oneindig
van ruimte en duur. als geheel nog iets kan
willen. Het bezit van een wil onderstelt een
middelpunt, waarvan die wil uitgaat, alleen
denkbaar bij een begrensd wezen, niet bij
het Heelal.
Het bezit van een wil onderstelt een be
wustzijn, dat een keuze doet. Het Heelal in
het bezit daarvan, zou dus zoo'n keuze moeten
hebben gedaan vóór zijn oneindige duur begon,
terwijl het in duur begin noch einde heeft.
Het bezit van een wil onderstelt een doel,
waarop die wil is gericht. Maar in
stofl'elijken zin kan het Heelal, oneindig in ruimte,
nergens naar toe gaan" buiten het Heelal.
En in geestelijken zin kan het Heelal ook
geen doel hebben, want om zijn wil op een
geestelijk doel te richten, moet het een gees
telijk en stoffelijk middelpunt hebben, waar
van die wil uitgaat, en het kan er door zijn
oneindigheid geen van beide op na houden,
of het Heelal zou gek moeten wezen en dan
is het misschien voor ons als onderdeelen van
het Heelal inaar het verstandigst er heelemaal
niet over te philosopheeren. Laat ik dan ook
maar aan hem, een pas beginnend auteur,
den weigemeenden raad geven voorloopig
zich niet bezig te houden met de heele
Menschheid, nog veel minder met het heele
Heelal. U zoudt je kunnen verslikken!
In n figuur een gansche wereld
incarneeren kan een schrijver eerst op de middag
hoogte van zijn ontwikkeling of op het einde
daarvan. En het bevredigt eigenlijk alleen
dan ten volle, als zijn schepper zelf het heele
intellectueele leven van zijn tijd in zich kan
eoncentreeren. Dat is een genieën-monopolie.
En het blijft zelfs de vraa^ of al heeft
Van Suchtelen dit blijkbaar op een lager plan
bedoeld dan wereldgeesten gelijk Dante en
Goethe hij niet zijn kracht al te boven
ging in die lagere kunst-sfeer.
Ik stel deze dichter, zelfs omdat hij heel
wat höheren Blödsinn gelijk de Duitschers
zeggen verkocht heeft, boven zeker soort
burger! ij k-verstand! ge, normale" menschen;
ik vind het prijzenswaardig, dat hij adelaars
in het Rijk der Gedachte als Kant, H egel,
Fichte en Schopenhauer wil volgen in hun
vlucht. Maar smijt alsjeblieft toch hun
antitheologische.... theologie over boord en geef
liever Marxistische kunst in Marxistische
vorm. En wilt ge een beperkte, goddelijke
macht in uw werk invoeren, houdt u dan
aan wat het onderzoek, experimenteel en
natuurwetenschappelijk, op het terrein van
clair-voyance, telepathie enz. omtrent het
bestaan daarvan en den invloed zij het dan
hypothetisch, maar althans gegrond op waar
neming leert of aan feiten van ander soort in
de Geschiedenis en niet in tastbaren strijd met
het gewone, gezonde verstand als het bestaan
van zulk een fantoom met Al-Wil, Almacht,
Algeest, al wat de inenseh als geboren
aartstyran o zoo graag zelf zou willen wezen, als
ZEd. maar kon !
Het mag op zich zelf loffelijk wezen, dat
deze auteur gedachten-kunrt, een van stevi
ger gehalte dan de enkel-zinnelijke van den
N. Gidstijd uitgezonderd bij Van Eeden
heeft willen scheppen, deze stoute poging
is deerlijk mislukt. Van het eigenlijke lite
raire .in Primavera valt niet heel veel te
rneMen. Zeer ongrieksch wordt herhaaldelijk
God met een groote G geschreven; beter
had hij gedaan daarvoor den naam Zeus te
zetten, zij het ook in meer abstracte
beteekenis van Algeest. Ook maakt hij op blz. 9
gebruik van het allergevaarlijkste, niets zeg
gende woord vreemd".
Een enkele maal is de toon mal en ge
zwollen.
Theron
Ge zocht hem ?
K l y m e n e
Neen, ik zocht hem niet.
En hier : Nikias (tot Theron zelf)
Heeft Theron zachtheid noodig?
Neem dan Klymene.
De actes geven helder den overgang -weer
van Nikias' psychische toestand. In het eerste
bedrijf, als hij Syracuse belegert, de verlam
ming van zijn wil, van het verlangen naar
grootheid, die hem weerloos maakt op het
oogenblik, dat de Spartanen al naderen om
de stad te ontzetten. In het tweede bedrijf
het nadenken over zijn oude liefde voor
Kyane, die in Syracuse woont en aan het
einde daarvan de geboorte tot iets hoogers
dan begeerte naar glorie.In het derde de bevrij
ding van Syracuse, waarbij Nikias gevangen
-wordt genomen en door den vijand wordt
omgebracht.
Op dat oogenblik, als de lief hebbende Kyane
zich daartegen verzet, wil hij, aanhanger van
oud-Indische en Schopenhauersche denkbeel
den sterven, wil hij geen aardsche liefde meer
kennen. Theron daarentegen, zijn vriend stelt
als een recht geaard heiden den roem boven
alles. Verzwakt worden de verzen soms door
herhaling van dezelfde woorden bv.:
Maar weet wel: dit vermoordt,
O dit vtrmuordt.
Dit doet iny vermoeden, dat hij zijn stof
nog niet geheel meester was. De
karakterteekening is in het algemeen zoo zoo, van
Nikias, den Mensch, die van ijdele begeerten
stijgt tot verlangen naar waar geluk, (en dus
tevens de Menscheid moet voorstellen) in
ieder geval belangwekkend. Het worden echter
geen haast tastbare figuren, die een ei^en
leven voeren. Het eerste koor is mooi, het
tweede herinnert even aan Gorters Mei:
E. n nieuw geluid en nieuwe zangen,
Een nieuwe lente is gekomen.
Er is nog iets, wat mij bizonder trof in den
zinsbouw, de woordvorming en de maat van
die koren nl. de overeenstemming met
dergefijke koren in Goethe's Faust. Die terug
gang tot een gevoelswijze en uitdrukking
daarvan op de wijze van den Olympier"
heeft misschien meer beteekenis dan men
oppervlakkig zou denken. Ik durf in deze
nog geen uitspfaak te doen, want de tijd zal
moeten leeren of men hier reeds te doen
heeft met een terugkeer tot Goethe in meer
dan den vorm van die reien allén bij dezen
kunstenaar.
Of een Griek het wel erg godlasterend
vond, dat hetairen in een koor bij een
lentefeest zingen, betwijfel ik; dat moeten Helle
nisten uitmaken.
't Ia wenschelijk, dat hij eenmaal om zijn
eigen bevrijding als jubellied hoort, wat
hieronder uit zijn werk volgt, als hij uit de
duisternis van de negentien-eeuwsche Scho
lastiek der duitsche wijsgeeren zal treden in
da klare Zon van het Positivisme, der
Natuurphilosophie:
Nu danken wij Perseplioneie
Om haar erbarmen gr.iot,
In blijelijk zingende rijm;
De lente kwam ons bevrijen
Vau lang-geJi-ageii nood
De bergen en vafe vallcie:i
\Veerglanzen in 't vloeiende licLt;
Zoo lacht ev in blank verblijeu
Om nieuwe belovende tijen
Ecu mijmircud gods-ge/.icht.
4 Nov. 1904. J. K. REXSBURG.
Pan, Naar hetNoorsch, van KSUT HAMSUS.
Vertaald door HEKMIXE SCHUYLENBÜRG.
Amsterdam, H. J. W. Beent.
Dit is een droef verhaal... Een verhaal van
onbeantwoordde liefde, van jaloezie, van
ondergang, van dood. Wat geluk had kunnen
worden en vreugde, werd donkerheid en
smart. Daar gaat aan ons voorbij een leven,
een vreemd en droef geleefd leven, eenzaam
in de groote natuur rondom, met bloemen
en boomen, een hond, een steen op den weg
tot vrienden. Anders niet. Menschen niet.
Geen vrouw in die vroning, in die hut midden
in het groote bosch. Alleen, hij met zijn
hond, zijn geweer, zijn gedachten, zijn liefde,
zijn mooie, teere liefde voor de sterren, de
vogels, de bloemen, de zee en den storm, de
lente en den herfst. Maar anders niet.
Totdat de vrou.v komt, Edvarda ... en hem
aanziet, heengaat van hem ... terugkeert...
Nu is het niet eenzaam meer in zijn stille
woning. En niet donker meer zijn levens
weg. De zonne der liefde is hem opgegaan ;
zijn pad is vol licht nu. En dezen nacht zal
ze komen en ook den volgenden nacht en
nog vele nachten daarna komt ze. En sarnen
dwalen ze dan door 't groote woud, hand in
hand, en lezen in elkanders ziel en wat
ze daar lezen, stamelen ze in zachte klanken,
stil, heel stil...
Dat is wel de weg, die voert tot geluk
en hij, Glahn, geeft zirh vol vertrouwen, en
stuk voor stuk schenkt hij weg zijn ziel en
al zijn gedachten geeft hij en al zijn liefde, en
zijn geluk en zijn leven zijn nu in haar hand
om daarmede te doen, als zij begeert . ..
Als ze niet tot hem komt dien nacht, en
ook den volgenden nacht niet en niet ge
durende vier lange dagen ...
Want Edvarda eigenlijk zoekt een prins en
meent soms den prins gevonden te hebben ...
Glahn leek haar een prins ... inaar een prins
was Glahn niet, alleen maar een man die
veel, heel veel liefhad .. . meer niet...
Als ze niet komt gedurende vier lange
dagen, moet hij gaan tot haar... Ze spreekt
dan van op reis gaan, van groote reizen doen.
Van hem weggaan dus. Hem terugstooten
in donkere leegte. Want wat vroeger eenzaam
heid was, zou nu leegte zijn voortaan. Ze
zou niet meer komen om te d walen door het
groote, stille nachtwoud, om te zeggen de
teere woorden, de hartstochtelijke woorden,
hem niet meer noemen met lieve namen ...
Ik zou over dit mooie boek nog veel willen
vertellen. Over Edvarda, die afstoot, aantrekt,
nu hartstochtelijk verliefd is en dan weer
koel. Over Glahn, hoe hij zwerft door het
maanwoud, langs de zee, rond haar woning.
Hoe hijjj na weer een woordentwist, nu over
een dokter, die kreupel is... U met uw
kreupele man!" riep ze bitter. f is niet
kreupel, nee zeker niet; maar als u bovendien
nog kreupel was, dan zou u niet in zijn
schaduw kunnen staan, dat zou U niet, U zou
niet in zijn schaduw kunnen staan. Daar".
Hoe hij, ganschelijk verbijsterd, teruggaat
naar zijn hut en zich schiet door den voet.
Ook van Eva zou ik willen vertellen, van
haar liefde, die zich geeft, volkomen, zich
opoffert, niet wondt ten doode toe, niets
vraagt; die nu in zijn leven was gekomen
en zijn leven gelukkig wilde maken. Maar
dat kon niet meer; dat was te laat. O! mis
schien, wanneer ze eerder was gekomen. Maar
nu niet meer.
Want het verleden werpt zijn schaduw ver
voor zich uit, over het heden, over de toekomst.
Ik hou van drie dingen Eva. Ik hou van
een liefdesdroom, dien ik eens droomde, ik
hou van jou en ik hou van dit plekje aarde."
En van wat hou je het meest ?"
Van den droom, Eva."
Zóó is dit boek een stille droeve klacht.
Tegen de liefde, die zoo wreed kan zijn.
Tegen het leven dat zoo weinig geluk schenkt
dikwijls. Tegen het noodlot, dat verbrijzelt
wat is opgebouwd en uiteenslaat wat bijeen
had moeten blijven.
En wanneer Glahn eindelijk wegreist, naar
verre landen ... maar zijn gedachten en zyn
ziel en zijn liefde kutinun niet weggaan van
Edvarda... en daar sterft, omdat hij niet
meer leven kan, sterft verre van haar, dan
kan het noodlot tevreden zijn, want hier werd
weder een leven vernietigd en het leven
kan tevreden zgn, indien 't behagen schept
in smart.
Maar de liefde wendt zich af, treurig en
stil, en hoopt en gelooft en vertrouwt.
Want de liefde, wil de droefheid niet, maar
het geluk.
J. TEN CATE.
Electrische Wonderboekje. Naar het Hoog
duitse h, door J. J. LELIVELD, leeraar
aan de Technische School te Amster
dam. Gouda, G. B. van Goor Zonen.
Nu de electiicitet in het dagelijksch leven
meer en meer op den voorgrond treeüt,"
zeggen de uitgevers, doet zich de behoefte
gevoelen aan een werkje, waarin een eenvou
dige verklaring voorkomt van de meest ge
bruikelijke vaktermen op electrotechnisch
gebied.
Hoe vele bezitten niet in fabriek of huis een
electrische aanleg, of wenschen deze te laten
aanbrengen, die geen zuiver begrip hebben
van wat een Kilowatt, Accumulator, enz. is.
Telkens ontmoet men in 't dagelijksch leven
woordjes als Volt, Ampère enz.; leest men van
kortsluiting zonder de rechte beteekenis er
van te weten.
Op de meeste zulke vragen geeft dit
Electrotechnisch Woordenboekje" een kort
en duidelijk antwoord.
Dit werkje behoort dus niet alleen in het
bezit van hen, die direct of indirect met de
electriciteit, in den ruimsten zin van het
woord in aanraking komen, maar van een
ieder, die eenig belang stelt in de juiste be
teekenis van woorden en uitdrukkingen, die
hij leest."
De heer J. J. Leliveld heeft alsnu een
Nederlandsche bewerking geleverd van
Lenggenhager's Kleines Wörterbuch der
ansewandten Electrotechnik", hetwelk, naar
de bewerker meent, ten volle aan de gestelde
voorwaarden voldoet."
Of de heer Leliveld zich hierin heeft ver
gist ? Allerminst toch kan ik mij voorstellen,
dat een leek uit dit woordeuboekje veel
wijzer zal worden en zich na raadpleging
van dit werkje een goed denkbeeld kan vor
men van Volt, Ainpère enz. De lezer oordeele
slechts : Een Ampère is de stroomsterkte,
die in een leiding van l Ohm weerstand bij
een spanning van l volt voortgeplant wordt."
Zoekt nu de leek by Ohm zoo vindt hij
alleen vermeldt, dat het de naam is van den
Duitschen physikus", heeft hij echter daarbij
het geluk zijn blik op fl te laten vallen, dan
leest hij n, = Ohm'' (in plaats van : n,
Omega, d. i. hier de afkorting van Ohm) de
eenheid van den weerstand ... voorgesteld
door een kolom kwikzilver, overal van de
zelfde wijdte, van 10.63 M. (lees 1.063 M.) lengte
en l mM2. doorsnede, gemeten bij O' C."
De leergierige leek, die nog niet
begrijpensmoede bij het woord Volt meer licht
hoopt te vinden, wordt verwezen naar Po
tentiaal verschil". Wat hij in zijn leekenbrein
te verwerken krijgt, zal ik hier niet afschrij
ven ? 't zou vermoedelijk de meeste
nietdeskundige" lezers een schrik voor de
electro-technisceh wetenschap doen opvatten.
Zelfs aannemende, dat het electrotech
nisch woordenboekje zou moeten dienen tot
geheugen-opfrisscher, zoo blijft het nog
egbrekkig, onvolledig en verward.
Wil een oud-H.B.S. leerling bijv. zijn kennis
met de weeretandsbank vernieuwen, zoo wordt
hij verw&zen naar .ft/ieostaat, waar hij kan vin
den is hetzelfde als weerstand", alhoewel
de verklaring zoo eenvoudig had kunnen
luiden : is een werktuig om den electrischen
weerstand te bepalen."
Bij diclitkool vindt men vermeld, zie
booglamp" en daar leest men dan, dat dochtkool
(liever iemkool) zou zijn de positieve kool,
terwijl het is een positieve kool met zachte
hern, die volstrekt niet bij ieder booglicht
wordt benut.
Voor solenoïde luidt de verklaring is een
klos, die bestaat uit geïsoleerd draad". De
verhouding van de normaalkaars tot de
Heffnerkaars wordt niet aangegeven; de voor
naamste elementen niet genoemd; de ver
klaring van inwendige en uitwendige weer
stand ontbreekt, enz. enz. zelfs een
galvanometer wordt niet vermeld l
Na deze opmerkingen resultaat van een
vluchtig bladeren in dit boeksken zal de
conclusie geen verwondering kunnen wekken:
met een populair werkje over
electrotechniek is de leek beter geholpen dan met dit
Woordenboekje". A. N. J.F.
BOEKAA.NKONDIGING.
Stijf kopje als Grootmoeder, door SUZE LA
CHAPELLE?UooiiOL. Met platen van
A. RÜSCKEL. Amsterdam, Van
Holkema en Warendorf.
De stijfkopjesserie is weder vermeerderd
met een romannetje voor jonge meisjes,
waarin de heldin als sympathieke oude vrouw
optreedt en op waardige wijze voor goed
het tooneel verlaat.
Mevrouw la Chapelle?Roobol heeft het
werkje in een Nederlandsch kleed gestoken
en zich, behoudens enkele Germanismen, goed
van deze taak gekweten.
Om de grootmoeder groepeeren zich eenige
aardige typen, waaronder oom Hendrik en
de Amerikaansche geëmancipeerde Maud het
meest de aandacht trekken.
Het werkje werd door den heer Eünckel
aardig verlucht. M.
De laatste strijd, historisch verhaal voor
de jeugd, door E. MOLT, geïllustreerd
door B. W. WIKRINK. Medemblik,
K. H. Idema.
De heer Molt heeft tact om voor de jeugd
te schrijven, tact die zich somtijds nog meer
uit in de keuze van zijn stof, dan in de wijze
van deze stof te bewerken.
Ook nu weder koos deze historieschrijver
tot stramien van zijn literair borduursel eene
episode uit de vaderlandsche geschiedenis,
die de verbeelding onzer Hollandsche jon
gens voorzeker zal ontvonken, en al wat aan
ridderlijkheid en rnoed in hen sluimert, zal
doen ontwaken, De historie van den
heldhaftigen, dollen Frans van Brederode en de
laatste, wanhopige worsteling der Hoekschen,
zal door menigen leesgragen knaap met groote
belangstelling gelezen worden, terwijl de heer
Wierink zich opnieuw als knap illustrator
heeft doen kennen.
Vooral het oude slot Brederode is goed
weergegeven. M,
Uit het levert. Militaire en
burgerschetsen, door EDOUARD EÖPCKE en WILLEM
VAN HOYTEMA. B. van de Watering,
Rotterdam, 1904.
Aan een vijftal schetjes van den heer
Hoytema heeft de heer Röpcke er tien toe
gevoegd van eigen maaksel. Een voorwoord
leidt het boekje in, waaruit echter niet blij kt
waarom deze heeren hun opstellen samen
voegden. Moet de naam van den heer
Hoytema met wiens schetsjes we vroeger
in Eigen Haard" kennis maakten hier
een beetje helpen om ook het werk van den
heer Röpcke te zien gedrukt en misschien
gelezen?
Hoe dit zij, deze Militaire en
burgerschetsen" heel fraai is de omschrijving
niet hadden grootendeels in portefeuille
kunnen blijven, grootendeels althans voor
wat de heer Röpcke leverde, onafgewerkt en
weinig boeiend. Begraven" van" den heer
Hoytema is verreweg nog het beste uit
dezen bundel. B.
De adjudant van generaal Daendels, door
J. G. KEAMEB. Bussum, C. A. J. van
Dishoek.
De jongensboeken van den heer Kramer
heeten een goede reputatie te bezitten, e
de krietiek schijnt den auteur bij lange niet
ongunstig te zijn geweest. Dat De adjudant
van generaal Daendels" den roem van den
schrijver zal verhoogen, durf ik echter niet
beweren. De heer Kramer heeft het verhaal
wat al te luchtig en vluchtig in elkaar ge
zet en verder ... ? Ia het de schrijver nu
slechts te doen geweest om een verhaal samen
te flansen: 't is toch maar voor jongens!
De meeste plaatjes zijn verre van mooi.
F.
NIEUWE UITGAVEN.
Het Dorp, door VICTOR DE MEYERE. Utrecht,
H. van Romburgh.
Vogelvreugd, Een prenteboek, voor de lieve
jeugd, ontworpen en op steen gebracht door
T. VAN HOYTEMA. Amsterdam, Tresling&Co.
De Doolaar en de weidsche stad, door LODE
BACKELMANS. Wageningen, Johan Pieterse.
De hervorming te Haarlem, historisch over
zicht der jaren 1566?1581, bevrerkt naar
authentieke bronnen, benevens de afschriften
van een aantal brieven van den prins van
Oranje aan de regeering te Haarlem, extrac
ten uit de vroedschap, resolutiën, enz. door
W. P. OVERMEER, met platen. Haarlem, D.
J. van der Wilk.
Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór
1796, door A. A. BEEKMAN. Den Haag,
Martinus Nijhoff.
Goede raa<t aan de jonge mannen en jonge
meisjes der XXe eeuw, met opmerkingen voor
ouderen, door een man van zaken. Naar bet
45,000ste tal der Engelsche uitgave, bewerkt
en met een inleiding voorzien door dr. II. L.
OORT. Utrecht J. G. Broese.
Herinneringen van Ludolf Urslen Junior, door
RICARDA HUCH, vertaling van LOUISE ZAAL
BERG. Almelo, VV. Hilarius.
Karen Kjeldsen, door WALDEMAR RÖSDAM,
vertaald door mevrouw B. BAKKER-NORT.
Amsterdam, Cohen Zonen.
Nederlandsche Staats-Almanak voor iedereen.
Jaargang 1905, door H. PYTTERSEN Tzn.
ZaltBomuiel, H. J. van de Garde & Co.
Algemeene Zielkunde, door J. TH. BEYSENS.
Amsterdam, C. L. van Langenhuy-sen.
PAUL HIRSCH, Ziekten onzer Samenleving.
(Misdaad en Prostitutie), naar het Duitsch,
door B. REIJNDOHC. Amsterdam, J. J. Bos K. Azn.
Voordracht?Van Deyssel.
Vrijdag 23 December, des avonds ten
8 ure, zal L. van Deyssel in de kleine zaal
van het Concertgebouw" een tweede voor
dracht geven zijner op 8 November 1.1. door
hem ten gehoore gebrachte proza-gedichten
Kunst is Passi e". De K h ij
nval te S ch af f ha u s en. OverThijs
Maris. Bezoek aan den Dom te
Keulen.?Ik houd van het Proza."
40 e s n 11 per regel.
IIIHMtHIlllllUlllltlllllllllllllllllll
Kufeke*
Het beste voedsel voor
gezonde en aan maag-en
ingewanden lijdende Kinderen.
ECHT VICTOR! AWATER.
Oberlahnstein
Fournisseurs de la Cour.
ChocolatVEEN
CHOCOLAT LE PLUS D
LICIEÜX POUR CROQUER.
Usines a Sneek (Hollande).
'Nomaal-Onderideeding
Prof. Dr G.
^ Eenige
Fabrikanten
W.Benger Söhne
Sfultgarf
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat 157
K. F. DEUSCHLE-BENGER.