Historisch Archief 1877-1940
sar.
a .i.t .1 . ,, V.
M». 1434
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
De Sophia Augusta-Stichting en mr. J. E. van Someren Brand,
lillHIUIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIflIHIIItllH
18e Eeuwsche Amsterdamsche keuken.
Het overlijden van mr. J. E. van
Someren Brand heeft mij weer levendig
voor den geest gebracht de geboorte van
de Sophia Augusta-Stichting, het monu
ment dat hij zich heeft gesticht, en dat
zijn nagedachtenis in eere zal doen voort
leven in de Oostelijke benedenverdieping
van het Stedelijk Museum.
Een onoverzienbare hoeveelheid voor
werpen, bestaande uit meubelen, porcelein
en aardewerk, horloges, kostbaarheden
en curiosa van allerlei aard, dat alles met
den wijdschen titel van Verzameling
Suasso" bestempeld, wachtte in het jaar
1895 op schifting, ordening en schikking.
Het streven van mr. Brand, bij de vol
voering van die taak, was den
toekomstigen bezoeker te behoeden voor den
Museumindruk, waarvan hij zelf de kil
heid gevoelen laat in een opstel over
Villa Frisia, in den 12den jaargang van
Elsevier's maandschrift, waar hij zegt:
Een Museum is een noodzakelijk kwaad,
zooals een kerkhof dat is, en evenals dit,
een bewaarplaats van dooden. De dingen,
die er in bijgezet zijn, mogen al schoon
en kostbaar wezen, zij hebben afgedaan;
zij worden niet gebruikt, maar bewaard;
zij nemen geen deel aan het leven; zij
zijn dood, opgezet, gebalsemd."
In de Sophia Augusta-Stichting, even
als in Villa Frisia, is dat anders.
Alles, voorzoover de bouwstoffen en de
gebruiksvoorwerpen hem daartoe de gele
genheid verschaften, heeft hij zóó ingericht
ea geordend, dat daaruit spreekt het
Leven.
Kamer in Empire-stijl.
Het zij mij vergund hier een blik te
geven in de wijze, waarop hij alles heeft
samengesteld; op de groote moeilijkheden,
waarmede hij vaak te kampen heeft gehad
om zijn doel te bereiken, en om aan te
toonen met welk een vindingrijkheid,
doortastendheid en volharding hij daarbij
steeds bezwaren wist uit den weg te
ruimen.
Daar is bijvoorbeeld de zaal, door
hem naar een model in
hetTrippenhuis?omgeschapen in een 18de eeuwsche
Amsterdamsche keuken.
De zoldering, in den vorm van een
kruisgewelf, is vervaardigd geheel volgens
zijne aanwijzingen, evenals de kasten, de
braad- en bakoven en de schoorsteenlij st.
De fornuizen met ijzeren haardplaten, de
aanrecht met marmeren blad en de pomp,
werdea onder zijn toezicht gesloopt uit
een huis op de Keizersgracht. De marme
ren vloertegels werden aangekocht van
sloopers. Dat alles werd opgesteld, maar
het geheel miste alle gezelligheid, die
er u thans zoo vriendelijk tegenlacht. De
wit-gepleisterde wanden doodden er alle
kleur en ontnamen aan het geheel alle
leven. De heer Brand achtte zijn taak
dan ook niet voltooid.
Na lang speuren mocht het hem ge
lukken een partij oud-Delftsche tegels
machtig te worden, die, aangevuld
met hierby passende tegels en
tegeltableaux, waaronder de meest karakteris
tieke voor een keuken-intérieur (een
snorkend-soezende poes, een vaas met
bloemen en twee vogelkooitjes met vogels
er in), op de muurvlakken werden
aangebracht en aan het geheel het intieme
karakter gaven, dat het kenmerk is van
deze keuken.
Daar is verder de kamer, opgetrokken
in empire-stijl, en, blijkens een
aanteekening op den achterkant van de zolde
ring gevonden, gebouwd in het jaar 1802.
In verband met dat vroege jaartal zal
het duidelijk zijn, waarom deze kamer
den invloed verraadt van den Lodewijk
XVI-stijl.
De zoldering hier en die welke men
twee zalen verder ontmoet, mogen wel
het glanspunt genoemd worden van wat
mr. Van Someren Brand in de Sophia
Augusta-Stichting aangedurfd en tot
stand gebracht heeft.
Om plaats te maken voor de Raad
huisstraat, moesten eenige huizen op de
Heeren- en Keizersgracht worden afge
broken. Bizonder gesteund door den heer
P. van Eeghen, lid der Commissie van
Toezicht op het Stedelijk Museum, in
wien mr. Van Someren Brand altijd een
warm voorstander van zijne plannen heeft
mogen vinden, gelukte het hem door het
Gemeentebestuur gemachtigd te worden
verscheidene bouwdeelen uit die door de
Gemeente onteigende huizen te mogen
sloopen, teneinde ze over te brengen naar
het Stedelijk Museum, waar zij nu voor
de bezoekers van de Sophia
AugustaStichting de grootste aantrekkelijkheid
te voorschijn kwamen, die onder de dikke
witsel-lagen waren schuil gegaan.
Nu stond hij voor den wederopbouw,
die werd aangevangen met de zoldering.
Toen deze na zwaren en moeitevollen
arbeid was aangebracht, viel het betrek
kelijk gemakkelijk de betimmering op
te stellen, aangezien de plaatsing der
bouwdeelen door de zoldering volkomen
duidelijk werd aangegeven.
De geheele betimmering is zoodanig
opgesteld, dat zij in zeer korten tijd en
met bescheiden krachten geheel kan
worden verwijderd, zonder dat er in het
minst aan gesloopt of gebroken behoeft
te worden, wat bij mogelijke herstellingen
van zeer groot nut zal blijken.
Het succes met het overbrengen van
de zoldering der mahoniehouten zaal,
waarborgde nog allerminst een even
gunstigen uitslag met die der
empirekamer. De eerste toch dankte haar be
houd, naar het oordeel der deskundigen,
aan de balken, die haar tegen doorbuigen
Gelukkig stond toen de empire-kamer,
met een zoldering op tengels, nog op
de Keizersgracht, zoodat deze Jobs
tijding" tot haar niet kon doordringen.
Toch is ook zij, evenals de mahoniehouten
zaal, door mr. Van Someren Brand in
haar geheel gesloopt, overgebracht en
opgesteld geworden, zonder dat zij ooit
geweten heeft, welk een hard lot eenmaal
over haar is uigesproken geweest.
Het volgend vertrek, in Lodewijk
XVstijl opgesteld, dankt zijn bestaan aan
de geheel toevallige omstandigheid, dat
de geschilderde zoldering geschenk
van de heeren P. van Eeghen en P.
de Clercq ? een fraai kunstwerk van
de hand van den vermaarden
zolderingschilder Jacob de Wit, in deze Museum
zaal zonder bepaalde bestemming, op
gerold werd binnengebracht, om daar,
onder leiding van den schilderijhersteller,
den heer Hopman, te worden verdoekt.
Onopgerold kon het doek, toen het gereed
was gekomen, door deurjnoch raam uit
nog veel worden gevergd, zoodat 'dezen
niet van hun stuk mochten worden ge
bracht.
Met groote zorgvuldigheid werden op
zijn bevel puin en gruis bijeengegaard
en naar het Museum overgebracht.
Voor alle zekerheid werden de groote
stukken ornament eerst afgedrukt en
daarna de baksteenen, driehonderd in
getal, hij noemde dat een muur ver
doeken verwijderd en het stuc-gruis
als een legkaart aan elkander gepast.
Het geheel werd bevestigd op een raam
van kippengaas en aangebracht in den
muur, op de plaats, waar het zich thans
bevindt. Het fac-simile werd te pas ge
bracht boven den doorgang tegenover
de houten deur. De stuc-versiering boven
de houten deur is, dank zij de opmerk
zaamheid van den heer A. "W. Weissman,
gesloopt uit een huis op het Singel, dat
moest plaats maken voor het gebouw
van Blauwhoedenveem."
De geschilderde zoldering in de
volMahoniehouten zaal.
Kamer in Lodewyk XV-stijl.
en dientengevolge tegen vernieling had
den beveiligd. Een plafond op tengels
zoo leeraarden zij zou zonder eenigen
Mahoniehouten zaal.
uitmaken en een waardige en nuttige
leerschool vormen voor de beoefenaars
van het handwerk en voor de navorschers
van de geschiedenis van den huizenbouw
in vervlogen tijden.
De mahoniehouten" kamer, in Lodewijk
XV-stijl, is de eerste geweest, waarover
aan mr. Van Someren Brand de beschik
king voor het bekende doel werd aan
geboden.
Niet de zeer weelderig- en fraai ge
beeldhouwde betimmering allén, maar
ook de zoldering van stuc wenschte hij
uit te sloopen en mede te nemen. Om
te worden afgedrukt was het ornament
door de vele witsel-lagen te bot geworden,
en om het van dat witsel te ontdoen,
daartoe ontbrak de tijd. Zijn besluit was
daarom spoedig genomen, de zoldering
zou hij in vervoerbare brokstukken doen
zagen, laten losbreken en vervoeren, ten
einde de prachtige zaal in haar volle
oorspronkelijkheid aan de vergetelheid
te ontrukken.
Een complex van werktuigen, daartoe
benoodigd en door hem zelf bedacht en
ontworpen, werd in allerijl besteld en
gereed gemaakt, en met het reuzenwerk
een aanvang genomen.
In het Museum ondergebracht, werd de
betimmering ontdaan van den glasharden
politoerlaag en weder in de was gezet.
De zoldering werd afgestoken, waarbij
telkens de aangenaamste verrassingen
twijfel onder de zonderlinge behandeling
bezweken zijn.
de zaal worden verwijderd, en oprollen
durfde men het na de herstelling niet
meer. Er bleef derhalve geen andere
uitweg over, dan het aan te brengen in
de zaal, waarin het zich bevend.
Ten aanzien van deze kamer dient
nop; aangestipt, dat het aan mr. Brand's
vernuft en aan zijn vindingrijkheid te
danken is, dat de kostbare Utrechtsche
trijp, waarmede de kamer is behangen,
aan het bloote oog geen sporen vertoont
van den zeer zorgwekkenden toestand,
waarin het in het Stedelijk Museum is
binnengebracht.
Dan is er voorts het trapportaal, dat
wel het meest liefelijk plekje van de
Sophia Augusta-Stichting mag worden
genoemd.
Het is een gedeelte van de oorspron
kelijke gang, die op de Keizersgracht
toegang gaf tot de mahoniehouten zaal,
door een deur, die zich bevond ter plaatse,
waar hier de stoelklok is opgehangen,
terwijl de glazen deur naar een orgel
zaal voerde.
De zeer fraaie, oorspronkelijke stuc
versiering boven deze glazen deur dankt
haar behoud vooral aan de vastberaden
heid, het beleid en de doortastendheid
van Mr. Brand.
Met baksteenen en al zou deze
stucpartij vierkant worden uitgezaagd. Aan
zijn opdracht om daaromheen een houten
kast te timmeren, werd door de werk
lieden verzuimd bijtijds te voldoen, met
het noodlottig gevolg, dat de zware massa
zich begaf en tot puin in de marmeren
gang nederstortte.
Geen oogenblik verloor de heer Brand
zijn zelfbeheersching. Van het beleid en
de voorzichtigheid der werklieden moest
gende zaal, afkomstig uit een huis op de
fleerengracht, is aangebracht geheel op
dezelfde wijze en op dezelfde hoogte als
zij daar gevonden is. Het vertrek zelf is
door den inrichter bestemd geworden, om
ter gelegener tijd te worden herschapen
in een ud-Hollandsche kamer.
De daaropvolgende en laatste betim
mering, die groote verplichting heeft aan
den heer P. van Eeghen, is afkomstig
uit het gebouw van de Ontvang- en
Betaalkas in de Doelenstraat.
Opmerking verdient, dat zij gevonden
is donker-notenhout geschilderd. Na ver
wij dering van eenige later opgebrachte
verflagen, kwam hier evenals onder
de mahoniehoutkleur op de zijkanten van
de traptreden in het trapportaal, het groen
en goud, en onder het geel der balken
om de zoldering, tusschen deze kamer
en het trapportaal gelegen, de groene
tint de paarse kleur als de oor
spronkelijke te voorschijn.
Hiermede meen ik de taak, die ik mij
had opgelegd, te hebben volbracht, ik
bedoel die van hulde- en oprechte dank
betuiging aan mr. J. E. van Someren
Brand, voor het vele goede, schoone en
nuttige, dat hij, in zijn Sophia
AugustaStichting, ons als een rustige erf bezitting
heeft nagelaten.
C. W. H. BAARD.
Trapportaal.
Kamer in Lodewijk XVI-stijl.