De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 18 december pagina 8

18 december 1904 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOB NEDERLAND. No. 1434 Tan Künst-naaliwert in het Mtueum voor Kunstnijverheid te Haarlem, De meerdere belangstelling die de kunst nijverheid in de laatste jaren ondervindt, brengt met zich mede een wederopbloei der verschillende aan versieringakunst verwante technieken, en hieronder bekleedt het naaldwerk een niet geringe plaats. Be borduur kunst, deze naam niet al te beperkt op te vatten, heeft door alle tijden heen steeds min of meer verband gehouden met de heerschende historische stijlen, en we kunnen dan ook het karakter der gothiek, der re naissance, der perioden die hunnen naam ontleenen aan de Fransche Koningen, of welke ook, vi-jj zuiver in de uitingen van het kunstnaaldwerk terugvinden, Geen won der dan ook dat waar geen richting meer te bekennen viel, deze vrouwelijke versieringskunst ook de zonderlingste verrassingen te aanschouwen gaf. En de tijd van geborduurde mopshondjes op pantoffels, van bouquetten op haardkleedjes enz. enz. is nog niet zoo heel verre; maar beter begrip gaat komen en waar dit aanvankelijk van enkele artisten uitgfflg,daar worden thans dedames-handwerkwinkels er reeds meer en meer toe gedwon gen zich betere patronen aan te schaffen, en de verouderde ornamentenschat achterwege te houden. Als een poging om te doen zien wat het kunstnaald werk reeds heden ten dage vermag is de tentoonstelling in Haarlemsen Kunstnjj verbeid-museum in vele opzichten bijzon der interessant en leerzaam. Wel zijn er hier tal van zaken nog waarbij men den tijd en de moeite, waardeert, die er aan besteed is, en die technisch zeer yele goede kwaliteiten vertoonen, doch waarvan ten slotte het re sultaat onbeduidend of zelfs leeljjk te noemen is; maar waar blykbaar zooveel lust en werkkracht aanwezig is, daar mogen we wel verwachten, dat door goede voorbeelden, bij betere leiding, bjj juister begrip en kennis van versiering, ook deze inzendingen een volgende keer tot de uitzonderingen zullen behooren. En goede voorbeelden, die doen zien wat men met borduurwerk bereiken kan, zijn hier reeds zeer vele en van onderscheiden soorten. Nu eens volgt het naaldwerk met groote nauwkeurigheid de omtrekken van een teekening, en richt de wijze van werken zich geheel naar het beloop der lijnen en der in te vullen vakken, dan weer bepaalt de gebezigde steek zelf eenigermate de vorm der versiering, zooals dit bijvoorbeeld met kruissteken het geval is. Het is moeilijk in deze uit te maken wat de meest juiste op vatting is, en men zou geneigd zijn de laatste den voorkeur te geven, als daar niet de Ja panners waren, die met onvergelijkelijke virtuositeit, door het aanwenden van ver schillende borduursteken neven elkander u het goed recht der eerste bewezen. Een der belangrijkste, we mogen gerust zeggen de belangrijkste inzending is die van van mevr. M. W. V. Djjsselhof-Keuchenius. Met kleurige kruisjes op grof Armenische stof zijn de geborduurde kussens en tea-cosy s wonderen van smaak en verdeeling. En dit laatste moet men niet te gering schatten, want niet alleen het versieringsmotief zelf is belangrijk, maar evenzoo de plaats «paar het wordt aangebracht en de grootte en verhouding die het tot het geheel inneemt. Behalve deze kussens en cosys vindt men deze kruissteekversieringen toegepast, in verband met door den heer Dijsselhof ontworpen meubelen, stoelen, voet bankjes, haardschermpje enz., waarmede zij, ook door de kleur een prachtig geheel vor men; we noemen slechts no. 49, of 51 als' een enkel voorbeeld. Dat ook door samengebruiken van batiktechniek en borduurkunst schitterende effecten kunnen bereikt worden, bewezen ons reeds jaren geleden de kamer schilderingen van pijsselhof voor wijlen Dr. Van Hoorn, waarvan hier enkele gedeelten aanwezig zijn, alsmede een proeflap, die waar schijnlijk hieraan voorafging. Waar mevr. Dijsselhof bij het gebruiken van onverdeelde grondstof, lint voor boekenleggers of zijde voor waaierversiering of kamerscherm, vrijer is in hare ontwerpen, daar worden het kleine grasplantjes, vlindertjes, insecten die ons versteld doen staan over haar technische vaardigheid, en over de wijze waarop zij teekening en techniek zoo geheel laat aan-. sluiten. Dit trouwens is de groote moeilijkheid voor hen die teekeningen maken voor bordnurpatronen, zonder volkomen met de werkwjjze vertrouwd te zijn; wat dan ook meestal wel merkbaar is, zelfs hier aan, enkele, overi gens zeer verdienstelijke inzendingen. Mejuffrouw Verwey, die zeer ijvert voor moderne patronen, heeft hier tal van voor beelden door Lebeau, mej. Eijlers, mej. Slot houwer, Dijsselhof e. a. ontworpen, waarbij kleur en stof meestal zeer gelukkig zijn. Het beddespreitje, door Dijsselhof met de Duimelot-historie versierd, is nauw verwant aan het reeds hier vermelde boekje met zijn borduurpatronen. Ook enkele door haar zelf ontworpen teekeningen, waaronder een haard scherm met paauwenveeren, doen aangenaam aan, en wijzen op een zekere strooming, die in versieringskunst merkbaar is. Het is on doenlijk hier alles aan te stippen, wat om de een of andere reden de aandacht zou ver dienen, eerstens zou dan mei-vermelding eenigzins als minderwaardig schijnen, en dan nog zijn er zoo vele voorwerpen, die, al kunnen we ze dan ook niet in alle deelen als geslaagd beschouwen, toch, hetzij in kleur, hetzij in stof, hetzij in wijze van bewerking, goede kwaliteiten vertoonen. Als we dan ook uit ons geheugen nog een enkel voorbeeld aanhalen, dan is het omdat daar vele kwali teiten samenstemden, het tot een goed en fraai geheel te maken, waardoor het ons in herinnering bleef. En Merbij denken we dan allereerst aan de zoo aardige kinder mutsjes van mej. A. Klinkhamer, die beiden, zoowel van vorm als kleur, versiering en wijze van bewerken, al bijzonder gelukkig geslaagd zijn, en prachtige voorbeelden, hoe men, geleid door kunstgevoel, van zoo iets een waarlijk mooi ding kan maken, terwijl tal van dames voor een zelfde doel, tijd, geld, moeite en wat ook over hebbende, het op zjjn hoogst niet verder dan tot een duur uitziend kunnen brengen. Uit mej. Fockema's inzending is mij een vuurscherm bijgebleven, dat bij goede ornamenteele opvatting zeer mooi van kleur was, op een fond van blauw schitterde het orna ment in wit en oranjerood; eenvoudig hierbij is het werk der dames van Reesema en Nierstrasz, dat echter door hare wijze van be werken, door de keuze van stof zich onder scheidt, en daardoor iets persoonlijks heeft. Zoo zouden we voort kunnen gaan, want telkens doemen enkele zaken weer voor ons op, een kussen met een hertje in kruissteek geborduurd, een paar Toorop-achtige appli catie-borduursels, aan Japansch herinnerende goudborduursels enz. enz.; maar deze opsom ming zou meer plaats innemen dan waar over wij heden te beschikken hebben, slechts even willen wij nog melding maken van de, door hare eischen en conventie min of meer op zich zelf staande groep van kerkelijke borduursels, waarvan hier zeer mooie spe cimen in applicatie, kammen en satijnsteek aanwezig zijn, om ten slotte de inzending der Amsterdamsche industrie-school, die een aardig overzicht van den leergang geeft te memoreeren. En moge deze eerste kunstnaaldwerk-tentoonstelling, de commissie zelve zal dit wel toestemmen, verre van volledig zijn, en nog veel bevatten wat bij ernstiger schif ting achterwege gebleven zou zijn, het goede waaruit de komende belangstelling in het borduurwerk blijkt, waaruit de wederopbloei van het kunstnaaldwerk spreekt, het ver dient zoo ten volle onze waardeering, dat we een ieder een bezoek aan deze Haarlemsche tentoonstelling ten zeerste kunnen aanraden. B. W. P. Jr. J. K. HUTSINGA. f Een goed en edel mensen is heengegaan.... Met weemoed hebben ze hem ten grave gebracht, zij die den langen tocht hebben mede gemaakt van het groote huis op de Keizersgracht naar de stille begraafplaats bij Diemerbrug, waar zoo velen uit de oude patriciërs van Amsterdam hun laatste rustplaats vonden. Met weemoed wachtten daar zoo velen, die in zijn leven zich aan hem verbonden hadden gevoeld. Van wee moed legden getuigenis af tranen van vreemden, die men zag druppelen op de zerken, nog vóór hij was gekomen. En toch welk een verschil tusschen deze begrafenis en die van zoo menig ander verdienstelijk burger, aan wiens uitvaart zij hadden deelgenomen en die door hen dan was beschouwd als de apotheose eener schitterend afgesloten loopbaan. Menig grooter man hadden zij met vollen luister naar zijn graf zien dragen en daarbij een gevoel als van tevredenheid, ja bijna van opgewektheid gekend, immers waar die laatste paradetocht zóó zeer zich voordeed als het waardig en het juiste slot eener glansrijke carrière. Misschien was het ge weest, omdat mét die laatste eer, den doode aldus toegebracht, de rekening tusschen hem en de "wereld zoo treffend, zoo schoon en goed vereffend scheen. Hier was het anders. Niets was hier ver effend. Neen het gevoel, waarmede zij huiswaarts keerden, was enkel droefenis bij de gedachte, dat men hem, die nu was heengegaan, bij zijn leven niet mér, niet duidelijker getoond had al den eerbied, al de genegenheid, die men in werkelijkheid hem steeds had toegedragen. Hoe gaarne zouden zij het nu nog eens hem zei ven hebben gezegd. Zwaar drukte pp menig hunner het bewustzijn, dat de tijd daartoe voorbij was... Zoo gingen zij naar huis, weemoedig, als zij gekomen waren, weemoedig, als de regen, die langzaam en gestadig van den hemel daalde. Dat hij rijk was ieder heeft het ge weten, maar hoe weinig van dien rijkdom hij voor zich zelven vroeg slechts aan enkelen is het bekend geworden. Want, terwijl hij met zijn fortuin anderen hulp verleende, nu aan instellingen, <ian aan industrieelen, zoo vaak ook aan de kleinen", aan zoo velen die haar noodig hadden, dikwerf op vorstelijke schaal, ja somtijds op eene wijze, die naar het sprookjesland verplaatste, sloot toch de eenvoud van zijn karakter zooals zijn afkeer van alles, wat naar vertooning zweemde, elk gedruisch naar buiten uit. Alles vond plaats in stilte, zoo groot, dat naar zijn wensch ter nauwernood eene uiting van dank die mocht storen. En moest blijken wat hem niet altijd bespaard is geworden dat degene, dien hij aldus had geholpen, die hulp onwaardig was, dan kon droefenis zich afteekenen op zijn gelaat, waarop de goedheid zetelde ... van wrok of bitterheid viel nooit een schaduw daarop neer. Nooit ook dan niet kwam een koud, een hard, een liefdeloos woord hem over de lippen. Te midden zijner weidsche omgeving bleef hij zelf een toonbeeld van bescheiden eenvoud en terwijl sinds de dagen zijner jeugd zijne maatschappelijke omstandig heden hem drongen naar de voorste rijen der stad zijner geboorte, hem zoo lief, deed zijne zachtaardige bescheidenheid hem voorbij gaan, als ware hij een harer minste burgers geweest. Bescheiden eenvoud, oprechtheid, vergevensgezindheid, trouw en reinheid van karakter zijn, evenmin als goedheid, eigen schappen, die met ridderkruisen of met standbeelden worden beloond. Zij wekken slechts stillen eerbied en liefde... en weemoed bij het scheiden. Een goed en edel mensch is heengegaan ... 10 December 1904. K. HAZELHOFF. UIT DE NATUUR LXXXVL Doelmatigheid bjj den bouw der planten. Wie na mijn vopr-vorig opstel de moeite ge nomen heeft eenige dunne bladeren van ver schillende planten eens goed te bekeken, zal wel opgemerkt hebben, dat de nerven waarvan ik sprak, meestal een regelmatig verloop hebben; hetzij doordat van de middelnerf op bijna geUjke afstanden de vertakkingen uitgaan op de wijze van de graat bij een visch of de haartjes aan de vlag van een veer, hetz\j doordat een aantal bijna even dikke nerven de voortzetting vormen van den bladsteel. Ook kan het zijn, dat de nerven bijna evenwijdig liggen met den mid delnerf of in bogen van den voet tot den top loopen. In al die gevallen staat het hoofdverloop in verband met den vorm van het blad, en wel zoo, dat op doelmatige wijze kleine aderen, die uit de groote ontspringen, tot in alle plekjes en hoekjes van het blad kunnen doordringen. Dat dit noodig is voor den toe- en afvoer van water en daarin opgeloste stoffen, weet ieder al; maar let nu eens op, hoe doelmatig de verspreiding der fijne aderjes is. Als ge een dor of versch blad dicht bij een gloeilicht of tegen de zon houdt en het met een sterke loupe bekijkt, bemerkt ge dat de fijnste vertakkingen alle met elkaar in verbinding staan; al raakt een hoofdweg (als het maar niet al te dicht bij den voet is) verstopt of onklaar, dan nog kan het geheele blad van water voorzien worden door de zijkanalen, die alle met elkaar in verband staan. Ook is het u dan duidelijk, dat een andere nervatuur, bijvoorbeeld een zoodanige, waarbij onder uit den bladsteel een aantal nerven ont sprongen en met eenige schuinopstaande vertakkingen dHSwaaiervormig ongeveer doorliepen tot den rand en den top, niet zoo doelmatig zou zijn. Stel u eens voor, dat er een dwarse scheur in zoo'n blad ontstond, of een wond in de breedte, dan zou immers het gedeelte boven den wond geheel van water- en voedseltoevoer verstoken blijven en dat deel zou moeten afsterven. Nu bestaat er werkelijk nog een boom die zoo'n ondoelmatige nervatuur in de bladeren heeft. Ik zeg met opzet nog. Want het is er een, die als een relekwie te beschouwen is uit een tijd, toen de planten, althans de boomen en hun bladeren, nog niet de graad van ont wikkeling verkregen hadden die ze tegen woordig bezitten. Ik bedoel de Gingko, de merkwaardige boom, waarvan ik verleden jaar al iets heb verteld en die in onze parken en tuinen, ook in Hortus en Artis te zien is. Dat deze boom inderdaad een relict uit voorwereldlijke" tijden is, kan misschien al blijken uit het feit, dat hij nergens op aarde meer werkelijk wild wordt aangetroffen. De Chineezen voor wie het een heilige boom is hebben hem, om reden van relegie, gered van den ondergang en kweeken hem sedert onheuglijken tijd, anders zouden wij hem alleen nog maar kennen uit versteeningen. Want' vroeger dat wil zeggen in den tijd waarvan alleen de steenen tot ons spreken, groeide deze boom, die een verre verwant is van onze naaldboomen, in menigte van de Noordelijke Ijszee tot aan den equator toe. De Chineesche en Japansche teékenaars gebruiken zijn blad en vrucht net zoo gaarne, als wij onze lischdodden en waterlelies; Goethe doelde j op dezen boom in zijn beroemd gedicht: Dieses Baums Blatt, der von Osten Meinem Garten anvertraut, Giebt geheimen Sinn zu kosten, Wie's den Wissenden erbaut. Ist es ein lebendig Wezen Das sich in sichselbst getreunt ? Sind es zwei, die sich erlesen, Dasmann sie als Eines kennt? Solche Prage zu erwidern Finnd ich wohl den rechten Sinn; Fühlst du nicht in meinen Liedern Dasz ich einst und doppelt bin?" Behalve tot dichterlijke ontboezemingen heeft dit blad door zijn, ik zou wel willen Ginkoblad met een insnijding en een gaatje; het daarboven liggende deel (donker gekleurd) vergaat. zeggen ouderwetsche nervatuur, aanleiding tot een interessante proefneming, die meteen de '?Eigen Haard"' JVIeubeleö, x x x « « « « Tapijten. Inrichten van geheele huizen. Prijscourant op aanvraag. X X Levering franco. X X Spuistraat 171, hoek Paleisstraat, ET-L ?3lefoon 6140. X Amsterdam. doelmatigheid van de gewone verspreiding der aderen aantoont. Knipt men zoo'n Gingko-blad, liefst een jong blad, dat nog groeien moet, een eindje dwars in, dan duurt het niet lang of de gevolgen van de verwonding vertoonen zich, het gedeelte van het blad boven de knipwond gelegen, wordt bleekgroen daarna geel en gaat ten slotte verdrogen; de oorzaak ervan is in het voorgaande al gegeven, de nerven die niet door zijadertjes met elkaar in verband staan, kunnen het water niet verder voeren dan tot de inknipping; aan Seringeblad. De insnijding en het gaatje doen geen kwaad; de daarboven [liggende deelen blijven gezond. al wat daarboven ligt is de toevoer afgesneden. Past men ter controle op een jong blad van een anderen boom of struik de zelfde behandeling toe, dan blijkt de verwonding weinig of geen invloed te hebben op het daarboven gelegen deel van het blad. Op zijn hoogst blijft dat gedeelte iets achter in zijn groei, zooals op de figuur duidelyk te zien is, door dien het zijn voedsel uit de tweede hand krijgt, maar verrotten of verdrogen doet het niet licht; al te ver mag de insnijding bij beide bladeren niet gaan. Ook een gaatje in een Gingko-blad geprikt veroorzaakt na korten tyd een gele vlek, niet rondom maar boven het gaatje. Dat is, ook zonder opzettelijke proefneming, dikwijls bij Gingko-bladeren te zien. Wat de Gingko-bladeren door hun waaier nerven ook missen en de meeste bladeren van onze loof boomen mooi vertoonen, dat is het stelsel van gootjes aan de bovenvlakte der bladeren. Aan de onderzijde liggen de nerven hoog op, aan de bovenkant zinken ze diep in, daardoor ontstaat het net van geultjes, die van dienst zijn bij het afvoeren overtollig hemelwater. Alleen bij hooge uitzonderingen nemen de bladeren regen water aan hun oppervlakte op en hoe spoediger het afgevoerd is, hoe beter. Meestal buigt het blad iets of wat schuin naar buiten neer onder den druk van 't water en nu vloeit langs al de gootjes het water snel af. Bij vele planten ligt er een waslaag op de bovenvlakte die 't water bij het vallen weert; let maar eens op, als ge uw akeleien of ge broken-hartjes begiet; daar vindt ge ook geen duidelijke geultjes; bij andere wordt 't afvloeien nog bevorderd door een spitsen, eenigszings neergebogen of slappen top, waar zich de afvallende drop heeft gevormd; zooals bij onze linden. Enkele planten, die in streken groeien, waar ze aan langdurige en hevige regens zijn blootgesteld, bezitten hiertoe een bijzonder lange en slappe spitse punt, die in de plantkunde als droppelpunt bekend staat. Hoe die droppelpunten van al de bladeren samenwerken om in korten tijd de kroon te ontlasten van het overtollige hemelwater is heel goed te zien bij een alleenstaande linde op zandigen bodem. Kort na de bui valt er een water-gordijn van de onderste wijduitstaande bladeren; op een afstand lijkt het een oogenblik wel het doek van een gesloten draaimolen. Dit komt doordat de bladeren en bladergroepen zoo aan de twijgen zitten, dat het bovenste een afdak vormt boven het daaronder Tentoonstelling Schilderijen, Aquarellen en Teekeningen van den Kunstschilder in de Kunstzalen van J. J. B l E Stijft G, MOLENSTRAAT 65, 65« en 67,Vs-GBAVENHAGE. MEUBEL-BAZAR, Singel 263-283, t>U de PRIJS ?7. Kantoor-Meubelen J. MEIJERINK MEIJER. Tnlefooa ??O8. enz. Laat Uwe woning inrichten *«, Nieuwe ontwerpen. Smaakvolle ensembles. Zeer billijke noteering. Foto's en Prijscouranten en Begrootingen gratis. Plaatsing door eigen personeel onder volledige garantie. Vele attesten. AmSTERDAffl AARDEWERK Eh TEGELS FAIENCE EN TEGEL FABRIEK hOLLAND NAAML-VENN-CEV-TE UTRECHT Houtsnijwerk van TJIPKE VISSER tentoongesteld in ROKIN120, AMSTERDAM MEUBELEN T A P U T E N-si METAALWAREN AARDEWERK T LANDRÉ-AMSTERDAM REGULIERSGR ACHT- 48

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl